| |
| |
| |
Hoofdstuk 5
Duivelsagen
In het volksgeloof is er geen figuur die een zo grote plaats inneemt als de duivel. Pas door de invoering van het christendom is de duivel een begrip geworden voor het volk. Aan het joods-christelijke beeld dat het Oude en Nieuwe Testament van hem geven, werden allerlei nieuwe trekken toegevoegd, doordat men de heidense goden en demonen tot trawanten van de duivel of zelf tot duivels maakte. Allerlei duivelverhalen leefden onder het volkGa naar eindnoot1 en zijn tegenwoordig nog in grote aantallen bekend. Het duivelgeloof kan men als ‘bijgeloof’ veroordelen, of de kern ervan als geloof beschouwen.Ga naar eindnoot2 Het geloof in en de angst voor de duivel is, vooral onder christenen in de regio Dalfsen, nog steeds zeer sterk aanwezig.Ga naar eindnoot3
Zo laait volgens sommige christenen in de nacht van 30 april op 1 mei de strijd tussen God en zijn gevallen dienaar hevig op. Deze WalpurgisnachtGa naar eindnoot4 is volgens sommigen het jaarlijkse hoogtepunt van satansaanbidding. In Dalfsen biddenGa naar eindnoot5 christenen deze nacht jaarlijks estafettegewijs tot de duisternis wegtrekt en het licht terugkeert.Ga naar eindnoot6
| |
5.1 De duivel als veerman
‘Je hebt hier de Papenallee en vroeger was er geen brug. Een rijke boer moest op familiebezoek aan de andere kant van de Vecht. De veerman zei tegen de boer: “Zorg dat je op tijd terug komt, want het wordt slecht weer!” Maar de boer kwam te laat en het stormde hevig. De veerman zei dat hij beter niet naar de overkant kon gaan met het veer, maar de boer antwoordde: “Ik moet terug naar de boerderij, de koeien moeten worden gemolken!” De boot vertrok, maar door het hevige noodweer sloeg het veer van de ene kant naar de andere kant en kwamen het bootje met de veerman en de boer bij het Haesterveer in Zwolle terecht. De veerman zei: “We zijn door toedoen van jou door de duvel overgezet! Ik zou maar naar het klooster gaan, om boete te doen!” De rijke boer ging naar het klooster en kreeg de opdracht een kerk te bouwen in Hoonhorst. Hij had namelijk veel geld. En zo gezegd, zo gedaan. De kerk, die rond 1965 al weer werd afgebroken, werd gebouwd dankzij het geld van de boer. De boer ging voortaan als “boer Blankvoort” door het leven. Hij kon voortaan namelijk weer blank voort gaan, met een schoon geweten verder door het leven gaan. Zijn zonde, zich ondanks waarschuwingen inlaten met de duivel, waren hem vergeven.
Dit verhaal heb ik gehoord van Klèùsien uut Zalk. Ze vertelde dat hier eens in het café, zo'n twintig jaar geleden. Ze kwam hier ook wel eens lezingen geven over kruiden. Ze vond het jammer dat de kerk in Hoonhorst was afgebroken.’ (Hoonhorst)Ga naar eindnoot7
| |
| |
Klèùsien uut Zalk
Een variant op het verhaal van de duivel als veerman wordt in Dalfsen en omstreken verteld door vertelgroep ‘In Geuren en Kleuren’, die onder meer bestaat uit verhalenvertelster Jopie Neuteboom uit Dalfsen. Het gaat hier om het volksverhaal van een boer die op een mistige en regenachtige avond door de duivel wordt overgezet op het veer tussen Stegeren en Junne. Het verhaal is tevens bekend in de regio Ommen.Ga naar eindnoot8 Klèùsien uut Zalk (1919-1997) situeerde het verhaal van de veerman van de Vecht in Hoonhorst in de gemeente Dalfsen in de tijd dat de kerk van Hoonhorst was afgebroken.Ga naar eindnoot9
Klèùsien uut Zalk, pseudoniem voor mevrouw K. Rotstein-van den Brink, was ook in de gemeente Dalfsen een bekend figuur. Ze stond hier bekend als ‘het kruidenvrouwtje’.Ga naar eindnoot10 Klèùsien werd bekend om haar kennis van de werking van kruiden, als schrijfster en als spreekster. Zo schreef zij onder meer ‘Regels veur et weer en nog een heleboel meer’, een verzameling zegswijzen, spreekwoorden en (rijm)spreuken in dialect.Ga naar eindnoot11 In de jaren zestig van de vorige eeuw begon ze met het geven van lezingen, zoals ook in Hoonhorst. Als onderwerpen had Klèùsien onder andere ‘präöties bie 't vuur’, ‘vertellen over vroeger’, ‘huismiddeltjes’, ‘kruiden en geneeswijzen’.Ga naar eindnoot12
| |
5.2 Duvelswerk
5.2.1 Het Duivels Prentenboek en de kwade hand
‘Spiel nie in der Fremde, Sonst verlierst
Rock und Hemde, Leib, Ehr, Hab und Gut,
‘Vroeger in Oudleusen mochten de meeste mensen niet kaarten. Dat was “duvelswerk”. Eens ging iemand naar een buurman om een kaartje te leggen. Die nam het iets minder nauw met de geboden uit de Bijbel. De man moest een heel eind lopen naar zijn buurman over een smal en donker paadje op de hei.
