Dalfser muggen
(2006)–Ruben Koman–
[pagina 33]
| |
Hoofdstuk 2
| |
[pagina 34]
| |
2.1 De herkomst van de naam Dalfsen2.1.1 Historische naamsagen‘De naam van Dalfsen zou komen van een zekere Alphego (Alfegus), zo meldt predikant Johannes Picardt.Ga naar eindnoot4 Een andere verklaring is, dat in de veldslag bij Ane de bisschop tegen de Drenten vocht. Onder de edelen waren vele “Adolfs”. De naam Dalfsen zou kunnen komen van een Adolf (Adolfsheem) of Dalfsheem.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot5 Vroeger probeerde men uit te leggen hoe ieder plaatsje in Nederland aan een naam is gekomen. Men dacht dat de Romeinen, die ooit in Nederland verbleven, overal een naam aan de steden en dorpen gegeven hadden. Deze namen zouden later verbasterd zijn. Johannes Picardt (Pikart) (1629-1680) hield er allerlei kunstjes op na om namen van kleine dorpen en gehuchten zelfs in verband te brengen met beroemde Romeinen. Zo bracht hij Dalfsen in verband met Alfegus, zoals hij de naamoorsprong van Wesepe (tussen Raalte en Deventer) zocht bij Vespasianus, ook een Romeinse grootheid.Ga naar eindnoot6 | |
2.1.2 Elfen en de Alvenheim‘De naam Dalfsen zou komen van “Alvenheim”.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot7 In Dalfsen is de scoutingsgroep D'Alflandgroep bekend, die de naam Dalfsen als volgt verklaart: ![]()
Elfjes kwamen volgens de verhalen naar Dalfsen
| |
[pagina 35]
| |
‘De naam D'Alflandgroep is trouwens niet zomaar uit de lucht komen vallen. Voor de oorsprong van deze naam moeten we kijken naar de geschiedenis van de plaatsnaam Dalfsen. In de loop van de geschiedenis is de spelling van deze naam vaak veranderd. In 1343 bijvoorbeeld, wordt melding gemaakt van Dalvessem. Er gaat een lezing dat dit een verbastering is van “des alfen heim”. In normaal Nederlands: “woonplaats van de natuurgeesten”. D'Alflandgroep zou je dus kunnen vertalen in “Land van de elfen groep”. Als je in de avond of vroege ochtend langs het Rechterense Veld komt, zie je de witte wieven nog over de velden zwerven. Je kunt je dan goed voorstellen, dat het middeleeuwse bijgeloof hier inderdaad mee aan de haal ging.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot8 Men zegt wel dat de elfen uit de ‘Elfenheim’, ‘Alfheim’ of uit Engel(l)and, het land van de engelen, komen. Elfen zijn mythische wezens en komen voornamelijk voor in sagen en oude Europese overleveringen. Ze wonen volgens het volksgeloof troepsgewijs bij elkaar in bergen, bossen en rivieren en worden aangevoerd door hun koning Oberon.Ga naar eindnoot9 In Nederland kennen we naast ‘elf’ het woord ‘alf’Ga naar eindnoot10, maar wat we ons daarbij voor moeten stellen is niet erg duidelijk. In de volksoverleveringen wordt de ‘alf’ dikwijls verward met aardmannetjes of kabouters.Ga naar eindnoot11
Tegenwoordig zijn er weer mensen die aan elfen geloven, maar dat is (wetenschappelijk gezien) geen voortzetting van een oud inheems elfengeloof, maar jongere culturele import uit het Angelsaksische taalgebied. Zo is in het sjamanisme het geloof in elfen bekend en ziet een sjamaan in Dalfsen tegenwoordig nog elfen, die zij aanroept voor hulp.Ga naar eindnoot12 Daarnaast sprak ik in Utrecht met christenen die mij vertelden dat ze elfen hadden waargenomen die zich vriendelijk manifesteerden, maar uiteindelijk demonen bleken te zijn die de mensen wilden verleiden tot het kwade.Ga naar eindnoot13 Vanuit christelijke optiek schreef onder meer het huidige gemeenteraadslid Anne Nijburg uit Dalfsen: ‘Het is nog niet zo lang geleden dat men alle verschijningen van elfen, feeën of kabouters afdeed als “sprookjes” die niet echt bestaan. Veel jonge kinderen en tieners hebben geregeld contact met deze etherische wezens, variërend van “aardgeesten” tot “lichtwezens”. De ontkerstening van onze samenleving houdt in dat ook de invloed van het animisme en toverij gaat toenemen, en zelfs in sterkere mate dan ooit tevoren omdat de occulte wereld van het westen en het oosten samen een aanval doen om de invloed van het christendom te breken en opnieuw de mensen onder hun macht te krijgen.’Ga naar