| |
| |
| |
Hoofdstuk 4
Toverij, hekserij en het tweede gezicht
Toverij is van alle tijden, maar vooral in het begin van de zestiende eeuw was het geloof in toverkunst groot. In de ogen van een groot deel van de bevolking konden mensen, maar ook allerlei bezittingen, worden betoverd. De kerk maakte melding van toverij en vele, soms gruwelijke, toverijprocessen volgden. Eind 16e en begin 17e eeuw werd de vervolging steeds meer verworpen en kregen vrouwen en mannen de mogelijkheid in verzet te komen tegen beschuldigingen van toverij en hekserij. Maar het geloof in tovenarij bleef hardnekkig.
Naast de toverij kennen we hekserij, een begrip dat nauw verwant is aan de toverij.
Heksen zijn vrouwen of mannen die zich aan de duivel zouden hebben overgegeven en die hun bijzonder krachten gebruiken om dood en verderf te zaaien. In Dalfsen waren zelfs hele heksenfamilies bekend. Men kende in de regio het algemeen verbreide geloof dat heksen konden vliegen op bezems. Zij veranderden zich ook in dieren. Als een kat gewond werd, dan lag op hetzelfde ogenblik de vrouw, die het was, gewond in haar bed. Tegen deze heksen, die mensen door onder meer heksen- en verenkransen ziek zouden kunnen maken, waren allerlei voorbehoedmiddelen bekend in de regio Dalfsen. Wanneer een betoverde geen hulp kon vinden waren er in de omtrek genoeg ‘deskundigen’ aanspreekbaar. In Dalfsen was tussen 1653 en 1670 ‘meester Gerrit’, een waarzegger, bekend.Ga naar eindnoot1 Na 1670 werden beschuldigingen van toverij en hekserij steeds minder vaak gehoord. In de 18e eeuw werden de beschuldigingen nog slechts af en toe gehonoreerd en in de 19e eeuw werd de aandacht verlegd naar waarzeggerij, maar ook in de 20e en 21e eeuw zijn er nog gedachten over toverij en hekserij.
Naast tovenaars en heksen kent men mensen die het ‘tweede gezicht’ menen te bezitten. Mensen die als ziener bekend staan, maar ook mensen die toevallig en maar zelden een ervaring in de zin van het tweede gezicht hebben, plegen in wakende toestand (dus niet in een droom) een visioen te zien van toekomstige gebeurtenissen. Volkskundigen noemen het verschijnsel meestal ‘het tweede gezicht’, ‘voorloop’ (of ‘veurloop’), (para-)psychologen spreken van ‘voorschouw’.Ga naar eindnoot2 Voorloop had en heeft vooral betrekking op begrafenissen en sterfgevallen, brand, ongevallen, verandering in landschap (de aanleg van kanalen, wegen en spoorlijnen) en, dikwijls in relatie hiermee, de komst van nieuwe middelen van vervoer, de stoomboot, de auto, het vliegtuig en, zoals in Emmen (Dalfsen), de trein.Ga naar eindnoot3 Vaak (ook in de regio Dalfsen) gelooft men dat mensen die het tweede gezicht menen te bezitten ‘met de helm’ geboren zijn: het vlies dat bij de geboorte het hoofd van sommige kinderen omgeeft.Ga naar eindnoot4 Dit zijn personen die naar het volksgeloof ‘meer dan een ander’ kunnen.
| |
| |
| |
4.1 Hekserij
‘Ik kan niet heksen en blauwvärven tegelieke’Ga naar eindnoot5
| |
4.1.1 Oude Bessemoor
‘Hier woonde Oude BessemoorGa naar eindnoot6, die niet goed bij haar hoofd zou zijn geweest. De familie was al drie generaties een familie van tjoenstersGa naar eindnoot7 geweest.
Oude Bessemoor of oude Beppe zou als jonge vrouw op een vlasbraak de lucht zijn doorgereden. Om die reden werd zij gefolterd en moest zij de waterproef ondergaan. Van moeder, die door haar man kwaadwillend was verlaten, zei men dat ze jaren geleden een klein kind “betjoekste”, waar nu nog getuigen van aanwezig waren. Het kind zou een pad en een hagedis hebben uitgebraakt.
Als men langs haar huis liep moest men drie keer spugen op de grond als voorbehoedsmiddel.