Op die hei zijn ook wel eens mensen verdwaald. Het was er donker en griezelig en er was geen lichtje te zien.
De man voelde steeds iets in zijn nek. Steeds sprong er wat in de nek, het ding greep steeds steviger in zijn nek. De man durfde niet meer, kreeg het steeds benauwder en ging op de loop. Het ding ging echter met de man mee. Van het ding kreeg hij een sein dat hij nooit meer moest kaarten. Vanaf dat moment heeft de man nooit meer gekaart. Hij is nooit bij zijn buurman aangekomen, maar voor die tijd bekeerd. Het verhaal is echt gebeurd!’ (Oudleusen)Ga naar eindnoot14
| |
| |
Het Duivels Prentenboek en de kwade hand
‘Sommige mensen kaarten hier nu nog niet. Dat werd van huis uit gezegd. Het kaartspel stond bekend als het “duivels prentenboek”. Je mocht overigens wel kwartetten.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot15
‘Bij Café 't Hoekje in Lemelerveld gingen oude mensen vroeger kaarten. Het hoofd van de school zei dat het 't prentenboek van de duivel was. Daar mochten we ons niet mee bezig houden. We mochten alleen kwartetten. Dat kwam, omdat het bij kaarten vaak om het gokken met geld ging. Dat was de duivel verzoeken, dat hoorde niet. In protestantse, vooral gereformeerde, kringen waren er dan ook geen kaarten in huis.’ (Lemelerveld)Ga naar eindnoot16
Er bestaat geen zekerheid over het geboorteland van de speelkaart. Sommigen menen dat de speelkaart zijn oorsprong vindt in China, Perzië of India. De oudste vermelding van de speelkaart in de Nederlanden is aan het eind van de 14e eeuw aan het hof van Brabant.Ga naar eindnoot17
De speelkaarten zouden de standen in de maatschappij uitbeelden. De schoppen (pieken) vertegenwoordigen de vorsten, edelen en ridders; de klavers de veehouders en landbouwers; de harten de geestelijken en de ruiten de koop- en zeelieden, fabrikanten en burgers. De kaarten werden ook gebruikt voor goochelen en waarzeggerijGa naar eindnoot18 en als duivels of toch ten minste als zondig gezien.
