Ellert en Brammert. Een reuzenclaim van een 'Drents' roversverhaal
(2008)–Ruben Koman– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Nederlandse volksverhalen in beeld: Het Vrouwtje van Stavoren, Mariken in Nijmegen en de Vliegende Hollander in Terneuzen (foto's R.A. Koman, 2007/ 2008)
| |
[pagina 11]
| |
InleidingVerhalen als die van Ellert en Brammert, Het vrouwtje van Stavoren, De witte wieven van Lochem, De Vliegende Hollander en de zeemeerminnen van Edam en Westenschouwen, zijn van oorsprong rondtrekkende sagen die soms al eeuwenlang bekend zijn in de mondelinge en schriftelijke overlevering en eens gekoppeld werden aan een plaats, stad, dorp of gebied. Kenmerkend voor deze volksverhalen is dat ze steeds vaker worden ingezet ter promotie van dergelijke steden, dorpen of streken, in ieder geval sinds het midden van de 20e eeuw. We kunnen daarnaast sinds het eind van de 20e eeuw met recht spreken van een sagen-revival. Overal in de maatschappij komen we de traditionele sagen weer tegen in een modern jasje, via de literatuur, televisie, tijdschriften, computergames en bioscoopfilms. Eén van de bekendste voorbeelden is toch wel de reeks boeken en films van Harry Potter.Ga naar eindnoot1 Lokale overheden, VVV's en overige (natuur-)organisaties, zoals Staatsbosbeheer, maken in hun voortdurende zoektocht naar een creatieve invulling voor de productontwikkeling van cultureel erfgoed, en onder invloed van deze sagen-revival, steeds vaker gebruik van de ‘lokale’ sagen, in de vorm van (sagen)routes, brochures, kunst en informatieborden. Ook zijn er lokaal restaurants, café's, uitspanningen en (attractie)parken te vinden die zich toespitsen op een volksverhalenthema en worden er verhalenactiviteiten en -festiviteiten georganiseerd. Door het lokaal toe-eigenen van een sage proberen lokale instellingen een gemeente een eigen identiteit te geven. Gezien het feit dat veel Nederlanders geen wetenschappelijke interesse hebben voor cultuurhistorische elementen, spreekt een aangekleed lokaal verhaal ook meer tot de verbeelding.Ga naar eindnoot2 Zo kennen we onder meer in Spaarndam het beeld van Hans Brinker als herinnering aan de verzonnen held die het land redde door met zijn vinger een gat in de dijk te dichten en het beeld in Stavoren herinnert aan de sage van Het vrouwtje van Stavoren. Een uitspanning in Zwiep (Lochem) laat middels onder meer witte wievenkoek en een witte wieventocht de sage van de spookachtige witte wieven herleven, Terneuzen kent zijn ‘Vliegende Hollander Festival’, Vliegende Hollander-drank en -koek, en de spookhuizen van de kapitein van het schipGa naar eindnoot3. Nijmegen claimt met beelden en bonbons de stad te zijn van Mariken, die volgens het verhaal zeven jaar met de duivel leefde. | |
[pagina 12]
| |
Fragmenten van het NCRV-programma Willem Wever uit 2005 (collectie Meertens Instituut)
In Drenthe geniet het verhaal van Ellert en Brammert een grote populariteit en kan het gerekend worden tot één van de bekendste lokale sagen. Ook nationaal geniet de vertelling bekendheid en we kunnen de sage dan ook rekenen tot het ‘rijk der bekende Nederlandse sagen’. Het NCRV-programma Willem Wever beeldde een aantal van deze sagen, waaronder het Ellert en Brammert-verhaal, in 2005 uit op de nationale televisie.
