Werken 1965-2000
(2001)–George Kool– Auteursrechtelijk beschermdOver het machtsverheffen (1982) aant. | |
[pagina 115]
| |
Voor J. | |
[pagina 117]
| |
De rode dame in de loggia, men moet haar niet geloven. Al lijkt zij kalm, en al weerkaatst haar blik een schitterend heuvelachtig licht, de maîtresse van de dood is zij toch niet. Kijk! - nu wendt ze haar blik al van ons af. Denkt u soms dat ze een stukje op de piano voor ons zal spelen? O, laat men toch ophouden dat eeuwige geweeklaag met tekens te beladen. Nog minder moet men toegeven aan haar verlangen naar een nieuw huis. Er is tussen punt A en punt B immers geen enkele rust. Wie zou haar dat huis kunnen bouwen? Dat wat wij leven noemen, in werkelijkheid ziet zij dat niet. Liever hangt ze de loggia vol met het lawaai van woorden. Natuurlijk, u kunt haar beproeven, maar strelen kunt u haar niet. Zoek geen troost in haar oren. Iemand vult haar bad met verdriet. Daar in die bokaal zit eeuwigheid.Toch vermorst zij het sop der dagen. De vallei is groen moet u maar denken,- of: er komt geen traan aangevlogen. Vroeg of laat wordt men vanzelf een brief. | |
[pagina 118]
| |
Er is niet zoiets als de ervaring van de ervaring. Te ervaren dat men ervaart is niemand mogelijk. Men ervaart dat wat men ervaart, niet dat men dat ervaart. Dan zou dat het zijn wat men ervarende ervoer en niet dat waarvan men ervoer dat men het ervoer. Men kan de ervaring daarom al niet ervaren omdat men dan in staat zou zijn iets niet- maar dat wel te ervaren. En dan staat men voor hetzelfde hek, want iets niet ervaren is dat iets niet ervaren, en toch zou het een ervaring moeten zijn om het als ervaring te kunnen ervaren. Men kan niet iets niet ervaren. Al zou men iets niet ervaren en ook al het andere niet, dan zou men nog altijd het niets ervaren. En deze ervaring, de ervaring van dat niets, dat zou niet de lege ervaring zijn die men uiteindelijk zou kunnen ervaren. | |
[pagina 119]
| |
Men kan de ervaring daarom niet ervaren omdat men ervarende gedoemd is te ervaren. En als men ervaart is dat wat men ervaart wat men ervaart. Al zou men complexiteiten kunnen ervaren, of historiciteit (dus: veranderlijkheid), dan geldt: ongeacht wat men ervaart, dat ervaart men. Maar dat betekent juist: als men ervaart ervaart men altijd iets - dat wat men ervaart. Zou het dus mogelijk zijn een welbepaald iets te ervaren, dan zou dat het zijn wat men ervarende ervoer. En zou dat wat men ervoer een welbepaald iets en nog een ander welbepaald iets kunnen zijn, of een welbepaald iets en dan hetzelfde anders of daarna een ander welbepaald iets, dan nog zou wat men ervoer het iets zijn dat men ervoer. Daarom is dit niet het geval: dat er behalve dat wat men ervaart nog een ander iets zou kunnen zijn dat men dan tevens ervaart. Als geldt: ongeacht wat men ervaart, dat ervaart men, dan geldt: voor wie dat ervaart is dat het wat hij ervaart, en dan is dat het dus en als dat het al is dan kan er niet ook nog een ander iets zijn dat hij ervaart. Men kan niet meer ervaren dan men ervaart. En dat wat men ervaart is dus al alles wat men ervaart. En dan is ook dit niet het geval: dat wat men ervaart zelf nog iets anders zou kunnen zijn dat men dan tevens ervaart. En dan kan het dus niet iets anders zijn en voor wie het ervaart zou het zelfs hetzelfde niet kunnen zijn. | |
[pagina 120]
| |