Speelkaarten zouden, naast het dobbelspel, een uitvinding van de duivel zijn.Ga naar eindnoot19
| |
| |
‘De kaartspelers’, geschilderd door David Teniers (1610-1690). Speelkaarten zouden een uitvinding van de duivel zijn
Al in het begin van de 15e eeuw hield de franciscaan Sint Bernard van Siena een preek in Bologna over dit onderwerp.Ga naar eindnoot20 In latere eeuwen was het niet ongewoon om op de kaarten zelf tegen onverstandig spelen te waarschuwen. Zo gaf in 1775 Johann Heinrich Knust uit Brunswijk de volgende tekst mee: ‘Spiel nie in der Fremde, Sonst verlierst Rock und Hemde, Leib, Ehr, Hab und Gut, Merke das, du junges Blut.’Ga naar eindnoot21
‘Fijne speelkaarten’ waren in 1891 in Dalfsen onder meer te koop bij boekhandelaar Gos. Eshuis, die in datzelfde jaar de Dalfser Courant oprichtte.Ga naar eindnoot22 Dat het kaarten werk van de duivel is, is onder meer bekend in volksverhalen uit Friesland. In Friesland kende men het geloof dat Satan in de kaarten zat. Als een vrouw kaartte, kreeg het nog niet geboren kind tekens op de borst.Ga naar eindnoot23
Een man in Oudleusen die wilde kaarten, werd volgens het volksverhaal diverse keren in de nek gegrepen. In veel volksverhalen ontmoeten personen vreemde, onzichtbare, nachtelijke krachten. Soms wordt gedacht aan een plaagbeest, de duivelGa naar eindnoot24 of spoken. Andere keren wordt een hand of worden handen gevoeld, van onbekende, maar ongetwijfeld bovennatuurlijke her- | |
| |
komst, die mensen meetrekken, tegenhouden of bewerken. Kenmerkend voor dit soort verhalen zijn dikwijls het nachtelijke uur, een plaats waar wat mee aan de hand is en die een rol speelt in de lokale overlevering, en/of schuldgevoelens omdat men weet iets te doen, wat niet mag of gevaarlijk is.Ga naar eindnoot25
Oude speelkaarten
| |
5.2.2 De draaimolen
‘Tijdens het Oranje volksfeest in Lemelerveld, ter ere van de koningin, mochten we niet naar de draaimolen kijken. Het onderwijzend personeel, hoofdonderwijzer de heer T. Timmer, een Groninger, zei tegen de kinderen dat de duivel in de draaimolen zat. Het was goddeloos.’ (Lemelerveld)Ga naar eindnoot26
De kerk beschouwde bepaalde feestelijkheden, zoals de kermis (inclusief de draaimolen), als duivels of zondig, vooral omdat drankmisbruik en onzedelijk gedrag tijdens deze festiviteiten veel voorkwamen. In de laatste helft van de 19e eeuw werd de kermis in verschillende gemeenten afgeschaft, als minderwaardig volksfeest.Ga naar eindnoot27
| |
5.3 De duivelse kat
‘Een katholieke smit moest een paar nieuwe hoefijzers opzetten bij een paard in Vilsteren. Hij kwam eens op bezoek bij mijn ouders en vertelde dat hij de duivel had ontmoet. “Gisterenmorgen moest ik op pad. Op een gegeven moment zag ik een zwarte kat met gloeiende ogen. Die kat zei tegen me: “Smittie, je bent ook
| |
| |
niet verlaat deze morgen!” De smid antwoordde: “Dat ben ik zeker niet poesie, ik moet een peerd ophalen in Vilsteren.” Toen verdween de kat zo plotseling als hij gekomen was. Het was volgens de smid de duivel langs de kant van de weg, die hij ook als een “gloeiende kerel” had ontmoet in de buurt van Raalte bij Luttenberg.’ (Lemelerveld)Ga naar eindnoot28
| |
5.4 Duivelseieren
‘Het duivelsei, de stinkzwam of de “phallus impudicus” legt plotseling eieren. Door dat “plotselinge” spreekt men van duivelseieren. De duivel zou ze hebben neergelegd.’ (Dalfsen: Emmen)Ga naar eindnoot29
| |
5.5 Rood haar: duivels stralen
‘Over mensen met rood en vaal haar werd ook gezegd:
“rooi'n en vael'n,
bint duvels straol'n.”