eindnoot14 Als ‘waargebeurd verhaal’ noemen Nijburg c.s. een meisje op een christelijk internaat, dat regelmatig een elf in haar kamer ziet verschijnen. De elf spreekt haar vriendelijk toe en geeft haar een ring, die ze omdoet en nooit mag afdoen. De ouders komen achter de elfenontmoeting en bidden samen met de school tot Jezus Christus. Ze willen de elf ondervragen en evenals de vorige keer toont de elf haar fraaie kant: het elfenvolk is er om de mensen te helpen, hen gelukkig te maken en ieder mensenkind iets te geven dat heel persoonlijk is. Wanneer de leiding van de school de elf confronteert met Jezus Christus en Zijn geboden, wordt de elf woedend en toont zij wat zij in werkelijkheid is: een demonische macht, de uiting van een boze geest die zich voordoet als een ‘engel des lichts’. In de Naam van de Here Jezus Christus heeft deze demon geen toegang meer tot de school en al haar leerlingen.Ga naar eindnoot15 Volgens | |
[pagina 36]
| |
deze christelijke opvatting, die ook door veel mensen in de regio Dalfsen wordt aangehangen, zijn elfen, naast kabouters, werkelijkheid. Ook sjamanen in de regio Dalfsen geloven in deze wezens. | |
Het alvenbeeld‘In het koffieströtie staot de Alven van Dalfsen.’Ga naar eindnoot16 ‘Aanderen lengen een link met ut Koffieströötie, zollen 't ongebrande koffiebonen wean? Met Kanis en Gunnink d'r baomenop reup weer een aander.’Ga naar eindnoot17 In het echt zijn het elfjes die op een wolk over de Vecht naar hier zijn gekomen.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot18 Op het kruispunt Prinsenstraat/Molenstraat staat het beeld van twee kleine mannen op een dubbele laag ronde ballen. In de volksmond staat dit beeld bekend als het ‘alvenbeeld’ of ‘Kanis en Gunnink’. Het beeld is vervaardigd door Nicolas Dings. De geschiedenis van de omgeving en zijn bewoners wordt vertaald door twee figuren, die refereren aan ‘weermannetjes’. Ze zijn gezeten op een stenen roze wolk en zijn als het ware verantwoordelijk voor de weersomstandigheden. Vanaf hun wolk kijken de twee figuren naar hun omgeving: uit de wolk kan regen komen, maar de wolk kan ook droog blijven. Nicolas Dings is, naar hij zegt, voor het ontwerp te rade gegaan bij volksverhalen, monumenten en natuurverschijnselen die hij typisch achtte voor de omgeving en kwam zo terecht bij de alven.Ga naar eindnoot19 Dit is wel enigszins verrassend, want verder wist niemand in de omgeving van Dalfsen meer iets zinnigs te vertellen over die raadselachtige alven. We weten niet wat alven precies zijn en er zijn geen verdere aanwijzingen voor een ouder geloof aan alven in Dalfsen en omstreken. ![]()
In de Prinsenstraat te Dalfsen staat het ‘Alvenbeeld’. Volgens kunstenaar Nicolas Dings zouden alven over de Vecht in het dorp zijn gekomen.
| |
2.2 De herkomst van de naam Rosengaarde2.2.1 Heilige paarden‘Das edelste Haustier der Germanen und der ihnen verwandten Stämme war das Ross.’Ga naar eindnoot20 ‘De Nederlands Hervormde kerk te Dalfsen zou volgens de overlevering staan op de plaats waar Germanen hun heilige paarden hielden op een zogenaamde rivierduin, het hoogste punt ter plaatse. Dalfsen zou in de vroege middeleeuwen daarom “Rosgaarde” geheten hebben, een naam die nu terug te vinden is voor het bejaardencentrum en een wijk benoorden de Hessenweg. De oudste delen van de kerk zijn terug te voeren tot de 14e eeuw. Voordien stond er al een houten kerkje.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot21 | |
[pagina 37]
| |
Het woord ‘Rozengaarde’, in al zijn schrijfvariaties, zou misschien van de Romeinen op de Germanen zijn overgegaan in de betekenis van ‘begraafplaats’. De Romeinen hielden de ‘rosalia’ of ‘rozenfeesten’ voor de doden.Ga naar eindnoot23 Ook worden de rozengaarden in verband gebracht met elfen. De rozengaarden en elfenweiden, ‘waar een jaar als een dag voorbij ging en de rozen altijd bloeiden’, komen ook veelvuldig voor in het volksgeloof.Ga naar eindnoot24 De rozengaarden van de elfen werden gezien als de woonplaats van de zaligen. Op oude heidense en christelijke graven las men: ‘Hier lig ik in de rozengaard en