Jonge Geerte was door een man aangevallen met een dolk, omdat heksen alleen door een zilveren mes geraakt zouden kunnen worden. Jonge Geerte liep hierop wekenlang met een wond.’ (Dalfsen: Rechteren)Ga naar eindnoot8
Menig oud vrouwtje werd als heks gezien
Het verhaal van Oude Bessemoor, dat verteld wordt door Amoene van Haersolte (1890-1952) in ‘Sophia in de Koestraat’ (1946), gaat over Huize Gerner, niet ver van kasteel Rechteren te Dalfsen.Ga naar eindnoot9 In het verhaal komen enkele afweermiddelen tegen heksen voor. Zo bant in het volksgeloof spugen boze krachten uit.Ga naar eindnoot10
| |
4.1.2 Heksenkringen
‘Men geloofde vroeger dat de heks een rondje in het bos maakte, een dansje. Op de voetsporen van de heks groeide een rij van paddestoelen, die heksenkringen werden genoemd.’ (Dalfsen: Emmen)Ga naar eindnoot11
De heksenkring is een kring van paddestoelen, vaak rondom een beukenboom. Het is ook wel een kringvormige, dorre plek in de weide. In het volksgeloof werd het gezien als dansplaats van heksen, en nog vroeger van elfen.Ga naar eindnoot12 De heksen zouden op de plek van de heksenkringen bijeenkomsten houden om te dansen en te schertsen.Ga naar eindnoot13 De heksenkring staat ook wel bekend als elfenring.Ga naar eindnoot14
Het verhaal valt onder de ‘aetiologische sagen’. Deze verhalen wijzen de oorzaak of reden aan van bepaalde zaken, zoals het ontstaan van heksenkringen.Ga naar eindnoot15
| |
4.1.3 Heksenbezems
‘In de berkenbomen zitten zwammetjes op een tak. Een dikke tros met takjes werd de bezem van een heks genoemd, die is achtergebleven in de boom. Zo'n heksenbezem komt ook een enkele keer voor in een eik en in de lariks.’ (Dalfsen: Emmen)Ga naar eindnoot16
| |
| |
Heksenbezems te Dalfsen op een berk (links) en een lariks (rechts)
Heksenbezems zijn berkentakken met een dichte vergroeiing van kleine takjes. Volgens sommigen zouden zij in een boom zijn geslingerd nadat een heks op die bezem door de lucht had gevlogen. De heksenbezem zou in het volksgeloof ook in de boom kunnen zijn gegroeid, zodat de heks er als vervoermiddel gebruik van kon maken. In werkelijkheid is de heksenbezem een wirwar van vergroeide takken, als gevolg van een zwam.Ga naar eindnoot17 De heksenbezem wordt ook wel ‘nachtmerrienest’ genoemd.Ga naar eindnoot18
Volgens de volksverhalen vlogen heksen op bezems door de lucht
| |
4.1.4 Heksen- en verenkransen
‘Een verhaal over een heks
Een oude vrouw, reeds lang overleden, (haar naam is zelfs nog bekend, hoewel ik deze om de familie geen overlast te bezorgen, moet verzwijgen) ging telkens wanneer een vrouw het leven geschonken had aan een baby, op “kraamvisite”. Zodra zij zich over de wieg heen boog, hoopten de veren van het hoofdkussentje van de baby zich samen. Zij werd algemeen gezien en gevreesd als heks.’ (Dalfsen: Ankum)Ga naar eindnoot19
‘In mijn tijd maakten we ook verenbedden en -kussens. Je moest dan goede kussens hebben. Kussens werden goed opgeschud tegen de heksenkransen. Als de veren niet goed werden schoongemaakt bleven ze aan elkaar plakken. De veren vormden dan een krans, dat kwam door een soort bacterie. Je kon ziek worden van de verenkransen, dat werd vaak ontdekt na de dood van een kind. Later kwam men er achter dat de veren niet
| |
| |
goed schoon waren gemaakt. Het kind had er bijvoorbeeld in geplast en kon ziek worden van de bacteriën. Oude, veren bedden, werden later naar de stomerij gebracht om opnieuw gebruikt te worden. Rond 1950/1960 vroegen de mensen nog: “zijn de kussens schoon, anders kunnen er heksenkransen in komen.” Grootmoeders dachten vroeger dat het met heksen te maken had en dat zij de kinderen ziek maakten. Dat was voor 1900.’ (Dalfsen, Emmen)Ga naar eindnoot20
Tegen heksenkransen snijdt een vrouw een strozak en een veren bed open waarop haar betoverde dochter ligt. Hierna zal zij alles in het vuur werpen
Men geloofde dat als een kind of volwassene betoverd was en sukkelde met de gezondheid, men in het kussen een verenkrans zou vinden. Een verenkrans komt daadwerkelijk wel eens voor. Als een kussen oud werd, begon het tijk, de kussenovertrek van grof katoen, aan de binnenkant te rafelen. Schudde men het niet voldoende op, dan hechtten de veren zich aan de draad en leek het of ze zich tot een krans vormden.Ga naar eindnoot21
Naast toverij en hekserij kende men het ‘tjoenen’. Tjoenders of tjoensters oefenden een mix van toverij en hekserij uit. Ze werden feitelijk niet tot de heksen en tovenaars gerekend, maar in de volksmond werd onder deze drie kunsten bijna altijd hetzelfde verstaan.Ga naar eindnoot22
