| |
| |
| |
Hoofdstuk 12
Specifiek volksgeloof en -gebruik
12.1 Geboorte en kindertijd
‘'t Wördt altied wat:
'n kiend of 'n maachien!’Ga naar eindnoot1
‘Als je zwanger was voordat je getrouwd was, zei men: “Die was anebraand.” Je mocht niet zwanger worden voor het trouwen. Dat was een erge zonde.’ (Hoonhorst)Ga naar eindnoot2
‘Daor kriegt ze 'n zwerm: daar komt een baby.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot3
‘Als je een paardenbloem vond, moest je drie keer blazen tegen het paardenbloempluis. Het gros ging er af. Het aantal zaadjes dat overbleef gaf aan hoeveel kinderen je zou krijgen.’ (Dalfsen: Emmen)Ga naar eindnoot4
‘Gien kinderwaangen kopen veur 't kind dr is, niet onder een liende deurlopen à-j in verwachting waeren, dan kreeg 't kind een streep aover 't gezichte.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot5
‘Een vriendin van ons, die in 1960 zwanger was, mocht van haar ouders beslist niet de overleden grootouders zien, want anders werden de kinderen mismaakt geboren. Dat was nog in 1960!’ (Dalfsen: Emmen)Ga naar eindnoot6
‘Als je met een ketting draaide, kon je zien wat voor kind je kreeg, of het eerste kind een jongen of een meisje was. Je gebruikte een naald met draad of een ketting. De naald moest dan vanzelf gaan draaien.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot7
‘Zo'n 51 jaar geleden legde mijn moeder een gulden op mijn navel. Als de navel hoog stond, werd ie daardoor wat platter. Daarna deed ze er een navelbandje omheen, dan bleef 't op de plaats zitten. Toen de huisarts er aan huis kwam, heeft ze het zo snel als ze kon weer weggehaald. Het was namelijk toch een volksgeneeskunde.’ (Almelo, Dalfsen)Ga naar eindnoot8
‘Een gulden of rijksdaalder werd op het babynaveltje gelegd onder het navelbandje om de navel naar binnen te krijgen. Het werd strak omgebonden.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot9
‘'n Jonge zeun brengt duzend guld'n mit’ betekent dat een zoon geluk brengt.Ga naar eindnoot10 Een boer kon ‘beter een zoon’ bij de geboorte krijgen, dan een dochter. Dat was beter voor de opvolging en voor het boerenwerk. Als er een tweede kind op komst was, werd over het eerste kind gezegd: ‘Ie gaot in 't pink'nhokke; die kump in 't pinkestallegien’Ga naar eindnoot11 Het laatste kind werd in Overijssel ‘het dodkukentje’ genoemd.Ga naar eindnoot12
| |
12.1.1 De ooievaar
‘Vrogger geleumen de wichterGa naar eindnoot13 nog in de ooievaar, noe weet ze as ze nog gien twie bint al det zo'n kleingie in moe's boek gruuit en det va d'r det in'estopt hef. Een paar wekken terugge waa'k äns
| |
| |
op vesite. Kwamp d'r een hoop van det opgeschötten volk binnen, allemoal zo'n joar of wat etrouwd. Iene hef d'r onderweg een ooievaar zien vliegen. Jan zeg oh, dan zà'k gauw 't dak insmeren met grune zepe.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot14
‘Als je een ooievaar zag vliegen deed je groene zeep op het dak, anders kreeg je kinderen. Dan zou de ooievaar uitglijden van het dak en kon hij daar niet landen.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot15
‘Er werd verteld dat kindertjes van de ooievaar komen.’ (Dalfsen: Ankum)Ga naar eindnoot16
‘Dat de ooievaar de kinderen bracht is een gangbaar verhaal. Alleen kinderen geloofden dat. Ik was een jaar of negen toen ik hoorde hoe het wel zat. Ik was stom van verbazing.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot17
‘Men zei tijdens een bevalling dat een ooievaar een gat in het been van de moeder beet. Daarom kon de moeder niet uit bed komen.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot18
‘As moe in 't kraombedde lag, wörden de kinders dan ok wies-emäkt det de ooievaar haar in 't bien ebeten had. Hun lievelingskössie is toch wè padden en veural kikkers. Daorumme hunk ien van mien vriendties, een ienigst kind, die jaloers was op al mien breurties en zussies, 's aoms veur det e naor bedde gunk een kikker an de deurkrukke.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot19
‘Verhalen over de geboorte van een kind waren hier per gezin verschillend. Wij hadden een schoenmaker die nogal gek met kinderen was. Hij zei dat we kikkertjes moesten vangen en die met de pootjes aan elkaar moesten binden met draadjes. Daarna moesten we ze aan de deur hangen, zodat de ooievaar zou komen. We deden dat braaf en onze ouders zeiden niets. En warempel, er kwam een zusje, maar er was geen ooievaar te zien. Later werd ons verteld dat de ooievaar een kind had gebracht, waarop we zeiden: “De dokter zal wel beter kikkers kunnen vangen dan wij!’ (Lemelerveld)Ga naar eindnoot20
‘Mijn broer hing voor de grap wel eens een kikker aan de deurknop. Dan zou de ooievaar komen en kwam er een zoon of dochter bij. Men zong altijd: ‘De ooievaar, die lepelaar, die komt bij iedereen!’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot21
‘Nog onlangs zag ik dat enkele oude dames niet langs een ooievaarsnest in Hoonhorst durfden te fietsen. Ze gingen er met een grote boog omheen.’ (Dalfsen, Oudleusen)Ga naar eindnoot22
‘Als je kinderen wilde moest je het raam openzetten voor de ooievaar.’ (Hoonhorst)Ga naar eindnoot23
‘De ooievaar, die lepelaar’, werd gezien als geluk- en kinderbrenger in Dalfsen
| |
| |
De ooievaar komt men tegenwoordig nog vaak tegen in tuinen bij de geboorte van een kind. Foto links: Teeuwserf, Dalfsen. Foto rechts: G.W. Spiegelstraat, Oudleusen
‘In Hoonhorst maakte men grapjes en zei men uit gekkigheid dat je de ramen moest dichtdoen. Anders zou de ooievaar komen.’ (Hoonhorst)Ga naar eindnoot24
‘Indien men in het voorjaar den eersten ooievaar ziet vliegen, dan blijft men het geheele jaar vlug, ziet men hem daarentegen loopen, dan blijft men het geheele jaar lui.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot25
In Hoonhorst kennen we een variatie op deze zegswijze: ‘Als je vroeg op stond met Nieuwjaar dan bleef je het hele jaar vroeg. Als je de naam hebt van vroeg opstaan, kun je rustig blijven liggen. Men zei ook: “Doe maar kalm aan. Een slak en een haas hebben gelijk Nieuwjaar.”’ (Hoonhorst)Ga naar eindnoot26
Een ooievaar werd, onder meer in Overijssel, als lentebode, geluksvogel of de brenger van het goede gezien.Ga naar eindnoot27 In Oudleusen staat de vogel ook bekend als ‘eileuver’, de heilbelover.Ga naar eindnoot28 In vroeger tijden vertelden ouders hun kinderen dat ze uit een grote kool, een boom of een put kwamen of vanonder een dikke steen. Deze speelse verklaringen zijn nog niet verdwenen, maar vanaf de 19e eeuw op de achtergrond geraakt. Vanaf dat moment werd hier vanuit Duitsland met veel succes de ooievaar als kinderbrenger ingevoerd.
De ooievaar bracht voor broertjes en zusjes beschuit met muisjes mee.Ga naar eindnoot29 Het uitdelen van beschuit met roze of blauwe muisjes, op werk, op school, aan buren en vrienden, is een gebruik dat tegenwoordig nog steeds overal voorkomt.Ga naar eindnoot30
| |
| |
Ouders vertelden dat kinderen door de ooievaar werden gebracht of uit de rode kool kwamen gekropen. Kinderen zouden daarnaast uit de kinderboom komen (hier afgebeeld op een ansichtkaart uit ca. 1900)
Ter Laan vermeldt in zijn ‘Folkloristisch Woordenboek’ (1949) het volksgeloof waarbij men gelooft dat men het hele jaar ijverig zal zijn als de eerste ooievaar die men in het voorjaar ziet, vliegt.Ga naar eindnoot31
De grap van de ooievaar en de groene zeep is op andere plaatsen in Nederland ook bekend als mop en raadsel. ‘Wat is het meest gebruikte Belgische voorbehoedmiddel? Groene zeep. Dat strijken ze op het dak, want dan glijdt de ooievaar er over uit.’
Ook spelen ‘domme blondjes’ de hoofdrol in de mop of het raadsel en wordt in plaats van groene zeep mayonaise gebruikt.Ga naar eindnoot32 De plagerij over het ophangen van een kikker aan de deur voor het krijgen van een kind, waarna de ooievaar komt, komt ook in andere delen van Nederland voor.Ga naar eindnoot33
| |
12.1.2 Uit de kool gekropen
‘Vroeger verbouwde men mooie rode kool, koolplantjes. Je moest die goed verzorgen, want dan had je redelijke kans dat er een baby uit kwam.’ (Hoonhorst, Lemelerveld, Oudleusen)Ga naar eindnoot34
Om de jonge kinderen rustig te houden en in slaap te wiegen kende men ook in de regio Dalfsen allerlei slaap- en wiegeliedjes. Waren ze wat ouder dan leerde men ze een gebedje dat ze voor het slapen gaan op moesten zeggen:
‘Suzo, Gaitjântjen, mi vaeder is e tam-
As hi op de trommel slöt,
Daor buten löp 'n schaop.
Een schaop met witte vuuties,
Dàt drinkt zien melk zo zuuties,
dan dut Anna d'eugies toe.’ (Dalfsen:
‘Ik ga slapen, ik ben moe
sluit mijn beide oogjes toe
Here houdt ook deze nacht
Over ons getrouw de wacht’ (Dalfsen,
| |
| |
Baby's zouden uit de kool komen
't Gat in de narm (den arm)
‘Slaap kindje, slaap’ is een algemeen bekend liedje bij het slapen gaan en is eigenlijk een variatie op een oud volksrijm.Ga naar eindnoot41
Slaap kindje, slaap
| |
12.1.3 Met de helm geboren
‘Als je met de helm was geboren, wist je meer, was je intelligenter, geleerd.’ (Dalfsen, Welsum)Ga naar eindnoot42
‘Als je met de helm was geboren was je helderziende.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot43
‘Als kinderen met de helm werden geboren was er een stekie aan los, dan mankeerde er wat aan ze.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot44
‘Mijn oudste dochter is met de helm geboren. Ze heeft soms vooruitziende blikken.’ (Oudleusen)Ga naar eindnoot45
‘Als je met de helm was geboren had je extra gaven.’ (Hoonhorst)Ga naar eindnoot46
Het is opvallend hoeveel mensen in de gemeente Dalfsen tegenwoordig vertellen ‘met de helm’ geboren te zijn. Tientallen mensen in de regio menen met de helm te zijn geboren en op de een of andere wijze ‘bijzondere gaven’ te bezitten.