Zou men de ervaring kunnen ervaren dan zou de ervaring iets zijn om te kunnen ervaren. En als het dat was en als dat het dan was wat men ervoer dan zou wat men ervoer inderdaad de ervaring zijn en dan zou de ervaring al alles zijn wat men ervoer. Dan kon er niet nog een ander iets of iets anders zijn dat men dan tevens ervoer. En de ervaring die men ervoer zou ook zelf niet iets anders kunnen zijn. Noch zou zij hetzelfde kunnen zijn, want dat wat men ervoer was al de ervaring en de ervaring-hetzelfde zou toch een ander iets zijn dat men dan tevens ervoer. Maar als wat men ervoer inderdaad de ervaring was dan zou het de ervaring van iets moeten zijn. Want als men ervarende moet ervaren en dan ook altijd iets moet ervaren dan kan de ervaring slechts de ervaring van iets zijn. Zou men de ervaring ervaren en de ervaring die men ervoer was niet de ervaring van iets dan zou wat men ervoer de ervaring dus al niet kunnen zijn. En dan zou de ervaring van de ervaring zelfs al geen ervaring kunnen zijn. | |
[pagina 121]
| |
Maar dat betekent: dat iets waarvan de ervaring die men ervoer de ervaring was zou dan ook moeten worden ervaren. En wat het ook was, voor wie het ervoer en voor wie de ervaring daarvan ervoer zou dat het dan zijn wat werd ervaren. En als dat het dan was wat ervaren werd dan zou ongeacht wat het was voor wie het ervoer dat al alles zijn wat hij ervoer. Dan kon er dus niet nog een ander iets zijn wat hij ervoer. En dan kon dat wat ervaren werd en waardoor de ervaring die hij ervoer een ervaring werd die hij zou kunnen ervaren niet ook zelf nog iets anders zijn wat hij ervoer. En het zou zelfs hetzelfde niet kunnen zijn. Want dat was dan toch een ander iets, dat hij dan tevens ervoer. | |
[pagina 122]
| |
Wie de ervaring zou kunnen ervaren zou dat waarvan de ervaring die hij ervoer de ervaring was moeten kunnen ervaren. Maar als hij de ervaring daarvan ervoer dan zou wat hij ervoer de ervaring daarvan zijn en niet dat waarvan het de ervaring zou zijn. Dan zou de ervaring daarvan ook al alles zijn wat hij ervoer. Er zou dan geen enkel ander iets kunnen zijn, dat hij dan tevens ervoer. En ook dat waarvan de ervaring die werd ervaren de ervaring zou zijn zou dus geen ander iets kunnen zijn, dat hij dan tevens ervoer. Maar dan zou voor wie de ervaring ervoer dat waarvan de ervaring die hij ervoer de ervaring was dus slechts de ervaring daarvan kunnen zijn. En dat kan het nu juist niet zijn, want als hij ervoer wat hij ervoer zou dat óf de ervaring daarvan de ervaring-hetzelfde zijn. | |
[pagina 123]
| |
Zou men ervaren en zou wat men ervoer de ervaring kunnen zijn dan zou dat waarvan de ervaring die men ervoer de ervaring zou zijn niet iets kunnen zijn. En het zou zelfs niet niet-iets of iets-niet kunnen zijn. Was het niet-iets of iets-niet, ongeacht wat het (of: er) niet was, als men ervoer dan zou dat iets zijn. En ook: ervoer men niets en men ervoer, dan zou dat het zijn wat men ervoer en al was dat dan niets, voor wie het ervoer zou dat toch iets zijn. Maar dan kan de ervaring die men zou kunnen ervaren de ervaring van niets evenmin zijn. Al was wat men ervoer al niets, dan nog - dat zou er zijn, en het zou alles zijn wat men ervoer, en voor wie het ervoer zou de ervaring van niets er dus al niet kunnen zijn. En dan kan de ervaring, die men zou kunnen ervaren ook zelf niet niets zijn. Zou wat men ervoer een ervaring zijn dan zou er toch ook nog een ander iets of een ander niets moeten zijn. En was de ervaring die men ervoer niets dan zou er voor wie ervoer wat hij ervoer geen ander iets of niets kunnen zijn en dan zou zelfs hetzelfde niets er al niet kunnen zijn. | |
[pagina 124]
| |
Zou men de ervaring kunnen ervaren dan zou men niet-ervaren moeten kunnen ervaren. Maar niet-ervaren is niet ervaren... | |
[pagina 125]
| |
Als er geen ervaring is die de lege ervaring is dan weet niemand wat ervaren is. En als de ervaring zich tot geen enkele macht kan verheffen, dan rechtvaardigt geen enkele ervaring het machtsverheffen. |
|