| |
Bijlagen
| |
| |
| |
Bijlage 1 - Opmerkingen van de auteur
Aantekeningen bij een zeereis
1. | Aantekeningen bij een Zeereis heb ik geschreven in 1965 in Amsterdam. Het boek is in 1966 verschenen bij de Arbeiderspers als ABC-boek nummer 61. |
2. | In 1966 is er een Spaanse vertaling van gemaakt door een in Amsterdam verblijvende en met mijn zuster bevriende Chileen, genaamd Pablo Rosenthal. Ik heb zijn vertaling ter beoordeling aan de Arbeiderspers voorgelegd en er daarna nooit meer iets over gehoord. |
3. | Ik was toen twintig jaar oud, woonde op kamers en studeerde politieke wetenschappen aan de Gemeentelijke Universiteit van Amsterdam. Ik haatte de Amerikaanse sociologie (het structureel-functionalisme van Parsons) en was alleen in de politieke filosofie geïnteresseerd. Ik verkeerde in die tijd door toedoen van mijn vriend en huisgenoot Relus ter Beek veel in linkse studentenkringen, maar had ook al gauw genoeg van het toen populaire kleinburgerlijke gekoketteer met het marxisme. In die sfeer van intellectuele verwarring en ontgoocheling ben ik met schrijven begonnen. (Ik had voor ik Aantekeningen bij een zeereis begon te schrijven al een aantal toneelstukken geschreven, waarvan er een al in 1965 bij de Arbeiderspers was gepubliceerd.) |
4. | Hoewel de vorm anders doet vermoeden is Aantekeningen bij een zeereis een product van mijn verbeelding. De in het boek beschreven gebeurtenissen hebben nooit plaatsgevonden en de hoofdfiguur (de schrijver van de Aantekeningen) is een literair personage. Het boek steunt wel gedeeltelijk op een paar van mijn eigen zeemanservaringen. Ik heb in 1963 korte tijd als werkstudent gevaren op m.s. Rotterdam. Een jaar later zou ik samen met een schoolvriend als werkstudent een wereldreis gaan maken met de Willem Ruijs. Maar die reis heb ik wegens ziekte niet kunnen maken. Waarschijnlijk heeft die niet-gemaakte reis me tot het schrijven van het boek geïnspireerd. |
5. | Het boek is destijds regelmatig aangevallen vanwege enkele uitgesproken anti-christelijke uitlatingen van de ik-figuur. Er is ook aanstoot genomen aan de racistische (anti-Molukse) houding van een van de andere figuren in het boek. Dat soort kritiek vloeit voort uit een klassiek misverstand en een zichzelf respecterende schrijver gaat er niet op in. Om de lezer enigszins tegemoet te komen heb ik nu, ter benadrukking van het literaire karakter van het boek, een paar motto's toegevoegd. |
6. | De namen van de in het boek voorkomende personen zijn die van mij welbekende personen uit die tijd, oude schoolkameraden, bekenden van mijn familie, enz. Afgezien van de namen bestaat er geen enkele overeenkomst tussen die reële personen en mijn fictieve personages. Om iedere verwarring op dat punt te voorkomen heb ik de naam van de moordenaar iets anders gespeld dan bij ons gebruikelijk is en om die reden heb ik ook de vermoorde Molukse pantrychef geen specifiek Molukse naam gegeven. |
7. | De titel van het boek is ontleend aan Dostojewski's Aantekeningen uit het dodenhuis. Aan die roman ontleent het boek ook zijn semi-documentaire vorm. Behalve naar de klassieke Russen ging mijn belangstelling in die tijd uit naar de Franse existentialisten, vooral naar Camus. Die belangstelling deelde ik overigens met zo'n beetje al mijn leeftijdgenoten. Het is niet moeilijk om in het karakter van mijn hoofdfiguur sporen te ontdekken van Camus' Meursault (uit L' étranger) - zeker niet in de oorspronkelijke versie van 1965. |
8. | Ik heb jarenlang niet meer naar het boek omgekeken. Voor mij is het altijd mijn jeugdroman gebleven. Maar in 1988 kwam ik er in Frankrijk min of meer bij toeval met Amerikaanse vrienden over te spreken. Ik heb het boek toen herlezen en zag dat het tal van stilistische en compositorische gebreken vertoonde. Ik kon de verleiding niet weerstaan om het boek te herschrijven. Ik had me daarbij voorgenomen om alleen technische verbeteringen aan te brengen en verder zoveel mogelijk trouw te blijven aan de geest van het boek en aan de (eens jonge) schrijver. Dat bleek een verre van gemakkelijke opgave. Ik heb het boek uiteindelijk niet een maar meerdere keren herschreven. De versie van 1998 beschouw ik als de definitieve tekst. Alle eerdere versies (inclusief de oorspronkelijke van 1965) zijn vervallen. (Ik merk hierbij volledigheidshalve op dat ik de rechten van de gepubliceerde tekst van 1965 in 1989 op mijn verzoek van de AP heb teruggekregen.) |
