| |
| |
| |
3
Ontwerp van een nieuw op te rechten kunstgenoodschap van
toneel-spel-vertaling-makers. Onder de zinspreuk ‘Chrusea
chalkeioon, hekatomboi enneaboioon’. Utrecht, Spruyt en
Schoonhoven; etc., [1766]. 28 pp.
Dit ‘Ontwerp’ is volgens de tekst zelf van de
hand van een in Utrecht woonachtig auteur.Ga naar eind30 Het hekelt de
vertaalopvattingen en praktijk van het genootschap Nil Volentibus
ArduumGa naar eind31 en dan
met name van toneelvertaler N.W. opden Hooff, die op 8 october 1765, net voor de
publikatie van dit hekelschrift, overleed. Opden Hooff vertaalde vooral Frans
toneel, waaronder veel stukken van Voltaire. Zijn vertaling van Voltaires Orphelin de la Chine uit 1765 moet het in deze tekst - in het
weggelaten gedeelte - in het bijzonder ontgelden. Aan het eind van het
‘Ontwerp’ wordt vermeld dat men zich voor het op te
richten genootschap op kan geven bij boekverkoper Broedelet te Utrecht - en
Justiniani te Napels! - en dat na 1 februari 1766 bekend zal worden gemaakt of
de oprichting al dan niet doorgaat. Het motto van het genootschap, ontleend aan
de Ilias, verheft het verminderen van de waarde van een tekst
door de vertaling tot lijfspreuk.Ga naar eind32
[.../(2)...]
Het is alleen aan deezen gelukkiger en verlichter Eeuw [...] gegeeven, zich te
kunnen beroemen, dat zy Vertalers voortgebragt hebbe, wier arbeidzaamheid en
yver alleen niet vergenoegd was, de zin en kracht van de uitdrukkingen der
Fransche Dichters, welke zy de Eer aandeeden ter Vertaling onder handen te
neemen, aan den Nederlandschen Leezer te doen bevatten, maar wier gesleepen
vernuft niet zelden den Franschen Dichter in zyne misslagen en struikelingen
geneegen de hand bied, en de fouten van een VOLTAIRE of DESTOUCHES gunstiglyk
zich verwaardigd te verbeteren. Van deeze Aristarchen, mag men recht denken, dat
dezelve meer uit nederigheid, dan by gebrek van kunde, vinding en oordeel, de
/(3) verkiezing maken, om, in plaats van zelfs een Toneelstuk zamen te stellen,
liever het zelve uit een Taal, waarvan zy al dikwyls zeer weinig of immers geene
genoegzame kunde hebben, overtebrengen.
Zommige van hun zyn daaromtrent zodanig te werk gegaan, dat zy, door zich
toeteleggen op een volkomene zuiverheid en naauwkeurigheid van Taal, en het
zacht rollen der Vaerzen en Rymen, gepaard met de juiste en oordeelkundige
veranderingen van de loop en ontknoping van een Toneel-Stuk, den Dichter zelven,
aan wien men het oorsprongelyke verschuldigd is (indien hy die berymde vertaling
leezen konde) in de vloejende Vaerzen van die nyv're
Zangberg-Stichters, en derzelver nieuw uitgedachte cierlyke
ontknopingen, vruchteloos zyn werk zoude doen zoeken. Andere in tegendeel hebben
goedgevonden de Fransche Toneel-Stukken, die in hun handen raakten, op zodanige
eene aangenaame trant (met voorbygang van regels van taal, oordeel en gezond
verstand) getrouwelyk over te zetten, dat die Werken in hunne vertaling byna
niets anders, dan hunne verstaanbaarheid, fraaiheid van Vaerzen, sterkte van
zeggen en denken, grootsheid | |
| |
van uitdrukkingen, en belang in de
uitvoering verliezen. Beiden echter bereiken zy, schoon langs verschillende
wegen, het groote oogmerk, de roem, namelyk, hunner Tydgenooten, en den vryen
ingang in het Schouwburg: Om nu niet te zeggen, dat de beleezen Aanschouwer geen
klein vermaak gevoeld, wanneer hy ziet, met welk eene oordeelkundige juistheid
een Nederduitsch Vertaler de fouten des Franschen Dichters weet te verbeteren,
en een ongeoeffend Leezer, zich vleien kan, dat wanneer hy een Toneelstuk van
VOLTAIRE of DESTOUCHES in de beryming van O.....Ga naar eind33 of een ander Vertaler van dat zoort geleezen
heeft, hy daar door een zoort van kennis met den Franschen Dichter gemaakt
heeft, welke even zeer gegrond is, als of iemand zich beroemde een byzondere
vriend van den grooten VOLTAIRE te zyn, om dat hy de eer gehad hadde eenige
uuren lang, met een van zyn Stalknechts, die by geval een omgekeerde rok van zyn
Meester aanhad, te praten.
