In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820
(1993)–Luc Korpel– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 4
[pagina 53]
| |
8
| |
Aan my zelven.WAT zal ik tot de zulken zeggen, die zich genegen toonen om dit werkje te leezen? En evenwel een boek dient zoo wel zyn voorbericht te hebben, als een krygsman zyn' degen! Koom: ik zal zeggen, dat myne vrienden, dat kunstkenners my aangeraaden hebben om dit werkje te vertaalen en in het licht te geeven. Dan, als ik 't wel bedenk, wat belang heeft het algemeen daarby? Dat dit werkje vertaald is, en by den Boekverkooper van ieder bekoomen kan worden, zullen de Nieuwspapieren wel openbaar maaken. Of nu myne vrienden of myne vyanden, of kundige of onkundige menschen my /(iv) hier toe aangespoord hebben, doet dit wel veel ter zaake? Was het werkje waardig om vertaald te worden? Deeze vraag is van meer gewigt. Doch schoon ik ja denk, wat invloed maakt myn gevoelen op de gedachten van anderen? Ik heb zoo veel gezags in de geleerde weereld niet, dat een ander deezen arbeid om myn oordeel zou behoeven te pryzen. De schryver van dit stukje zou 'er ook weinig eer van hebben, dat ik hem een hoogdraavende lofspraak gaf. Maakt het VONDEL wel roemwaardiger, dat hy door een' schamelen Bruiloftrymer by HOMERUS vergeleeken wordt? Neen. Zal het pryzen wat beteekenen, het moet door groote mannen geschieden. Ik zal dan liever zeggen, dat ik het uit enkele zucht tot de bevordering der fraaje kunsten gedaan heb, en dat geen eigenbaat my bezield heeft. Doch, /(v) wat raakt het den Leezer, en wat doet het tot de waarde van een werk, of de schryver, vertaaler, of uitgeever geld voor zyne moeite genooten hebbe ja, dan neen? Zyn dan alleen die boeken goed, waar van de schryvers of vertaalers zelven de onkosten van hun papier, pennen, inkt enz. betaald hebben? Schynt het ook niet wat verwaand te zyn, zelf in 't openbaar en ongevergd te zeggen, dat men iets uit enkele zucht tot de fraaje kunsten gedaan hebbe? Denkt de mensch altyd wel zoo zuiver, zoo edelmoedig? Is niet veeltyds de hoop op eer vry sterk in onze bedoelingen gemengd? Wat anders dan. Ik had lust om my in den Nederduitschen schryfstyl te | |
[pagina 54]
| |
oeffenen, en teffens myne kundigheden in de Fransche taal te onderhouden. Zal hier wel iemand aan twyf- /(vi) felen, die een oog op dit werkje slaat? Wat belang heeft een leezer daarin? Neen, deeze rede is mede niet gewigtig genoeg om 'er de plaats van een voorbericht meê te vullen. Eindelyk. Ik zal zeggen, dat ik verschooning verzoek voor al de gebreken deezer vertaaling en voor de drukfouten. Zal een leezer dan gelooven, dat ik deeze vertaaling zoo gebrekkig reken, en evenwel dwaas genoeg zou zyn om ze in het licht te geeven? Zal hy niet met rede kunnen zeggen, wat behoef ik den vertaaler, (of moet ik zeggen, Navolger? Want de vertaaling is zoo letterlyk niet uitgevoerd, of ik heb hier en daar tot meerdere duidelykheid een verschillende spreekwys gebruikt) te verschoonen? Hy had eene vertaaling, die hy zelf als zeer onvolmaakt erkent, niet behooren uit- /(vii) tegeeven. Waarom zyne misslagen met behulp van verstandiger lieden niet eerst verbeterd? En oordeelt hy, dat zyne vertaaling goed is, dan is het een hoogmoedige needrigheid en een bespottelyke gemaaktheid, ons om verschooning te verzoeken. Wat de drukfouten belangt, kan ik daar ook wel veel van zeggen? Men moet immers in een zaak, die zoo algemeen is, (wie heeft toch ooit een boek zonder drukfouten gezien?) aan de heusheid van hem, wien men zelf met den eernaam van BESCHEIDEN LEEZER begunstigt, zoo. sterk niet wantrouwen. 't Is zoo, En dewyl dus al deeze ontwerpen vervallen, weet ik geen andere stof tot myn voorbericht te vinden, dan alléén, dat ik zeggen zal den leezer niets te melden te hebben, of ik moest hem 'er ook nog by toewen- /(viii) schen, (en hier in zie ik zoo min als een ander gewigtige zwaarigheeden) dat hy dat vermaak onder en na het leezen mogt genieten, 't welk ik in de vertaaling van dit stukje genooten heb. |
|