| |
| |
| |
Hoofdstuk 3
Reuzen, kabouters en kinderschrik
‘In die dagen waren er reuzen op aarde, en ook daarna, als Gods zonen tot de dochteren der mensen ingegaan waren, en zich kinderen gewonnen hadden; deze zijn de geweldigen, die van ouds geweest zijn, mannen van name.’Ga naar eindnoot1
Voor de eerste mensen er waren, zouden er onbehouwen, plompe reuzen zijn geweest, die vele kanalen en rivieren hadden gegraven. Graven konden zij als de beste en de kluiten die zij met hun spades weggooiden bij het graven, vormden de zeldzame heuvels en bergen in het Hollandse landschap. Ook de kluiten die aan hun klompen bleven kleven bij het verbreden en verdiepen van de rivieren, zouden ze hebben weggeschopt. Op die manier zouden ze heuvels hebben gemaakt in het landschap. Volgens overleveringen zijn er zelfs resten van reuzen gevonden. Uit een heuvel te Westerbork zou een reus zijn opgegraven en overblijfselen van reuzen zouden te Roomburg bij Leiden, te Sneek en bij Terschelling gevonden zijn.Ga naar eindnoot2 Op de plek van kasteel Rechteren te Dalfsen gaan verhalen van reuzen, witte wieven en kabouters. Een sage vermeldt dat de reuzen, die in het oosten woonden, strijd voerden met de goden die in het noorden hun verblijf hadden. Twee van de reuzen trokken er op uit om een andere woonplaats te zoeken. Een pijnboom was hun wandelstok. Elke reus had een stenen bijl in de gordel en een mantel om, die uit stierenhuid was vervaardigd. In een slip van de mantel droegen ze zand; in de andere slip droegen ze koren om brood van te bakken. Toen ze over de Vecht stapten op hun grote klompen, verloor de ene reus zand uit de slip van zijn mantel. Daardoor ontstond de Besthmerberg. Bij het overstappen van de Regge gebeurde hetzelfde. Zo ontstonden (de) Lemelerberg en Luttenberg.’Ga naar eindnoot3
| |
3.1 Kabouters
‘Kabouters hebben hier in het volksgeloof nooit geholpen. Wel wordt verteld dat ze er zijn en in paddestoelen wonen en drinken van het vocht dat in de hoed van paddestoelen ligt. De kabouter wordt hier “kabolstermannigien” genoemd.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot4
‘Als je iets kwijt was, werd gezegd: “Dat zullen de kabolters wel edaon hebben.”’ (Dalfsen: Emmen)Ga naar eindnoot5
Het geloof aan kabouters (of aardmannetjes zoals men ze vroeger in Overijssel noemde), ben ik in de regio Dalfsen alleen bij sommige (evangelische) christenen en sjamanen tegengekomen. Ze menen dat kabouters, net als elfen, werkelijk bestaan. Vanuit deze christelijke optiek lijken het in eerste instantie goede wezens, maar ze blijken demonen te zijn die zich voor hebben gedaan als ‘het licht’.Ga naar eindnoot6 Kabouters zouden aardgeesten zijn, die bij de kerstening van het toneel zijn verdwenen en hierna slechts als sprookjesfiguren doorleefden. Bij de huidige ‘terugbetovering
| |
| |

De aartsengel Michaël verslaat de draak, Satan, en de engelen die hem volgden in zijn opstand tegen God. Michaël is gewapend met de bliksem en op zijn schild staan de Hebreeuwse letters van het tetragrammaton, de heilige naam van God. De gevallen engelen namen aardse vrouwen tot zich, waarna volgens de verhalen reuzen ontstonden. Reuzen leven tot op de dag van vandaag voort in volksverhalen (schilderij Charles Le Brun, 17e eeuw)
| |
| |
van de wereld’ blijken zij te zijn die zij altijd waren: materialisaties van boze geesten. De Bijbel vermeldt dat deze ‘veldgeesten’, samen met andere wezens van het schimmenrijk, zoals elfen (luchtgeesten), bij de wederkomst van Jezus Christus zullen worden verzameld.Ga naar eindnoot7
Kabouters treffen we tegenwoordig alleen nog als tuinkabouters aan in tuinen in de regio (Dalfsen, Ankummer Es)
In het volksgeloof bewijzen kabouters allerlei kleine diensten bij het huiswerk. Ze wassen in de keuken, maken vuur aan en beschermen de woning. Soms zijn ze volgens het volksgeloof kwaadaardig en apen ze spottend de mens na.Ga naar eindnoot8 In de regio Dalfsen werden geen volksverhalen van werkende kabouters aangetroffen. Het fenomeen kabouter wordt hier nog wel doorgegeven, al is het maar in de (strip)literatuur, door kabouterverhalen over Pinkeltje, Klaas Vaak of Paulus de Boskabouter, door liedjes over kabouters, of door het plaatsen van tuinkabouters.