Gelyk dan niets wenschelyker is, dan dat deeze manieren van overzetten meer en
meer worden aangekweekt, ben ik zedert lang reets voorneemens geweest in de Stad
van Utrecht, alwaar ik woonachtig ben, een Kunstgenoodschap op te rechten, het
welk ik vertrouwe wel haast het zoogenaamde Likkers-Veem te zullen na de kroon
steeken,Ga naar eind34 immers den
grooten O.....Ga naar eind35 in trotsche vindingen
van nieuwe Composita en gladheid van Vaerzen zeer naby te
zullen komen: [...].
[.../(4-25)...]
En zal 'er derhalven nu niets meerder overige zyn, dan kortelyk de Wetten en
Voorwaarden van dit kunstgenoodschap op te geeven, ten einde een denkbeeld te
kunnen vormen van den aart deezer onderneeming, welke regels en wetten echter,
by vervolg van tyd, zullen kunnen worden vermeerderd en uitgebreid.
I. | Dit Kunstgenoodschap zal alleen zich toeleggen, en zyn werk maken, om
Fransche Treur- en Bly-Speelen in de Nederduitsche Taal over te zetten, en
tot een Zinspreuk voeren de Grieksche Spreuk aan het hoofd van dit Ontwerp
gesteld, en /(26) slaande op de bekende Wapenruil tusschen Diomedes en Glaucias,Ga naar eind36 welke op
de hedendaagsche smaak van Vertalen zeer toepasselyk schynt. |
II. | Dit Kunstgenoodschap zal ten minsten moeten bestaan uit vyf Leeden, ten
einde ieder van dezelve één Bedryf, van zodanig
Toneelstuk, als ter Vertaling zal uitgekozen worden, onder handen neemen, en
overzeten kan, en ingevallen het zelve, naar verwachting, talryker mogte
komen te worden, zullen aan ieder Lid, zoo veel Toneelen, als de Voorzitter
goed vinden zal, ter overzetting worden aangeweezen, gemerkt geene geringe
aangenaamheid aan het Stuk word bygezet, door de daar uit zekerlyk
voortkomen moetende verschillenheid van Styl en Spelling. |
III. | In dit Genoodschap zullen toegelaten worden persoonen van allerlei staat,
en uit allerlei provincien, ook van de Vrouwelyke Sexe,
ingevallen dezelve anderzins de vereischte bekwaamheden hebben. |
IV. | Niemand zal als Lid in dit Kunstgenoodschap worden toegelaten, ten zy hy
alvorens ten genoegen der Voorzitter en overige Leeden zal hebben doen zien,
dat hy bekwaam is, om met behulp van een goed Woordenboek, eenige |
| |
| |
| Toneelen uit een Fransch Treurspel te vertalen; en drie Regels te
berymen, welke alle uit woorden van een lettergreep bestaan. |
V. | Aangezien niets onverdragelyker is, dan dat zoort van Lieden, welken zich
verbeelden eenige geleerdheid te bezitten, en daar door het recht meenen
verkreegen te hebben, om de werken van andere te bedoelen, zal niemand in
dit Genoodschap als Lid worden aangenomen, ten zy hy geheel onkundig zy van
de geleerde Taalen, immers ten genoegen der Leden doe blyken, dat hy van
dezelve niet meer, als eenige gemeene Spreuken, onthouden heeft. |
VI. | Tot Voorzitter van dit Genoodschap zal verkoren worden, die geene der zich
eerst opdoende Leeden, welke het best van alle een douzyn nieuw
zamengestelde koppel-woorden zal uitvinden, en (is 't mogelyk) reets een of
meerder Toneelstukken vertaald hebbe, welke werkelyk aan het Amsteldamsche
Schouwburg opgedragen, en aldaar aangenomen zyn. |
VII. | Niemand zal als Lid van dit Genoodschap worden toegelaten, ten zy hy
alvorens onder Eede verklare, dat hy overtuigd is, dat zyne bekwaamheid en
kunde die der Fransche zoo Oude, als Hedendaagsche Dichters verre overtreft. |
VIII. | Geschiedenis- en Oudheidkennis zullen in de Leden van dit Genoodschap niet
worden vereischt. |
IX. | De Voorzitter zal het recht hebben aan de overige Leeden de Toneelstukken,
