In Nederduitsch gewaad. Nederlandse beschouwingen over vertalen 1760-1820
(1993)–Luc Korpel– Auteursrechtelijk beschermdVertaalhistorie. Deel 4
[pagina 23]
| |
Teksten | |
[pagina 25]
| |
1
| |
[pagina 26]
| |
Wat hoeft men telkens de eer van 't denken
Aan buitenlandsch vernuft te schenken?
Is onze ziel dan niet bekwaam
Om eigen werk in 't licht te geeven?
Moet ze eeuwig in de laagte zweeven,
Of pronken met eens anders naam?
Als ze, uit diepzinnige gesprekken,
Vermaak en voordeel weet te trekken;
Der rede en wysheid geeft gehoor;
Als ze, uit een reeks geleerde blaêren,
't Verrukkenst' fraai weet op te gaêren,
Is zy 'er dan niet vatbaar voor?/(17)
En daar ge reeds doorluchte blyken
Van bondigheid in 't oordeel stryken;
Van geest, van vuur, van kennis, gaaft;
Mag 't dan wel edelmoedig heeten,
Dat ge u, als waart ge Broodpoëeten,
Aan 't overzetten dus verslaaft?
Al de eer, die ge immer, door 't vertaalen
Van eenig dichtstuk, kont behaalen,
Of u met recht te vordren staat,
Is in deez' maagren roem gelegen,
Die nooit uw' arbeid op kan weegen,
't Is net, 't is sierlyk nagepraat.
[.../(18-19)...] 't Waar dwaas, dat ik u zou bepaalen,
Ons nooit zo vrindlyk meêr te onthaalen,
Op vruchten van uitheemschen grond;
Neen, als we op ons belang zelfs letten,
Is 't goed, ons die eens voor te zetten;
Zy smaaken wel, en zyn gezond. /(20)
Maar laat ons ook van de uwen proeven:
't Is niet genoeg altyd te snoeven
Op kweeksels uit een vreemde lucht:
De perzik wil hier ook wel groeijen;
Men ziet hier meê den wynstok bloeijen,
En teelt ook overzeesche vrucht.
| |
[pagina 27]
| |
't Staat ons zo wel hier vry te roemen
Op keur van kleur en geur van bloemen,
Als eenig afgelegen oord:
Wat zou hier doch niet weelig tieren?
Hier wassen zelfs voor u lauwrieren,
Ja, alles brengt de konst hier voort.
Sluit dan uw Vaderlandsche fruiten,
Wen ge ons vergasten wilt, niet buiten:
Wat Landheer wraakt zyn eigen ooft?
Eer poogt hy dat uit andre streeken,
In zynen lusthof, aan te kweeken,
Dan dat hy 't zyne zich ontrooft.
Verschillend zyn, veel al, de smaaken:
Wat deeze pryst zal geene laaken:
Een landsmaak heerscht in elk gewest:
En daar verscheidenheid van spyzen,
Wel eens, den eetlust kan doen ryzen,
Is tal van soorten, doorgaans, best.
Zou dan uw yver niet ontbranden,
Beroemde Dichters, om de handen
Wat meêr aan eigen werk te slaan?
Min zwaar valt zulk een last te draagen;
Min zult ge uw schrandre herssens plaagen;
Dan of ge uw ziel te huur liet gaan.
[.../(21-22)...] Dus heeft alhier uw Vrind gezongen:
Ach, had hy, vrindlyk, u gedwongen
Tot zulk eene eedle werkzaamheid!
Ligt, hoopt hy, zult ge een drift verschoonen,
Die, zonder iemands konst te hoonen,
Voor de eer van EIGEN VINDING pleit.
D.K.
|
|