In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820
(1993)–Luc Korpel– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 4
[pagina 96]
| |
19
| |
[pagina 97]
| |
vertalen, vermoord; neen! men pleegt alleen eene rovery omtrent zynen rykdom; maar de geen, die hem in slechte, of middenmatige, rymen overzet, kan gezegd worden een' dichterlyken moord te hebben begaan. Wat moet toch het oogmerk van alle vertaling wezen? De geenen, die een' schryver in zyne moedertaal niet lezen kunnen, hem in de hunne te doen verstaan; doch bereikt men dit doel door vergezochte, verdraaide, en duistersaamgeflanste bewoordingen, in stootend rym? Geenszins! de lezer walgt van het boek, reeds by de eerste bladzyde, en smyt het neder om het nooit weêr op te rapen; dan, geef hem van hetzelfde werk eene kiesgeschreven en gemakkelyke prozavertaling: hy zal het verlies der vaerzen bejammeren, doch hy zal tevens zich verlustigen met het boek, zó als hy hetzelve heeft. Is de welsprekende Fransche overzetting in onrym van den GERMANICUS, van mevr. VAN MERKEN, niet een zeer verdienstelyk werk, en onëindig hooger te schatten dan eene gewrongen overzetting van het zelfde dichtstuk, in middenmatige vaerzen, zoude zyn geweest?Ga naar eind105 Zeker geef ik verre de voorkeur, boven het proza, aan eene fraaije dichterlyke overzetting van eenig belangryk dichtwerk, gelyk, by voorbeeld, DE KRYGSKUNST, van den koning van Pruissen, door den heer DOORNIK zó voortreffelyk uit Fransche in Nederduitsche vaerzen overgebragt,Ga naar eind106 welk stuk ik niet schroom het meester- /(173) stuk van alle dichterlyke vertalingen te noemen. Wat al fraaije vaerzen herïnner ik my gestadig uit dat werk! De aanhef alléén is genoeg om den leeslust verder aan te spooren, [.../(174)...]: alle zwarigheden zyn in dit stukje overwonnen, alle schoonheden daarïn saamgevoegd, en wie eenige kunde van de talen heeft bemerkt genoeg dat dit een der moeijelykste brokken om over te zetten is geweest; het geheele werk is zodanig, en wy zullen eerlang op dit onderwerp te rug komen. [.../(179-82)...] Om nu noch eens tot myn onderwerp, namelyk het dichterlyk vertalen, weder te keeren, ziet men niet, uit de aangehaalde overzetting [nl. Doorniks De Krygskunst], dat 'er voor het ware kunstvermogen niets onmogelyk is, en dat men zich nimmer kan verschoonen van gewrongen en stramme vertaalde vaerzen te leveren? Wat kan moeijelyker zyn dan een leerdicht, en wel inzonderheid DE KRYGSKUNST, over te zetten? En dan DE DICHTKUNST, van BOILEAU, door GOBELS vertaald?Ga naar eind107 Is dit, hoe moeijelyk ook, niet mede een zeer verdienstelyk werk? Wanneer men zulke dichterlyke overzettingen, alsöok den TELEMACHUS, van FEITAMA,Ga naar eind108 leest, moet ons byna den moed ontzinken van immer, in dat kunstvak, de handen aan het werk te slaan .... Wat zeg ik! men moet veelëer die kunstenaren tot voorbeelden nemen, en, door edelen nayver aan- /(183) gespoord, hen trachten te evenären, of ten minste te gelyken; en noch eens, men moet bedenken dat, uit welk en in welk eene taal men overzet, men nimmer de natie, waarvoor men schryft, behagelyk zal zyn, dan door ongedwongen in zyne uitdrukkingen en los en vloeibaar in zyne vaerzen te wezen. |
|