De ‘helm’ is het vlies dat bij de geboorte het hoofd van sommige kinderen omgeeft. Een kind dat ‘met de helm’ werd geboren, werd vaak geacht een gelukskind of een ziener te zijn.Ga naar eindnoot47 Omdat deze eigenschap eerder als een vloek werd gezien dan als een zegen, verbrandde men dikwijls ‘de helm’ na de geboorte, waardoor die ‘zijn eigenschap verliest’.Ga naar eindnoot48
| |
12.1.4 De nageboorte
‘In de regio Dalfsen en Nieuwleusen hing men de nageboorte van het paard op. Elders begroef men die.’ (Dalfsen, Nieuwleusen)Ga naar eindnoot49 ‘De nageboorte hing men hier op in een boom. Het veulen rook dat en ging er met de neus naar toe. Je kreeg dan een paard met het hoofd naar boven en een rechte nek.’ (Dalfsen: Emmen)Ga naar eindnoot50
| |
| |
‘De nageboorte van een paard werd in een hoge boom opgehangen. Dan ging het paard mooi rechtop met opgeheven hoofd lopen.’ (Dalfsen: Ankum)Ga naar eindnoot51
‘De nageboorte van een merrie, de haamGa naar eindnoot52, hing men in een boom op, of onderaan een boomtak. Het paard kreeg dan een lange nek.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot53
‘De nageboorte van het paard hing men op. Hoe hoger de haam in de boom hing, hoe hoger het veulen het hoofd omhoog droeg.’ (Dalfsen, Nieuwleusen)Ga naar eindnoot54
‘De nageboorte van het peerd hingen ze op in een boom. Anders loopt ie met z'n hoofd naar beneden.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot55
‘Vroeger hing men de nageboorte van het paard op aan een boom. Dat werd “het voel”, het vuil, genoemd. M'n man deed dat nog voor de gekkigheid.’ (Dalfsen: Welsum)Ga naar eindnoot56
‘De nageboorte van een paard, de hamel, hing men in een boom. Dan ging de kop van het veulen omhoog. Hier in de buurt gebeurde dat ook wel.’ (Dalfsen: Oosterdalfsen)Ga naar eindnoot57
De nageboorte van het paard zou hoog in een boom moeten worden gehangen. Hoe hoger de nageboorte hing, hoe rechter de kop van het dier zou worden.Ga naar eindnoot58 In het volksgeloof mocht het paard niet met het hoofd naar beneden hangen. Dat zou geen goed teken zijn voor de genezing van een ziekte.Ga naar eindnoot59 Men was overigens van mening dat het Overijsselse paard ‘regter van kop’ was dan het Friese paard, maar dat het meer gedrongen was en in het algemeen matige benen had.Ga naar eindnoot60
‘Bij de druivenstruik (wiendroevenstok) deden ze vroeger, om de twee jaar, een nageboorte van de koe, het koevoel. Dit moest heel goed zijn voor de productie van de druiven. Ik stond erbij dat tuinman Van Lente een gat maakte bij de wortels en daar het “koevoel” instopte. “Iej mut de grond goed anstampen, aanders vret de katten 't koevoel op,” zei Van Lente. En zo was ik al vroeg bezig met jeugdarbeid.’ (Dalfsen: Oosterdalfsen)Ga naar eindnoot61
‘Vroeger stopte men de nageboorte van een koe bij de druiven. Nu doen ze er bloedmeel bij. Ik denk dat het te maken heeft met het bloed. Het was in ieder geval mest. De nageboorte van het paard noemde men de “hamel” en de nageboorte van de koe het “voel”.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot62
‘Tuinman Veldman van Huize Den Berg zei, dat je ossenbloed bij de moerbei moest doen.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot63
| |
12.1.5 De kip en de vlier
‘De buurvrouw, mevrouw Klaasje Bonte-Smit (geboren rond 1913), zei altijd dat als de kip broedt en de vlier al bloeit, er niet veel meer van de kuikens terecht komt.’ (Oudleusen)Ga naar eindnoot64
De vlier werd in de regio Dalfsen gebruikt tegen verkoudheid, sproeten en boze geesten. Daarnaast werd de vlier gezien als een voorteken van de geboorte van slechte kuikens
| |
| |
‘Vrogger stund op ieder ärf wel een vlierstruke, den heult de boze geesten vot.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot65
‘De vlierstruik stond altijd bij het stookhok of bakhuisje als bescherming.’ (Dalfsen: Emmen)Ga naar eindnoot66
| |
12.1.6 De tandenmuis en tandenfee
‘... en een oogenblik later wist Jupie alle geheimen van tanden krijgen en tanden wisselen, en dat het heusch wel meeviel, wat Onze Lieve Heer allemaal wel kon.’Ga naar eindnoot67
‘Als kinderen tanden verliezen, moest je deze op een schoteltje onder de kast leggen. Als je de volgende dag keek was er een grote kans dat de tand was weggehaald door de muizen en dat zij er een dubbeltje voor in de plaats hadden gelegd.’ (Dalfsen, Oosterdalfsen)Ga naar eindnoot68
‘Melktandjes moest je begraven of in een doosje doen.’ (Lemelerveld)Ga naar eindnoot69
‘De tand onder kast of bed leggen is hier bekend. De tand werd onder een kast, dressoir of het bed neergelegd. Dan legde een muis er een cent voor in de plaats. Tegenwoordig kennen de kinderen op school de tandenfee of kabouter. Nu wordt een euro neergelegd!’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot70
‘Als kind vertelde mijn moeder, dat ik mijn melktand onder mijn kussen moest leggen. Een fee zou de tand dan vervangen voor een centje’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot71
‘Nee, wij vertelden geen verhalen bij het tandenwisselen, maar er waren wel mensen die de tanden onder het kussen legden en vertelden dat de tandenfee er geld voor neerlegde.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot72
‘Je tanden gooide je hier over 't hoofd als je getrokken was. Het gebeurde ook bij melktandjes. Dan moest je een wens doen. Ik heb het persoonlijk niet gedaan, in de buurt ging het wel zo.’ (Hoonhorst, Lemelerveld)Ga naar eindnoot73
‘Je moest je tand onder het kussen leggen dan kwam de muis. De andere morgen lag er dan een dubbeltje. Dat hebben wij ook wijsgemaakt aan de kinderen.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot74
‘As die melktaanden goat...vrogger leggen wie ze achter de poot van de kaste en dan kwamp de moes ze halen en leggen d'r een dubbeltie veur in de plase, tegenwoorig bewaart ze ze in een deusie.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot75
In veel gezinnen werden en worden diverse verhaaltjes verteld rondom het wisselen van melktanden, maar er zijn er ook veel waar dat niet gebeurde.
Men vermoedt dat er op verschillende manieren met (melk)tanden werd omgegaan: de tand werd wellicht naar de zon of in het vuur gegooid, tussen de benen gegooid, op of over het dak gegooid (vaak tijdens het aanroepen van een dier of individu), naast het holletje van een muis (of een ander dier) geplaatst in de buurt van een kachel of verwarming, begraven (zoals ook in Lemelerveld), verstopt waar dieren de tand niet konden vinden, geplaatst in een boom of op een muur en opgegeten door de moeder, het kind of een dier.Ga naar eindnoot76
Volgens een ander volksgeloof moeten tanden met zout worden overgoten en worden verbrand, zodat heksen de tanden niet kunnen krijgen.Ga naar eindnoot77 Tanden werden in het volksgeloof beschouwd als teken van kracht en de zon. Het vuur, muizen en bomen werden geassocieerd met de geboorte, het leven en de voorouders.Ga naar eindnoot78 Veel van deze gebruiken werden vergezeld door het uitspreken van toverwoorden of gezegdes. Verhalen over de tandenmuis die tanden
| |
| |
omwisselt, lijken hun herkomst te vinden in deze oude gebruiken. In oude liederen wordt een muis, rat of een ander dier opgeroepen, die de oude tanden inwisselt voor nieuwe en betere tanden.Ga naar eindnoot79 In de regio Dalfsen trof ik het gebruik bij de oudere generatie aan. De tandenfee is een moderne variant op het gebruikGa naar eindnoot80 en werd alleen door jongeren verteld.
De tandenmuis is bekend van de Baltische staten tot aan de Middellandse Zee, in Noord-Amerika en Latijns Amerika, waar de muis bekend staat als ‘de muis Perez’.Ga naar eindnoot81 In de 19e-eeuwse verhalen in Frankrijk werd de muis al vervangen door een fee.Ga naar eindnoot82 Het plaatsen van een tand onder het kussen van een kind of het geven van een centje voor een tand is een moderne variatie van het verhaal dat door ouders aan kinderen wordt verteldGa naar eindnoot83 en waarschijnlijk in het begin van de 20e eeuw is ontstaan.Ga naar eindnoot84 Om kinderen tegen het kwaad te beschermen werd een mes onder het kussen gestopt. Wellicht houdt het leggen van de tand onder het kussen hier verband mee.Ga naar eindnoot85 In sommige gevallen moet de melktand in een glas water worden gedaan of op een schoteltje worden gelegd en soms wordt het kind alleen beloond als hij/zij goed is geweest.Ga naar eindnoot86 In bepaalde delen van de wereld, waaronder Amerika, worden brieven aan de tandenfee geschrevenGa naar eindnoot87 of wordt het verhaaltje gebruikt om ervoor te zorgen dat kinderen hun tanden goed poetsen of met geld leren omgaan.Ga naar eindnoot88
De tandenwissel van de melktanden is, in het denken, het begin van het breken met de kindertijd.Ga naar eindnoot89
In de Italiaanse versie van het verhaal legt de tandenloze heks ‘Marantega’ 's nachts een muntje onder het kussen of onder het bed, als daar een tand is neergelegd door een kind. De tandenverzamelaar staat in meerdere landen bekend als ‘tandenheks’. Ook treedt de Heilige Maagd Maria op als tandenwisselaar.
De eerste melktandjes worden dikwijls door de ouders bewaard. De herkomst van het bewaren van melktanden ligt in een volksgeloof dat verbonden is aan hekserij en religie, maar tegenwoordig nog steeds voorkomt op verschillende plaatsen in de wereld. Voordat een persoon zijn eeuwige rust kan verkrijgen, moeten al zijn lichaamsdelen, waaronder zijn tanden, worden begraven. Als niet alle tanden aanwezig zijn, moet de gestorvene in de hel naar zijn tanden zoeken in een emmer vol bloed op de Dag des Oordeels.Ga naar eindnoot90 Deze betekenis is echter twijfelachtig. Het bewaren van de tanden heeft tegenwoordig meer te maken met het bewaren van nostalgische herinneringen uit de kindertijd.