“Mensen met rood en vaal haar, zijn ‘duivels stralen.’” Het zijn mensen die met de duivel te maken hebben.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot30
“Rood haar en elzenhout zijn zelden op goede grond gebouwd”, wordt hier ook gezegd.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot31
De stinkzwam. Volgens het volksgeloof legt de duivel de eieren neer
De opvatting dat een lichaamskenmerk of - gebrek een teken van bedreven zonde was, is nog lang bekend geweest.Ga naar eindnoot32 In ‘Het boekje van goede zeden’ (13e/14e eeuw), het oudste Nederlandstalige etiquetteboekje dat we
| |
| |
kennen, gaf men het advies om niet bij roodharige mensen te overnachten. Aan mensen met rood haar werden in de middeleeuwen duivelse eigenschappen toegekend, aangezien zij, zo meende men, onder invloed van duivelse inblazingen, in zonde waren verwekt, namelijk tijdens de menstruatieperiode van de vrouw.Ga naar eindnoot33
Roodharigen waren, net als schelen, bultenaars en lammen ‘van God eteekent’. Op het voortleven van deze uitdrukking was wellicht de bijbelplaats ‘De Heere stelde een teken aan Kaïn’ en de daarvan afgeleide uitdrukking ‘Kaïnsteken’, van grote invloed.Ga naar eindnoot34 Van het volksgeloof rondom rood haar bleef een taboe bestaan:
‘Rood haar krijg je van veel koffiedrinken. Tegen kinderen, die je nog geen koffie wilde geven zei men: “Nee, daar krijg je rood haar van!”’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot35
‘Tegen kinderen werd gezegd dat je van koffie rood haar zou krijgen. Ze mochten wel melk of thee (met melk) drinken, maar koffie was te sterk voor de kinderen. Daar waren ze nog te jong voor.’ (Dalfsen: Emmen)Ga naar eindnoot36
| |
5.6 De duivel in de taal
In de streektaal van de regio Dalfsen komen (net als in het Nederlands en de overige streektalen in Nederland overigens) veel spreekwoorden en zegswijzen voor waarin de duivel een rol speelt. De uitdrukkingen geven de angst voor de duivel weer, of de eigenschappen, die men aan de duivel toedicht.
‘'t Is of de duvel d'r 'ejongd hef. Deze uit drukking werd gezegd als het ergens een grote puinhoop was.’ ‘Die 's deur de duvel escheet'n. Dit werd gezegd tegen een persoon die niet deugde.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot37
‘Een spreuk: Aj' iederiene geliek geeft, kûj' de duvel wel tot vriend holl'n.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot38
‘As 't knip en duvelsknip. Deze uitdrukking betekent: “Als het puntje bij paaltje komt, dan...” Het werd gezegd bij een man met een groot woord, waar eigenlijk zijn vrouw de baas is.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot39
‘Als iemand onrustig was of iets had uitgehaald, geen goed geweten had, zei men: “Pas op, de duivel zit 'm op de hielen.” Als je de hele dag druk was en voor iedereen alles wilde doen werd je de “duvelstoejager” genoemd.’ (Lemelerveld)Ga naar eindnoot40 ‘Ook in Dalfsen kende men de uitdrukking “duvelstoejager”, als iemand agressief voorkomt.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot41 Een ‘duivelstoejager’ is een ‘bijlooper, iemand die het minste werk moet doen, voor allerlei ondergeschikt werk gebruikt wordt’.Ga naar eindnoot42
‘'t Is net of de duvel er mee speelt', dat zei men als er veel ongelukken achter elkaar gebeurden of iemand veel pech had.’ (Hoonhorst)Ga naar eindnoot43
‘De duuvel is in 'm èvaarn.’Ga naar eindnoot44
‘Ik ben des duuvels.’
‘ie is 'n aarme duuvel.’
‘bij de duuvel te biecht goan'. Dit is aan een vijand of iemand, die niet te vertrouwen is, zijn geheimen toevertrouwen.’Ga naar eindnoot45
‘ie is veur de duuvel en sien oale moerGa naar eindnoot46 niet bange.’
‘ie is te stom om veur de duuvel te daansen. Dit is: zeer dom zijn.’Ga naar eindnoot47
‘ie is aals een duuvel in deusien.’