moet op vrouw en kinderen wachten.’Ga naar eindnoot25 In Westfalen in Duitsland kennen we enkele plaatsen die ‘Rossegarten’ heten, bij Doetinchem vinden we in de buurt van de Paardekolk(!) het ‘Rozenbos’ en de ‘Rozengaardse Beek’, onder Noord-Gouwe en Bruns(s)um kennen we ‘Rozengaard’. Daarnaast kennen we ‘Rozengaarde’ te Rijssen en ‘Rozengaarden’ onder Wijhe. Paarden waren naar alle waarschijnlijkheid belangrijk in het (Saksische) volksgeloof en werden wellicht als dragers van de ziel van overleden mensen gezien.Ga naar eindnoot26 De heiligheid van het paard kwam onder meer naar voren in het paardenoffer.Ga naar eindnoot27 Daarnaast ging het ros vaak met zijn dode berijder mee in het graf. Dat werd zeer waarschijnlijk gezien als een offer voor de god van de dood of het dier werd gebruikt voor de rit naar de onderwereld.Ga naar eindnoot28 In de sagenwereld van de Germanen namen paarden een belangrijke rol inGa naar eindnoot29, vaak uitgebeeld als witte ros of schimmel.Ga naar eindnoot30 Aangezien voor de Nederlandse situatie niets schriftelijk bewaard is gebleven, tasten we voor onze situatie feitelijk in het duister. In de Germaanse sagenwereld rijden de doden regelmatig op paarden. Vaak zijn het demonische paarden, die levende rijders naar de onderwereld of de hel brengen.Ga naar eindnoot31 Het verhaal van de ‘Wilde Jacht’, dat we ook in de regio Dalfsen aantreffen, is wellicht een variant op dit verhaal. In hoofdstuk 6.5 wordt verder op dit volksverhaal in gegaan. Daarnaast kennen we meerdere sagen met paarden in de hoofdrol, die we in de regio Dalfsen aantreffen, zoals het verhaal van de pratende paarden.Ga naar eindnoot32 | |
2.2.2 De weerwolf‘Rosengaarde’ of ‘Rosgaarde’ zou ook de naam voor een duivelse handlanger kunnen zijn. Zo werd de weerwolf ook ‘Rosschaart’ of ‘Osschaard’ genoemd. Uit het feit dat Osschaard zich in een paard zou kunnen veranderen, zou verwantschap met een ros (het paard) kunnen worden opgemaakt. De naam zou dan betekenen: ‘de paardachtige’. Door metathesis, het verplaatsen van letters of lettergrepen van hun oorspronkelijke plaats in een woord, zou dan wellicht uit Roschaard ‘O(r)schaard’ ontstaan kunnen zijn.Ga naar eindnoot33 ![]()
In Overijssel is nog lang angst geweest voor de weerwolf
| |
[pagina 38]
| |
Toch kende men het geloof in weerwolven in Overijssel. Een weerwolf is een ‘manwolf’, een man die zich in een wolf veranderen kan of moet.Ga naar eindnoot34 In Salland was er het geloof, dat je tijdens een ontmoeting met weerwolf of duivel met een klomp een streep over de weg moest trekken, zeggende: ‘Als ge van God zijt kom naoder; as ge van den duvel zijt, blijf de veur de streep!’Ga naar eindnoot35 De Staten van Overijssel publiceerden op 22 april 1664 een verordening gericht tegen het schelden voor ‘tovenaar, Weerwolf ofte met andere diergelyke injurieuse woorden.’ De betichter moest zelfs vijftig goudgulden betalen, tenzij hij kon bewijzen dat iemand inderdaad een tovenaar of weerwolf was. Dat laatste was erg lastig.Ga naar eindnoot36 | |
2.3 De herkomst van de naam Engelland‘Engelland zou een gebied zijn bij het Engelhuis, “het huis met de schone dochters”, of het “hengellaand”, een gebied waar gehangen werd, de galgenbelt. De galg zou gestaan hebben waar de kruising Hessenweg - Koesteeg is. Men trok dan van het Rode Hert naar de galg.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot37 Net als Engeland en Engelanderholt (op de Veluwe), Engelenburg, Engelenberg (bij Rhenen), Hengelo (de ‘H’ zou in de naam van ‘Hengelo’ wegvallen) en andere plaatsen, zou de buurtschap ‘Engelland’ te Dalfsen zijn naam te danken hebben aan de Angelen, later beter bekend als de Angelsaksen of Engelsen.Ga naar eindnoot38 In 801 was er al een ‘villa Englandi’ aan het klooster te Werden. De Angelen zouden wellicht een verbond hebben gesloten met de Saksen en Friezen. Men beweert ook, dat de namen afkomstig zijn van de vorstin Eleonora, de dochter van de koningin van Engeland, die een verbintenis was aangegaan met de hertog van Gelre.Ga naar eindnoot39 Beide beweringen zijn echter zeer onzeker.