In de regio Lemelerveld gooide men de tanden ook over het hoofd heen. Dit gebruik kwam tevens op andere plaatsen in Nederland voor, vaak gebruikt om mooie, witte tanden, als een muis, weer te krijgen. Kinderen riepen dan: ‘Moes, moes, hier is mijn olde koes, Lieve Heer, geef mij een nieë weer.’Ga naar eindnoot91
| |
12.2 Trouwen
‘Als je wilde trouwen en bij iemand op visite was, kreeg de jongen als eerst een kopje aangereikt. Was het een blauw kopje, dan was hij afgekeurd, en liep hij een blauwtje. Was het een rood kopje, dan was hij geaccepteerd door zijn aanstaande schoonfamilie.’ (Dalfsen: Emmen)Ga naar eindnoot92
‘Als je op de hoek van de tafel komt te zitten, trouw je binnen een jaar of pas na zeven jaar. Mors je suiker, dan ben je verliefd. Heb je twee lepeltjes bij je kopje, dan is er binnenkort een bruiloft.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot93
‘Niet ummedebi-jGa naar eindnoot94 de Pinksteren trouwen; een pinksterbruud, daor is de zeengenGa naar eindnoot95 uut.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot96
| |
| |
Ook tijdens een begrafenis kon de kleur van het servies iets aanduiden. Kopjes, schoteltjes en ander servies konden dan alleen de kleuren blauw, wit en zwart hebben en geen bloemmotief.Ga naar eindnoot97
In Dalfsen werd verteld niet te trouwen rond Pinksteren: ‘een pinksterbruid, daar is de zegen uit’. Men noemde een bruid en bruidegom hier ‘broed en brugeman’.Ga naar eindnoot98
| |
12.3 De dood
12.3.1 Begrafenisgebruiken
‘Het was een begrafenisgebruik, dat men de ramen, de luiken, uit de hengels haalde en ernaast neerzette.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot99
‘Ongedoopte kinderen en de mensen die zich hadden verhangen werden “onder de heg begraven”, zo noemden ze dat, aan de weerszijden van het baarhuisje op het kerkhof.’ (Hoonhorst)Ga naar eindnoot100
‘Op Ni'jluusen breng'n de buur'n ok melk mee nao 't sterfhuus, vandaor giet 't nao de bakker veur 't begrafenisbrood.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot101
Het begrafenis-, doden- of vlechtbrood, dat ook in Nieuwleusen bekend was, zou een herinnering kunnen zijn aan het ‘weduwenoffer’, dat in de voorchristelijke tijd het lichaam van de vrouw symboliseerde en in het volksgeloof magische kracht bezat.Ga naar eindnoot102 Dit is echter speculatief.
Men was bang de dood en andere zaken rondom het sterven bij de naam te noemen. Allerlei woorden werden vermeden en door andere vervangen. Dit alles berust op taboe.Ga naar eindnoot103 ‘Op het kerkhof’ wordt in het Nieuwleusener dialect ‘achter de beuk'n-heege’ genoemd.Ga naar eindnoot104
‘Groeve’ is in het dialect een ander woord voor ‘begrafenis’.Ga naar eindnoot105 Als iemand zou sterven zou hij ‘'t Leste bien bi'jtrekk'n’Ga naar eindnoot106 en was een persoon overleden, dan werd gezegd: ‘Die is uut de tied’.Ga naar eindnoot107
De engel des doods (hier afgebeeld als vrouw) en de doodgraver. De dood wordt gevreesd als het einde van het leven, maar altijd is er de hoop dat hij de poort is naar een nieuw leven in een andere wereld (Schilderij van Carlos Schwabe, 1895-1900)
‘Als iemand overleden was werden de vensters gesloten. Als een boer werd begraven werd ie eerst op de deel, de delle gezet, de plek waar de koeien stonden, achter het woondeel. Dan tilde men de deksel van de doodskist op, werden enkele gebeden gezegd, en kon de dode door 't slop heen kijken. Het slop was een gat in de zoldering.’ (Hoonhorst)Ga naar eindnoot108
| |
| |
In het volksgeloof is een oude gedachte dat de ziel bij de dood het lichaam verlaat als een adem, een nevel, een licht of als een diertje. Kon de ziel van de stervende niet door een gat in het dak, door de schoorsteen of door het ‘slop’ op de deel wegvliegen, dan zette men een deur of venster open.Ga naar eindnoot109 Eeuwenlang was het in sommige streken gebruikelijk dat een stervende niet op zijn bed, maar in de woonkamer onder het rookgat of bij het geopende raam, ook wel op de deel onder het balkenslop, de laatste adem moest uitblazen. Bij het sterven moest de mond open zijn, zodat de ziel kon wegvliegen. Daarna werd hij gesloten, opdat ze niet terugkeerde.Ga naar eindnoot110
‘Het is hier gebruikelijk om de doden “uit te luiden”. “Hi'j wordt verlud”. Dit is een heel oud gebruik. Om tien uur 's ochtends gaat dan de kerklok en weet de gemeenschap dat er iemand overleden is.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot111
Het ‘uit luiden’ staat in het algemeen bekend als ‘verluiden’. Na het overlijden van een persoon worden de toren- of kerkklokken geluid om het sterfgeval algemeen bekend te maken.Ga naar eindnoot112
‘Er werd verteld over het boven je graf uitsteken van je hand als je iets ergs gedaan had. Dat werd hier ook verteld.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot113
Rondom de dood en begrafenis kennen we ook het volksverhalen-typenummer ‘Hand wächst aus dem Grabe’, dat we verder onder meer tegen komen in Broek en WaterlandGa naar eindnoot114, Buitenpost (Butenpost)Ga naar eindnoot115, DordrechtGa naar eindnoot116, Harkema Opeinde (De Harkema)Ga naar eindnoot117, MeppelGa naar eindnoot118, MolenendGa naar eindnoot119 en HaarlemGa naar eindnoot120.
| |
12.3.2 Liekwagen wijst de dood aan
‘Men geloofde dat als de lijkkoets eenmaal in beweging was gezet, de koets dan niet meer mocht stilstaan. Anders zou er binnen een jaar een sterfgeval plaatsvinden op de plek waar de koets tot stilstand kwam. Een buurman was vóór de oorlog overleden en hij werd begraven. De koets stond stil, maar de paarden waren nog in beweging, waardoor de koets weer opnieuw begon te rijden. Hierop meette de buurvrouw waar er in de toekomst eerder een sterfgeval zou plaatsvinden. Zij kwam erachter dat de koets precies twee stappen dichter bij het huis van mijn moeder was gestopt dan bij haar. Ze liep naar mijn moeder en zei: “Hou er rekening mee!” Inderdaad stierf er iemand eerder bij ons, maar niet binnen een jaar.’ (Dalfsen, Nieuwleusen)Ga naar eindnoot121
| |
12.3.3 Het aanzeggen van de bijen
‘Zij moeten gehuld zijn in rouwgewaden, mens en dier, en met kracht tot God roepen en zich bekeren, een ieder van zijn boze weg, en van het onrecht dat aan hun handen kleeft.’Ga naar eindnoot122
‘Als vroeger een imker overleed, ging één van de familieleden van de imker naar de bijen toe, om te vertellen dat ie was overleden. Ook vertelde de familie tegen de bijen wanneer er weer een nieuwe imker was. Dit gebeurde zeker nog rond 1800.’ (Dalfsen: Emmen; Nieuwleusen)Ga naar eindnoot123
‘Het aanzeggen van de dood gebeurde behalve bij bijen ook bij paarden.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot124
| |
| |
Bijenkorven in de omgeving van Nieuwleusen. In Nieuwleusen kende men het ‘leed aanzeggen’ aan de bijen
Dat de immen of bijenGa naar eindnoot125 een belangrijke rol speelden in het volksbestaan, blijkt onder meer uit het ‘leed aanzeggen’ aan de bijen, als de imker was overleden.Ga naar eindnoot126 De bijen werden gezien als huisdieren en behoorden tot het gezin.Ga naar eindnoot127
Een rijmpje dat door de opvolger of één van de familieleden aan de bijen werd aangezegd ging als volgt:
Het aanzeggen van de bijen
‘Immen, immen, uw heer is dood
Verlaat mij niet in mijnen nood.
Ik wil u zijn wat hij u was,
Haal dan voor mij honing en was.’
De bijenteelt was eens een belangrijke bron van inkomsten in de regio. Bij veel boerderijen stond eens de bijenstal of het ‘iemhuus’.Ga naar eindnoot129 Men betrok vroeger de bijen in het familieleven, bijvoorbeeld als de eigenaar was gestorven. Vaak legde men dan een zwarte doek om de korven. De bijen waren dan als het ware in de rouw. Een rode doek hing men over de korven als er een huwelijk zou plaatsvinden. Deze gewoonte was volgens de overlevering al bij de Friezen, Saksen en Franken bekend en is bekend in onder meer Frankrijk, Duitsland, Engeland en ZwitserlandGa naar eindnoot130 en in Nederland naast Overijssel ook in Drenthe, Groningen en Friesland.Ga naar eindnoot131
Het aanzeggen zou oorspronkelijk een waarschuwing zijn voor bekenden om zich te wapenen tegen mogelijke toenadering van de dodengeest. De bijenkorven kregen een rouwstrik om, of een mondelinge waarschuwing, om zich tegen deze dodengeest te beschermen. Hij zou zich aan de bijen kunnen hechten of woning nemen in hun korven om zo te worden uitgedragen om op een andere plek een nieuwe woonplaats te zoeken.Ga naar eindnoot132
| |
12.3.4 De dood en het onweer
‘Als een dode in huis lag opgebaard was men bang dat het ging onweren. Dan zou namelijk de ontbinding sneller gaan.’ (Oudleusen)Ga naar eindnoot133
‘Ik hoor opa Hemstede nog zeggen bij een dreigende lucht van onweer: “de lucht schoert”.’ (Dalfsen: Ankum)Ga naar eindnoot134
| |
| |
‘Als het onweerde zei men: “Onze Lieve Heer bromt.” Je moest dan niet voor het raam gaan staan, dat was gevaarlijk.
Als het hard onweerde, riep mijn moeder ons naar beneden. We moesten dan direct onze gebeden opzeggen en op onze knietjes gaan zitten.’ (Lemelerveld)Ga naar eindnoot135
‘Oude Dalfsenaren kunnen uitleggen dat onweersbuien die over Dalfsen trekken 'altijd weer terugkomen omdat ze tegen de Lemelerberg aan botsen.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot136
| |
12.3.5 De hondenhemel
‘Enkele honden op de dierenbegraafplaats van Dalfsen liggen met het gezicht naar het oosten.
Sommige mensen wilden de begraafplaats zelf dicht maken, er een plantje op zetten en er water overheen gooien. Dit was een religieuze uiting.
“25 april ging hij naar de hondenhemel. Dag lieve Cheeta.” De eigenaren van deze hond geloofden in de hondenhemel.
