In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820
(1993)–Luc Korpel– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 4
[pagina 62]
| |
11
| |
[pagina 63]
| |
der woorden, van overvloed van sieraden, die de Rederijkkunst behelst; van kracht om iets te ontvouwen, en gelegenheid van door het naarvolgen der besten dezelven de kunst aftezien. Waar bij komt dat het geen den leezenden voor bij de oogen geschooten was, den vertaalenden niet ontschieten kan; wordende hier door te gelijk begrip en oordeel verkreegen.Ga naar eind69 - Dit getuigenis voor onze stelling moogen wij voor volkoomen beweezen houden, daar wij de betrachting dier lesse bij alle onze en ook bij de vreemde Dichters beweezen zien. De optelling van deeze zoude een zeer lastige en moeilijke taak zijn, en daaröm willen wij liever ons werk maaken van aan te toonen wat een Jongeling, als hij vertaalen wil, in het oog moet houden; zullende wij vervolgens over de Naarvolging afzonderlijk spreeken. In de eerste plaats is het zeker dat hij eenige merklijke vorderingen zo in zijne Moedertaale als in die waar uit hij wil overzetten, moet gemaakt hebben. Hij dient zo wel de phrasiologie, als etymologie en syntaxis van beiden te verstaan, zal hij geen gevaar /(257) loopen zich zomtijds deerlijk te vergissen, of volstrekt de eene taal te spreeken met de woorden van de andere, dat is bij voorbeeld zo als men zegt Fransch-Neêrduitsch. Ten tweeden moet hij zeer omzichtig zijn, in de keuze van den Aucteur uit wien hij wil vertaalen: want een' beroemd' man kiezende, zullen de denkbeelden, welke hij daar van overërft, ook altoos goed, en aan het onderwerp eigenäartig zijn; - daar hij in tegendeel een' gemeen' Schrijver neemende, ook niet dan gemeene denkbeelden zal aantreffen. Nog is het hem noodig te letten, of het onderwerp dat hij verkiest, schoon van een' grooten Meester zijnde, wel naar de kunstregelen, die wij altoos willen dat met het gezond verstand gepaard gaan, is behandeld. Het gebeurt niet zelden, dat groote Meesters dit aanzien als de schorse, en zich maar toeleggen op het wel uitvoeren hunner beelden met betrekking tot het Caracteristicq. - SHAKESPEARE, bij voorbeeld, kan hier voor allen getuigen. Wij kunnen dit in groote Meesters, als origineel zijnde, overzien. - Maar van den Aankomeling, die vertaalt, wil zich dit niet gunstig voordraagen. Ook zal hij voor zich zelf beter doen naar geregelde stukken te ver- /(258) taalen, om dat hij dan natuurlijk het regelmaatige meer inzuigt; en om het zelve overäl, bijzonder in stukken van eenigen omslag, te behouden, eischt geene geringe oplettendheid, en is een aanmerklijk deel der Kunste. Als hij nu dus gewapend zich nederzet, zal hij, als Vertaaler, wel altoos best doen de strikte letter van zijnen voorganger te volgen; dewijl hij dan, der keuze uitgezondert, geheel onveräntwoordelijk is. - Maar daar wij hem aanmerken als vertaalende, zo niet eenig, althans meestendeel om zijne gedachten te verrijken en uit te breiden, de manier van schilderen af te zien, te leeren wat best op den voorgrond, wat in 't verschiet geplaatst dient; in één woord, meer om zich zelfs wille, dan om deezen of dien Aucteur te verëeren, en deszelfs werk zijn Vaderland mede te deelen; zo dunkt ons heeft hij de vrijheid wel, om wat meer los, wat ongegêneerder, gelijk men het noemt, in zijne vertaaling te werk te gaan, en daartusschen iets van het zijne te brengen, 't geen hem welvoegelijk | |
[pagina 64]
| |
dunkt; doch zo, dat zulks niet afsteeke als lappen van verschillende kleur op één kleed; neen, 't moet 'er ingeweeven worden, dat men als 't ware den naad niet vinden kan. /(259) Om verdienstelijk vertaalen te leeren, zal het hem van geen gering nut zijn, de werken van den beroemden FEITAMA, en anderen, tegens hunne origineelen te vergelijken; daar door zal hij leeren, waar hunne voorgangers sterker waren, ook zomtijds waar zij die in kragt van uitdrukking voorbij streefden. Dus zich een tijd lang geoeffend hebbende, en voelende dat zijne kragten klimmen, mag hij zich ook wel der leiband ontrukken, en beproeven om met voorzichtigheid alleen te loopen; want nu aanstonds eene steilte te willen beklauwteren, spreekt van zelve dat nog boven zijne kragten zoude zijn, en met dit voorzichtig alleen loopen, bedoelen wij de Naarvolging, tot welke te behandelen wij nu overgaan. Niet zeldzaam vinden wij onder de stukken van onze Dichters geschreeven, het Fransch enz. naargevolgd, waar voor wij meest al liever zouden leezen, vrije vertaaling. Naarvolgen is bij ons geheel iets anders. - Om door geene drooge definitie lastig te zijn, zullen wij door voorbeelden toonen wat wij voor Naarvolging achten. /(260) Alle de keurige Fabelen van den grooten zoetvloeienden ROTGANS houden wij voor uitmuntende Naarvolgingen van de meesterstukken uit de Herschepping van OVIDIUS, [...] 't zijn alle de geschiedenissen van NASO, dezelfde beelden, maar van een ander coloriet, van een ander licht en bruin, en met dat alles niet minder fraai. - Dit noemen wij Naarvolgen. [.../(261)...] Men begrijpt ligtelijk dat, zo wel als tot de Vertaaling de kennis der beide taalen verëischt wordt, en het noodig is om een beroemd origineel te kiezen, zulks ook bij den Naarvolger noodzaaklijk is, als hij van een' vreemden Dichter gebruik wil maaken. - De Vertaaler moet van zijnen voorganger doordrongen zijn, maar de Naarvolger nog meer; om dat hij, schoon de stoffen bij zijnen Auteur wel vindende, echter daar uit zelf, met genie, een nieuw geheel moet scheppen. - Minder behoeft hij zich te bekreunen of het origineel regelmaatig is, [...] dewijl het regelmaatige in deezen alleen van zijn bestuur afhangt. Hier in moet zijne eigene voornaame kragt bestaan, en hij staat, dit wel weetende te bestuuren, op eene trede na op den trap der eigenvinding [...]. Zie daar de hoofdtrekken noodig tot Vertaalen en Naarvolgen, als de beste aanleidingen voor een' /(262) jong Dichter, om spoedig groote vorderingen te maaken; ja onëindig beter, dan, 't geen veele eerstelingen nog al doen, allerlei gelegenheids-versen, op Geboorten, Huwlijken en Sterfgevallen op te zaagen. [...] |
|