9. | Tenslotte wil ik de lezer graag op het volgende wijzen: Ik heb deze roman in 1965
|
| |
| |
|
opgedragen aan mijn oude vriend en toenmalig dispuutgenoot D. Gosman. Helaas heb ik hem daarna nog slechts incidenteel gezien, maar alleen al de herinnering aan onze soms verhitte maar altijd inspirerende
|
| |
| |
|
gesprekken uit die tijd, en aan de vele aanmoedigingen die ik tijdens het schrijven van hem mocht ontvangen, doet me geen ogenblik aarzelen om de opdracht voor deze weliswaar herziene versie te handhaven. |
(N.B. Ik heb inmiddels vernomen dat D. Gosman enkele jaren geleden is overleden.)
1998.
| |
Manifest voor de jaren zeventig
1. | Dit pamflet heb ik geschreven in de zomer van 1970. Jeanine en ik maakten toen een reis door Engeland. Hoofdstuk 1 en 2 zijn geschreven in Londen, hoofdstuk 3 t/m 5 in Harwich, de rest op de boot terug naar Hoek van Holland. Het voorwoord en de inleiding schreef ik later in Amsterdam. De datering is die van de oprichting van de Zeventiger Beweging. |
2. | Manifest voor de jaren zeventig is in september 1970 uitgegeven door de Bezige Bij in Amsterdam. Medeondertekenaars waren destijds Peter Andriesse, Heere Heeresma en Hans Plomp. Alleen Heeresma had vooraf het typoscript gelezen. Direct na de verschijning distantieerden Heeresma en Plomp zich er weer van. Andriesse heeft jarenlang volgehouden dat hij het pamflet heeft geschreven en pas onlangs in het openbaar toegegeven dat dat niet het geval is. Aanvankelijk zou ook Jeroen Brouwers meeondertekenen, maar dat heb ik tegengehouden. Brouwers was naar mijn oordeel teveel gebonden aan het literaire establishment. |
3. | Ik heb nu (in 1998) een paar kleine taal- en stijlverbeteringen aangebracht. Bij het overtikken heb ik de nu geldende spelling gevolgd. (Zie voor de wijzigingen opmerking 12.) |
4. | De term ‘Zeventigers’ is voor het eerst gebruikt door Peter Andriesse, in een artikel in Propria Cures (14 febr. 1970). Dit artikel is opgenomen in de 3e druk van Willem Frederik Hermans' Mandarijnen op Zwavelzuur (sept. 1970). |
5. | Ik heb Peter Andriesse leren kennen in 1962. We volgden toen allebei een college sociale psychologie. Peter studeerde psychologie en ik sociale en politieke wetenschappen. Later ben ik hem opnieuw tegengekomen bij een anti-Hoornikmanifestatie in het nieuwscentrum van de Atheneumboekhandel. In die tijd hebben we met Hans Plomp, Marc Heeresma (een broer van Heere) en nog iemand een tochtje naar Brussel gemaakt. In 1970 kwamen we vlak bij elkaar te wonen. Jeanine en ik waren net naar de Korsjespoortsteeg verhuisd. Peter kwam met zijn vrouw Joos bij ons om de hoek wonen op de Singel. |
6. | De Zeventiger Beweging heeft maar een paar maanden bestaan. Het manifest veroorzaakte een enorm tumult in Amsterdam. Maar door het wegvallen van Heeresma en Plomp en de dubbelhartige houding van Andriesse viel er aan een gezamenlijk optreden niet meer te denken. Ik beschouwde de beweging toen als afgedaan. In 1971 werd ik uit de Vereniging van Letterkundigen gestoten. Dat was voor mij een reden om de Hollandse literatuur voorgoed vaarwel te zeggen. In een in 1972 verschenen gedenkboek van de Bezige Bij werd aan de beweging voorbijgegaan. |