“Veilig in Jezus' armen. Sylvester.” Sommigen menen dat hun dier bij Jezus is, andere (ook christelijke) bezoekers vinden dit idee schokkend. Soms zet men christelijke kruizen bij de dieren.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot137
Dierenbegraafplaats ‘Vennenberg’ te Dalfsen
Op de enige dierenbegraafplaats van Overijssel, ‘de Vennenberg’, liggen honden, katten, papegaaien, eenden, kippen, ratten en chinchilla's.
Dierenbegraafplaatsen zijn relatief gezien een vrij nieuw fenomeen. In Nederland bestaan enkele tientallen dierenbegraafplaatsen en via internet ontstaan virtuele dierenbegraafplaatsen, zoals voor boeren wier dieren het slachtoffer zijn geworden van de mond- en klauwzeer (MKZ).Ga naar eindnoot138 Enkele decennia geleden werd het fenomeen ‘dierenbegraafplaats’ nog niet serieus genomen; langzamerhand heeft het voet aan de grond gekregen.
Voor veel mensen is het van belang hoe kerken reageren op het vervagen van de grenzen tussen mensen en (huis)dieren,
| |
| |
als gezel van de mens. Op veel dierenbegraafplaatsen waren kruizen en religieuze symbolen lange tijd strikt verboden, maar de laatste decennia zien we kruizen, Davidssterren en zelfs bijbelverzen op de dierengraven.Ga naar eindnoot139 Ook kunnen uitvaartdiensten worden gehouden bij de begrafenis.Ga naar eindnoot140
Op de Vennenberg in Dalfsen is dit niet anders. De begraafplaats lijkt op een doodgewone begraafplaats, al zijn de stenen soms van goedkopere kwaliteit of goedkoper afgewerkt dan op een ‘mensenbegraafplaats’. Een andere keer is een grafsteen veel groter en duurder dan op een gewone begraafplaats.
Daarnaast treffen we bijbelverzen, de letters ‘R.I.P.’, Requiescat in Pace, en kruizen aan, voorzien van de beeltenis van Christus. Speeltjes en halsbanden van de dieren herinneren aan de trouwe metgezel en bloemen en windmolentjes worden ter herdenking geplaatst.
Enkele dieren op de Vennenberg liggen met het hoofd naar het oosten begraven, ‘opdat wanneer de laatste bazuin zal gestoken worden en de dooden het hoofd zullen oprichten, zij dadelijk hun blikken naar het Oosten wenden, waar de Heiland op de wolken des Hemels zal verschijnen.’Ga naar eindnoot141 Hierbij wordt dus gedacht dat dieren hetzelfde lot ondergaan als mensen.
Voorheen werd door filosofen en theologen gemeend dat dieren niets kunnen voelen en geen aanleg tot lijden hebben. Theologen meenden dat dieren door God aan de mens waren gegeven. Omdat de dieren niet van de eerste mens Adam afstammen, kunnen ze ook niet lijden. Ze nemen volgens deze gedachtegang geen deel aan de zondeval. Slechts de mens is voor de zonde van Adam bestraft. Vanuit theologische hoek zou men later wel hameren op bijbelse barmhartigheid en gerechtigheid van de mens ten opzichte van dieren.Ga naar eindnoot142
Vanuit de christelijke theologie hebben mensen zich altijd afgevraagd of het dier begrip en verstand heeft en daarmee onsterfelijkheid en recht op een hemelplaats zou bezitten. Sommigen menen dat het bijbelwoord als verkondiging strikt en alleen geldt voor wezens die een onsterfelijke ziel hebben, waartoe de dieren niet behoren. Anderen zijn ervan overtuigd dat ook dieren een ziel hebben en dat zij naar de hemel gaan.Ga naar eindnoot143 Een bijbelvers dat in dit verband veel wordt aangehaald is: ‘Want het lot der mensenkinderen is gelijk het lot der dieren, ja, eenzelfde lot treft hen: gelijk dezen sterven, zo sterven genen, en allen hebben enerlei adem, waarbij de mens niets voor heeft boven de dieren; want alles is ijdelheid.’Ga naar eindnoot144
In de huidige maatschappij is het dier vermenselijkt en tot partner geworden of heeft het zelfs de rol van kind overgenomen. Ook vanuit andere religies dan de christelijke, zoals het sjamanisme, dat we tevens in Dalfsen aantreffen, vervaagt de grens tussen mens en dier. Het dier is hier zelfs gelijk aan de mens. Het huisdier, dat de mensen in goede en slechte tijden heeft bijgestaan, verdient in de ogen van sommigen een waardig afscheid. Zij willen het dier niet via de afvalverwerking laten verdwijnen. Ik kan mij de verbazing herinneren bij velen in Dordrecht, toen een vrouw haar kreupele hond maandenlang in een kinderwagen vervoerde en het dier na zijn dood liet cremeren. De urn met de as van het beestje werd hierna midden in de kamer op de schoorsteenmantel geplaatst. Zij had meerdere zonen, maar vertelde dat de hond haar ‘als kind’ even lief was.
| |
| |
| |
12.4 Geluk en ongeluk
‘Om geluk te zoeken hoef je geen berg te beklimmen, het zit gewoon bij ieder mens van binnen!’Ga naar eindnoot145
| |
12.4.1 Spinnengeluk
‘Klein spinnetje [geeft] vóór twaalven ongeluk, na twaalven goed van te eten.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot146
‘Een morgenspin brengt ongeluk in het gezin en de avondspin vreugde. Ik ken nog dit versje:
Een spin in de morgen brengt kommer en zorgen.
Een spin in de middag brengt geluk op de derde dag.
Een avondspin brengt vreugde in.’ (Dalfsen)’Ga naar eindnoot147
Mevrouw S. Mannen-Schoemaker aan het spinnewiel te Nieuwleusen rond 1938. Volgens de overlevering zou ‘'n Spin in de morg'n gef zorg'n’ oorspronkelijk niet op het dier, maar op het spinnen aan het spinnewiel slaan
Als voorspellers van het weer zijn de spinnen in Nederland algemeen bekend.Ga naar eindnoot148
In Nieuwleusen wordt gedacht dat ‘'n Spin in de morg'n gef zorg'n’ betekent dat het duurdere jaargetijde er weer aan komt.Ga naar eindnoot149
Volgens de overlevering zou het spinnengeluk oorspronkelijk niet op het dier, maar op het spinnen aan het spinnewiel slaan: 's morgens was de spinarbeid harde broodarbeid,Ga naar eindnoot150 's avonds was het eerder een liefhebberij. Het oorspronkelijke vers zou dan ook luiden: ‘Spinnen in de morgen brengt kommer en zorgen’ enzovoort.Ga naar eindnoot151 Folklorist Ter Laan (1949) vindt deze gedachtegang merkwaardig, aangezien het versje ook in Frankrijk bekend is, waar het totaal niets met het spinnen te maken heeft.Ga naar eindnoot152
| |
12.4.2 De geluksontmoeting
‘Een oude boer van 103 jaar, die nu al zo'n tien jaar dood is, vertelde me het volgende eens: De kerstavond, de avond van 24 december, was een “heilige avond”. Op die avond ging je niet weg en hoorde je thuis te zijn. Het was een avond van overdenking en om jongelui met een politiek middel thuis te laten zijn, werd verteld: “Op kerstavond kun je op een kruising van wegen je geluk of je ongeluk ontmoeten. Wie het risico wou nemen, had 50% kans op een goede afloop.” Verder werd het verhaal blanco gelaten.
De boer danste op zijn honderdste overigens nog met me.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot153
Op een kruisweg zette men zich neer in de nieuwjaarsnacht, om in de toekomst te kunnen zien.Ga naar eindnoot154 De kruising zou te maken kunnen hebben met het kruis van Jezus Christus. Zo geloofde men in Bathmen, dat de duivel op kerstnacht op alle kruiswegen danst,Ga naar eindnoot155 maar ook heksen, grote
| |
| |
honden met vurige ogen, paarden zonder koppen en spookhazen kwam men hier tegen.Ga naar eindnoot156 De kruiswegen hadden een slechte naam in het volksgeloof, omdat tovenaars en boze geesten hier hun bijeenkomsten hielden.Ga naar eindnoot157
| |
12.4.3 Het geluksijzer
‘Een hoefijzer moest je op de kop ophangen, anders kon het geluk er niet invallen. De ronding van het hoefijzer moest dus naar beneden en niet naar boven, anders viel het geluk er af. Je zag het niet zoveel, maar het gebeurde wel.’ (Dalfsen, Nieuwleusen)Ga naar eindnoot158
‘Ze geloofden hier dat je een hoefijzer op z'n kop moest ophangen. In Brabant was dat geloof veel erger. Ik heb nog eens een dasspeld in de vorm van een hoefijzer gehad, die ik met de open kant naar beneden had opgedaan. Een man vertelde me dat ik de speld moest omdraaien, als ik het geluk wilde houden. Dat heb ik niet gedaan hoor!’ (Dalfsen, Nieuwleusen)Ga naar eindnoot159
Het hoefijzer, hier afgebeeld op een nieuwjaarskaart, werd gezien als brenger van geluk
Het hoefijzer, het paard en zijn gehinnik waren in het geloof met ‘geluk’ verbonden.Ga naar eindnoot160 Het was in het volksgeloof zegenbrengend of onheil afwendend.Ga naar eindnoot161
| |
12.4.4 Klavertje vier
‘Een klavervier was een geluksbrenger. Ik ken iemand die op de plek waar hij graag wil bouwen een klavervier gevonden heeft en het klavertje nu bewaart in de hoop dat het nog eens gaat lukken.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot162
‘Wij zochten uren naar een klavertje vier, dat zou geluk brengen.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot163
Volgens oude overlevering mocht men niet zoeken naar klavers. Over het klavertje vier gaat het verhaal dat Eva er één uit het paradijs had meegenomen toen ze daaruit door God werd verbannen.Ga naar eindnoot164
| |
12.5 Bijgeloof en zegswijzen
‘De bakker is jaorig ewest. Dit werd gezegd bij het vinden van een krent of rozijn in het brood.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot165
‘Daor is de bakker deur “ekreup'n. Dit werd gezegd als er een gat in het brood zat.” (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot166
| |
| |
“'r Zit ok nog 'n heilige dag in. Dit werd gezegd bij het vinden van een krent in wit brood.” (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot167
“Hi'j hef haaz'nhaor in de klompen/schoen'n”: hij loopt snel/vlug.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot168
‘Vrouwen die ongesteld zijn: niet wecken! Groente, fruit en vlees werd ingemaakt in weckflessen. Als ongestelde vrouwen dat deden gingen de flessen weer los en zogen ze geen vacuüm.’ (Dalfsen: Emmen)Ga naar eindnoot169
‘As oen gat jokt, kriej 'n goed botterjaor!