Tjoensters zouden volgens het volksgeloof kransen vlechten van de veren van kussens. De tjoensters legden de kransen in de vorm van een roos of een ander bloem in het kussen, om de persoon te kwellen. Als de krans werd ontdekt, werden ramen en deuren gesloten en gooide een duivelbanner de krans in het vuur, waarop de tjoenster zou sterven.Ga naar eindnoot23
| |
4.1.5 Heksendieren
Kat verandert in heks
‘Er is een verhaal dat ze een kat achterna gingen en die sloegen met een stok. Toen had een vrouw op bed opeens een blauw hoofd. Het kan te maken hebben met het geloof dat een heks veranderen kan in een kat.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot24
In Dalfsen achtervolgde men katten, die volgens het volksgeloof in heksen konden veranderen
| |
| |
Zwolse Diene zou zich in een koe hebben veranderd in Lemelerveld
| |
Zwolse Diene
‘Mijn vader (1911) kwam uit Lemelerveld. Vroeger vertelde hij ons als kinderen verhalen uit Lemelerveld over Zwolse DieneGa naar eindnoot25 en Zwolse Jan. Zwolse Diene kon “teuveren”. Eens vond een echtpaar 's avonds een pad in hun bed. De man pakte een tang en zette de pad buiten de deur. De volgende dag liep Diene kreunend van de pijn over straat. “Het liekt wel of ze mi'j tussen de tange hebt ehad”, vertelde ze.Ga naar eindnoot26 Die pad, dat moest dus Zwolse Diene geweest zijn. Ook stond er een keer een koe met een witte muts op langs het kanaal. Dat was Zwolse Diene. Zij had zich in een koe veranderd.’ (Lemelerveld, Oudleusen)Ga naar eindnoot27
Volgens het volksgeloof kunnen heksen en tovenaars zich in verschillende dieren veranderen, bijvoorbeeld in een wolf, een kat, een haas, een vos, een raaf, kraai, ekster, kievit, vleermuis, kikvors, vlo en een pad. Ze kunnen zich echter niet veranderen in een schaap.Ga naar eindnoot28
In volksverhalen komt het vaker voor dat een heks in een pad verandert en met een tang wordt gepakt. Een zelfde volksverhaal, dat in de jaren zestig van de vorige eeuw werd opgetekend, komt bijvoorbeeld voor in Friesland: ‘Alle podden dy't ik seach, krige ik yn 'e tange en dy gongen de kachel yn. Ik ha in hiel soad forbrând. Hwant dat binne allegear tsjoensters.’Ga naar eindnoot29
Ook komen er in Friesland volksverhalen voor over een man die een verdachte kat met een zelfde ‘tovertang’ slaat. De dag erna draagt een oude vrouw, een vermeende heks, haar arm in een doek. Zij was de heks in kattengedaante.Ga naar eindnoot30
‘In Dalfsen waren er volgens de volksmond mensen waarvan gezegd werd “die is behekst” of “da's ook een hekse.”
| |
| |
Als kind hoorde ik verhalen van heksen die door de lucht op een bezemsteel vlogen.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot31
‘Vroeger zeiden ze dat er een heks op een bezem ging. Die mensen waren niet helemaal gewoon. Ze deugden niet en waren bijzondere wezens.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot32
| |
4.1.6 Angst voor heksen in de Rechterense bossen
‘Vroeger waren er allerlei heksen, zo zei men. Als de vrouwen moesten bevallen of de mensen naar de dokter gingen, moesten ze op de fiets naar de dokter in Dalfsen. Men zei dat er een man met een wit laken in de bossen zat. Het spookte daar. Een boer had eens heksen gezien bij Rechteren. Dat waren eigenlijk witte berken. Hij fietste een heel eind om, want hij durfde niet door de bossen van Rechteren naar de dokter. Op deze manier maakten de mensen elkaar bang.’ (Dalfsen: Rechteren; Lemelerveld)Ga naar eindnoot33
Naast witte berken werden ook andere voorwerpen, dieren, planten en bomen voor spoken (heksen, de duivel) aangezien.Ga naar eindnoot34
| |
4.2 Toverij
4.2.1 Hendrikjen Remmelts
‘De bode van de schout van Dalfsen schudde zijn hoofd. Het was de laatste dagen weer erg druk geweest. Er was van alles gebeurd aan de overkant van de Vecht. In de dorpsherberg werden allerlei verhalen verteld. Nu had de boodschapper de opdracht gekregen om naar Almelo te gaan om de drost, een ambtenaar, te berichten over de gebeurtenissen. Hij zadelde zijn paard, vulde de knapzak met brood en de kruik met water. Zo spoedig mogelijk moest hij de Gravenallee in Almelo bereiken. Daar woonde in Huize Almelo de drost, aan wie hij de boodschap moest overbrengen. Hij besteeg zijn paard, gaf het de sporen en stoof weg in de richting van de Twentseweg, om zo naar het oosten te gaan. De Regge stak hij over bij de Schuilenbrug en ging zo verder door het veen naar Almelo. Ondertussen had hij nog voldoende tijd om de gebeurtenissen eens te overdenken.
Dat er in Dalfsen zoiets zou gebeuren, dat had geen mens voor mogelijk gehouden. Hoewel er ook wel dingen gebeurden die niet door de beugel konden en ook niet allemaal met de mantel der liefde werden bedekt. Aan zulke voorvallen had hij per slot van rekening zijn baan te danken.
Het was ongeveer als volgt gegaan.