| |
3.2 Kinderschrik en taboes
Deel van een prent van de Kinderschrik
Ouders hebben hun kinderen eeuwenlang bang gemaakt met monsters. Deze monsters zouden volgens de verhalen de kinderen meenemen en zelfs wurgen of verdrinken. De kinderschrik dient om kinderen te laten ophouden met zeuren, ze te beletten gevaarlijke of schadelijke dingen te doen, hen te waarschuwen gehoorzaam te zijn, ze op het goede pad te houden, om hen tijdig naar bed te laten gaan of zelfs uitsluitend tot vermaak van volwassenen.Ga naar eindnoot9 In Nederland waren er in de zeventiende en achttiende eeuw moralisten die het dreigen met een boeman als een
| |
| |
nuttig onderdeel van de opvoeding zagen. Adriaan Spinneker prees het middel aan in zijn ‘Leerzaame zinnebeelden’ uit 1714: ‘De bullebak mag 't kind verbaazen, door zijn vertoog en leelijk raazen. Maar strekt het ook tot nut en goed. Naardien hij 't leert de stoutheid mijden.’ Jacob Cats was een fel tegenstander van de kinderschrik: ‘Soo haest men in het huys een kint begint te stillen, Soo brengt men aen den dagh een deel versierde grillen, Een spoock, een bulleman, een lijveloose geest, Of eenigh vremt gespuys of eenigh selsaem beest.’Ga naar eindnoot10 In de regio Dalfsen was/is vooral de ‘bullebak’ algemeen bekend.
Een Duitse houtsnede van ‘de kindervreter’ uit de 17e of 18e eeuw, gebruikt als afschrikmiddel voor kinderen. Bij de volks- of kinderprent werd dikwijls een tekst gezet als: ‘Kinderen wilt deze prent lezen. En leert van jongs op kwaad doen vrezen.’
| |
3.2.1 De bullebak en brilslang
‘Dit was een monster, dat volgens hen in een vijver op zeker buitengoed huisde en ieder die het water te na kwam, er in sleurde. Indien dan het geloof aan watergeesten zelfs nu nog niet geheel verdwenen is, dan moet het eens diep hebben geworteld in de gemoederen des volks.’Ga naar eindnoot11
‘In de buurtschap Emmen bij Dalfsen kenden we de bullebak. Er stond bij ons huis een put met deksel en ketting. Later werd het deksel dichtgemaakt. Bij de achterburen Bloemers was een put aanwezig met een boom en een zwengel. Men zei dan tegen de spelende kinderen bij de put: “Pas op! Niet bij de waterput komen, daar zit de bullebak in. Dèn grèp oe en vrèt oe leamtigGa naar eindnoot12 op!” Ze vertelden dit verhaal ook bij de buren, Meyerman en Bloemers. Het werd verschillende keren verteld, niet één keer.’ (Dalfsen: Ankum, Emmen, Hoonhorst)Ga naar eindnoot13
‘Opoe zei dat de bullebak in de grachten bij de Mataram zat. “Daar zat de bullebak, ik zal d'r in gaan.” De kinderen raakten dan in paniek en riepen: “Nee, nee!” (Dalfsen)Ga naar eindnoot14
‘In Dalfsen gebruikte men de bullebak om schrik aan te jagen. Als je op een deel ging dorsen, bijvoorbeeld om haver te kappen, werd dit met de hand gedaan, met de dorsvlegel of de dorsstok. Ze zwaaiden dan met die dorsvlegel en daar moest je geen kinderen bij hebben. Ze zeiden dan: “Denk er aan, anders roep ik de bullebak.” De bullebak zat ook in de “hilde”, de ruimte boven de koeien.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot15
‘Met de bullebak maakte men kinderen bang. 's Avonds mocht je rond de schemering namelijk niet meer buiten komen. Men riep dan: “Pas op, de bullebak is buten.” Toen ik een jaar of twaalf was wa-