die hy goed vind, ter Vertaling op te geeven, en voor zich zelven daaruit
zodanige Bedryven of Toneelen ter Overzetting mogen verkiezen, als hem 't
meest behagen zullen. |
X. | Alle Treurspeelen zullen als gepaste onderwerpen ter Vertaling worden
aangemerkt, doch de Nieuwste boven de Oude gekeurd worden, ook zal men in
tyd van nood daar toe wel eenige Operaas mogen verkiezen, mits men zorg
drage, dat ieder Bedryf als dan een Treurspel op zich zelve uitmake. |
XI. | Met opzichten tot de Blyspeelen zal de Voorzitter zorg dragen die geene
uit te kiezen, welke het minste overeenkomst, met de Zeeden van ons
Vaderland hebben, en Caracters invoeren, welke by Ons ten eenemaal onbekend
zyn, op dat dus meer en meer de Fransche smaak in ons Land worde
aangekweekt, als, by voorbeeld, zyn De getrouwde Filosoof, het
verwonnen Voor-oordeel, Cenie, Melanide, De Moeder vertroude van haar
Dochter, enz.Ga naar eind37 en zullen
dezelve eigenlyk en woordelyk worden overgebragt, zonder dat men zich
verstouten zal, om die door eenige verande- /(27) ringen op onze Zeeden
meerder toepasselyk en dus voor den Nederlandsche Leezer verstaanbaar te
maken, gelyk men zulks in den Hagenaar te Enkhuizen en
andere stukken,Ga naar eind38 met een zeer kwaad voorbeeld heeft ondernomen, op poene van
uit dit Genoodschap, als een novateur, voor altoos te
worden uitgebannen. |
XII. | Men zal trachten zorg te draagen, dat de Leeden welke de smaak mogten
hebben, om de vaerzen te likken en te beschaven, en die
geene, welke in de trant van de Vertaling van de Melanide,Ga naar eind39
de Vorstelyke Wees,Ga naar eind40 enz. overzetten, altoos te
zamen bedryf om bedryf werken, ten einde eene aangenaame verscheidentheid
van styl beter in acht te kunnen neemen. |
| |
| |
XIII. | Men zal in alle de Fransche Toneelstukken, en vooral in de ontknooping van
dezelve, zoo veel veranderingen, als doenlyk is, trachten te maken. |
XIV. | Dewyl het Huwelyk is eene voor de Maatschappy ten uitersten nuttige
instelling, en het ook een zekere regel is, wat du Bois en
l'AubignacGa naar eind41 ons ook mogen vertellen, dat altoos de
deugd in een Toneelstuk zegenpralen moet, zal men zoo veel doenlyk is, zorg
dragen, dat alle de Vertaalde Toneelstukken met een goed huwelyk voor de
Prins of Princes eindigen, als was het dat zulks ook tegens de waarheid van
eene bekende Historie, gezonde reden, of het oogmerk van den Dichter
aanliep, zoo als zulks gelukkig is gedaan geworden in de Vertalingen, onder
anderen, van Eduard de derde en Olympia.Ga naar eind42 |
XV. | Voor zoo verre men in het Stuk zelve geen verandering kan brengen, zal men
echter gehouden zyn ten minsten tien of twintig regels, eigen maaksel, in
het zelve te mengen. |
XVI. | Men zal voor een vaste regel houden alle de Personagien op het einde van
het spel ten Toneele te doen verschynen, is 't mogelyk, met een geschal van
Trommels en Trompetten, om dat z[u]lks een groote luister aan het stuk
geeft. |
XVII. | Men zal in het gemeen zoo veel Trompetten gebruiken, als eenigzins mogelyk
is. |
XVIII. | Men zal om de Poëzy te grootscher te maken, alle korte
zeggingen en sterke gedachten, zoo veel als zulks geschieden kan, uitbreiden
en het Fransch altoos naar de woorden vertaalen, zonder op de zin of
verstaanbaarheid eenige acht te geeven, gemerkt de Nederlandsche Leezer,
altoos ingevallen van eenige voorkomende duisterheid, den Franschen Dichter
raadpleegen kan. |
XIX. | Men zal geen Aardbeevingen of Tempel schuddingen ten Toneele mogen voeren,
maar in plaats van die, daar zy voorkomen mogten, eene stevige donderbui