Aan de overzijde van de Vecht woonde op boerderij “de Goldstein” Hendrikjen Remmelts met haar man Gerrit en hun kinderen. Ze had wat woorden gekregen met haar buurjongen, Gerrit Pauwels. Het ene woord had het andere uitgelokt. Als het daar nu nog bij gebleven was, was dat allemaal niet zo erg. Op zeker ogenblik voelde Hendrikje zich zo bedreigd, dat ze in wanhoop de Vecht in sprong om het vege lijf te redden. Ze was kopje onder gegaan en kon met moeite de kant bereiken. Een dag of wat later kwamen de twee elkaar weer tegen en was de jongen meteen begonnen haar te slaan. Hij was beresterk en Hendrikjen schreeuwde moord en brand. Ze gilde zo hard dat de buren kwamen toegesneld en Gerrit er vandoor ging.
| |
| |
Hendrikje, bont en blauw geslagen en met een bebloed gezicht, deed haar beklag bij de Heer van de Leemcule en bij de schout van Dalfsen.
Enige dagen later, toen Hendrikje in de hof aan het wieden was, zag ze Gerrit weer. Ze was nog niet vergeten wat haar was overkomen, bedacht zich geen moment, ging naar binnen, haalde de snaphaan en loste een schot richting Gerrit. Deze koos toen het hazepad.
De bode geeft zijn paard nog eens flink de sporen, om maar op tijd zijn boodschap over te kunnen brengen.
Enige tijd geleden was ook de man van Hendrikjen in moeilijkheden gekomen. Reintje van de Kiekebelt had het met eigen ogen gezien en doorverteld aan de bode.
Reintje stond boven op de dijk, aan de Vecht, toen ze aan de overkant van de rivier Klaas Grave naar de man van Hendrikje zag lopen. Klaas verweet hem dat hij met een heks was getrouwd en had de man beschimpt. Daarna daagde hij hem uit met een mes, maar Gerrit, de man van Hendrikje, wilde slechts vechten met blote handen. Hendrikje, die midden op de Vecht in een roeiboot zat, hoorde de beide mannen schreeuwen. Ze maakte direct rechtsomkeert en roeide met alle macht naar de kant, om haar man te hulp te schieten. Beiden renden voor hun leven naar “De Goldstein”, achtervolgd door een woedende Klaas. Hendrikje wierp Klaas nog net een knuppel toe, om hem zo te laten struikelen. Ondertussen waren de kinderen van Hendrikje bang geworden en naar binnen gevlucht. Het gezin was in alle staten en kon met moeite de kalmte hervinden.
Diezelfde middag kwam Klaas terug naar de boerderij, gewapend met een mes en bijgestaan door zijn vader, die op zijn beurt een mestgreep bij zich droeg. Ook de moeder en zuster van Klaas waren meegekomen.
Bij de boerderij aangekomen zwaaide Klaas met zijn mes en de familie omsingelde de boerderij. Hendrikje en haar man sloten snel de deuren en vergrendelden ze goed. Luidkeels riepen ze om hulp. Aan de overkant van de Vecht waren de noodkreten te horen. Reintje en haar zuster, die deze kreten hadden gehoord, sprongen snel in de roeiboot en trokken aan de riemen, zo hard ze konden. Ondertussen maanden ze iedereen tot kalmte. Omdat de menigte ontzag voor Reintje had, was het tumult snel voorbij. Maar Hendrikje was nog niet verlost van alle pesterijen en bedreigingen. Het ging van kwaad tot erger en de kring van te genstanders werd groter en groter.
Daarna, op een woensdagmiddag, gebeurde het volgende:
Terwijl het pijpenstelen regende, legden wel vijftien schippers aan bij het Nierveer. Op het moment dat ze Hendrikje zagen, begonnen ze met z'n allen haar uit te jouwen en uit te schelden voor heks, terwijl de schippersknechten luid miauwden. In die tijd geloofde men immers, dat een heks kon veranderen in een kat.
Opeens klonk er een schot. Hendrikje had vanuit haar huis met de snaphaan in de lucht geschoten. Klaas, die ook van de partij was, rende daarop met getrokken mes naar de voordeur van de boerderij onder het roepen van luide bedreigingen. Hij probeerde de deur in te trappen en Hendrikje werd bang dat ze zou worden vermoord. Ze pakte de snaphaan, stak hem door het sleutelgat en riep: “Klaas, ga weg of ik schiet!” Klaas ging niet weg. Hendrikje haalde daarop de trekker over en raakte Klaas in zijn zij. De volgende dag was hij overleden.
| |
| |
Hendrikje werd door de schout gearresteerd en in het cachot geworpen.
Dit is allemaal gebeurd in het anders zo rustige dorp Dalfsen in het jaar 1724.
Om die reden is de bode van de schout nu op weg naar de drost die over Hendrikje moet rechtspreken.
De bode is Huize Almelo ondertussen genaderd en kan zich laten aandienen bij de drost. Nadat de bode het verslag van de gebeurtenissen rondom Hendrikje Remmelts had overgebracht, keerde hij weer terug naar Dalfsen.