7. | Het pamflet zelf heeft wel een zekere uitwerking gehad. Het heeft in de jaren zeventig geleid tot een explosie van debutantenliteratuur. Begin jaren tachtig begon Jeroen Brouwers zich tegen de Zeventigers af te zetten. Brouwers heeft het nooit kunnen verkroppen dat hij destijds niet mee mocht doen en begon alles nog eens over te doen. In een gedenkboek van Propria Cures uit 1990 wordt het manifest uitgebreid gememoreerd. De namen van alle medeondertekenaars worden genoemd, maar niet die van de schrijver. In een recent verschenen thematisch overzicht van de Nederlandse literatuur van de afgelopen tweehonderd jaar is het manifest prominent aanwezig. Dat is ook het geval in een onlangs verschenen jubileumuitgave van de Bezige Bij, waarin het pamflet wordt opgevoerd vanwege de polemische stellingname tegen het fenomeen van de literaire reeksen. Over de vernietigende uitwerking die Manifest voor de jaren zeventig destijds op de Vereniging van Letterkundigen heeft gehad wordt nog altijd gezwegen. |
8. | Ik ben in die tijd bij één actie van de Vereniging van Letterkundigen tegenwoordig geweest. Het bestuur van de vereniging was op het idee gekomen om de eisen van de schrijvers kracht bij te zetten met een inval van zoveel mogelijk van haar leden in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam. De deelnemende schrijvers werden geacht een aantal boeken uit de bibliotheek weg te nemen en deze na een gezamenlijke busreis aan te bieden aan de toenmalige minister van C.R.M. in Den Haag (mevr. Klompé). Wat ik me
|
| |
| |
|
ervan herinner is dat gelukkig niet alle aanwezige auteurs aan de plundering
|
| |
| |
|
deelnamen en dat zij die het wel deden hun eigen boeken wegnamen. Na afloop was er een koffiebijeenkomst ten huize van Ed Hoornik op de Prinsengracht. Tijdens die bijeenkomst vond er een merkwaardig incident plaats. Na een toespraakje van de onvermijdelijke Harry Mulisch vroeg de communistische schrijver Theun de Vries het woord. Uitgerekend hij liet een woord van protest tegen de boekenroof horen, volgens hem druiste de actie in ‘tegen het principe van de privé-eigendom.’ Er volgde een korte stilte en daarna werden zijn woorden op aangeven van Hoornik door de voltallige Hoornikkliek met hoongelach begroet. |
9. | Deze actie vond plaats op 13 januari 1970 en is gememoreerd in de 8e druk (1979) van Jan & Annie Romeins De lage landen bij de zee, een geschiedenis van het Nederlandse volk, in een aan de zestiger jaren gewijde appendix van dr. Richter Roegholt. Roegholt is ook de auteur van het eerder vermelde gedenkboek van de Bezige Bij uit 1972. Om enig idee te krijgen van de zelfgenoegzaamheid en vooral van het onbenul van de in die tijd in de Vereniging van Letterkundigen toonaangevende schrijvers moet men bedenken dat in die kring ook werd gedacht dat de uitgevers een ernstige slag zou kunnen worden toegebracht door een schrijversboycot van het boekenbal. |
10. | Ik heb zelf de jaren zestig in Amsterdam als een bevrijdende tijd ervaren. Er is toen veel opgeruimd en de besten van onze nog jonge generatie hebben heel wat politiek-ideologische ballast van zich afgeschud. Het waren opwindende jaren, maar toch was die tijd lang niet zo speels en vervuld van hoop als wij nu met onze collectieve herinnering aan de provoacties, de Maagdenhuisbezetting, enz. graag geloven. We hadden de Cubacrisis, de kans op een totale nucleaire vernietigingsoorlog, de bewapeningswedloop, de verschrikkingen van de oorlog in Vietnam en overal in de wereld totalitaire tendensen. Die dingen werden bij ons wel gezien, er was verzet tegen, maar of ze iedereen ‘in angstzweet’ veranderde, zoals ik in het manifest geschreven heb, waag ik anno 1998 te betwijfelen. Ik herinner me dat Theo Stibbe, een van de scherpzinnigste journalisten uit die tijd (die overigens van de kring rond Hoornik deel uitmaakte) in 1970 zelfmoord pleegde en dat die gebeurtenis een grote indruk op me had gemaakt. Stibbe had geschreven: ‘Rechts is, op dit moment, in opmars in de wereld. Maar het gaat sommigen blijkbaar niet snel genoeg.’ |