| |
| |
ren we samen met mijn kleinere broers, eens wat laat op pad. Een knecht van de buurman wist dat en ging in de sloot zitten met een laken over zijn hoofd. Toen we passeerden sprong hij de sloot uit en zwaaide met een kachelpook. Je was op die leeftijd niet meer bang want je kende het verhaal. De broers waren doodsbenauwd, maar toen “het spook” zich bekend maakte konden we er allemaal om lachen.’ (Dalfsen: Oosterdalfsen)Ga naar eindnoot16
‘Achter 't oude kerkhof was vroeger een gracht. Je mocht daar niet te dicht bij komen, anders zei mijn grootvader, de dorpsomroeper Ewold Mensink: “Noe mu-j èven uutkieken, daor zit de brilslang. A-j 'r dichtbi'j komt, dan pakt ie oe.” De brilslang had een bril op, dan kon hij je beter zien.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot17
‘De Dood’, in de regio Dalfsen bekend als ‘de bullebak’
Foto uit de zomer van 1936 met een put voor een woning te Emmen (Dalfsen). In de put zou de bullebak hebben gezeten. Rond 1832 heette de woning ‘'t Franshuus’ van snijder (kleermaker) Frans. Afgebeeld: Fennigje Goutbeek-Kleinjan met vader Kleinjan en mevrouw Van Pesch
| |
| |
De water- of kinderschrik, in Dalfsen bekend als ‘de bullebak’
In Limburg is Hansje de naam voor de kinderschrik/Satan. Daarnaast komt in Nederland Hansje, Hantsje, Josje of Jan Pik of Pek voor.Ga naar eindnoot18 We kennen ook Haantje Pik, Pikheintje, Heintje Peuzel, Heintje Peus, Heintje-Pik, Henckje Pik, Pietje Pek, Zwart Pietje,Ga naar eindnoot19 Pietje de Dood, Hansken Peck, Mannekenpek, Pekmanneken en Moontjepek.Ga naar eindnoot20
Het gaat hier om een kinderschrik: het monster of de reus straft ondeugende kinderen of zit als een waterdemon in het water en grijpt kinderen die te dicht bij het water, of, in het geval van Dalfsen bij de put, lopen. Het monster kan in Nederland ook heel andere namen hebben, zoals Boelekerel, Boesjeude, Boeman, Boezehappert, Bullebak, Krolleman, Nekker en Okkerman. In de ruime omgeving van Dalfsen was vooral de bullebak bekend.Ga naar eindnoot21
‘Bolle’ of ‘bol’ werd in het dialect gebruikt voor stier of bulGa naar eindnoot22, maar daarmee is niet het bewijs geleverd dat hiermee ook daadwerkelijk de oorsprong van de naam van de bullebak wordt verklaard.Ga naar eindnoot23
| |
3.2.2 De jood, jeude of jeute
‘In de omgeving van Nieuwleusen kende men de “jood” of “jeude” als kinderschrik. De “jeude” was een boeman.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot24
| |
| |
In Dalfsen was het woord ‘jeude’ bekend.Ga naar eindnoot25 In Nieuwleusen werd voornamelijk ‘jeute’ gezegd. Men maakte kinderen bang met deze benaming. Zo kende men ‘de Lappiesjeute’, een soort marskramerGa naar eindnoot26 en koopman in textiel en kostuums. Ook verder speelde ‘de jood’ een zekere rol in de Dalfser cultuur:
‘Als je nieuwe kleren had gekocht zei men: “Dat stinkt nog naar de jeude.”’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot27
In Dalfsen herinneren de joodse synagoge en de oude joodse begraafplaats nog aan de aanwezigheid van een (kleine) joodse gemeenschap.