Er gingen enkele maanden voorbij, waarin de getuigen werden verhoord en de drost zich een oordeel kon vormen.
Tijdens de rechtspraak luidde het vonnis van de drost: Verbanning uit de provincie Overijssel. En dat was in die tijd een heel erge straf.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot35
In het conflict speelde toverij een (hoofd)rol. Dit komt naar voren in de processtukken rondom de gebeurtenissen van Hendrikjen Remmelts: ‘haer dagelik quam te molesteren met schelden, voor een beest, gladkutte, en te maeuwen als een katte, of zij een toveresse was’.Ga naar eindnoot36
Een aantal decennia na het voorval van mevrouw Remmelts, moet de heer C. Grauwers zich op 11 juni 1751 melden bij de schout van Dalfsen. De heer Grauwers zou een vrouw voor ‘Toversche’ hebben uitgescholden.Ga naar eindnoot37
Het waargebeurde verhaal van Hendrikjen Remmelts wordt in Dalfsen en omstreken onder de titel ‘Doodslag op de boerderij “De Goldstein”’ verteld door vertelgroep ‘In Geuren en Kleuren’, die onder meer bestaat uit verhalenvertelster Jopie Neuteboom uit Dalfsen. De afgelopen jaren werd er een vertelfestival gehouden in het Overijsselse Vechtdal, waarbij het vertellen van verhalen en luisteren naar verhalen centraal stond. Daarnaast vertelde mevrouw Neuteboom de verhalen tijdens de open vertelavond van de onderwijsinstelling Landstede in Dalfsen. Ook op deze wijze verspreiden volksverhalen zich.
| |
4.3 Het tweede gezicht
Het voorspellen van schepen
‘Men voorspelde eens dat, voordat het kanaal werd aangelegd, in het Lemelerveld en Dalmsholterveld schepen hadden gevaren. Dit had te maken met waarzeggerij en het “tweede gezicht”’. (Dalmsholterveld, Lemelerveld)Ga naar eindnoot38
Men voorspelde dat, voordat het Overijssels kanaal werd aangelegd, in het Lemelerveld en Dalmsholterveld schepen zouden varen
| |
| |
Het Overijssels kanaal werd in het jaar 1855 aangelegd.Ga naar eindnoot39 Er kwamen daarmee meer huizen, meer bewoners en meer welvaart. Ook de industrie groeide gestaag en al snel verrees in het Lemelerveld de Beetwortelen-suikerfabriek, waar zich een plaatsje ontwikkelde als klein dorp, genaamd: ‘'t Sukerfabriek; of ‘'t Fabriek’ ('t ‘Febriek’), ofwel: Lemelerveld.Ga naar eindnoot40
| |
De bouwvoorspelling
‘Enkele mensen zagen op een avond op een gegeven moment in een weiland een licht branden. Later werd er op die plek een boerderij gebouwd.’ (Lemelerveld)Ga naar eindnoot41 ‘Bij Loonbedrijf Pekkeriet in Dalfsen zag men lichtjes, nog voordat het bedrijf er werd gebouwd. Zij voorspelden volgens oude verhalen, dat daar gebouwd zou worden.
Nog voor dat de Hessenweg werd verlegd, zag men op de nieuwe plek van de weg al lichtjes. Zij voorspelden de nieuwe plek van de Hessenweg.’ (Oudleusen)Ga naar eindnoot42
‘Vanaf het Oosterveen in Nieuwleusen werd een licht gezien op de plek waar later aan de Middeldijk een huis gebouwd is en het bovenlicht precies op die plek zat.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot43
Lichtverschijnselen worden in het volksgeloof aangezien voor de aanleg van steenkolenmijnen of een huis op de plek waar men de lichtjes ziet branden.Ga naar eindnoot44 Ook in onder meer Vriezenveen kent men het branden van lichtjes, nog voordat er iets wordt gebouwd op de bewuste plek.Ga naar eindnoot45
Tijdens het bouwen van huizen kwamen ook bepaalde rituelen om de hoek kijken. In dit geval spreken we wel van een bouwoffer:
‘En as dr änsGa naar eindnoot46 een huus ebouwd wörden, stoppen ze op de hoek bi-j de baomendeureGa naar eindnoot47 een porseleinen pöttieGa naar eindnoot48 in de grond, det hulp teengen blikseminslag.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot49
| |
De ziener Stremmeler Jansien
‘In de laatste helft van de negentiende eeuw leefde Johannes Haverkamp, een inwoner van de buurtschap Emmen, in de gemeente Dalfsen. Hij was een “eenvoudig, braaf, geacht, niet leugenachtig manneke” en had een zienersgave. Rond 1860 diende “Stremmeler Jansien” als boerenknecht op het erve.
In deze periode was er nog geen sprake van een “Noord-Ooster” en ons knechtje had ook nooit een spoor gezien.
Ontdaan plofte hij op een zekere avond thuis op zijn stoel neer.