11. | Er waren in die tijd veel tegengestelde bewegingen. Traditioneel gesloten sociale verbanden als het gezin en de kerkgenootschappen werden onbarmhartig opengebroken, maar tegelijkertijd leidde de emancipatiegolf tot nieuwe min of meer gesloten, althans categoraal bepaalde sociale verbanden, de vrouwenbeweging, de homobeweging, enz. Terwijl provo zich met zijn ludieke strijd tegen ‘het systeem’ tegen elke vorm van politiek dogmatisme teweer stelde ging op de universiteiten de democratisering gepaard met een opleving van het meest rigide marxisme. Ik moest niet veel van de politisering van het studentenverzet hebben. Ik stond wel sympathiek tegenover de studentenbeweging en had in die tijd overal mijn contacten, maar het was volkomen duidelijk dat het gros van de studenten uit het burgerlijke milieu kwam en zich het marxistische erfgoed alleen maar had toegeëigend om een generatieconflict uit te vechten. Om die reden ben ik nooit lid van de studentenvakbond geworden. Ik ben in die tijd de enige geweest die zich openlijk (in een radio-interview) tegen het retorische karakter van de Bond van Wetenschappelijke Hoofdarbeiders heeft uitgesproken. En hoewel ik de grieven van de studenten tegen het studieprogramma van de politieke en sociale faculteit van harte deelde, ben ik trouw gebleven aan Hans Daudt (die me overigens nog in 1974, kennelijk niet wetend dat ik toen mijn studie allang had opgegeven, in een brief verweet me niet actief genoeg voor hem in te zetten). Om die reden stond ik in 1970 ook zeer wantrouwig tegenover de syndicalisering van de Vereniging van Letterkundigen. Ik was van oordeel dat de ideologische inkleding van de schrijversacties alleen maar voortkwam uit een behoefte om aansluiting bij het intellectuele klimaat van die dagen te krijgen en dat de meeste schrijvers er in hun hart weinig mee op hadden. Ik geloof dat de geschiedenis me op dat punt in het gelijk heeft gesteld: het waren inderdaad ‘kruimeldieven van de mode.’ |
12. | Tenslotte iets over de nu (in 1998) gewijzigde versie in deze map: Ik zou nu alles heel anders, beter, accurater, en vooral bondiger geformuleerd hebben. Ik zou ook eenduidiger in mijn polemiek zijn geweest en de tegenstander niet de kans geboden hebben mij zowel uit te maken voor een adept van het marktdenken als voor een links-radicale populist. Omdat deze tekst nu eenmaal historisch is heb ik me beperkt tot het aanbrengen van enkele hoognodige correcties, die ik, als ik destijds de kans gekregen had, waarschijnlijk ook al in 1970 aangebracht zou hebben. Ik heb
|
| |
| |
|
destijds geen drukproeven ingezien, of misschien pas nadat het boekje gedrukt was, vermoedelijk omdat er geen tijd voor was. De fouten en slordigheden die ik nu verbeterd heb zijn de volgende (ik verwijs naar de regels in het boekje van 1970):
bladzijde 7, 4e regel: omstreeks weggestreept en begin juni tussen haakjes |
bladzijde 10, 14e regel: willen weggestreept |
bladzijde 10, 16e regel: mogelijkerwijs veranderd in misschien |
bladzijde 10, 4e regel van onderen: per uitgave weggestreept |
bladzijde 12, 9e en 10e regel: de koopkracht... veranderd in en dus is ook de verkoopbaarheid van....minder geworden |
bladzijde 15, 6e regel: in zijn geheel weggestreept |
bladzijde 16, 2e regel: de noodzakelijkheid veranderd in een noodzaak |
bladzijde 18, 3e regel: in zijn geheel weggestreept |
bladzijde 18, 4e regel: Maar weggestreept en als met een hoofdletter |
bladzijde 18, 5e regel: in het algemeen weggestreept |
bladzijde 20, 6e regel: signalementen veranderd in signaleringen |
bladzijde 22, 5e regel: kunnen weggestreept |
bladzijde 22, 10e regel van onderen: vandaag de dag weggestreept |
bladzijde 22, 5e regel van onderen: een weggestreept |
bladzijde 23, 8e regel: subsidiëringen veranderd in subsidies |
bladzijde 24, 5e en 6e regel: burgerlijke klassieke veranderd in klassieke burgerlijke |
bladzijde 29, laatste regel: dan hun boeken veranderd in dan ze het hun boeken doen |
bladzijde 30, 6e regel: of anders aan de hand van weggestreept en vervangen door en |
bladzijde 30, 13e en 14e regel: steeds meer en gingen weggestreept |
|
N.B. In de uitgave van 1970 worden de drie medeondertekenaars ten onrechte als medeauteurs aangemerkt. De auteursrechten berusten uitsluitend bij mij.