Met dit boekje wordt geprobeerd te laten zien hoe een traditionele sage, bekend in de mondelinge en schriftelijke overlevering, vroeger en tegenwoordig gebruikt en verteld werd en wordt. Voor ik in ga op de historie, de verspreiding en de variatie van de sage van Ellert en Brammert, de verschillende verhaalmotieven, en voordat ik het verhaal plaats in de vertelcultuur, de schriftelijke cultuur en het toerisme, volgt eerst, ter introductie op het verhaal, een hedendaagse versie van de sage van Ellert en Brammert uit Schoonoord. Op deze manier wordt het verhaal tegenwoordig door vrijwillige verhalenvertellers in het plaatselijke Openluchtmuseum Ellert en Brammert verteld op woensdag en op zon- en feestdagen en tijdens schoolreisjes en bezoeken van vrouwenverenigingen en dergelijke. Alleen al in het jaar 2006 hebben ruim 7000 mensen de sage ongeveer op de volgende manier in het museum gehoord: | |
[pagina 13]
| |
Er waren eens twee enorm grote, woeste mannen: Ellert en Brammert. Mannen die in de buurt van het huidige Schoonoord leefden. Schoonoord was er nog niet. Ook Eeserveen, De Kiel, Wezuperbrug, Odoornerveen en veel andere dorpen in Drenthe stonden nog niet op de kaart. Ook het Oranjekanaal zou pas honderden jaren later gegraven worden. Zo ver je kon kijken zag je heide en veenmoerassen. Overdag liepen herders op die grote heide met kuddes schapen uit Wezup en Orvelte, uit Sleen en Westrup en Schoonloo. Die boerendorpen bestonden toen wel, maar het waren nog kleine dorpjes, zonder straten, zonder rioleringen, zonder telefoon, auto's en fietsen. Zonder winkels zelfs. Het was zo lang geleden, dat we zouden kunnen zeggen dat de mensen toen nog houten glazen in hun bril hadden. Een dorp was in die tijd niet veel meer dan een paar boerderijtjes aan smalle zandweggetjes. De boeren lieten hun schapen overdag op de heide lopen. Daar aten ze gras, heide en de bladeren van kleine bomen. Voor het donker werd, bracht de herder de schapen terug in de stal bij de boerderij. Daar waren ze veilig voor de wolven in het veld die er toen rondzwierven. De mensen uit de dorpen waren zelf ook bang als ze op de heide liepen. Niet alleen voor wolven en adders, ze waren vooral bang voor de grote rover Ellert en zijn verschrikkelijke zoon Brammert. Deze reusachtige bandieten, met lange warrige haren en woeste ongekamde baarden, woonden in een door hen zelf gegraven hol in een steenachtige heuvel. Het was altijd donker in dat hol, er zat geen raam in. In een hoek van het hol lag een hoop oud stro; daar sliepen ze. In plaats van dekens trokken ze stinkende vellen van door hen geslachte schapen over zich heen. Die schapen hadden ze gestolen van de herders. Maar Ellert en Brammert roofden nog veel meer. Ze deden niets anders en waren doortrapt: zij hadden vanuit hun hol dunne zwarte draden gespannen, vlak over het heideveld. Draden die je haast niet kon zien. De draden zaten in het hol vast aan een schapenbel. Als iemand over de hei liep en met zijn voet tegen zo'n draad trapte, dan klingelde de schapenbel in het hol. Ellert en Brammert hoorden dan de bel rinkelen en holden naar de wandelaar toe en beroofden hem van alles wat hij bij zich had. Zelfs de kleren werden van het lijf getrokken. De arme wandelaar had nog geluk gehad als hij naakt kon wegrennen, want de rovers hadden al veel mensen doodgeslagen met hun knuppels en bijlen. Midden op de hei lag een diep dal. De mensen in de buurt noemden dat de Moordenaarskuil. Er naast lag een zandheuvel met dikke stenen. Tussen de Moordenaarskuil en de heuvel liep de zandweg. Soms, als Ellert en Brammert wisten wanneer er een karavaan koetsen met rijke mensen over de hei zou komen, maakten ze een hinderlaag op die weg. De reuzen rolden dan grote zware stenen van de heuvel op de zandweg, zodat de koetsen er niet over heen konden. Alle koetsiers moesten dan samen proberen de keien terug te rollen. Zolang moesten zij hun koets onbeheerd achterlaten. Dat was het moment dat Ellert en Brammert de reizigers in de achterste koetsen vermoordden, waarna ze er met alle geld en sieraden vandoor gingen. In hun hol lagen bergen geld, gouden ringen en halskettingen. De woeste reuzen deden niets met al die rijkdommen. Ze kochten er niets voor, ze leefden in hun donker hol. Het was een vies, rommelig, stinkend hol. | |