‘de duuvel schijt altied op de groot'n hoop.’ (Dalfsen: Ankum)Ga naar eindnoot48
‘As hij de duvel is, bin ik zie moe'. Dit betekent dat “hij” ten onrechte van een vergrijp wordt verdacht.’ (Dalfsen)
| |
| |
‘A'j oaver de duvel proat, dan trap ie 'm op zien start’. Dit betekent dat als je over de duivel praat dan haal je hem juist binnen. Het wordt ook wel gezegd als er iemand binnenkomt waar net over gekletst wordt.’ ‘As de duvel drit, dan dritte an bulten.Ga naar eindnoot49 Sommige mensen hebben altijd geluk of ook wel degene die al veel heeft krijgt er gemakkelijk iets bij. Er is ook een vervolg op: “en bie oons wulle nog gien scheet loaten.” Met andere woorden: wij hebben altijd pech. De duvel is hier dus symbool van gelukbrenger bij de verkeerde mensen.’ (Dalfsen)
‘Hoe meer de duvel hef, hoe meer of e hemm wil.’ Dit betekent dat hebberige mensen nooit genoeg hebben. De duivel wordt dus ook hier met bezit geassocieerd.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot50
‘Jan Enduk van de Bosch, uut 'n achterhoek, die later meteropnemer was. Die van der Boschen numen ze aitGa naar eindnoot51 de Duvels, warumme? Ik zol 't niet weten.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot52
| |
‘Duistere’ namen
‘In de volksmond staat een bocht op de Rechterense dijk bij Dalfsen bekend als de “Dodenbocht”. Op deze plek zijn veel autoongelukken gebeurd en veel doden gevallen.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot53
‘De “Duustere stege” was een zandweg achter het oude kerkhof (nu Mulertlaan).’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot54
‘In Nieuwleusen bevindt zich de “Doodkamp”, welke herinnert aan de duivel of “de dood”. Er is weinig over de naamsherkomst van de Doodkamp bekend. We weten dat er bij het graven van sloten veel beenderen van koeien en paarden te voorschijn zijn gekomen. Staphorster H. Sterken (1976) vraagt zich af of daar met eenramp verongelukt vee is samengebracht of dat het wellicht een militaire keuken was van de Munsterse bisschop Berend van Galen, de koedief.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot55
‘De “Doodweg” op de Ankummer Es zou uit de tijd van Karel de Grote stammen. Dat is een veronderstelling. Als er iemand was overleden, ging men vroeger langs heidense, heilige plekken. Later mocht dit niet meer. Via de doodwegen of helwegen ging de lijkwagen naar de kerk. Op de plek van de weg is nu nieuwbouw.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot56
De ‘Doodweg’ heeft wellicht te maken met de ‘noodwegen’, zoals deze in Overijssel en Gelderland wel werden genoemd. Deze lijkwegen werden aangelegd in de tijd van Karel de Grote om het volk af te houden van de heidense begraafplaatsen. Voor elke buurt en hoeve was de lijkweg vastgesteld.Ga naar eindnoot57 Deze noodwegen werden ook ‘helwegen’ genoemd, omdat het wellicht de weg naar de hel betrof, waarlangs de zielen gingen.Ga naar eindnoot58
In de marke Lenthe, een buurtschap in de gemeente Dalfsen, stond in de 17e eeuw het ‘duivel(s)huis’. In 1615 was nog bekend ‘dat velt tussen de Ulengaar der belt tegen Duivelhuis en die Wolthaar’ en was er sprake van ‘Lemieten belangende dat veld bij Duivelshuis’.Ga naar eindnoot59 In de 15e eeuw werd het huis waarschijnlijk bewoond door de familie Van Haren.Ga naar eindnoot60 Waar het woord duivel in een plaatsnaam voorkomt, is de waarschijnlijkheid groot dat er vroeger een sage werd verteld.Ga naar eindnoot61 Hoe groot het geloof in de duivel ook in de regio Dalfsen was, blijkt uit een uitspraak van Godfried Edelijn uit 1720, waarin hij bereid was om God vergeving te vragen voor de woorden: ‘de duijvel hem wel mogt gloeijende door den schoorsteen halen indien er ijetz waar was in de beschuldigingen.’Ga naar eindnoot62
|
-
eindnoot1
- De Haan (1972), p. 242; Heuvel (1978), p. 81 e.v.
-
eindnoot3
- In de gemeente Dalfsen merkte ik dat het geloof in de duivel groot is. Sommigen vermijden zijn naam en noemen hem ‘het kwade/het kwaad’ of ‘de boze’ (Diverse keren uit de volksmond opgetekend, 2003-2005).
-
eindnoot4
- De nacht van 30 april op 1 mei waarbij de heksen samenkwamen op verschillende plaatsen. In de Wicca-cultuur wordt deze nacht gezien als een oud keltisch-germaans voorjaarsfeest.
-
eindnoot5
- Over Nieuwleusenaren en bidden zegt men: ‘Ni'jluusigers hold van 'n kort gebed en 'n lange worst’: in Nieuwleusen houden ze niet van veel gepraat (Schoemaker-Ytsma [2005], nr. 465).