‘In Dalfsen was een joodse slager. Als je dan op de sabbat, een zaterdag, een koe wilde leveren, wilde hij zelf niet het geld geven. Dat moest je dan zelf uit zijn kassa pakken.’ (Dalfsen: Hoonhorst)Ga naar eindnoot28
‘Aan de Wilhelminastraat woonde vroeger een joods gezin, bij de woning was een grote tuin waarin die familie het LoofhuttenfeestGa naar eindnoot29 vierde. Als meisje woonde G.v.d. Linde daar vlak bij. Dan zongen ze steeds een liedje wat ze niet mochten zingen. Het was namelijk een oud recept van net zoiets als “Jan in de Zak”Ga naar eindnoot30, maar dan van andere ingrediënten.
Een, twee, drie, de jood in de pot,
vier, vijf, zes, de deksel er op.
Het was de meid, die heette Saar,
keek in de pot en de jood was gaar.
Toen de jood op tafel kwam,
zaten er gebraden korstjes an.
Gebraden korstjes met peper en zout,
| |
3.2.3 Voor eeuwig in de plooi
‘Als je een gek gezicht trok moest je oppassen als de klok twaalf uur sloeg. Anders bleef je gezicht voortaan zo staan. Men dreigde hier ook mee op andere momenten van de dag. Tegen mij werd het ook nog wel gezegd, zo'n vijftig jaar geleden, al was dat meer als grapje.’ (Dalfsen: Hoonhorst, Oudleusen)Ga naar eindnoot32
‘Je trok een vreemd gezicht: je beide duimen deed je in je linker en rechter mondhoek en met je beide wijsvingers trok je dan je ogen scheef. Wanneer dan onverhoeds een klok ging luiden bleef je gezicht zo staan.’ (Dalfsen: Ankum)Ga naar eindnoot33
Ouders vonden het wellicht onbeleefd of onbeschoft als kinderen een raar gezicht trokken. Er kan tevens gedacht worden aan een gebrek aan medelijden voor gehandicapten, die werkelijk ‘zo'n gezicht’ hebben: ‘Pas maar op als je zo spot met een handicap, straks krijg je er zelf één.’ Dit taboe werd wellicht door ouders gebruikt om kinderen te waarschuwen voor dergelijke vooroordelen.
| |
| |
| |
3.2.4 In de zak van de Sint
‘Er werd verteld: Je gaat met Sinterklaas mee in de zak.
De zak van Sinterklaas, Sinterklaas,
O jongens, jongens, 't is zo'n baas!
Daar stopt hij, daar stopt hij, daar stopt
De hele, de hele, de hele wereld in.
“Er werd wel verteld dat je in de zak van de Sint meeging. Maar daor waren we nooit zo bange veur.” (Hoonhorst)Ga naar eindnoot35
Dat Sinterklaas, die op vijf december de kinderen bezoekt, de slechte en ondeugende kinderen in de zak zou meenemen naar Spanje, is een verhaal dat ook tegenwoordig nog in vrijwel alle delen van Nederland bekend is. Van oudsher fungeerde de goedheiligman meer als boeman dan als de kindervriend, die hij pas ver in de negentiende eeuw zou worden.Ga naar eindnoot36
Sinterklaas komt ook in het Nieuwleusener dialect naar voren. Eertijds zei men: ‘Zo dreug as Sunterklaos zien konte’. Dat werd gezegd bij droog eten, zoals oud brood.Ga naar eindnoot37
|
-
eindnoot1
- De Bijbel, Genesis 6:4, Statenvertaling. Vgl. Numeri 13:33. De reuzen worden in sommige bijbelvertalingen ook ‘Nephilim’ genoemd, ‘zij die nederdaalden’ of ‘de gevallenen, de afvalligen’. Dit zouden bastaards zijn geweest die voortkwamen uit een verbintenis tussen engelen en mensen. In de Nieuwe Bijbelvertaling wordt gesproken van ‘de zonen van de goden’, ‘de giganten’ en ‘reuzen’. Vgl. ‘Reuzen en reuzinnen’ door G.D.J. Schotel [1885?]. Men geloofde dat de duivel in de gedaante van een reus verscheen en zich met allerlei duivelskunsten bezig hield (Teenstra 1843 (1973), deel 1, 1e afdeling (spookverschijningen), p. 44 e.v.).