‘'t Gat jokt mi'j, wi'j kriegt 'n goed botterjaor. Dit werd als excuus aangevoerd om te krabben.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot170
‘De katte wast zich, wi'j kriegt volk vandage’. Als de kat zich wast komt er bezoek. (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot171
De voorspellingsuitdrukking ‘als de kat zich wast, komt er een gast’, komt in geheel Nederland en ook in Duitsland voor.Ga naar eindnoot172
| |
12.5.1 Afkloppen
‘Helaas hebben we op dit moment geen storingen, laten we het maar gauw afkloppen!’Ga naar eindnoot173
‘Afkloppen deed men op ongeverfd hout’ (Dalfsen: Ankum, Hoonhorst)Ga naar eindnoot174
‘Ik zeg wel eens: “Het gaat goed met het hart, even afkloppen.” Dat afkloppen doe ik op hout of op de grond.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot175
‘Bi-jgeleuf? Hoe vaeke heur iej niet een meanse zengen van: eamen ofkloppen of, 't is net of de duvel dr met spölt.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot176
In Dalfsen roept men vaak ‘afkloppen’, maar klopt men totaal niet, of maakt men een kloppende beweging in het luchtledige. Het zogenaamde ‘afkloppen’ komt naar mijn mening, zonder dat overigens praktisch te kunnen bewijzen, vaker voor in het oosten en noorden van Nederland dan in het westen van het land. Het is opvallend dat Dalfsenaren tegenwoordig nog te pas en te onpas ‘afkloppen’. In Zuid-Holland merken we dat veel minder.
Het ‘afkloppen’ of ‘aftikken’ moet voorkomen dat het geluk wordt verstoord door er over te praten. Het bespreken van iemands goede eigenschappen, gezondheid, geluk en dergelijke heeft, naar veel mensen vroeger dachten, het tegendeel tot gevolg, doordat de afgunst van demonen en geesten er mee zou worden afgeroepen. Dit kon men voorkomen door driemaal met de vinger op hout te kloppen,Ga naar eindnoot177 vaak op onbewerkt hout.Ga naar eindnoot178
Het ‘afkloppen’ op (onbewerkt) hout zou in de plaats hebben kunnen komen van het overdragen van een ziekte aan een boom, dier of mens.Ga naar eindnoot179 Dit is echter onduidelijk.
| |
12.5.2 De bliksem
‘Huislook legde men op het dak om de bliksem tegen te gaan. Ook op het “husie”, de plee. Dit gebeurde ook in Emmen, bij Dalfsen.’ (Dalfsen: Emmen)Ga naar eindnoot180
‘Ik heb nog gezien op een paar plaatsen, dat men hier huislook op rode dakpannen deed, tegen onheil. Ze hebben er geen verhalen bij verteld.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot181
De huislook (sempervivum tectorum (sedum majus), huislook, dakenlook, donderblad, donderbaard, huiskruid, dikblad, papekullekens) wordt wel ‘bliksemgeleider’ genoemd. Hij werd geacht te beschermen tegen de donder en onweer of als wapen van de dondergod. Er werd wel beweerd dat de plant te maken heeft met Donar, de god van de donder. Zo zou huislook aan Donar zijn gewijd.Ga naar eindnoot182 Er is echter geen samenhang aan te
| |
| |
wijzen met Donar, evenmin als bij een vijftiental andere soorten die een naam hebben waarin de donder voorkomt.Ga naar eindnoot183 Duivelbanners gebruikten kwaaddrijvende planten zoals het sint janskruid, de pinksterbloem, de zonnebloem, de passiebloem, en huislook. In Duitsland heet huislook ‘Donnerwurz’, een voorbehoedsmiddel tegen de kracht van de donder. Tot de duivelbanners behoorden onder meer bepaalde geestelijkheid, zoals de kapucijners.Ga naar eindnoot184 Iemand die een rode kat en roodbloeiend huislook bezat hoefde van het onweer niets te vrezen.Ga naar eindnoot185 Het volksgeloof wilde tevens, dat als men vroeger huislook op de daken aantrof, het als toverkruid werd beschouwd. De vrouwen die in het huis woonden werden als toverheksen bestempeld.Ga naar eindnoot186
‘Een donderkeil of een prehistorische bijl werd soms bij toeval gevonden in de buurt waar de bliksem in een boom is geslagen, zo associeerde men die twee heel verschillende dingen met elkaar, die zo aan Donar werden toegeschreven. Het zijn echter gereedschappen uit de tijd van 4000-1500 voor Christus. De God Donar had een strijdwagen waaruit de bliksem kwam. De bijlen werden bewaard “op de hilde”, de plank of ruimte boven de koeien. Meestal lagen ze in de “spiekerkist”.’ (Dalfsen: Emmen)Ga naar eindnoot187
‘Die boerderi'jen hier, die hebt ze allemaal 'n bettien beschermd. Daar hebt ze allemaal baoven in de hanenbalken, overal, de olde boerderi'jen, hebt ze een dondersteen hangen. Dan komt de bliksem d'r niet in.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot188
‘Mensen waren bang voor donderstenen in de hanenbalk. Dit waren mooie stenen tegen de blikseminslag. Als je er met een andere steen op sloeg kwamen er vonken vanaf. Ze werden gebruikt tegen de donder. Men was bang voor de donder en de inslag en zette daarom grote bomen om de boerderijen heen.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot189
Door landlieden werden de stenen wiggen die gevonden werden, donderbeitels, -hamers of -stenen genoemd. Zij meenden dat het de tong van de bliksem was, waarmee deze treft en doodt.Ga naar eindnoot190
| |
12.5.3 ‘Menselijk kwaad’
‘“Als je liegt krieg je orens, horens”, zei mijn moeder altijd.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot191
‘Je moest goed je best doen op school, anders bleef je dom en kreeg je hoorntjes op je kop.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot192
‘Als iemand veel loog, zei men: “Die is van de eerste leugen ook niet gebarsten!”’ (Hoonhorst)Ga naar eindnoot193
‘Als iemand kwaad is, zegt men: “Ga op een blauw stientien piss'n.” Daar moet je zolang naar zoeken, dat de boosheid wel weer gezakt is.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot194
Als je liegt krijg je volgens de verhalen horens
| |
| |
| |
12.5.4 Opgravingen
De Mercurius van Dalfsen
Het beeld van de Romeinse god Mercurius werd in 1960 gevonden bij Welsum in een Germaanse nederzetting.Ga naar eindnoot195 Het gaat hier om het eerste (en tot nu toe laatste) gevonden Romeinse beeld in Overijssel.Ga naar eindnoot196 De Romeinse god draagt een mantel en heeft een geldbuidel in de rechterhand. In de linkerhand zal het beeld een caduceus (staf) hebben gedragen. Uit het kapsel komen twee vleugels tevoorschijn.
Het motief van het beeldje is traditioneel. Het gaat terug op de Hellinistische weergave van Mercurius' Griekse equivalent Hermes.Ga naar eindnoot197
De Mercurius van Dalfsen
In de noordelijke provincies van het Romeinse rijk waren bronzen beeldjes in Nederland voornamelijk afkomstig uit Gallia. Het beeld stamt uit de tijd van keizer Augustus of zijn directe opvolgers. De eerste Romeinse keizer identificeerde zich met een god, in de rol van heil- en cultuurbrenger.Ga naar eindnoot198
Het beeldje werd ongetwijfeld gebruikt in heiligdommen en thuis in Dalfsen, als object van verering. Het beeldje kan gediend hebben als bescherming of voor religieuze verering zijn gebruikt. Na waarschijnlijk nog enige generaties in een Germaanse nederzetting te zijn gebruikt, heeft de Mercurius van Dalfsen zijn religieuze functie definitief verloren. Of het beeld werd opzettelijk in de rivier gegooid als offer, en daar teruggevonden.Ga naar eindnoot199 We kunnen hierover niets met zekerheid zeggen.
De Mercurius van Dalfsen is nu onder meer zichtbaar in het logo van de Historische Kring. Diverse christenen in Dalfsen melden, dat het gebruik van de Mercurius als teken van de Historische Kring of voor welke andere gemeente-instelling of -activiteit dan ook, niet op prijs wordt gesteld. Het beeld zou ‘heidens’ zijn, een ‘afgodsbeeld’ voorstellen en (de geschiedenis van) Dalfsen ‘niet op een goede manier vertegenwoordigen.’Ga naar eindnoot200
In verschillende opvattingen van het christelijke geloof denkt men dat naast mensen ook voorwerpen ‘vervloekt’ kunnen zijn of een ‘demonische macht’ kunnen bevatten. Beelden en voorwerpen, zoals boeken, kunnen in het denken een magische lading hebben. Veel (voornamelijk evangelische) christenen geven hun huis na bekering dan ook een flinke schoonmaakbeurt, waarbij afgodsbeelden, pendels, boeken en cd's worden weggegooid of verbrand.
In Dalfsen vertelde een vertelster van een Afrikaans afgodsbeeld dat zij verbrand had, omdat het wellicht een vloek zou
| |
| |
bezitten. In de familie ontstonden er spanningen, nadat het beeld in huis was gekomen. De familie besloot het beeld te verbranden, maar het beeld brandde slechts zeer langzaam.Ga naar eindnoot201 Ook in Utrecht is een dergelijk verhaal bekend, waarbij mensen een Grieks beeld hadden meegenomen van vakantie. De mensen voelden veel negativiteit rondom het beeld, en gooiden het beeld op den duur weg. Op de achterkant van het beeld stond dat het beeld een god van de oorlog voorstelde. Nadat het beeld uit het huis verdwenen was kwam de rust weer terug in huis. Daarnaast vertelden zij dat vrienden een ‘vervloekt boek’ niet konden verbranden in de open haard. Het boek wilde niet branden in het vuur. Het zou door een demonische macht in bezit zijn genomen.Ga naar eindnoot202
| |
De kinderrammelaar
In de jaren zeventig van de vorige eeuw vond men in Dalfsen een fluitje, dat ook als rammelaar werd gebruikt en als rinkelbel bekend stond.Ga naar eindnoot203 De rammelaar of rinkelbel was oorspronkelijk geen kinderspeelgoed. De oudste rinkelbellen waren rituele voorwerpen die gebruikt werden tijdens godsdienstige ceremoniën, zoals de ‘sistrum’ bij de oud-Egyptische Isiscultus. Het rinkelen van de belletjes had tot doel boze geesten af te weren. De oudste rinkelende kinderrammelaars die wij hier kennen, waren gemaakt van goud of zilver, met een handvat van bergkristal, ivoor of bloedkoraal, ter afwering van ongeluk en ziekte.Ga naar eindnoot204 De rinkelbel werd daarnaast als amulet gebruikt om een kind te beschermen tegen onder meer ziekten, gevaren, beheksing en tovenarij.Ga naar eindnoot205
Ook werd als bijtstuk de tand van een wild dier gebruikt. Men meende dat de krachten van het wilde dier op de drager zouden overgaan, waardoor deze tegen gevaren beschermd zouden zijn.Ga naar eindnoot206
| |
12.5.5 Vriendschap
‘Als een jongen aan een meisje (en omgekeerd) een speld geeft met de punt vooruit, dan steekt dit de vriendschap af.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot207
‘Als je iemand een mes geeft, moet je het mes nooit met de punt naar de persoon toe geven. Dan wordt de vriendschap verbroken.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot208
De gevonden rammelaar (17e of 18e eeuws) uit de gracht van het huis Gerner bij Dalfsen. Het huis werd bewoond door de adellijke familie van Ittersum. De rammelaar van Dalfsen is gemaakt van been (een botje). Het koperen oogje was bedoeld voor een belletje
| |
| |
| |
12.5.6 De maretak
‘Als je een maretak onder de deur hing en er onderdoor liep, moest je die persoon zoenen. Dat was niet altijd leuk hoor, want je wist niet wie er door de deur zou komen.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot209
De mistel of maretak is de naam van een tak die in het volksgeloof een magische werking had bij het aangaan van een verbintenis. De mistel of maretak, ook ‘vogellijm’ genoemd, genoot bijzondere verering in de vroegste tijden, werd gezien als geneesmiddel en bezat in het volksgeloof magische kracht.Ga naar eindnoot210
De woekerplant werd aan de nachtmerrie toegeschreven. Het woord ‘mare’ is de Oud-Hoogduitse naam voor ‘nachtmerrie’ of ‘nachtmare’.Ga naar eindnoot211 De nachtmerrie werd gezien als een man (vrouw) met bijzondere krachten.
