Ellert en Brammert. Een reuzenclaim van een 'Drents' roversverhaal
(2008)–Ruben Koman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 17]
| |
Oudste versie en dateringDe oudst bekende versie van het verhaal van Ellert en Brammert is genoteerd door dominee Johan Picardt (1600-1670) in zijn Annales Drenthiae uit 1660.Ga naar eindnoot5 Het verhaal heeft hij waarschijnlijk gehoord tijdens zijn vijfjarig verblijf in Rolde. Hij vertelt het als een stukje gewone geschiedenis en plaatst het verhaal omstreeks het jaar van de val van Konstantinopel in 1453. Picardt noemt het tweetal moordenaars, maar beweert niet dat het reuzen zijn, zoals in latere eeuwen en ook tegenwoordig wel wordt beweerd. Omtrent dese tijdt meent men dat geleeft hebben die twee vermaerde Moordenaars / ghenaemt Ellert en Brammer, Vader en Soon / die haer een tijdt langh onthouden hebben op dat groote ruyme Veldt / tusschen Scharloo en Sweel, dat men seydt van desen Ellert ghenaemt te zijn Ellers-veldt, en Brammers-hoop van desen Brammer. Dese hebben Waghens en Karren gheplondert / Passagiers en Landsaten vermoordt / Brand-brieven uyt-geschreven / en seer veel quaedt ghedaen: En sulcx des te veyliger / vermits in die tijden de Justitie niet naer behooren gepleeght wierde / waer in den Bisschop David van BurgundenGa naar eindnoot6 versien soude. Van dese Moordenaers wert verhaelt / dat sy een Dochter souden gerooft / en beyde / Vader en Soon / die selve misbruyckt hebben / alsoo dat zy soude swanger gheworden zijn; en dat zy / in absentie des Soons / den slapenden Vader de strot soude af-gesneden / en alsoo ontvlucht / en dese grouwelen ontdeckt hebben. Een vrije vertaling uit het 17e eeuws van deze beschrijving zou zijn:
‘Men meent dat er rond deze tijd twee beruchte moordenaars, genaamd Ellert en Brammer, vader en zoon, geleefd hebben, die zich een tijd lang ophielden op het grote ruime veld tussen Schoonloo en Zweelo. Men zegt dat het Ellertsveld en de Brammershoop naar het tweetal zijn vernoemd. Ze plunderden wagens en karren, vermoordden reizigers en bewoners, bedreigden mensen met brandstichting en deden veel kwaad. Dat ging toen veel makkelijker omdat de justitie in die tijd niet naar behoren func- | |
[pagina 18]
| |
tioneerde, terwijl bisschop David van Bourgondië daar toch voor had moeten zorgen. Over deze moordenaars werd verteld dat zij een jonge vrouw hadden geroofd. Beiden, vader en zoon, zouden haar misbruikt hebben zodat zij zwanger geworden zou zijn en in afwezigheid van de zoon sneed zij de strot van de vader door. Ze vluchtte, waarop de gruwelijkheden aan het licht kwamen.’
Het Ellert en Brammert-verhaal wordt eeuwen later, in 1837, opnieuw beschreven in de Drentsche Volksalmanak.Ga naar eindnoot7 In deze almanak wordt het verhaal geplaatst in de tweede helft van de 12e of in het begin van de 13e eeuw. Dat Picardt het verhaal in de 15e eeuw plaatst en destijds ‘zulke gruwelen ongestraft gepleegd zouden worden’, vindt de schrijver ondenkbaar. De auteur probeert het volksverhaal te plaatsen in de geschiedenis, op de manier die hij logisch acht. De datering van volksverhalen is in het algemeen echter lastig. Ze zijn niet of nauwelijks te dateren en nergens wordt een duidelijke bron gegeven. Daarnaast gaat het uiteraard om een volksoverlevering en we weten dan ook helemaal niet of het verhaal werkelijk heeft plaatsgevonden, al dan niet in de omgeving van het huidige Schoonoord. Een globale datering hoeft niets te zeggen; het verhaal kan veel ouder zijn, maar ook aanzienlijk jonger dan er altijd is beweerd. Het gaat immers om een migrerende sage die, zoals later zal blijken, overal in de wereld, in verschillende variaties, bekend is. |
|