-
eindnoot2
- Teenstra 1843 (1973), deel 1, 1e afdeling (spookverschijningen), p. 47/48.
-
eindnoot3
- Wolf-Catz (1967), p. 130. Heuvel (1978), p. 30. Dhr. Van 't Zand meldt dat de reuzen zand neergooiden op de huidige Holterberg en Lemelerberg. ‘Ze gingen door naar Twente en wilden ook het IJsselmeer dicht gooien.’ Opgetekend 3 juni 2005. Verteller: Henk van 't Zand. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot4
- Opgetekend: 22 september 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail).
-
eindnoot5
- Opgetekend: 27 september 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot6
- Opgetekend te Dalfsen: uit de volksmond, 2004/2005. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot7
- Matzken (2003), p. 40, verwijzend naar de Bijbel, Leviticus 17:7, 2 Kronieken 11 en Jesaja, hoofdstuk 13 en 34.
-
eindnoot10
- Dekker (1995). Volgens Cats maakten boemannen zo'n sterke indruk op hun ‘tere zinnen’ dat kinderen deze angsten nooit meer zouden kwijtraken.
-
eindnoot11
- In: Het lied in de middeleeuwen/ G. Kalff, 1884. - p. 58.
-
eindnoot13
- Opgetekend: 3 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: mondeling. Tevens opgetekend: ongedateerde brief, ontvangen 13 september 2005. Verteller: H.J. Hemstede. Aard bron: schriftelijk (brief). Tevens opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: mw. Goos-van der Vegt. Aard bron: mondeling. Naast de ‘put’ wordt ook ‘de sloot’ genoemd. Ook mw. Meijerman en mw. Kloosterman spreken over de bullebak in de put. Ook als een persoon niet aardig was, werd gezegd ‘Dat is een lelijke bullebak’. Opgetekend: 4 juli 2005 te Dalfsen. Verteller mw. Johanna Jantina Meijerman-Spijkerman. Opgetekend: 7 juli 2005 te Oudleusen. Aard bron: mondeling. Verteller: mw. J.H. Kloosterman-Hulsman. Aard bron: mondeling. Tevens opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: mw. J.H.S. Aard bron: mondeling. Dhr. H. Schoemaker noemt de bullebak een ‘fabeldier’, dat in de put zit. Opgetekend: 21 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: Hendrik Schoemaker. Aard bron: mondeling. Ook dhr. Ulkeman noemt de bullebak in de put. Opgetekend: 5 oktober 2005 te Dordrecht. Verteller: Hein Ulkeman. Aard bron: mondeling (telefonisch).
-
eindnoot14
- Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: mw. Meijer. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot15
- Opgetekend: 4 juni 2005 te Dalfsen. Verteller: Mans van Leussen. Aard bron: mondeling. Wesselink (1883), p. 4, noemt de ‘hilde’ ‘de zoldering boven den koestal’ (vgl. Heuvel (1978), p. 277). Helderman ((1840), p. 26) noemt de ‘hilde’ een ‘soort zoldering, tussen de lange koestal en de balken, waar het hooi en stro tot dagelijks gebruik geborgen wordt.’
-
eindnoot16
- Opgetekend: 5 juli 2005 te Oosterdalfsen. Verteller: Wim van Leussen. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot17
- Opgetekend: 17 september 2005 te Dalfsen tijdens de open dag van de Historische Kring Dalfsen. Verteller: mw. A. Nijland. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot19
- Het gaat hier om de knecht van Sint Nicolaas of Sinterklaas. In de middeleeuwen was de in ketenen geboeide duivel een geliefde voorstelling. Zo zou het volksgeloof ontstaan zijn dat de Heilige Nicolaas ieder jaar de duivel, zwart van het roet van de hel, tot zijn knecht maakte en dat zo het Goede het Kwaad overwon.
-
eindnoot20
- Stoett (1923-1925), p. 336, nr. 883. Vgl. Stoett (1923-1925), p. 148, nr. 1794.