| |
12.5.7 Koffiedik kijken
‘In Dalfsen heb ik vroeger wel eens gehoord van koffiedik kijken, als iets mysterieus. Ik weet er verder niets van.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot212
Rondom het ‘koffiedik’ kijken zat een volksgeloof. Door middel van koffiedik kijken kon de toekomst worden voorspeld. Of dit in de gemeente Dalfsen werkelijk werd geloofd is onduidelijk. Feit is dat het fenomeen van koffiedik kijken algemeen bekend was in Nederland en zelfs is blijven voortleven in de taal. Een ‘koffiedikkijker’ is bijvoorbeeld een synoniem voor een waarzegger.
| |
12.5.8 Slotformule
‘Toen kwam een olifant met een lange snuit, en die blies het verhaaltje uit.’ (Dalfsen, Nieuwleusen)Ga naar eindnoot213
Zoals veel sprookjes beginnen met de openingsformule ‘Er was eens...’, werden de vertelde verhalen vaak afgesloten met een slotformule of -zin. Andere gebruikte slotformules zijn: ‘Roetepetoet, Het deuntje is oet, De kat die lekt, De schottel oet’Ga naar eindnoot214, ‘uit is het liedje en uit is de dans!’Ga naar eindnoot215 en ‘Uit de me duit, Het sprookje is uit. Het varkentje loopt het poortje uit.’Ga naar eindnoot216
|
-
eindnoot1
- Schoemaker-Ytsma [2005], nr. 307. Het antwoord op de vraag vlak voor de bevalling: ‘Wat wordt het?’ Overigens, als men jarig was in Dalfsen gaf men ‘een verjaringsgeschenk, b.v. een koek, die dan 't jarige kind met een lint op den arm wordt gebonden.’ (Wesselink (1883), p. 1). In Twente noemde men dit ‘'n krekkel op 'n aarm’ binden (De Haan (1972), p. 306). Vgl. 'k Mag sterven als 't niet woar is / H. van der Zweerde (1979), p. 35 (illustratie); Driemaandelijksche Bladen (1902), p. 106.
-
eindnoot2
- Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: Gerard Kappers. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot4
- Opgetekend: 27 september 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot5
- Spoken / Henk uut de Zandbak. - De Oprechte Dalfser Courant, 10 september 2003, nr. 338.
-
eindnoot6
- Opgetekend: 2 januari 2006 (poststempel brief). Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: schriftelijk (brief).
-
eindnoot7
- Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: mw. J.H.S. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot8
- Opgetekend: 19 september 2005 te Dalfsen. Verteller: mw. Ineke Hemmink. Aard bron: mondeling (telefonisch). Dit gebruik is ook bekend in Dordrecht. Opgetekend: 23 september 2005 te Dordrecht. Verteller: mw. M. Koman-Ouwerkerk. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot9
- Opgetekend: 24 september 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma (56 jaar) uit Nieuwleusen. Aard bron: schriftelijk (e-mail).
-
eindnoot12
- Letterlijk: ‘het ongevederde kuiken’. Halbertsma (1836-1837), p. 183 e.v.
-
eindnoot14
- Ongetiteld / Henk uut de Zandbak. - De Oprechte Dalfser Courant, 2 juni 1999, nr. 118.
-
eindnoot15
- Opgetekend 3 juni 2005. Verteller: Henk van 't Zand. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot16
- Opgetekend: ongedateerde brief, ontvangen 13 september 2005. Verteller: H.J. Hemstede. Aard bron: schriftelijk (brief).
-
eindnoot17
- Opgetekend: 4 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Mans van Leussen. Aard bron: mondeling. Tevens opgetekend: 31 juli 2005. Verteller: mw. Brouwer-Zielman. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot18
- Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: mw. J.H.S. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot19
- Ooievaars / Henk uut de Zandbak. - De Oprechte Dalfser Courant, 6 november 2002, nr. 296.
-
eindnoot20
- Opgetekend: 3 september 2005 te Lemelerveld. Verteller: H. Huisman. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot21
- Opgetekend: 31 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: G. van Emmen. Aard bron: mondeling (deels gezongen).
-
eindnoot22
- Opgetekend: 2 augustus 2005 te Dalfsen. Verteller: Gert-Jan Stokvis. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot23
- Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: Anonymus (vrouw), geboren te Hoonhorst. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot24
- Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: mw. Goos-van der Vegt. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot25
- Opgetekend: Volkers, Jac., 1892 (uit Bathmen). Collectie Boekenoogen (archief Meertens Instituut); Meder (2005), p. 369, nr. 386.
-
eindnoot26
- Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: Anonymus (vrouw), geboren te Hoonhorst. Aard bron: mondeling. Vgl. Klèùsien uut Zalk (1981), p. 26 en vgl. Schoemaker-Ytsma [2005], nr. 189.
-
eindnoot27
- Ter Laan (1949), p. 111 en 271; Halbertsma (1836-1837), p. 183 e.v. noemt ‘o-vaar, ooiveaar voor ode-bar’.
-
eindnoot30
- Zeker is dat in de negentiende eeuw suikerbakkers muisjes maakten voor geboortes. Die werden op een beschuit geserveerd aan de gasten van de rijkere burgerij. Gewone mensen trakteerden bij een geboorte op een luxe witte boterham met suiker. In de 20e eeuw zijn de roze en witte muisjes met beschuit het gebak voor bij een geboorte geworden. Roze voor de meisjes en witte voor de jongens. Later verkocht men gemengde muisjes. Roze-wit voor meisjes en blauw-wit voor jongens. Vgl. Beschuit met muisjes en andere gebruiken rond geboorte / Ineke Strouken, 1991.
-
eindnoot32
- Nederlandse Volksverhalenbank, [2005], MOP20070. Verteller: ‘Freaky Fred & Joey Hacklar’, mei 1996. Aard bron: schriftelijk. MOP40227, brief van Nico Weenink aan Theo Meder, 22 september 1998. Aard bron: mondeling; RAAD0027, gehoord in de jaren '70 (Theo Meder).
-
eindnoot33
- Collectie Jaarsma, verslag 3, verhaal 8 (archief Meertens Instituut). Verteller: Kobus-Van der Zee, Geeske, 29 november 1965. Aard bron: schriftelijk.
-
eindnoot34
- Opgetekend: 2 augustus 2005 te Dalfsen. Verteller: Gert-Jan Stokvis. Aard bron: mondeling. Opgetekend: 3 september 2005 te Lemelerveld. Verteller: Gerard Jansen. Aard bron: mondeling. De heer Jansen noemt de ‘boerenkool’. Ook in Hoonhorst wordt verteld dat de kinderen in de kool worden gevonden. Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: Anonymus (vrouw), geboren te Hoonhorst. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot35
- Heuvel (1978), p. 409. Tevens opgetekend door H. Weenink uit Dalfsen. In: Driemaandelijksche Bladen (1903), p. 38 (ietwat aangepast).
-
eindnoot36
- Opgetekend: 1 oktober 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: schriftelijk (e-mail). Tevens opgetekend: 2 oktober 2005 te Oosterdalfsen. Verteller: Wim van Leussen. Aard bron: schriftelijk (e-mail). Dhr. Van Leussen noemt de bekende versie in het Nederlands.
-
eindnoot37
- “Suja, sus” of “suye sus” zou staan voor “stil maar, stil” (Friesche Lusthof / Jan Jansz. Starter, naar een bewerkte versie van M. Veldhuyzen van het origineel uit 1621, (1967), p. 193), al worden de woorden later als “onzinwoorden” bestempeld. In: “Poëzie en de cultuur van het innerlijk” / Maaike Meijer. In: Van Nijntje tot Nabokov. Stadia in geletterdheid (1997), p. 150.
-
eindnoot38
- Opgetekend: 2 oktober 2005 te Oosterdalfsen. Verteller: Wim van Leussen. Aard bron: schriftelijk (e-mail).
-
eindnoot39
- Diverse keren opgetekend uit de volksmond (2005). Het liedje ken ik verder als: ‘Boze dat ik heb gedaan, Zie dat Here toch niet aan, Schoon mijn zonde velen zijn, Maak om Jezus wil mij rein. Zorg voor de arme kindren Heer en herstel de zieken weer, ja voor alle kindren saam bid ik U in Jezus naam. Sta mijn ouders trouw te zij, wees mijn vrienden ook nabij. Geef ons allen nieuwe kracht door de rust van deze nacht. Doe mij dankbaar en gezond opstaan in de morgenstond als ik mijn oogjes open doe lacht Uw zon mij vriendlijk toe. AMEN.’
-
eindnoot40
- Opgetekend: 22 september 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail).
-
eindnoot41
- Van lapjeskat tot liegbeest. Dertig jaar poëzie voor kinderen in Nederland en Vlaanderen (1950-1980) / Jan van Coillie (1982), p. 24. Soms eindigt het versje met de twee zinnen: ‘Schaapje met zijn witte wol, Kindje drinkt zijn buikje vol.’
