In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820
(1993)–Luc Korpel– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 4
[pagina 39]
| |
4
| |
[pagina 40]
| |
voorkomen, zo geheel van tyd, taal, land en andere omstandigheden afhangende, dat geen konst van een' Vertaaler alle die zwaarigheden kan te boven komen. Voeg hier nog by het verbaazend onderscheid om een en de zelfde gedachte in rym of in prose voor te stellen, en dat, hoe bekwaam de Vertaaler in prose ook zyn mooge, echter in de oorsprongkelyke vaerzen bevalligheden gevonden worden, die voor hem, hoe poëetisch zyn styl ook wezen mooge, volstrekt onnavolgelyk zyn. En wat betreft om dit Werk in vaerzen te vertaalen, dit schynt ons genoegzaam onmogelyk, en wy twyfelen niet of de /(xxxv) meesten, die het van naby leeren kennen, zullen 'er op de zelfde wyze over oordeelen. Volgens het gevoelen van den vernuftigen Spanjaard MICHIEL DE CERVANTES worden de Dichters in een prose vertaaling, gelyk de figuuren in een geweeven tapyt, aan de verkeerde zyde gezien. VOLTAIRE zegt dat de Dichters door vertaalingen te willen kennen, het zelfde zou zyn als of men het koloriet van een schilderstuk in een prent wilde gewaar worden. Deeze gelykenis is niet juist. Men kan zekerlyk uit een prent, ten minsten over het licht en bruin, de hoofdzaak van het koloriet, hoewel niet zo zeker over de verscheide tinten der verwen, oordeelen. DACIER vergeleek derhalven, onzes oordeels, de welvertaalde Dichtstukken het beste by schilderyen welke zuiver zyn van omtrek en wel overéénstemmende in de partyen, doch waarvan de kleuren niet in volle kracht en den sterksten gloed voorkomen; het geen ook de reden is dat stukken van dien aart meerder aan kenners dan het algemeen behaagen. Ik voor my, die in myn vertaaling voornaamelyk getracht heb den byzonderen styl van mynen Schryver te bewaaren, en, zo veel mogelyk, door welluidendheid het gemis van afgemeeten vaerzen te vergoeden, ik durf ook, in vergelding voor deeze pooging, verwachten dat men de stoutheid van eenige uitdrukkingen in zulk een poëetisch prose te eerder zal dulden. En, /(xxxvi) om hier geen uitvoeriger vergelyking tusschen een vertaaling in vaerzen en in prose te maaken, zal ik alleenlyk aanmerken, hoe het dikwerf onmogelyk is, wegens de tyranny van het rym, den juisten zin van het oorsprongkelyke wel uit te drukken, en dat, uit dien hoofde, in een goede prose vertaaling het verlies voor de ooren door de winst voor het verstand rykelyk word opgewogen. Wy vleijen ons dat men, na diergelyke overweegingen en een genoegzaame bevatting van de onöverkomelyke zwarigheden in werken van zulk een byzondere natuur, ook onze begaane misslagen met eenige toegeevendheid zal beschouwen. En waarom zouden wy ons hiermede niet mogen vleijen, daar wy overtuigd zyn van onzen kant alles wat in ons vermogen was te hebben aangewend? Wy zouden ook onvergeefelyk gehandeld hebben, indien wy niet van alle hulpmiddelen, welken binnen ons bereik waren, gebruik hadden gemaakt. Het eerste dat hierömtrent in aanmerking kwam, was de verscheide Vertaalingen van dit Werk [...] te raadplegen. Zonder echter iets /(xxxvii) ten nadeele dier Vertaalingen in het byzonder aan te merken, kan ik my niet genoeg beklaagen over /(xxxviii) het geringe voordeel, het geen ik hierüit heb konnen trekken; doch met zo veel te grooter genoegen en dankbaarheid herïnner ik my de daadelyke hulp en ondersteuning van verscheide braave Voorstanders van deugd en weetenschap, | |
[pagina 41]
| |
Vrienden, wier naamen ik verzwygen moet, om my-zelven aan geene laakbaare hovaardy schuldig te maaken, en wier karakter en verkiezing door zulk eene verzwyging het krachtigste geprezen word. En dewyl /(xxxix) ik, door ondervinding, overtuigd ben hoe veel de verscheide bevattingen van schrandere vernuften ter opheldering van diergelyke zaaken konnen bybrengen, verzoek ik ieder oplettenden Leezer, op het allervriendelykste, my met zyne aanmerkingen en verbeteringen te willen verëeren; hem verzekerende dat ik daarvan voor my-zelven, en, indien dit Werk verdienen mogt in het vervolg herdrukt te worden, ook voor het algemeen, onpartydig en met dankbaarheid gebruik zal maaken. [... /(xl-xlii)...] In alle taalen ontmoet men zodanige woorden en uitdrukkingen, welken onmogelyk in eenige andere taal letterlyk konnen worden overgebragt. Het behoort echter tot de pligt van een' getrouw' Vertaaler, zynen Leezer de eigenlyke en juiste denkbeelden van zynen Schryver over te leveren, en dit noodzaakt hem dikwerf geheel anders als zyn Schryver te spreeken, om den Leezer juist als hem te doen denken; doch het is niet minder zyn pligt van zyn gebruikte vryheid ten deezen opzichte reden te geeven, immers dezelve aan te wyzen, en dit hebben wy mede in onze Aanmerkingen in acht genomen. [...] |
|