Een andere betekenis die aan het woord ‘Engelland’ wordt gegeven is ‘het rijk der zielen’. Men stelde zich voor dat het zielenrijk onder een glazen berg lag en dat slechts een bijzondere sleutel toegang bood.Ga naar eindnoot40 Engelland zou zo gezien moeten worden als het ‘Elfenland’, het land van engelen, elfen en maren.Ga naar eindnoot41 Voor een uitleg van dit volksverhaal verwijs ik naar hoofdstuk 2.7.3: Kinderrijmen, -liedjes en -spelen. | |
2.4 Het ontstaan van de naam Vecht‘Er is een verhaal over een Frankische priester of monnik met de naam Fechta, hij zou bij het oversteken op een niet ondiepe plaats verdronken zijn. Anderen menen dat de Vecht als naam afkomstig is van het Keltische woord “Fehta”, wat “varen” betekent.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot42 Dalfsen ligt aan de rivier de Vecht. De Vecht was tot 1900 zeshonderd jaar lang de verkeersader van Overijssel van oost naar west. Wekelijks voeren meer dan honderd schepen door de Vecht. In het Münsterland liggen verschillende bronnen van de Vecht. Zo wordt een bron gevormd door de slotgracht van het kasteel Darfeld in Duitsland, in een bos omgeven door akkerland. Op een zwerfkei wordt de sage van de Saksische prins Vechtan vermeld. Vechtan verdronk volgens de overlevering rond het jaar 400 bij het oversteken van de rivier.Ga naar eindnoot43 Zijn naam zou | |
[pagina 39]
| |
voortleven in de naam van de Vecht, die eeuwenlang belangrijk voor Dalfsen zou zijn. | |
2.5 Spokkeriete in Oudleusen‘De Spokkeriete in Oldlusen. Weet iej niet waor det woord vandan kömp? Nou, det zà'k oe dan noe is effen haorfien uut de dukies doen. Vrogger, zo'n kleine honderd jaor terugge was ut tussen Olden Ni-jlusen iene grote wildernisse met heidevelden, vennen en wat bärkenopslag en zulk gerei. En an die vennen, daor gruuien mi-j toch een hoop riet en buzenGa naar eindnoot44. Iej weet det aoveral in vennegaten vrogger, al die spoken as witte wieven, dollemanshonden, boezekeerlsGa naar eindnoot45 en det soort van gifkikkers huzeren. En as dr dan in 't Lusenerveld is een maol zo'n Hekman of zo'n OldenhoekerGa naar eindnoot46 langs kwamp, en zie zagen in 't twieduusterGa naar eindnoot47 van die schimmen uut ut riet opstiegen dan peezen ze dr vandeur, zo bange waren ze veur die spoke uut 't riet, spoken-riet, spokeriet, Spokkeriete. En zo bint ze dus in Oldlusen an al die namen ekommen.’ (Dalfsen, Oudleusen)Ga naar eindnoot48 ![]()
Boerderij Spokkeriete in Oudleusen
| |
2.6 Overige naamsverklarende sagen2.6.1 De HessenwegDe Hessenweg is een grote verkeersweg die van Zwolle door de gemeente Dalfsen en Ommen naar Hardenberg loopt en verder naar Coevorden. De weg gaat door de Nedergraafschap Bentheim, naar Lingen en Hamburg. In Dalfsen gaat de weg door de buurtschappen Ankum, Gerner en Oudleusen.Ga naar eindnoot49 De Hessenwegen waren de oude grote zandwegen in Gelderland en OverijsselGa naar eindnoot50, die ook te vinden zijn in Enschede, Deventer, Markelo en de Achterhoek.Ga naar eindnoot51 Volgens de overlevering zou deze weg zijn vernoemd naar de Hessen. Dit waren marskramers, ‘venters met Keulse potten’ met de Hessenkar, muzikanten en ‘hannekemaaiers’.Ga naar eindnoot52 Duitse kooplieden, voornamelijk Hessen, trokken sinds de 17e eeuw met hun witgehuifde hessenkarren, wagens op hoge wielen, over de wegen en daar zouden de wegen naar genoemd zijn. De Hessenwegen werden al in de 10e eeuw als grens genoemd in de buurt van Verden aan de Weser. ‘Herse’, ‘harse’ of ‘horse’ is een oude naam voor een paard. Een Hesseweg is dan | |
[pagina 40]
| |
een paardenweg of ruiterweg, waar men met beladen paarden langs trok. De naam Hessenweg zou dan ook ‘rijweg’ betekenen en niets met de Hessen te maken hebben.Ga naar eindnoot53 | |
