In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820
(1993)–Luc Korpel– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 4
[pagina 55]
| |
9
| |
[pagina 56]
| |
len, toonen dat zy in 't geheel geen denkbeeld hebben van de waare navolging in de dichtkunde. De waare navolging verschilt zeer veel van het copieeren en uitschryven; het laatste is een teeken van eenen laagen en armoedigen, het eerste van eenen verhevenen en ryken /(165) geest; de waare navolging weet altyd haar onderwerp zodaanig op te sieren en te verfraaijen met dat schoon, 't welk men by anderen gevonden heeft, dat wanneer men het oorsprongkelyke met het nagevolgde vergelykt, men in twyfel staat, waar aan men den voorrang geeven zal; 't zyn schoone zusters, welker begaafdheden, hoewel onderscheiden, zo voortreffelyk zyn, dat men niet weet wie men van die schoone zusters de schoonste noemen zal. Het zeggen van QUINCTILIANUSGa naar voetnoota is allerzekerst. ‘Een eenvoudige navolging voldoet geenszins, om dat het een bewys is van een traag vernuft, zich te vreden te houden met die dingen, welke van anderen uitgevonden zyn’,Ga naar eind54 maar wanneer die uitvindingen van anderen in een andere taal overgebragt, op andere zeden toepasselyk gemaakt, eene gantsch verschillende en na de omstandigheden volmaakt geschikte gedaante ontvangen, dan moet die navolging voldoen. Wy worden door zulk navolgen allengskens opgeleid tot grootere volmaaktheden. De fraaije gedachten en uitneemende schilderyen der Ouden, veelal uit de ee[n]voudige natuur ontleend, treffen onze verbeelding; wy maaken daar een nuttig en wys gebruik van, en worden dus allengskens bekwaam gemaakt, om uit die zelve natuur nieuwe schoonheden te trekken, aan welke wy zonder die eerste navolging nimmer zouden gedacht hebben. Wy worden inderdaad oorsprongkelyke Dichters, geheel onderscheiden van die, welke HORATIUS servum pecus noemt;Ga naar eind55 die woord voor woord overzetten en /(166) de denkbeelden van anderen, zo als die zyn, uitschryven en vertaalen, op welken past het zeggen van een groot Engelsch Dichter, to creep servilely after the sense of some other: als een slaaf kruipen volgens de gedachten van sommige anderen.Ga naar eind56 De waare navolging, waar van uitmuntende Dichters zich altoos bediend hebben, is verheven en geheel en al vreemd van al wat laag of slaafachtig is; zy is het, die ons tot de uitvinding als van zelven brengt. Men zie slechts hoe VIRGILIUS menigmaal in het vertaalen en navolgen van zynen meester HOMERUS hem de loef heeft afgestoken, of ten minsten wanneer hy de zelve zaaken verhandelt en zy dan met elkander vergeleken worden, de overwinning zeer twyfelachtig maakt. Veele geleerde mannen hebben zich bevlytigd om zodaanig eene vergelyking ons mede te deelen, waar in men dan aan deeze dan aan gene de overwinning toekent; en dit is het waare navolgen, wanneer men door het wys gebruik, het welk men van eens anders uitvindingen weet te maaken, zelf in zyn eigene taal oorsprongkelyk blyft. [... /(167) ...] Het komt derhalven 'er maar op aan, of de navolging verstandig is ingericht, of men met het navolgen zelve blyken geeft, dat men de werken van groote Dichters met smaak en oordeel leest, of men onderscheiding weet te gebruiken dat men niet de zaaken met de uitdrukkingen, zo als die van anderen zyn voorgestelt, blootelyk overneeme, maar dat dan eens een enkel woord, dan | |
[pagina 57]
| |
eens een enkele gedachte van een ander ons onder het werken diene, om die denkbeelden, waarmede wy zelf vervuld zyn, te ontwikkelen en luisterryk te doen voorkomen. [.../(168-69)] Het zou dus, welk een dichtvermogen men ook van natuure bezitten mag, een buitenspoorige en belagchelyke verwaandheid zyn, voor te geeven, op zyne eigene wieken te willen dryven, en de voordeelen niet te erkennen, welke men uit goede voorbeelden trekken kan. De beste Grieksche en Latynsche Dichters worden van ons als de fraaiste modellen ter navolging aangeprezen, om dat wy in hunne schriften de kunst tot de meeste volmaaktheid zien gebragt; zyn wy genegen om ons aan zulk eene oefening over te geeven, dan moet men wel in acht neemen, dat de navolging van die schryvers, gelyk wy reeds met een woord hebben aangemerkt, geenszins slaafachtig, maar vry moet zyn, Het is niet genoeg, dat ik hier en daar een uitmuntende brok uit de werken der Ouden weet in myn dichtstuk te voegen, want dan gebeurt hier het geen HORATIUSGa naar voetnootb in een ander geval bybrengt:
Purpureus, late qui splendeat, unus et alter
Adsuitur pannus.Ga naar eind57
't welk HUYDECOPER navolgt: Een kakelbonten lap, die vinnig af zal steeken.Ga naar eind58
Men moet, gelyk men van TASSO getuigt, zyn bloed en sappen, om zo te spreeken, met de schoonheden der Ouden doordrongen hebben. Men moet door eene geduurige beoefening van hunne schriften reeds zo verre gevorderd /(170) zyn, dat men zyne eigene gedachten en vindingen by de hunne kan plaatsen, en dat die beiden niet te onderscheiden zyn. [.../(171-220)...] Menigmaal heb ik my verwonderd, daar onze eeuw zo vruchtbaar is in vertaalingen, waarom men niet sommige stukken, vooral die der Grieken, in onze taale heeft overgebragt. Men leest de zelve genoegzaam in alle uitheemsche taalen; maar de Nederlanders zyn in dit stuk zeer ten achteren. De Oedipus van Sophocles, onlangs door den Heer BILDERDYK uitgegeeven,Ga naar eind59 heeft echter veel roem verworven. Waarom ook geen andere stukken van deeze soort door een bekwaame hand in 't Nederduitsch gebragt; geenszins, nochtans, om dat ik het oorsprongkelyke na diergelyke vertaalingen wil beoordeeld hebben, dit zy verre; maar om dat ik denk, dat Nederlandsche Dichters, welke de oorsprongkelyke schryvers niet leezen kunnen, en echter veel natuurlyk vernuft bezitten, uit zulke vertaalingen ongemeen veel nut en voordeel zouden kunnen trekken, gelyk | |
[pagina 58]
| |
VONDEL met het vertaalen van VIRGILIUS, hoe gebreklyk ook, in de daad verworven heeft. [...] |
|