-
eindnoot42
- Opgetekend: 18 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: Gerritdina Janna Bruins-Knotters. Aard bron: mondeling. Opgetekend: 5 juli 2005 te Oosterdalfsen. Verteller: Wim van Leussen. Aard bron: mondeling. Dhr. Van Leussen kende geen verhaal bij het fenomeen ‘met de helm geboren’, evenals dhr. Meijerman. Opgetekend: 4 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: Hendrik Meijerman. Opgetekend: 5 juli 2005 te Oosterdalfsen. Verteller: Wim van Leussen. Aard bron: mondeling. Tevens opgetekend: 31 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: G. van Emmen. Aard bron: mondeling. Ook opgetekend 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: mw. Meijer. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot43
- Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: mw. J.H.S. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot44
- Opgetekend: 31 juli 2005. Verteller: mw. Brouwer-Zielman. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot45
- Opgetekend: 17 september 2005 te Dalfsen tijdens de open dag van de Historische Kring Dalfsen. Verteller: door de auteur anoniem gehouden, geboren en wonende te Oudleusen. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot46
- Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: Gerard Kappers. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot47
- Ter Laan (1949), p. 108 en 144; De Haan (1972), p. 221/222; Kok (1990), p. 295/296; Heuvel (1978), p. 404. Zie hoofdstuk 4.3: ‘het tweede gezicht’.
-
eindnoot49
- Meertens (1965), afl. 4, kaart 30. Het ophangen van de nageboorte van het paard.
-
eindnoot50
- Opgetekend: 3 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot51
- Opgetekend: ongedateerde brief, ontvangen 13 september 2005. Verteller: H.J. Hemstede. Aard bron: schriftelijk (brief).
-
eindnoot52
- In de omgeving van Dalfsen werd de nageboorte (van het paard) “haam, ham, hamel, hamer of neze” genoemd (Meertens (1965), commentaar aflevering 4, p. 33).
-
eindnoot53
- Opgetekend: 4 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Mans van Leussen. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot54
- Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: Hendrik Schoemaker. Aard bron: mondeling. Tevens opgetekend: 1 november 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail). ‘Mijn schoonvader (H. Schoemaker, 85 jaar) heeft het zien doen met gebruik van een ladder.’
-
eindnoot55
- Opgetekend: 4 juli 2005 te Dalfsen. Verteller mw. Johanna Jantina Meijerman-Spijkerman. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot56
- Opgetekend: 18 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: Gerritdina Janna Bruins-Knotters. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot57
- Opgetekend: 5 juli 2005 te Oosterdalfsen. Verteller: Wim van Leussen. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot59
- Schoenefeld (1978), p. 93. In de Nederlandse Volkskunde-atlas (Meertens (1965)), kaart 30, blijkt dat we niet zomaar mogen uitgaan van een Germaans (oud) gebruik.
-
eindnoot61
- Opgetekend: 5 juli 2005 te Oosterdalfsen. Verteller: Wim van Leussen. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot62
- Opgetekend: 2 augustus 2005 te Dalfsen. Verteller: Betsie Meijer-Stokvis. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot63
- Opgetekend: 21 december 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot64
- Opgetekend: 2 augustus 2005 te Oudleusen. Verteller: Willie van Oenen Bouwhuis. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot65
- Wies wean / Henk uut de Zandbak. - De Oprechte Dalfser Courant, 24 oktober 2001, nr. 243. De vlier stond algemeen bekend als bescherming tegen betovering (Ter Laan (1981), deel 1, p. 31, verwijzend naar ‘Der deutsche Volksaberglaube’ / Wuttke (1869), p. 104). Heult vot: hield weg.
-
eindnoot66
- Opgetekend: 21 december 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot67
- Rozijntje / Clara Asscher-Pinkhof, [1931] p. 57.
-
eindnoot68
- Opgetekend: 27 augustus 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling. Opgetekend: 29 augustus 2005 te Dordrecht. Verteller: H.J. Hemstede. Aard bron: mondeling (telefonisch). Dhr. Hemstede deelt mee dat het vaak om een kies ging, die op het schoteltje werd gelegd en dat het kind dan een kwartje, of in ieder geval een kleinigheid, kreeg. Tevens opgetekend: 17 september 2005 te Dalfsen tijdens de open dag van de Historische Kring Dalfsen. Verteller: mw. J. Wesselink. Aard bron: mondeling. Mw. Wesselink spreekt van de ‘moes’ (muis) en noemt ook een dubbeltje. Ook opgetekend: 21 september 2005 te Dordrecht. Verteller: Wim van Leussen. Aard bron: mondeling (telefonisch).
-
eindnoot69
- Opgetekend: 3 september 2005 te Lemelerveld. Verteller: Gerard Jansen. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot70
- Opgetekend: 9 en 22 september 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail). Tevens opgetekend door mw. Schoemaker-Ytsma op 24 september 2005. Vernomen van S. Schoemaker-Mannen (85 jaar).
-
eindnoot71
- Opgetekend: 31 augustus 2005 te Scheveningen. Verteller: mw. Annemieke van Veen. Aard bron: mondeling. De moeder van Annemieke, Ineke Hemmink, is geboren te Almelo.
-
eindnoot72
- Opgetekend: 11 september 2005 te Dordrecht. Verteller: Marije Zomerdijk. ‘Ik denk dat ik het verhaal van ouders van mensen uit m'n klas een keer gehoord heb.’ Aard bron: schriftelijk (MSN-messenger). Zelf mocht ook ik in mijn kindertijd mijn tandjes op een schoteltje of onder het kussen leggen. Mijn moeder vertelde me dan, dat een kaboutertje er tien cent of een snoepje voor in de plaats zou leggen. Opgetekend: 29 augustus 2005 te Dordrecht. Verteller: mw. M. Koman-Ouwerkerk. Aard bron: mondeling. Al mijn melktanden heb ik overigens nog in een doosje liggen.
-
eindnoot73
- Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: Hein Ulkeman. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot74
- Opgetekend 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: mw. Meijer. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot75
- Taanden / Henk uut de Zandbak. - De Oprechte Dalfser Courant, 27 juni 2001, nr. 226.
-
eindnoot76
- Wells (1997) p. 427; vgl. Clark (1995), p. 10/11, hoofdstuk 2, voor tandrituelen van verschillende landen; Roud (2003), ‘teeth: disposal of’.
-
eindnoot79
- Wells (1997) p. 428, 435; Ter Laan (1949), p. 249.
-
eindnoot84
- Tuleja (1997), p. 408. Clark (1995, p.10 hoofdstuk 2) noemt de 19e eeuw als ontstaanstijd.
-
eindnoot89
- Wells (1997) p. 429; Clark (1995), p. 14/15, hoofdstuk 2.
-
eindnoot90
- Wells (1997) p. 432; Roud (2003), ‘teeth: disposal of’.
-
eindnoot91
- Heuvel (1978), p. 177; De Haan (1972), p. 222, meldt dat ook tanden over het hoofd werden gegooid, waarbij een versje aan de vleermuis werd verteld, bijvoorbeeld in Tholen.
-
eindnoot92
- Opgetekend: 3 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot93
- Opgetekend: 23 oktober 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail).
-
eindnoot96
- Spoken / Henk uut de Zandbak. - De Oprechte Dalfser Courant, 10 september 2003, nr. 338.
-
eindnoot97
- Beekers (1999), p. 53. Evenzo de meegebrachte thee- en vaatdoeken.
-
eindnoot98
- Wesselink (1883), p. 2. Een ‘pinksterbruid’ is ook een verkleed meisje op Pinksteren, dat snoep of geld ophaalt (De Haan (1972), p. 39/40; Van de Graft (1978), p. 89 e.v.).
-
eindnoot99
- Opgetekend: 4 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Mans van Leussen. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot100
- Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: Gerard Kappers. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot101
- Collectie Boekenoogen (archief Meertens Instituut). Verteller: Schroten, H.J. Regio: Zwollekerspel. Opgetekend: 23 januari 1932 (na de dood van Boekenoogen). Dialect: Gelders. Aard bron: schriftelijk. Een jongen gaat naar zijn buurman omdat hij voor school over oude gebruiken en spokerij moet schrijven. De buurman vertelt verschillende verhalen. In de eerste plaats vertelt hij over de verschillende gebruiken rond begrafenissen. Vooral de ‘naobers’, de naaste buren, hielden zich bezig met de begrafeniszaken (vgl. Heuvel (1978), p. 303). Het begrafenisbrood werd in Dalfsen ‘groevenbrood’ genoemd (Wesselink (1883), p. 3).
-
eindnoot108
- Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: Gerard Kappers. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot109
- Heuvel (1978), p. 51; Vgl. Ter Laan (1949), p. 70 en 74.
-
eindnoot111
- Opgetekend 7 augustus 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail). Mw. Schoemaker meldt nog: ‘Oorspronkelijk is het een heidens gebruik om boze geesten van de geest van de overledene te weren.’ Dit is echter hoogst onduidelijk. Vgl. De Haan (1972), p. 243.
-
eindnoot112
- Ter Laan (1949), p. 425. In de toren van de Nederlands Hervormde kerk te Dalfsen hingen twee klokken. Op de ene klok stond de tekst: ‘Maria is mijn naam, de vijanden drijf ik uit, ik roep de levenden saam, de doden beween ik met geluid. Wilhelmus Wegewaert goot mij in het jaar 1555.’ Het opschrift van de andere klok luidde: ‘Cyriacus, patroon van deze kerk, met mijn geluid roep ik op tot goede werken. O, Heer, wil ze daartoe sterken. Anno 1560.’ (Damman (1995), p. 4). De klokken verdreven de duivel en boze geesten (Ter Laan (1949), p. 185).
-
eindnoot113
- Opgetekend: 26 november 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail). Vgl. Ter Laan (1949), p. 428.
-
eindnoot114
- Collectie Bakker (Meertens Instituut), CBAK0313. Opgetekend: [26 december 1901] in brief van 25 april 1902. Verteller: D. Schuurman. Regio: Broek (Noord-Holland). Aard bron: mondeling.
-
eindnoot115
- Corpus Jaarsma, verslag 143, verhaal 1 (archief Meertens Instituut), CJ014301. Opgetekend: 10 december 1966. Verteller: Bontje Dalman-Douma. Regio: Buitenpost (Friesland). Aard bron: mondeling.
-
eindnoot116
- ‘Dan was je onrustig en had je gelogen.’ Opgetekend: 29 november 2005 te Dordrecht. Verteller: mw. J.M. Koman-Ouwerkerk, moeder van de auteur. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot117
- Collectie Jaarsma, verslag 780A, verhaal 3 (archief Meertens Instituut), CJ0780A03. Opgetekend: november 1972. Vertelster: Aize Frances van der Meer. Regio: Harkema Opeinde (Friesland). Aard bron: mondeling.
-
eindnoot118
- Collectie Boekenoogen (archief Meertens Instituut), CBOEK055. Opgetekend: 1 februari 1893. Verteller: Alex J. Stibbe. Regio: Meppel (Drenthe). Aard bron: schriftelijk (brief). Zie: Meder (2005), p. 328, nr. 344.
-
eindnoot119
- Opgetekend: onbekend. Collectie Jaarsma, verslag 1128, verhaal 20a (archief Meertens Instituut), CJ112820a. Verteller: Jan Hoekstra (bijnaam: Jan bij nacht). Regio: Molenend (Friesland). Aard bron: mondeling.