-
eindnoot21
- In de omgeving van Dalfsen gebruikte men de ‘bullebak’ of ‘bollebak’ tegen ondeugendheid, te laat op straat zijn en dergelijke (Meertens (1965), afl. 2, kaart 18. Kinderschrik. Vgl. Meertens (1965), afl. 2, kaart 19. Watergeest en waterschrik). De naam ‘bollebak’ ben ik nooit tegengekomen. Vgl. Sinninghe (1936), p. 77.
-
eindnoot22
- Helderman (1840), p. 2; Wesselink (1883), p. 1; Driemaandelijksche Bladen (1957), p. 8, 48 en 103 (K. Heeroma en H. Odink).
-
eindnoot23
- ‘De bullebak zou wel eens kunnen komen van de “bul” of “bol”, de naam voor een stier. De stier kon nog wel eens “hellig” (Wesselink (1883), p. 4, geeft voor “hellig” de betekenis “boos, toornig”) of kwaad worden. In de volksmond werd de stier de “bolle” genoemd. Als een koe gedekt moest worden was de koe “bollig”’, zo meende mw. Bruins-Knotters. Opgetekend: 18 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: Gerritdina Janna Bruins-Knotters. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot24
- Meertens (1965), kaart 18. Kinderschrik.
-
eindnoot25
- Wesselink (1883), p. 4, noemt ‘jeuden’ het Dalfser woord voor ‘joden’.
-
eindnoot26
- Opgetekend 7 augustus 2005. Verteller: mw. A. Schoemaker-Ytsma. Aard bron: schriftelijk (e-mail).
-
eindnoot27
- Opgetekend 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: mw. Meijer. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot28
- Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: Gerard Kappers. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot29
- Israëlitisch feest in het begin van oktober, ter herinnering aan de tocht door de woestijn.
-
eindnoot31
- Opgetekend: 31 oktober 2005 te Dalfsen. Verteller: Ab Goutbeek. Aard bron: schriftelijk (e-mail). ‘Een gedicht van G.J. Wijnberger (kleermaker, Dalfsen), die het overgeleverd heeft gekregen van wijlen mw. G. Pals - van de Linde.’ Het liedje was onder meer bekend in Amsterdam, gedurende de Tweede Wereldoorlog (http://www.zuidelijkewandelweg.nl/ ingezonden/urispeelman.htm Laatste update: 12 augustus 2005; laatst bekeken: 22 februari 2006. Het liedje is op deze internetpagina te beluisteren).
-
eindnoot32
- Opgetekend: 2 augustus 2005 te Oudleusen. Verteller: Henk van Oenen. Aard bron: mondeling. Tevens opgetekend: 17 september 2005 te Dalfsen tijdens de open dag van de Historische Kring Dalfsen. Verteller: mw. A. Nijland. Aard bron: mondeling. Mw. Nijland noemt geen tijd, maar zegt: ‘Als de klok slaat’. ‘Denkt d'r omme,’ zei men dan.' Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: mw. Goos-van der Vegt. Aard bron: mondeling. ‘Denkt d'r omme. As de klokke slaot, dan blieft oe ogen zo staon!’. Opgetekend 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: mw. Meijer. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot33
- Opgetekend: ongedateerde brief, ontvangen 13 september 2005. Verteller: H.J. Hemstede. Aard bron: schriftelijk (brief). Dhr. Hemstede plaatst een vraagteken bij zijn uitspraak.
-
eindnoot34
- Opgetekend: 31 juli 2005 te Dalfsen. Verteller: G. van Emmen. Aard bron: mondeling (gezongen).
-
eindnoot35
- Opgetekend: 19 september 2005 te Hoonhorst. Verteller: mw. Goos-van der Vegt. Aard bron: mondeling.
-
eindnoot37
- Schoemaker-Ytsma [2005], nr. 183 en 285. Schoemaker-Ytsma weerspreekt zichzelf in nr. 183 ‘Zo dreug as Sinterklaos zien gat’, ‘gezegd bij droog eten, b.v. oud brood’ en nr. 285 ‘Zo dreug as Sunterklaos zien konte’. Laatst genoemde uitdrukking zou ‘erg nat’ betekenen, wat erg onwaarschijnlijk is. De uitdrukkingen lijken gelijk te zijn, met dezelfde betekenis.
|