In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820
(1993)–Luc Korpel– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 4
[pagina 94]
| |
18
| |
[pagina 95]
| |
nen. Vondels prosa, zo wel als veele Engelsche, Fransche en Hoogduitsche vertalingen doorgelopen hebbende, begaf ik my daarna telkens niet eer tot het overbrengen eener Ode in dichtmaat, dan wanneer deszelfs inhoud, zo in 't algemeen als in deszelfs byzonderheden, my klaar genoeg voorkwam, dan eerst meende ik bedacht te moeten zyn, om, zo veel my mogelyk was, even het zelfde te zeggen, niet in letterlyke uitdrukkingen, maar in zulken, welken onze dichters gewoon zyn voor zoda- /(v) nige zaaken te bezigen, en wel, indien het my gelukken mogt, op eene wyze, die geen stramheid zou doen blyken, welke somwyl vertalingen weleens pleeg aan te kleeven. Nimmer stelde ik vooraf eene maat vast, waar ik deze of gene Ode dacht te brengen, schoon ik die wel over 't algemeen beredeneerde als naar elk onderwerp geschikt te moeten zyn, 't zy vrolyk of ernstig, staatig en deftig, of los en gemeenzaam; maar dan ook liet ik den verderen loop aan de uitdrukkingen, welken my voor den geest kwamen, vry, als meest bekwaam om deze of gene trekken, daar 't op aan kwam, met juistheid over te brengen; waarna het minder schitterende van zodanig eene Ode zich dan verder schikken moest; dikwils ben ik midden in, somtyds aan 't einde, eener Ode, by die plaatsen begonnen, in welken men het meest wenscht gelukkig te zullen slaagen, dewyl ongedwongenheid en welluidendheid vooral de eigenschappen zyn die men in vertolkingen der begunstigde trekken van eenen Lierzang gaarne ontmoet. Om deze reden is het, dat men welligt eenige meerdere vryheid en afwyking van den strikten zin hier en daar zal willen billyken, begrypende dat het somwyl noodzakelyk is, uit hoofde der verschillende eigen- /(vi) schappen der taalen, dat men eene andere wending neeme dan in 't oorsprongkelyke voorkomt, of woorden en spreekwyzen bezige, waaraan wy meer gewoon zyn, en die voor ons gehoor bevalligst klinken; ten dezen opzigte meen ik, dat men in 't oog dient ten houden het gene François Noël (de Fransche overzetter van Catullus) in zyn Discours Preliminaire zich dus zegt voorgesteld te hebben: ‘J'ai cherché à tenir un juste milieu entre la fidelité servile, qui est une véritable infidelité, et la paraphrase qui eteint la genie de l'original.’Ga naar eind103 Daar men echter over het algemeen de kracht van een oorsprongkelyk werk zelden kan behouden, dan door eene kortheid, die zich zo ongedwongen als wel gepast moet opdoen, heb ik getracht my dezelve eigen te maaken, echter, naarmaate van de onderwerpen, niet schroomende nu en dan iets van dezelve op te offeren, 't zy aan de noodige klaarheid of aan zekeren dichterlyken zwier, die vooral aan sommige Lierzangen in eenen luchtigen trant of eene geestige luim gedicht, het bevallige dient by te zetten; 't is bekend dat men zich in 't Latyn korter dan in onze taal uitdrukt; dus zal men mogelyk zich niet verwonderen dat myne overzetting van omtrent 3500 oorsprongkelyke /(vii) dichtregels tot een aantal van omtrent 4000 Hollandsche is aangegroeid. [...] |
|