-
eindnoot120
- Collectie Boekenoogen (archief Meertens Instituut), CBOEK431. Opgetekend: eind 19e eeuw. Vertelster: mevrouw Worp. Regio: Amsterdam (Noord-Holland). Het verhaal speelt zich af in Haarlem. Aard bron: schriftelijk (brief). Meder (2005), p. 387, nr. 426. Vgl. Meder (2005), p. 132, nr. 79. Vgl. Sinninghe (1943a),
p. 297/298.
-
eindnoot121
- Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: Hendrik Schoemaker. Aard bron: mondeling. In Dalfsen werd/wordt de lijkwagen ‘do-waag'n’ genoemd (Beekers (1999), p. 52). Tevens opgetekend: 26 november 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail).
-
eindnoot123
- Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: Hendrik Schoemaker. Aard bron: mondeling. Tevens opgetekend: 27 augustus 2005. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling. Goutbeek hoorde het verhaal van imkers.
-
eindnoot124
- Opgetekend: 22 september 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail).
-
eindnoot127
- Heuvel (1978), p. 329 e.v.; Ter Laan (1949), p. 58.
-
eindnoot130
- E. Laurillard. In: Driemaandelijksche Bladen (1904), p. 10/ 11.
-
eindnoot132
- B.D. Eerdmans. In: N. Rotterdamsche Courant, 13 maart 1912; Vgl. Ter Laan (1949), p. 2. Dit is echter zeer onduidelijk.
-
eindnoot133
- Opgetekend: 2 augustus 2005 te Oudleusen. Verteller: Willie van Oenen Bouwhuis. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot134
- ‘Een schoer’: een onweersbui. ‘De lucht schoert’: er komt onweer (dat kun je aan de lucht zien). Opgetekend: ongedateerde brief, ontvangen 13 september 2005. Verteller: H.J. Hemstede. Aard bron: schriftelijk (brief).
-
eindnoot135
- Opgetekend: 3 september 2005 te Lemelerveld. Verteller: Gerard Jansen. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot136
- Opgetekend: 9 augustus 2005 te Dordrecht. Verteller: Jan van Lenteren. Aard bron: schriftelijk (e-mail). Dalfsenaar Goutbeek meent dat de buien niet terugkomen, maar dat er een nieuwe bui ontstaat. Opgetekend: 27 augustus 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot137
- Opgetekend: 3 september 2005. Verteller: Jefrem Hulsman. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot138
- http://www.familiebofkont.nl/mkzdierenbegraaf plaats/ Laatste update: [juli 2001]; laatst bekeken: 22 februari 2006.
-
eindnoot144
- Prediker 3:19. De Bijbel (Statenvertaling).
-
eindnoot145
- Tijdens het Dahliacorso te Lemelerveld op 2 augustus 2005 werd dit motto gebruikt door de corsowagen van de jeugd Wolthaarshoek ‘kabouters brengen geluk’. Kabouters deelden het geluk uit ‘aan de grote mens en de kleine uk’ op een kartonnen klavertje vier.
-
eindnoot146
- Opgetekend: Volkers, Jac., 1892 (uit Bathmen) Collectie Boekenoogen (archief Meertens Instituut); Meder (2005), p. 370, nr. 386.
-
eindnoot147
- Opgetekend: 3 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Henk Van 't Zand. Aard bron: mondeling. Mw. J.H.S. noemt als enige de zin ‘een spin in de middag brengt geluk op de derde dag.’ Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: mw. J.H.S. Aard bron: mondeling. Tevens opgetekend: 4 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: mw. Johanna Jantina Meijerman-Spijkerman. Aard bron: mondeling. Mw. Meijerman noemt alleen de eerste zin van het versje. Vgl. Ter Laan (1949), p. 58, 59 en 379; Teenstra, 1843 (1973), deel 2, 2e afdeling (waarzeggerijen), p. 109.
-
eindnoot148
- Teenstra, 1843 (1973), deel 2, 2e afdeling (waarzeggerijen), p. 109.
-
eindnoot150
- Vgl. het verhaal van Neeltje uit Dalfsen, die als hobby spint en weeft (zie hoofdstuk 10.1.2). ‘Spinnen’ betekent in het dialect overigens ook ‘logeren’ (vgl. De Breef: kwartaalblad voor Salland en omstreken, 3e jrg., zomernummer 1987, p. 23).
-
eindnoot151
- Gerlach (2000), p. 191; Hiller (1987), p. 170.
-
eindnoot153
- Opgetekend: 4 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Mans van Leussen. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot157
- Teenstra, 1843 (1973), deel 1, 1e afdeling (spookverschijningen), p. 167, wijzend op het geloof van de Javanen. Vgl. The Crossroads in Folklore and Myth / M. Puhvel (1989).
-
eindnoot158
- Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: mw. J.H.S. Aard bron: mondeling. Opgetekend 7 augustus 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail). Tevens opgetekend: 31 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: G. van Emmen. Aard bron: mondeling. Tevens opgetekend: 8 september 2005 te Dordrecht. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling (telefonisch).
-
eindnoot159
- Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: Hendrik Schoemaker. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot162
- Opgetekend: 22 en 24 september 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail).
-
eindnoot163
- Opgetekend: 27 september 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot169
- Opgetekend: 19 oktober 2005 te Dordrecht. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling (telefonisch). ‘Van mijn broer Jan gehoord.’
-
eindnoot170
- Schoemaker-Ytsma [2005], resp. nr. 176/177. ‘Jokken’ is ‘jeuken’.
-
eindnoot172
- Vgl. Driemaandelijksche Bladen (1904), p. 7.
-
eindnoot173
- Opgetekend: datum onbekend in het gastenboek van Expert Westerman (uit Dalfsen en Ommen). Verteller: Christien, Roelien, Marja en Nienke. Reactie van Reisbureau Geesink uit Dalfsen. Aard bron: schriftelijk. De pagina is niet meer te raadplegen, maar is opgeslagen in het cache-geheugen van Google op 25 februari 2004. De zin is opvallend ‘helaas [...] geen storingen’, maar wordt weergeven om te vertellen hoe goed de service van het bedrijf Expert wel niet is. De vertellers zouden zelfs een storing overwegen, om de goede service van het bedrijf te mogen meemaken. Of toch niet? Even afkloppen!
-
eindnoot174
- Opgetekend: ongedateerde brief, ontvangen 13 september 2005. Verteller: H.J. Hemstede. Aard bron: schriftelijk (brief). Het afkloppen zou ook nu nog op onbewerkt hout plaatsvinden. Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: Anonymus (vrouw), geboren te Hoonhorst. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot175
- Opgetekend: 4 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: Hendrik Meijerman. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot176
- ‘Hoe vaak hoor je niet een mens zeggen: even afkloppen of, 't is net of de duivel er mee speelt.’ In: Spoken / Henk uut de Zandbak. - De Oprechte Dalfser Courant, 10 september 2003, nr. 338. Vgl. hoofdstuk 5.6.
-
eindnoot180
- Opgetekend: 3 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot181
- Opgetekend: 4 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Mans van Leussen. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot182
- Ter Laan (1949), p. 156. Vgl. Heuvel (1978), p. 135.
-
eindnoot183
- Uittien (1946), p. 27; Vandenbussche (1955), p. 519 (nr. 2314); Ter Laan (1949), p. 30.
-
eindnoot184
- Teenstra, 1843 (1973, deel 1, 1e afdeling (tooverijen), p. 219.
-
eindnoot185
- Hiller (1987), p. 84-85. De zeldzame bloei van de plant werd tevens als teken gezien van de dood van een van de huisbewoners.
-
eindnoot186
- Teenstra, 1843 (1973), deel 1, 1e afdeling (tooverijen), p. 53.
-
eindnoot187
- Opgetekend: 3 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot188
- Radio Oost, ‘Het Goudspoor’, aflevering 2, 11 juli 2000. Marcel Spijkerman onderzoekt het raadsel: ‘Geen dolle jager bij de blauwe brug over de Vecht, wel een man van 't zand bij de witte wieven’. In gesprek met Henk van 't Zand. Aard van bron: cd-opname van radio-uitzending.
-
eindnoot189
- Opgetekend 3 juni 2005. Verteller: Henk van 't Zand. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot190
- Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren, (1853), p. 100.
-
eindnoot191
- Opgetekend: 27 juni 2005 te Nieuwleusen. Verteller: Klaas Schoemaker en Rutger de Boer. Aard bron: mondeling. In Nieuwleusen zei men over liegen: ‘'n Wasse en 'n leung'n wördt steeds groter’: een was en een leugen groeien/ het is beter de waarheid te spreken (Schoemaker-Ytsma [2005], nr. 748, vgl. nr. 767).
-
eindnoot192
- Opgetekend: 27 augustus 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling. Goutbeek kende tevens het verhaal van het krijgen van hoorntjes als je liegt en had het verhaal ook gehoord van mw. Bloemers uit Dalfsen.
-
eindnoot193
- Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: Anonymus (vrouw), geboren te Hoonhorst. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot194
- Opgetekend: 22 september 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail).
-
eindnoot195
- Ten Hove (1989), p. 21 en 22; Van Es (1991), p. 98.
-
eindnoot200
- Opgetekend uit de mond van diverse christelijke vertellers in Dalfsen, 2004/2005. Aard bron: mondeling. Vgl. voor een gelijksoortig volksgeloof: ‘Commotie om “Venus van Heerde”’ / Jelle Boonstra. In: De Stentor, Zwolse Courant, zaterdag 3 september 2005, pagina binnenland.
-
eindnoot201
- Opgetekend: augustus 2005 te Dalfsen. Verteller: Anonymus. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot202
- Opgetekend te Utrecht, 2004. Vertellers: anoniem. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot207
- Opgetekend: Volkers, Jac., 1892 (uit Bathmen) Collectie Boekenoogen (archief Meertens Instituut); Meder (2005), p. 369, nr. 386.
-
eindnoot208
- Opgetekend 3 juni 2005. Verteller: Henk van 't Zand. Aard bron: mondeling; Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: mw. J.H.S. Aard bron: mondeling. Vgl. Ter Laan (1949), p. 243.
-
eindnoot209
- Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: mw. J.H.S. (Anonymus, 73 jaar), geboren te Dalfsen. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot210
- Ter Laan (1949), p. 232; Heuvel (1978), p. 162/163.
-
eindnoot211
- Ter Laan (1949), p. 232; Heuvel (1978), p. 16 e.v.
-
eindnoot212
- Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: mw. J.H.S. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot213
- Opgetekend: 8 september 2005 te Dordrecht. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling (telefonisch). Opgetekend: 22 september 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail).
-
eindnoot214
- Collectie Boekenoogen (archief Meertens Instituut), CBOEK283.
-
eindnoot216
- Collectie Boekenoogen (archief Meertens Instituut), CBOEK522.
|