“Een lank dink.... Met twee gleujendeGa naar eindnoot50 oogen... vuurvonken d'r uut...st-st-st...hè-hè-hè...tuf-tuf-tuf...deur dat land, deur dee weide, deur dat bosch...”
Weken later komt Stremmeler Jansien met zijn broer bij het station te Zwolle. Jansien wijst naar een vertrekkende trein en roept:
“Daor hei 'm nou! Krek zoo'n dink hek 'ezeen...Den kump over den Brunink!” Jansien hield maar vol: “hee kump 'r neet hen, te kort an den diekGa naar eindnoot51!” en hij verzekerde: “te dichte an de grintweg, hee mot 't Noorden in!”
Veertig jaar later liep de Noord-Ooster, de lokale spoorweg, inderdaad waar het manneke hem gezien had, maar zijn tuffen heeft hij niet meer mogen meemaken.’ (Dalfsen: Emmen)Ga naar eindnoot52
| |
| |
De trein voor station Dalfsen (ansichtkaart, ca. 1910). Het onbekende voertuig werd al snel met spoken geassocieerd
Dalfsenaar Stremmeler Jansien was niet de enige die lichtjes zag, lang voordat de Noord-Ooster zou rijden. Ook langs de Hondsrug in Drenthe zag men een rij lichtjes rijden, lang voordat de rails voor de Noord-Ooster waren gelegd. Een variatie van het verhaal komen we ook tegen in Lemelerveld:
‘Er woonde een vrouw in de buurt van de “Sikkenstege”/Schanebroek die voortdurend nachtmerries had van felle lichtflitsen aan het einde van het land bij de boerderij.
Daar is later de spoorlijn aangelegd en nog later de autoweg.’ (Lemelerveld)Ga naar eindnoot53
De trein op één van zijn vele ritten door Salland. In de regio Dalfsen zag men lichtjes rijden, lang voordat de rails voor de Noord-Ooster waren gelegd
| |
Spooktreinen
‘Ik meen dat mijn grootmoeder de treinen van Zwolle naar Emmen had gezien, de lichtjes van de spoortreinen. Ze kende de trein niet. Zo ontstonden er destijds spookverhalen.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot54
Een spooktrein
| |
| |
Vertelster A. van Veen uit Dalfsen, hier afgebeeld als nimf, vertelde een verhaal van een doodsvoorspelling
| |
De doodsvoorspelling
‘Een Dalfsenaar vertelde mij dat ze op jonge leeftijd opeens in de keuken riep: “Oma! Oma is overleden!” Twee uur later bleek dat haar grootmoeder op dat moment inderdaad was overleden. Dat was opmerkelijk, want niemand wist dat haar oma zou sterven.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot55
| |
Spookhuilen
‘Yn Oerisel yn Oudleusen dêr hearde in frou de houn fan 'e buorlju spûkgûlen. Se hie der alhiel gjin erch yn dat dat ergens op doelde. Mar de oare deis stoar har eigen soan.’ (Oudleusen)Ga naar eindnoot56
In het Fries wordt hier verteld dat een vrouw te Oudleusen de hond van de buren hoorde spookhuilen. De volgende dag stierf haar eigen zoon.
‘Als er een hond joelde, uit het oosten, dan zeiden ze... ja ...“zeiden ze”, dat er een sterfgeval in de familie zou plaatsvinden. Het hondengejoel kon je met de winternacht goed horen.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot57
‘Als honden joelden van boerderij naar boerderij zei men: “De dood giet oaver Ni'jluus'n”. Dat betekende dat er iemand zou komen te sterven.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot58
‘Men geloofde dat als een hond joelde, je een sterfgeval kreeg, maar ook als er een katuil in de buurt was, zou er spoedig iemand sterven. Mijn moeder had er een hekel aan als de honden van de buren
| |
| |
begonnen te janken of als er een katuil in de buurt was. Ook zou er snel iemand sterven als er kraaien in de buurt waren.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot59
Het hondengehuil werd in het volksgeloof gezien als teken dat er spoedig iemand zou sterven.Ga naar eindnoot60 De honden huilen volgens het volksgeloof al voordat de dood is ingetreden, ze zeggen de dood aan. Volgens het volksgeloof hadden dieren, zoals honden, het ‘voorgezicht’. Ze zien spoken.
‘Als er vroeger een plek voor een nieuwe boerderij gezocht werd, dan liet men een hond rondlopen. Daar waar de hond ging liggen of slapen werd de boerderij gebouwd. Het had te maken met aard stralen’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot61
‘Als er veel kraaien in de buurt waren zou er gauw een sterfgeval plaatsvinden. Men zei dan: “De zwarte kraaien zitten al op 't dak.”’ (Dalfsen, Hoonhorst)Ga naar eindnoot62
‘Volgens sommigen komt er een doode als zich de eksters kort bij de huizen ophouden; en als ze elkander op de huiden bijten is daar binnen twist.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot63
Eksters werden in het Dalfser volksgeloof nog aan het eind van de 19e eeuw onder meer gezien als voorteken van het spoedige overlijden van een persoon. In Nieuwleusen leefde de ekster voort in de uitdrukkingen ‘Aj’ eksters uutstuurt, kriej' bonte vogels weer' (als je een domoor iets opdraagt, wordt 't niks; daar ben je niet veel mee opgeschoten) en ‘Zo scheet'n de eksters in Kanaän, toen ze nog geen kont hadd'n’. Dit werd gezegd als er flink en onverschillig (tabak) gespuugd werd.Ga naar eindnoot64
In Oudleusen hoorde een vrouw een hond spookhuilen, waarop haar zoon stierf
|
-
eindnoot1
- De Blécourt (1990), p. 107. RAO, archief Classis Zwolle, inv. nr. 1 (geen fol.). In: De Blécourt (1990, p. 310) als ‘Gerrit, waarzegger’ ingedeeld in het register.