1998.
| |
Over het machtsverheffen
1. | Deze tekst heb ik in de zomer van 1982 gemaakt in Callian. Het vertoog is geschreven op verzoek van de Middelburgse kunstenaar William Verstraeten. |
2. | De tekst is als autonome bijdrage opgenomen in de catalogus van William Verstraetens ‘Prentententoonstelling’, 1982 (een uitgave van Gemeente Middelburg). In 1988 is de tekst opnieuw uitgegeven door Uitgeverij A. Bombo. In de A. Bombo-uitgave heb ik kleine wijzigingen aangebracht. Ook nu (1998) heb ik iets gewijzigd. |
3. | William Verstraeten had in de jaren zeventig en begin tachtig in de Middelburgse Vleeshal een aantal internationale avant-gardetentoonstellingen georganiseerd. Hij sloot de reeks in 1982 af met een tentoonstelling van eigen werk. Hij had in de Vleeshal een enorm wit blok neergezet. Daarop had hij een aantal van zijn vroege werken gehangen. Het geheel vormde een conceptueel werk. Hij stelde niet zozeer zijn oude werk ten toon, maar een tentoonstelling daarvan. Vandaar ook de titel: ‘Prentententoonstelling’ (met aanhalingstekens), wat een verwijzing was naar de bekende prent van M.C. Escher. Op Eschers prent is een man te zien die op een tentoonstelling naar een prent kijkt waar hijzelf (als aanschouwer van de prent) deel van uitmaakt. |
4. | In Middelburg werd hier en daar gedacht dat ‘de rode dame’ betrekking had op mijn (toen nog roodharige) vrouw. Het is uiteraard een metafoor van het bewustzijn. |
5. | (Ik heb voor deze tentoonstelling ook nog een begeleidende tekst geschreven.) |
| |
| |
| |
Sprookjes van de Neef van de Locomotief
1. | Deze vijf sprookjes heb ik in 1984 gemaakt voor het Zeeuwse maandblad NIEUW ZEELAND. Ze zijn dat jaar in het blad verschenen gedurende de periode mei-september. |
2. | Ik heb nu (1998) in alle sprookjes kleine wijzigingen aangebracht. |
3. | NIEUW ZEELAND was een onafhankelijk sociaal-democratisch blaadje, dat wat tegenwicht probeerde te bieden aan de vaak eenzijdige berichtgeving van de Provinciale Zeeuwse Courant, destijds een uitgesproken behoudende krant. Het blaadje heeft maar kort bestaan. Ik raakte erbij betrokken door
|
| |
| |
|
Marrit van der Heijden, toen nog getrouwd met Henk Koch, de directeur van de Zeeuwse Culturele Raad. Bekende Zeeuwse medewerkers waren o.a. Kees Slager, Jan Zwemer en Ad de Jong. Tot de vaste medewerkers behoorden ook Janna van Veen en de Middelburgse kunstenares Inge van der Kooij. |
4. | ‘De Neef van de Locomotief’ is een verwijzing naar Jeanine's Amsterdamse boetiekje/ theatertje/ galerietje/ cafeetje (1970-1972). |
| |
Vier verhalen
1. | Deze vier verhalen heb ik (met nog twaalf andere) geschreven na onze terugkeer uit Frankrijk, 1990. De meeste verhalen heb ik enkele malen herschreven. De versies van 1998 (in deze map) zijn definitief. |