2.6.2 HongerveldTen westen van de grens tussen Dalfsen en Ommen ligt het ‘Hongerveld’ te Oudleusen. ‘Veld’ staat in deze benaming voor ‘woeste grond’. Wat het woord ‘Honger’ betekent, is lastiger te achterhalen. De plek zou een verblijfplaats van zwervers en zigeuners kunnen zijn geweest, omdat die tijdens de middeleeuwen werden aangeduid als ‘Hongers’ of ‘Hongaren’. Men vergeleek hen met het beruchte, al plunderend rondtrekkende steppevolk der Hongaren. Een ‘hongerveld’ is dikwijls gelegen aan de grens van juridische gebieden, waardoor het een perfecte locatie is voor woonwagenkampen. Hongerveld zou tevens kunnen betekenen: ‘liggend ver weg (van de bewoonde wereld)’. ‘Aller jusqu' en Hongrie’ ontwikkelde zich tijdens de middeleeuwen tot een uitdrukking ‘naar een ver en onbekend land gaan.’ Daarnaast zou ‘Hongerveld’ vernoemd kunnen zijn naar de gesteldheid van de bodem. Het land was om honger van te lijden, voedselarme grond of heide. De naamsverklaringen van ‘Hongerveld’ zijn echter zeer onduidelijk.Ga naar eindnoot54 | |
2.7 Vermeend heidendomDe verleiding is groot om mythologische, oud-Germaanse en voorchristelijke trekken op te merken waar die niet bestaan en te denken dat hedendaagse gebruiken, rituelen en verhalen van heidense oorsprong zijn. In een enkel geval is zo'n ‘heidense’ verklaring mogelijk, vrijwel altijd echter onwaarschijnlijk, zo al niet onjuist en in elk geval speculatief. In de regio Dalfsen treffen we enkele volksverhalen, voorwerpen en gebruiken aan, die volgens sommige informanten overblijfselen zijn uit oude Germaanse en heidense tijden. Zij hebben deze opvattingen waarschijnlijk overgenomen uit populaire publicaties, waarin dit soort door de serieuze wetenschap al lang opgegeven theorieën nog altijd worden vermeld. Toen in het begin van de 19e eeuw onder invloed van de Romantiek in Europa de wetenschap van de volkskunde zich ontplooide, hoopte menige onderzoeker in volksgebruik en -geloof herinneringen aan en overleefsels uit de mythologie van de ‘oude Germanen’ aan te treffen. Over de cultuur van de verschillende Germaanse stammen zijn echter slechts zeer weinig schriftelijke berichten overgeleverd, al heeft de archeologie dan inmiddels wel het een en ander aan het licht gebracht.Ga naar eindnoot55 Het is best mogelijk, dat hier en daar voorchristelijke tradities zijn overgebleven in het huidige volksgeloof, maar in veel gevallen is dit zeer twijfelachtig. We moeten veel van dit soort interpretaties van de verhalen en vormen van volksgeloof in deze paragraaf dan ook met een korreltje zout nemen. | |
2.7.1 Paasvuren‘Paasvuren werden hier vroeger gebruikt om demonen te verjagen en om de mensen voor onheil te behoeden.’ (Dalfsen, Oudleusen)Ga naar eindnoot56 | |
[pagina 41]
| |
het dan uit. Dan stak de pastoor met gewijd vuur het paasvuur aan. Daarna werd het eigen vuur weer met het vuur van het paasvuur aangestoken.’ (Oudleusen)Ga naar eindnoot58 Naast kerst werden ook andere feestdagen, zoals Pasen, als mysterieuze dagen gezien. Zo werden in Overijssel de paasvuren waarschijnlijk aangestoken om de oude winterdemonen met vuur te verdrijven. Daarnaast bracht de as zegen op het land en werd het gegeven aan de meisjes die er mee zwart werden gemaakt.Ga naar eindnoot67 Uiteindelijk nam iedereen een stuk half verkoold hout mee naar huis. Dit beschermde tegen de duivel, tegen slechte gewassen en tegen hagel.Ga naar eindnoot68 Ook kwam uit deze vuurtraditie het verlangen voort naar zon, vruchtbaarheid en vreugde om (de terugkeer van) de zon. Paasvuren behoorden tot de vruchtbaarheidsriten die de kern vormden van het voorjaarsfeest. Zo ver men het vuur of de rook er van kon zien, zouden de akkers een grote opbrengst geven en de bewoners van de huizen een heel jaar lang beschut zijn tegen ziekten en ander onheil.Ga naar eindnoot69 Niet alleen met Pasen treffen we de gewoonte aan om vuren te branden. Men denkt, dat men in Overijssel in het algemeen geloofde in de reinigende, magische kracht van het vuur.Ga naar eindnoot70 Later werd het paasvuur gekerstend. Tegenwoordig wordt in sommige Overijsselse plaatsen nog een judaspop of een heks verbrand.Ga naar eindnoot71 Veel paasvuren werden verboden als ‘paapse superstiën’Ga naar eindnoot72, maar tegenwoordig is het aansteken van de paasvuurbelt nog steeds bekend in Overijssel. In Salland wordt de brandstapel voor het paasvuur dikwijls een ‘baoke’ genoemd.Ga naar eindnoot73 In de gemeente Dalfsen kent men paasvuren in Hoonhorst, Lemelerveld, Oudleusen en Nieuwleusen.