gebruiken. |
XX. | Hoe zeer zulks ook in de mond van deezen of geenen Heiden moge passen, zal
men alle onchristelyke en onstichtelyke zeggingen uit de Treurspeelen
verbannen. |
XXI. | De Leden van dit Genoodschap zullen nimmer eenige eigene vindingen mogen
maken, of ingevallen zulks al eens mogte geschieden, dezelve zoodanig
inrichten, dat men met den eersten opslag ontdekken kan, dat dezelve waarlyk
eigene vindingen zyn, en ten dien einde een Arts, of
diergelyke Burlesque Personagie, daar in zien te brengen. |
XXII. | Ingevallen iemand buiten dit Genoodschap tot bekoming der vryen Ingang, of
om andere reden een Toneelstuk op zyn naam geliefde vertaald te hebben, zal
zulks door de Leden van dit Genoodschap voor eenige Ducaten mogen worden
gedaan. |
XXIII. | De tyd en plaats der byeenkomsten zal nader bepaald, en bekend gemaakt
worden. /(28) Het zal onnodig zyn na de opgave deezer Regels, iets
meerder tot aanpryzing van een Ontwerp te zeggen, dat ter bevordering der
goede smaak, in |
| |
| |
| dichtkunde strekkende, zyne eigene aanbeveeling
met zich draagd, en wy verwachten dan ook, dat het deeze onderneeming
geenzins aan begunstigers ontbreeken zal. [...] |
|
-
eind30
- De
toeschrijving aan K. Vermyne en A. Soek in Kloek e.a. (1983) 40 berust op
een misverstand; zie Singeling (1986) 70.
-
eind31
- Zie het vorige deel van deze reeks voor
vertaalopvattingen van dit genootschap (Schoneveld (1992)).
-
eind32
- Het citaat komt uit de
Ilias, Boek VI, vs. 236. Nederlandse vertaling:
‘Goud tegen brons - een waarde van honderd runderen voor
negen’. (De Roy van Zuydewijn (1980) 95).
-
eind33
- Bedoeld
wordt N.W. opden Hooff.
-
eind34
- Hiermee wordt waarschijnlijk gedoeld op het
genootschap Nil Volentibus Arduum.
-
eind36
- De
wapenruil tussen Diomedes en Glaucus staat beschreven in de Ilias, Boek VI, vs. 230-36. Zie ook noot 32.
-
eind37
- N. Destouches, De getrouwde philosooph of de beschaamde echtgenoot. Blijspel
gev.n.h. Frans door N.W. opden Hooff (Amsterdam, 1747); Voltaire, Nanine, of het verwonne vooroordeel. Blijspel gev.n.h.
Frans door N.W. opden Hooff (Amsterdam, 1760); F. de Grafigny, Cenie. Blijspel (Amsterdam, 1760); P.C. Nivelle de la
Chaussée, Melanide. Blijspel gev.n.h. Frans
door N.W. opden Hooff (Amsterdam, 1759); P.C. de Ch. de Marivaux, De moeder, vertrouwde van haare dochter. Blijspel
gev.n.h. Frans [door A. Hartsen] (Amsterdam, 1762).
-
eind38
- [L.] de Boissy, De
Hagenaar te Enkhuizen, Blyspel. Gev. na de François
à Londres, onder de zinspreuk ‘O laborem dulce
lenimen’ [= J.J. Hartsinck] (Amsterdam,
1758).
-
eind40
- Voltaire, De vorstelyke wees of het veröverd China.
Treurspel. Gev. naar l'Orphelin de la Chine. ‘Par
goût et par zèle’ [=N.W. opden
Hooff] (Amsterdam, 1765).
-
eind41
- Met Du Bois wordt
vermoedelijk gedoeld op J.B. DuBos. Vergelijk de Réflexions critiques sur la poésie et la
peinture. Par M. l'abbé Du Bos [...] 7e ed. (Paris
1770 [1719]) première partie, section XLIV (pp. 457-66). De
tweede verwijzing is hoogstwaarschijnlijk naar F.H. Abbé
d'Aubignac, La pratique du
théâtre (Amsterdam, 1715). Vergelijk met name
chapitre premier, pp. 3-6. Overigens is het opmerkelijk dat zowel DuBos
als D'Aubignac het standpunt verdedigen dat de ondeugd gestraft en de
deugd beloond moet worden.
-
eind42
- [J-B.] Gresset, Eduard de Derde. Treurspel. Getr. uit het Fr. Ger. Muyser [verkort
door Phil. Zweerts] (Amsterdam, 1761); Voltaire, Olimpia. Treurspel. Gev. naar het Fr. [uitgeg. door het genootschap
Oefening beschaaft de kunsten]
(Amsterdam, 1764).
|