[pagina 14]
| |
De reuzen Ellert en Brammert maakten soms ruzie met elkaar. Vader Ellert wilde dat zijn zoon voor het eten zorgde en het hol wat opruimde. Brammert had echter een hekel aan dat werk. ‘Daar ben ik te groot voor’, zei hij dan. ‘Doe het zelf maar!’. Toen bedachten ze een vreselijk plan. Ze wilden een vrouw in hun hol krijgen, een vrouw die alles moest doen wat zij wilden. Ze besloten de eerste de beste vrouw die op de hei zou komen bij hen in het hol te halen. De reuzen konden haast niet wachten tot er een zou komen en ze zochten langs alle randen van het grote heideveld. Marieke was een mooi meisje uit Orvelterveen. Op een dag had zij ruzie gehad met haar ouders. Kwaad liep ze naar buiten. Ze wilde even alleen zijn, weg van haar zeurende vader en moeder. Ze liep stampend over de zandweg, in de richting van de hei. ‘Pas op! Ga niet de gevaarlijke hei op, blijf in de buurt’, riep haar vader haar nog na. Maar Marieke hoorde het niet. Ze liep huilend over de bochtige weg. Aan de rand van de hei was het huilen over. Ze zag een vlinder en ze ging in het gras zitten om er naar te kijken. Haar kwaadheid zakte en ze genoot van het geluid van een leeuwerik die hoog in de lucht zijn hoogste lied floot. Ze deed haar ogen erbij dicht. Toen Marieke haar ogen weer open deed, schrok ze. Ze keek in de gezichten van twee bebaarde reuzen, die haar oppakten en meedroegen naar hun hol. Marieke wist niet wat haar overkwam. Ze wilde schreeuwen, maar dan zouden haar vader en moeder merken dat ze naar de heide was gelopen. Wat moest ze doen? Voor ze het wist, waren ze al in het hol. De reuzen bulderden van het lachen toen zij vertelden dat Marieke niet naar huis terug mocht. ‘Jij bent nu mijn vrouw,’ zei reus Brammert, ‘en je doet alles wat ik wil! Begrepen?’ ‘Ho, ho, wacht eens even’, schreeuwde Ellert, ‘ik ben de oudste, je bent míjn vrouw!’ Na lang bekvechten besloten de wilde mannen dat Marieke de vrouw van allebei moest zijn. Vanaf dat moment sliep Marieke de ene nacht in het stro bij Ellert en de andere nacht onder de schapenvellen bij Brammert. Ze moest hard werken: poetsen, vegen, konijnen slachten, koken, ratten wegjagen en nog veel meer. Marieke kreeg slaag als ze niet deed wat de wrede mannen bedachten. Zeven lange jaren waren al voorbijgegaan sinds Marieke door de reuzen was meegenomen. Marieke kreeg natuurlijk een grote hekel aan de gemene kerels. Ze wilde terug naar haar ouders in Orvelterveen, maar de reuzen lieten haar niet gaan. Ontvluchten kon ook niet. Als Marieke bij de ene reus sliep, lag de andere in de opening van het hol. Overdag werd Marieke geen moment alleen gelaten. Als de bel in het hol rinkelde, bleef één van de reuzen bij het hol, om Marieke te bewaken, terwijl de andere ging roven. Brammert bedacht dat Marieke ook wel eens zijn haren kon wassen en knippen. Soms moest ze met het grote blinkende scheermes zelfs de kop van de lelijke reus kaalscheren. Na een tijdje wilde ook Ellert af en toe geschoren worden. Op zekere dag, het was prachtig zonnig weer, lagen Ellert en Brammert voor het hol een vat gestolen jenever op te drinken. Ze kregen ruzie omdat ze allebei het laatste restje drank voor zichzelf wilden. Toen rinkelde de schaapsbel. In de richting van Borger was iemand tegen de draad gelopen. Brammert wilde er niet heen, hij was een beetje dronken en wilde bij Marieke blijven. Daarom pakte vader Ellert zijn knots en vertrok om te roven. Zoon Brammert lag te doezelen in de zon en wilde vertroeteld worden door Marieke. ‘Scheer mijn baard af’, commandeerde hij, | |