Ook kent men tegenwoordig als paastraditie nog het eiergooien, het overgooien van eieren door twee personen die zover mogelijk van elkaar verwijderd zijn, een spel dat gedaan wordt in de buurt van Dalfser café ‘het Oude Station’. Paaseieren hadden voor de voorouders waarschijnlijk een heilige betekenis. Ze stonden symbool voor vruchtbaarheid en herlevende natuur.Ga naar eindnoot74 In het voorjaar gelegde eieren hadden in het volksgeloof een bijzondere kracht, vandaar dat men ze met Pasen eet. Men geloofde | |
[pagina 42]
| |
dat hoe meer eieren men at, hoe meer heil men zou krijgen.Ga naar eindnoot75 In de christelijke tijd werd het ei het zinnebeeld van de opstanding van Jezus Christus.Ga naar eindnoot76 Van tientallen Dalfsenaren hoorde ik dat men vroeger nog opschepte over het aantal eieren dat men had verorberd.Ga naar eindnoot77
Opmerkelijk is het genoemde liedje, beginnend met de zin ‘tikke, takke, too’, dat gezongen wordt bij het ophalen van brandstof voor de paasvuren, rond Sint Pieter/Sint Peter (22 februari)Ga naar eindnoot78 Elders in het land komen soortgelijke versjes voor bij het ophalen van rommel voor de Sint-Maartensvuren.Ga naar eindnoot79 | |
2.7.2 Het oelebörd en de levensboom‘En 't wit geverfde oelebörd det glinstert op de nok’.Ga naar eindnoot80 In Dalfsen en Nieuwleusen treffen we nog enkele zogenaamde ‘oelebörden’ op huizen aan. Het ‘oelebörd’ is een driekantig bord waarop twee zwanenhalzen en een versierde balk, de makelaar, geplaatst zijn. In het driekantige bord zit soms een rond gat, dat ‘uilengat’ wordt genoemd. Dit gat dient als vlieggat voor uilen. De uil was een welkome gast voor boeren, bijvoorbeeld om op muizen te jagen. Het houten bord is wellicht geplaatst ter bescherming van de kwetsbare uiteinden van de vorst. Ook gaat het inregenen tegen.Ga naar eindnoot81 De heersende mening is, dat het ‘oelebörd’ een uiting van volkskunst is, die haar oorsprong in de 16e eeuw vindt. Toch is er ook de mening, dat de zwanen op het dak vele eeuwen ouder zijn en een betekenis hebben die aan de heidense mythologie ontleend is.Ga naar eindnoot82 In Dalfsen trof ik slechts sporadisch een oelebörd aan. Dikwijls was dit bord door oorsponkelijk Friese boeren of timmerlui vervaardigd en geplaatst, zoals aan de Vossersteeg. Het bord werd louter als versiering gebruikt. Een heidense oorsprong en betekenis van deze borden is dus uit te sluiten. Toch treffen we ook oudere oelebörden aan in de regio, waaronder in Nieuwleusen.Ga naar eindnoot83 ![]()
Een ‘oelebörd’ aan de Haersolteweg te Dalfsen. Sommigen menen dat (van boven naar beneden) zijn afgebeeld: een klaverblad, hostie, heilig hart, zonnewiel (of hostie) met kruis en vier staken (de vier nagels van het kruis), vergezeld van twee zwanen. Slechts de driehoek is nog op de boerderij aanwezig
Een ‘oelebörd’ (Overijssel), ‘ûleboerd’ (Friesland), ‘oelenbret’ (Drenthe), ‘oelbred’, ‘oelgevel’, ‘oelbord’ (Groningen) of ‘uilenbord’, treffen we voornamelijk in Friesland aan op de uiteinden van de nok van boerenschuren. Maar ook in Duitsland komen de borden voor.
Door de eeuwen heen zijn er diverse onderzoekers die een mythologische herkomst ge- | |
[pagina 43]
| |
geven hebben aan het oelebörd. Vaak werd dan gekeken naar vormovereenkomsten. S.J. van der Molen, de autoriteit op het gebied van oelebörden, noemde het bord een decoratieve versiering, slechts opsmuk dus.Ga naar eindnoot84 Vroeger geloofde men dat het huis de inwoners beschermde tegen de elementen en kwade krachten. Vooral het dak werd gezien als schutmiddel. Dit blijkt onder andere uit volksgebruiken, ook in de regio Dalfsen, waarbij huislook op het dak geplant wordt en prehistorische stenen bijlen onder het dak gehangen werden tegen blikseminslag. Ook de zwanen op het dak zouden een heidense oorsprong kunnen hebben. In overeenstemming met paardenen drakenkoppen zouden zwanenhalzen een afweermiddel zijn geweest, bijvoorbeeld tegen een strenge winter.Ga naar eindnoot85 Of het oelebörd ook daadwerkelijk zo oud is, is zeer onduidelijk. ![]()
In de regio treffen we enkele recent aangebrachte ‘oelebörden’ aan (Vossersteeg, Dalfsen)
| |
De levensboom‘Aan weerskanten van de rivier stond een levensboom, die twaalf keer per jaar vruchten droeg, elke maand een keer. De bladeren van de boom zijn voor de genezing van de volken.’Ga naar eindnoot86 ![]()
Een levensboom boven een deur op het Kerkplein te Dalfsen