-
eindnoot2
- Bergmans-Beins (1945), p. 79; Van der Kooi. In: De spokende kleedwagen (1984), p. 127; Van der Molen (1979), p. 57 e.v.
-
eindnoot3
- Van der Kooi. In: De spokende kleedwagen (1984), p. 128. Zie hoofdstuk 4.3 (De ziener Stremmeler Jansien).
-
eindnoot5
- ‘Ik kan niet heksen en blauwvärven tegelieke, heur ik mien moe nog zo zengen.’ In: Spoken / Henk uut de Zandbak. - De Oprechte Dalfser Courant, 10 september 2003, nr. 338). Vgl. Schoemaker-Ytsma [2005], nr. 216. Betekenis: ‘Ik kan niet alles tegelijk’.
-
eindnoot6
- “Bessemoor” is een verbastering van het woord “bestemoer”, dat vaak terugkomt in de betekenis van “grootmoeder” (Vgl. Heuvel (1978), p. 85). Daarnaast betekent “bestevaer” “grootvader”. In Dalfsen stond “grootmoeder” ook bekend als “Oote” (Wesselink (1883), p. 6).
-
eindnoot7
- Zie hoofdstuk 4.1.4. Een “tjoenster” is een tovenares of heks.
-
eindnoot9
- Wolf-Catz (1967, p. 139) meldt dat het verhaal ‘zou kunnen vereenzelvigen met de sagen en de sfeer rondom Rechteren.’
-
eindnoot11
- Opgetekend: 3 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot12
- Ter Laan (1949), p. 142; Heuvel (1978), p. 145.
-
eindnoot16
- Opgetekend: 3 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot18
- Voor de nachtmerrie: vgl. typenummer ‘SINSAG 0800. Von Mahr befreit.’
-
eindnoot19
- Volkskundevragenlijst 21 (1957), formulier F.98b, archief Meertens Instituut. Verteller: H.J. Hemstede, regio Ankum. Tevens opgetekend: 24 juli 2005 te Dordrecht. Verteller: H.J. Hemstede vertelt het verhaal bijna 50 jaar later opnieuw (nu 71 jaar). Aard bron: mondeling (telefonisch). ‘Ik kan me die verhalen niet meer herinneren. Zal deze toen opgetekend hebben uit de monden van drie oude vrouwen (reeds lang overleden) uit de buurt.’
-
eindnoot20
- Opgetekend 3 juni 2005. Verteller: Henk van 't Zand. Aard bron: mondeling. Dhr. Schoemaker vertelt dat je door een heksenkrans in het kussen behekst kon worden. Het moest worden verwijderd. Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: Hendrik Schoemaker. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot22
- Teenstra, 1843 (1973), deel 1, 1e afdeling (tooverijen), p. 101.
-
eindnoot23
- Teenstra, 1843 (1973), deel 1, 1e afdeling (tooverijen), p. 117. Teenstra noemt het slachtoffer ‘de betjoenden lijder.’ De tjoenster werd hierdoor vaker verwond of gekweld.
-
eindnoot24
- Opgetekend: 4 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Mans van Leussen. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot25
- “Diene” is een ouderwetse voornaam voor een persoon (vgl. ook Dini, Dientje). In de omgeving heb ik ook wel eens de voornaam “Dienemeuj” gehoord. “Meuj” betekent “(oud)tante”. “Dienemeuj” is dan ook “tante Diene”.
-
eindnoot26
- Als men iemand met de tang had gepakt, dan werd ook gezegd dat een persoon vies was. Schoemaker-Ytsma [2005], nr. 678. “Die mûj'met 'n tange anpakk'n.”
-
eindnoot27
- Opgetekend: 15 juli 2005. Verteller: Willie van Oenen-Bouwhuis. Aard bron: schriftelijk (e-mail).
-
eindnoot28
- Heuvel (1978), p. 89. Denken we hier aan ‘Het Lam Gods’?
-
eindnoot29
- Collectie Jaarsma (archief Meertens Instituut), verslag 14, verhaal 19. Opgetekend: 3 februari 1966. Verteller: Schievink - Westra, Aaltje. Aard bron: schriftelijk. ‘De padden die ik vind, die pak ik met een tang op en die gooi ik in de kachel. Op deze manier heb ik al een hele zooi padden verbrand. Die padden zijn allemaal tovenaars.’