2. | Margareta Allebeck was getrouwd met Sten Störe, die in die periode - net als Birot - gestorven is. Het huis van Anthony en Liana Burgess stond in de Rue des Muettes, iets bij ons vandaan. Naast hen woonde de met ons bevriende Hollandse familie Renes. Liana werd door bijna alle buitenlandse ingezetenen van het dorp bij haar voornaam aangesproken, maar de oudere Calliannais noemden haar ‘Mme Wilson’ (dus bij de officiële naam van de schrijver). De nonnen die op het pleintje voor Birots zielenheil baden liepen ook de deur plat bij ons stokoude overbuurvrouwtje in de Rue Longue, Lily Trabaud. |
| |
Vita Nova (Brieven van Gregor Hansmann)
1. | Dit werk is gebaseerd op briefwisselingen die ik in 1990-1991 heb gehad met respectievelijk een bevriend echtpaar en mijn oudste zuster. Het werk is van 1998. |
2. | De namen van alle correspondenten zijn fictief. |
| |
De geschiedenis van een standbeeld
1. | Deze tekst heb ik geschreven in januari 1999. Het is meer een curiositeit. |
2. | De krantenartikelen van 3 augustus 1978 zijn afkomstig uit mijn archief. De naam van de journalist ben ik helaas vergeten. In mijn archief bevinden zich ook de genoemde foto's van Mari Andriessens ontwerpje en een exemplaar van het genoemde contract, alsmede een aantal brieven van en aan de beeldhouwer en andere personen. |
| |
Notities van een onbekende
1. | Deze notities heb ik gemaakt in de periode september 1999-april 2000. Ik kon niet voorkomen dat de ‘ik’ toch weer een personage werd en daarom hield ik er (voorlopig) mee op. |
| |
| |
| |
Bijlage 2 - Lijst van gepubliceerde werken
Torbant, het verloop van zijn ondergang. (Toneel) |
De Arbeiderspers, 1965 - Giraffereeks |
Opgevoerd op 22 juli 1965 in De Koog op Texel door een amateurgezelschap |
|
De stad Afek. (Kort verhaal) |
Voorgelezen in 1966 voor de N.C.R.V.-radio door Donald de Marcas |
|
Aantekeningen bij een zeereis. (Roman) |
De Arbeiderspers, 1966 - ABC-reeks nummer 61 |
(Bewerking van 1998 niet gepubliceerd) |
|
Katin Blank. (Toneel) |
Kentering (Nijgh & Van Ditmar), 8e jaargang nr 3, 1967 |
Opgevoerd in 1967 of 1968 in Leiden door studenten (regie Ferenc Schneider) |
|
Het echtpaar. (Kort verhaal, onder het pseudoniem Kordak) |
Opgenomen in de verzamelbundel Proefpagina 1, Arbeiderspers, 1967 - ABC-reeks nummer 65 |
|
Tidoria. (Quasi-epos) |
Propria Cures, 78e jaargang nr 1, 1967 (voorpublicatie van enkele hoofdstukken) |
(Vanwege commotie op de universiteit over deze voorpublicatie ging de geplande uitgave |
door de Arbeiderspers in 1967 niet door) |
|
Manifest voor de jaren zeventig. |
De Bezige Bij, september 1970 |
|
Een dagje PIDE. (Krantenartikel) |
Het Parool, PS, juni 1974 |
|
Tidoria. (Het oorspronkelijke toneelstuk uit 1966/67) |
Opgevoerd op 18 oktober 1974 door leerlingen van de Rijks Scholengemeenschap in Breukelen |
(regie Elly van Stekelenburg) |
|
Over het machtsverheffen. (Vertoog) |
Gemeente Middelburg, Catalogus William Verstraeten, 1982 |
Uitgeverij A. Bombo, Middelburg, 1988 |
|
Sprookjes van de Neef van de Locomotief. |
Nieuw Zeeland, 1e jaargang, mei-september 1984 |
|
|