Rondom diverse boerderijen in de regio Dalfsen treffen we tegenwoordig nog levensbomen aan in het glas van het bovenlicht boven de deur. De levensboom komt ook voor op de nok van sommige boerderijen of in de makelaar, de versierde balk, van het uilebord. In bovenlichten (waardoor licht binnenkwam op de gang boven de dichte voordeuren) komen ook andere gietijzeren versieringen voor, zoals een ruitvorm, ovalen en figuren van paarden, soms zelfs van eenhoorns. Dergelijke versieringen in het bovenlicht stammen uit de tijd dat men nog geen grote ruiten aan een | |
[pagina 44]
| |
stuk kon maken. Omstreeks het midden van de 19e eeuw lukte dit wel. Vanaf die tijd worden zulke gietijzeren ornamenten ook vóór het glas geplaatst.Ga naar eindnoot87 De levensboom ‘Yggdrasil’ rust op drie zware wortels en onder elk van deze ontspringt een bron. Daar beneden is de onderwereld.Ga naar eindnoot88 De ‘arbor vitae’ of de ‘Boom des levens’ komt in de 16e eeuw op en werd toegepast als gevelteken. Er bestond waarschijnlijk al een voorchristelijke traditie met afweersymbolen als paardenkoppen en donderbezems.Ga naar eindnoot89 Nu kwam er een christelijk teken bij, dat het boerengezin en de ‘boerenvoortvaring’ beschermde tegen onheil. De levensboom heeft iets van de paradijsboom uit het bijbelverhaal, maar ook het oude meiboomelement (een vruchtbaarheidsboom) speelt wellicht mee. Vooral in protestante kringen is de levensboom toegepast ter versiering van boerderijen en voorname burgerpanden. Vanuit die traditie kwam in de 19e eeuw de levensboom in het bovenlicht terecht. Ook de levensboom zou terug kunnen gaan op een heidense oorsprong, maar dit is puur speculatief. Helaas is van de Germaanse overlevering in de Nederlanden niets of nauwelijks iets schriftelijk overgeleverd. We tasten voor de Nederlandse situatie dan ook feitelijk in het duister. | |
2.7.3 Kinderrijmen, -liedjes en -spelenDe bewering dat sommige oude kinderrijmpjes en -spelen hun oorsprong in oude Germaanse overleveringen vinden, steunden op tamelijk algemeen aanvaarde wetenschappelijke vooronderstellingen, die vooral in het begin van de 20e eeuw in zwang raakten. Die theorie bevatte vaak meer ideologie dan wetenschappelijk bewijs. Dat liederen door mondelinge overlevering onbegrijpelijke verbasteringen kunnen bevatten, staat vast, maar teksten kunnen ook opzettelijk cryptisch zijn, enkel en alleen omdat men plezier heeft in zulk soort gezongen ‘geheimtaal’. Onbegrijpelijke of schijnbaar onzinnige teksten zeggen niets over de ouderdom van de tekst.Ga naar eindnoot90 Zoals in de vorige paragraaf al is gezegd, is van de Germaanse overlevering in de Nederlanden niets of nauwelijks iets schriftelijk overgeleverd en we weten over deze periode dan ook weinig. | |
Vertel het de lievenheerswurm!‘De kinderen zullen het niet dooden; ze redden het uit het water, verwarmen het in hun hand. En dat alles omdat het in hun oogen gewijd is. Het heeft een machtigen schutspatroon. Eigenlijk moest ieder dier voor ons een Lievenheersbeestje zijn.’Ga naar eindnoot91 Het ‘lievenheers-veugelken’ of ‘lievenheerswurmken’ is een klein insect, dat, onder meer in Overijssel, als een teken van geluk werd gezien.Ga naar eindnoot92 In Dalfsen kende men een kinderversje waarin het lieveheersbeestje werd uitgezonden om mooi weer te halen. De kinderen zetten het beestje op de vingertop en zongen het liedje:Ga naar eindnoot93
‘Lievenheerswormpje, vlieg op, vlieg
hooge op!
Vlieg naar den hoogen hemel op.
Uw vader en moeder is dood.
Het kistje is gesloten,
De sleutel is gebroken.
Vlieg op, vlieg op!
Naar den hemel op!’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot94
Het lieveheersbeestje zou in de Germaanse tijd wellicht aan de godin Freya en later aan Maria zijn gewijd. Het diertje werd overal met ontzag behandeld. Met dergelijke rijmpjes werden de dieren toegesproken. Er bestaan veel van deze | |
[pagina 45]
| |
rijmen, over dieren waarmee kinderen in aanraking kwamen. Het versje is oorspronkelijk een bezweringsformule.Ga naar eindnoot95 Een variatie van het rijmpje komen we onder meer tegen in Zutphen: ‘Lievenheersbeestje, vlieg op! Vlieg neer! Vlieg naar den hoogen hemel.’Ga naar eindnoot96 ‘Lieveheersbeestjes mocht je niet dood maken, ze brachten namelijk geluk. Het waren beestjes van Onze Lieve Heer. Ook klavertjes vier zouden geluk brengen.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot97 Naast lieveheersbeestjes werden ook zwaluwen met ontzag behandeld en kevertjes mocht je in het volksgeloof niet doden.Ga naar eindnoot99 | |
Scholten dienaarEen ander rijmpje uit Dalfsen, dat in het begin van de 20e eeuw opgetekend werd door R.A.C. Frijling, gaat als volgt:
‘Wie zit er in 't hoogste torentje,
Schoon dochtertje.