-
eindnoot6
- Bolt, 1997. Vgl. http://www.biddenvoorelkaar.nl/ walpurgisnacht.htm; laatst bekeken: 22 februari 2006.
-
eindnoot7
- Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: Gerard Kappers. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot8
- Volkskundevragenlijst 18 (1954), formulier G.112, archief Meertens Instituut.
-
eindnoot9
- De nieuwe kerk van Hoonhorst werd in 1963 ingewijd (Damman (1995), p. 62).
-
eindnoot10
- Diverse keren uit de volksmond opgetekend te Dalfsen, anno 2004/2005.
-
eindnoot12
- Van der Kooi. In: De spokende kleedwagen (1984), p. 108/109.
-
eindnoot14
- Opgetekend: 2 augustus 2005 te Dalfsen. Verteller: Gert-Jan Stokvis. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot15
- Opgetekend: 8 september 2005 te Dordrecht. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling (telefonisch).
-
eindnoot16
- Opgetekend: 3 september 2005 te Lemelerveld. Verteller: H. Huisman. Aard bron: mondeling. Dit verhaal heb ik ook diverse keren gehoord te Dordrecht.
-
eindnoot18
- Teenstra, 1843 (1973), deel 2, 2e afdeling (waarzeggerijen), p. 262 e.v.
-
eindnoot23
- Nederlandse Volksverhalenbank, [2005]. Collectie Jaarsma, verslag 43, verhaal 25. Verteller: Rauwerda - v.d. Bos, Lyske (Lieske Rauwerda-v.d. Bosch), 27 mei 1966. Regio Harkema (Smoarhoeke, Smoorhoek). Aard bron: schriftelijk.
-
eindnoot24
- Alles en iedereen werd met de duivel verbonden (o.a. reuzen en plaagbeesten). In Noord-Nederland is het een plaagbeest die de hoofdrol speelt in het verhaal. Hier neemt de duivel de rol van het plaagbeest over.
-
eindnoot25
- Van der Kooi. In: De spokende kleedwagen (1984), p. 122/123. De kwade hand is in het volksgeloof de hand van de boze. Zie: Teenstra, 1843 (1973), deel 1, 1e afdeling (toverijen), p. 45. Voor overleveringen over kaartspelers, vgl.: Ter Laan (1981), deel 2, p. 41 e.v.
-
eindnoot26
- Opgetekend: 3 september 2005 te Lemelerveld. Verteller: H. Huisman. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot28
- Opgetekend: 3 september 2005 te Lemelerveld. Verteller: H. Huisman. Aard bron: mondeling. Elders wordt het verhaal meestal als heksensage verteld.
-
eindnoot29
- Opgetekend: 3 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling. Vgl. Uittien (1946), p. 23.
-
eindnoot30
- Opgetekend: 29 september 2005. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: schriftelijk (e-mail). Goutbeek heeft het verhaal gehoord van de heer H. Pierik (70 jaar) uit Dalfsen, beroep: kaartentekenaar.
-
eindnoot31
- Opgetekend: 23 oktober 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail). Afgehakt of afgezaagd elzenhout dat wordt blootgesteld aan de lucht gaat rood kleuren. In het volksgeloof zag men dit als het bloeden van de boom. Men meende dat er 's nachts rode vlammen rond het duivelse hout dansten. Uitdrukkingen die herinneren aan dit volksgeloof: ‘Rood haar met een spitse kin, daar steekt de duivel in’, ‘rood haar en elzenknoppen, daar kan de duivel zijn kousen mee stoppen’, ‘rode baard, duivels aard’ (Vgl. Heuvel (1978), p. 82), ‘rood haar en elzenhout zijn niet op goede grond gebouwd’, ‘let altijd op de kleur van 't haar, en is het rood, het duidt gevaar.’ (De Haan (1972), p. 219).
-
eindnoot32
- De Haan (1972), p. 219. Vgl. De Bijbel, Johannes 9:2.
-
eindnoot33
- Meder (1988), p. 140. verwijzend naar: Van zeden / W.H.D. Suringar (1892), een etiquetteboekje.
