Simsons treurspel(1618)–Abraham de Koning– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Eer-dicht. CRanst, looft den Mercurist, wiens leer-rijck defte reden Den Mensch voor-beeldt, hoe licht d'Aerds heersching sweyt, ja keert, Waerd' is 't Kunst-lievend'-hert, en 't stuur zijns pen ghe-eert, Midts hy Simson soo braef op 't konst-tooneel doet treden. De Philistynsche roe, (nae-botsinghs eeuw voorleden, Hoe, laes, mins-boeyens-knel, zijn heylens-luck beheert Door gelt-giers-aert, die noch (O mensch! hier leerlijck leert) D'een steyg'ren doet, en som werpt diep in't diepst beneden. Ha met wat schenck, beloft, de Vorsten komen aen, En met wat vley, vleyns, list, den Simson werdt verraen, Een Spieghel voor elck die hier schijnt een werelts Koningh. Ach vry-vereenicht Landt, houdt Vreed, en VVaerheyts licht, D'sond' haet, dyn Vyand, acht hem niet, vertrouwt, noch swicht, Mijdt den verschrickten val, Simsons, zyn wraecks beloningh. Wie faelt mach keeren. Vorige Volgende