[pagina 15]
| |
‘maar zacht en voorzichtig’. Marieke wist dat voor een zachte scheerbeurt het mes goed scherp moest zijn, zonder randen en kartels. Zij sleep het mes eerst, zoals het hoorde, met de slijpsteen en daarna streek ze over de leren riem, om het mes mooi glad af te werken. ‘Komt er nog wat van, vrouw?’ riep Brammert ongeduldig, ‘of moet je weer een pak slaag?’ Marieke werd kwaad. Ze kon toch niet sneller? Terwijl zij met de scheerkwast en warm water het gezicht van de reus inzeepte, viel deze in slaap. Zo dronken was hij. Marieke besefte dat dit de kans was om te vluchten, nu moest zij weglopen. Maar wat als de reus daarna wakker zou worden? Het was ver naar het huis van haar ouders. Marieke bedacht zich geen ogenblik. Ze pakte het grote blinkende mes en sneed met één grote haal de hals van de verschrikkelijke reus door. Zo hard als ze kon rende ze weg van het hol. Toen de reus Ellert even later met zijn buit terug kwam bij het hol, zag hij zijn zoon Brammert liggen. Dood. Hij lag in een plas bloed! Hij begreep meteen wat er was gebeurd en zag in de verte Marieke wegrennen en brulde: ‘Kom terug!’ Marieke holde natuurlijk verder. Dus greep Ellert zijn bijl en rende hij achter Marieke aan. Je begrijpt dat een reusachtige kerel veel harder kan lopen dan een meisje dat moe is van het harde werken. De voorsprong van Marieke werd kleiner en kleiner. Marieke raakte buiten adem en durfde niet om te kijken. Ze was bijna bij de boerderij van haar ouders toen ze het dreunen van de voetstappen van de razende Ellert voelde. In haar haren blies de hete hijgende adem van de reus. Ze voelde de kracht uit haar benen vloeien, maar struikelend kon ze nog net de grote achterdeur van de boerderij bereiken. Ze greep de klink en trok, maar de deur klemde een beetje. Achter zich zag ze de schaduw van de reus en in een uiterste
Ellert en Brammert getekend door Anton Pieck (Schouten, 1989, p. 33)
| |
[pagina 16]
| |
Vertelster Henny Spreen-Prinsen vertelt de sage van de reuzen in het Openluchtmuseum Ellert en Brammert (foto R.A. Koman, 2007)
krachtsinspanning rukte ze nog eens. Marieke tuimelde de openvallende deur binnen. De hollende reus, die wist dat hij Marieke net niet grijpen kon, wierp zijn scherpe bijl, waarmee hij al zoveel onschuldige mensen had gedood, in de richting van het struikelende meisje. Nog nooit had hij misgegooid. Maar doordat Marieke was gestruikeld, suisde de bijl rakelings boven haar hoofd langs en bleef trillend in het hout van de deur steken. Het meisje was binnen, net op tijd. Snel schoof ze de grendels op de deur. Ellert, de oude reus, brulde. De huizen van Orvelterveen schudden op hun grondvesten en de mensen sidderden van angst. Maar de wilde achtervolging had teveel gevergd van de oude reus. Hij zakte huilend in elkaar en stierf voor de deur waarachter zijn geliefde Marieke was verdwenen. Vanaf die dag heet de grote hei Ellertsveld. Iedereen kon er weer veilig over heen lopen. Er gingen zelfs mensen wonen. Ze maakten akkers van de heide en uit alle streken van het land kwamen mensen om te helpen bij het graven van het Oranjekanaal. Veel van deze mensen zijn er blijven wonen, in de nieuwe dorpen Eeserveen, Wezuperbrug, Odoornerveen, Eesergroen, De Kiel, Kibbelveen en Schoonoord. De Moordenaarskuil ligt nog altijd aan de weg en het fietspad tussen Wezuperbrug en De Kiel. De Brammershoopstraat loopt nog steeds naar de plaats waar ooit de stenenheuvel lag waar de grote kerels hun hol groeven en het gebied waarin alle nieuwe dorpen liggen, heet nog steeds Ellertsveld. Het Openluchtmuseum Ellert en Brammert ligt midden in het Ellertsveld. Hier speelde zich het verschrikkelijke verhaal af van de reuzen Ellert en Brammert en het meisje Marieke.Ga naar eindnoot4 |
|