-
eindnoot34
- De Bijbel, Genesis 4:15. ‘Maar de Here antwoordde: “Niemand zal je doden, want degene die dat doet, zal Ik zevenmaal zwaarder straffen dan Ik jou heb gedaan.” En de Here plaatste een merkteken op Kaïn als waarschuwing aan anderen dat ze hem niet mochten doden.’ (Het Boek). Vgl. Van Ginneken (1917), p. 131 en 249.
-
eindnoot35
- Opgetekend: 23 oktober 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail). In Nieuwleusen zei men tegen een roodharige ook: ‘Hef oe va soms roest in de kop had?’ (Schoemaker-Ytsma [2005], nr. 591).
-
eindnoot36
- Opgetekend: 27 september 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot37
- ‘Het is of de duivel er gejongd heeft.’ In: Schoemaker-Ytsma [2005], nr. 123 en 124.
-
eindnoot38
- Opgetekend: 23 oktober 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail). Een variatie op deze uitdrukking is: ‘Aj’ nooit wat zegt, kûj’ met de duvel wel huuz'n’. Dit betekent: ‘Doe je mond eens open met je eigen mening!’ Opgetekend: 8 december 2005 te Nieuwleusen, eveneens door mw. A. Schoemaker-Ytsma.
-
eindnoot40
- Opgetekend: 3 september 2005 te Lemelerveld. Verteller: H. Huisman. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot41
- Opgetekend: 8 september 2005 te Dordrecht. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling (telefonisch).
-
eindnoot43
- Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: Gerard Kappers. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot45
- Vgl. Stoett (1923-1925), p. 205, nr. 519.
-
eindnoot47
- Vgl. Stoett (1923-1925), p. 173, nr. 442.
-
eindnoot48
- Opgetekend: ongedateerde brief, ontvangen 13 september 2005. Verteller: H.J. Hemstede. Aard bron: schriftelijk (brief).
-
eindnoot49
- “Als de duivel schijt, dan schijt hij op hopen” (vervolg: “en bij ons wil hij nog geen scheet laten”).
-
eindnoot50
- Opgetekend: 11 en 14 oktober 2005 te Dalfsen. Verteller: Jan Sibelt. Aard bron: schriftelijk (e-mail).
-
eindnoot52
- Op 'n hals ehaald / Henk uut de Zandbak. - De Dalfsenaar, nr. 14, 9 april 1997.
-
eindnoot53
- Opgetekend: 3 september 2005 te Dalfsen. Verteller: Jan v.d. Stouwe. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot54
- Opgetekend: 17 september 2005 te Dalfsen tijdens de open dag van de Historische Kring Dalfsen. Verteller: mw. A. Nijland. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot55
- Sterken (1976), p. 25. Voor Berend van Galen: zie hoofdstuk 6.5.2.
-
eindnoot56
- Opgetekend: 27 september 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot57
- Heuvel (1978), p. 438/439. Zie ook: Ter Laan (1949), p. 227.
-
eindnoot58
- Ter Laan (1981), deel 1, p. 18. Ter Laan meldt dat in Saxen de ‘helweg’ de grafweg was waarlangs de doden naar het graf gingen, verwijzend naar V.d. Bergh, Wdb., p. 107.
-
eindnoot59
- Zie: Wim Grootenhuis. In: Ten Hove (1989), p. 104/105. Het gaat hier om een geschil van de marke Lenthe bij Dalfsen, betreffende de grens tussen de marken Lenthe en Heino/Dalmsholte. Vgl. de markeboeken van Lenthe: RAO, Markearchief, inv. nrs. 794, 795 en 797.
-
eindnoot60
- Simons (1929), p. 48. Simons meldt: ‘waarschijnlijk is het reeds lang verdwenen. Tegenwoordig is er niets meer van bekend. (Nav. VI. 359. VII. 214).’ Ook in Arnhem staat ‘het Duivelshuis’, ‘aldus genoemd naar de duivelskoppen in de muur’ (Ter Laan (1949), p. 87).
-
eindnoot61
- Vgl. Sinninghe (1943a), p. 156. Voor het duivel(s)huis is de eventuele vertelling verloren gegaan.
-
eindnoot62
- Het eerste baanvak van de Noord-Ooster (1903); p. 23; Ten Hove (1989), p. 149.
|