-
eindnoot30
- Collectie Jaarsma, verslag 523, verhaal 9 (archief MI). Opgetekend: 12 augustus 1968. Verteller: Bekkema, Hendrik. Aard bron: schriftelijk. Vgl. Corpus Jaarsma, verslag 853, verhaal 7.
-
eindnoot31
- Opgetekend: 4 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: H. Meijerman. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot32
- Opgetekend: 31 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: mw. Brouwer-Zielman. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot33
- Opgetekend: 9 september 2005 te Dordrecht. Verteller: M.H. In de Wal. Aard bron: mondeling (telefonisch).
-
eindnoot34
- Zo ook knoestige wilgen (Meder (2000b), p. 330).
-
eindnoot35
- Dick Schlüter. In: Ten Hove (1989), p. 91-97. Het verhaal is deels overgenomen van Dalfsenaar en verhalenvertelster Jopie Neuteboom op basis van de processtukken (Historisch Centrum Overijssel, Huisarchief Almelo, inv. nr. 952, fol. 1).
-
eindnoot36
- Dick Schlüter. In: Ten Hove (1989), p. 91; Historisch Centrum Overijssel, Huisarchief Almelo, inv. nr. 952, fol. 1.
-
eindnoot37
- Historisch Centrum Overijssel, toegang 44.1; inv. nr. 42. Op de zitting worden de ‘eisch en ansprake’ voorgelezen. Na die eis en aanspraak aangehoord te hebben, verklaart Grauwers dat hij ‘het geval daarin vervat en het geheel’ zal negeren. De zaak wordt telkens uitgesteld en er komen diverse zittingen. Op geen daarvan verschijnt Grauwers; Vgl. Te Velde (1994), p. 57.
-
eindnoot40
- Simons (1929), p. 38. Zie hoofdstuk 1.2.5.
-
eindnoot41
- Opgetekend: 3 september 2005 te Lemelerveld. Verteller: H. Huisman. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot42
- Opgetekend: 2 augustus 2005 te Oudleusen. Verteller: Henk van Oenen en Willie van Oenen-Bouwhuis. Aard bron: mondeling. Tevens opgetekend: 17 september 2005 te Dalfsen tijdens de open dag van de Historische Kring Dalfsen. Verteller: A. Schutte. Aard bron: mondeling. ‘Het was een vooruitziende blik. Het verhaal heb ik gehoord van mijn oom, dhr. G.J. Timmerman (93 jaar).’
-
eindnoot43
- Opgetekend 7 augustus 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail).
-
eindnoot47
- Bovendeur; de deur aan de voorkant van de boerderij die bijna nooit gebruikt werd, in tegenstelling tot de “zieddeure”.
-
eindnoot49
- Spoken / Henk uut de Zandbak. - De Oprechte Dalfser Courant, nr. 338, 10 september 2003.
-
eindnoot52
- Het eerste baanvak van de Noord-Ooster (1903), p. 58/59.
-
eindnoot53
- Opgetekend: 11 oktober 2005 te Dalfsen. Verteller: Jan Sibelt. Aard bron: schriftelijk (e-mail).
-
eindnoot54
- Opgetekend: 4 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Mans van Leussen. Aard bron: mondeling. De trein reed al op dit moment, maar de vrouw kende dit voertuig niet.
-
eindnoot55
- Opgetekend: 4 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: mw. Annemieke van Veen. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot56
- Corpus Jaarsma, verslag 101, verhaal 1. Regio: Boelenslaan (Friesland). Taal: Fries. Verteller: Bijma, Jan. Opgetekend: 23 september 1966 door A.A. Jaarsma. Aard bron: schriftelijk.
-
eindnoot57
- Opgetekend: 4 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Mans van Leussen. Aard bron: mondeling; opgetekend: 31 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: G. van Emmen. Aard bron: mondeling. Tevens opgetekend: 31 juli 2005. Verteller: mw. Brouwer-Zielman. Aard bron: mondeling. Vgl. Driemaandelijksche Bladen (1904), p. 8.
-
eindnoot58
- Opgetekend: 8 december 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail). ‘Gehoord van: H.Schoemaker (85 jaar), meubelmaker in ruste.’
-
eindnoot59
- Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: Hendrik Schoemaker. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot60
- Teenstra, (1973), deel 1, 1e afdeling (spookverschijningen), p. 35; Kok (1990), p. 295; Kok (2000), p. 39 en 240.
-
eindnoot61
- Opgetekend: 21 december 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling. Voor aardstralen: zie hoofdstuk 11.1.5.
-
eindnoot62
- Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: mw. J.H.S. Aard bron: mondeling. Tevens opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: Anonymus (vrouw), geboren te Hoonhorst. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot63
- Collectie Boekenoogen (archief Meertens Instituut). Opgetekend: 1892. Verteller: Jac. Volkers uit Bathmen, bij Deventer (Overijssel). Aard bron: schriftelijk; Meder (2005), p. 371, nr. 389.
-
eindnoot64
- Schoemaker-Ytsma [2005], resp. nr. 137 en 143.
|