Zal ik er een van nemen?
Zal ik er een van stelen?
Dan zal ik naar Scholten dienaar gaon,
En laten jou de kop afslaon.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot100
Rijmpjes en liedjes als deze werden bewust opgeschreven en bewaard. Overal in de wereld worden kinderrijmpjes gezongen die soms woord voor woord met de onze overeenkomen en even onsamenhangend en onbegrijpelijk lijken te zijn als de rijmpjes uit Nederland, waaronder Dalfsen. Dat werd lang gezien als opmerkelijk, want kinderen van het ene land zouden al die rijmpjes niet aan die van het andere hebben kunnen overleveren.Ga naar eindnoot101 Tegenwoordig is men van mening dat verhalen en melodieën zich van landsgrenzen niets aantrekken. De variatie en spreiding hoeft niet te betekenen dat er steeds een algemene Germaanse bron geweest moet zijn.Ga naar eindnoot102 ![]()
Wie zit er in 't hoogste torentje? Schoon dochtertje!
Vroeger dacht men dat in deze rijmen overblijfselen van oude voorjaarsfeesten en van voorchristelijke gebruiken schuilden. De rijmpjes en liedjes zouden oorsponkelijk niet tot de kinderwereld behorenGa naar eindnoot103, maar een voorchristelijk karakter hebben. In de middeleeuwen vermaakten | |
[pagina 46]
| |
vele volwassenen zich met spelen die later alleen nog bij de kinderen bekend zouden zijn. Zo zouden de liedjes langzamerhand bij de kinderen terecht zijn gekomen, waar oorspronkelijk volwassenen zich mee bezighielden.Ga naar eindnoot104 Deze bewering is echter wederom speculatief. Het Dalfser rijmpje van ‘Scholten dienaar’ zou volgens folklorist Boekenoogen ook zijn oorsprong in een oude Germaanse overlevering vinden. Een variatie van ‘Scholten dienaar’ is: ‘Wie zit er in 's konings huisje?
's Konings dochtertje.
Hoeveel kinderen heb je?
Zeven.
Mag ik er één van hebben?
Neen zoo, zeker niet.
Dan zal ik er van stelen.’Ga naar eindnoot105
Ook het meer bekende rijmpje van ‘witte zwanen, zwarte zwanen’ zou betrekking hebben op deze mythe.
‘Witte zwanen, zwarte zwanen
Wie wil er mee naar Engeland varen
Engeland is gesloten
De sleutel is gebroken
Is er dan geen smid in 't land
Die de sleutel maken kan?
Hier werd aan het overzeese Engeland gedacht, in plaats van “Engelland”.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot106 ![]() ![]()
Wie wil er mee naar Engel(l)and varen?
| |
[pagina 47]
| |
In het denken kwam men al snel tot een Germaanse verklaring. De toegang tot het dodenrijk staat niet altijd open en men kan het alleen bereiken door een bijzondere sleutel. De dode, die in het lichtrijk wil komen, heeft paard en wagen nodig om de top van de berg te bereiken. In het Dalfser rijmpje is dit de hoogste toren in plaats van de top van de berg. De godin zit te spinnen, omringd door de zielen van de nog niet geborenen. Het lichtrijk is gesloten en de zielen kunnen het niet verlaten, tenzij een knokkel het heeft geopend.Ga naar eindnoot107 Dit lied kan er echter ook best over gaan dat men naar Engeland wil varen en hoeft niet te verwijzen naar een bootreis naar een dodenrijk, dat dan wel weer heel christelijk ‘engel-land’ is gaan heten.Ga naar eindnoot108 De ‘scholte’ in het Dalfser rijmpje is een ‘schout’.Ga naar eindnoot109 ‘De Scholte’ woonde voornamelijk op kleine heerlijkheden in het midden van zijn onderhorigen, die hun huis en land van hem in pacht hadden en als vaste arbeiders op de hoeve werkten. ‘De Scholte’ was een eretitel voor een eigenaar of gebruiker van grote landhoeven, een grote boer, en kwam onder meer in de regio van Winterswijk, Zutphen en nog vroeger in Twente voor.Ga naar eindnoot110 | |
Kadoeze‘Kadoeze is een kinderspel uit Dalfsen. Een jongen staat met gevouwen handen en roept tot de anderen “Kadoeze”. In Dalfsen was eens het spel ‘Kadoeze’ bekend. Verscheidene spelen zijn volgens bepaalde interpretaties overblijfselen van plechtige reidansen, waaraan ook door de vorsten en edelen onder de oude Germanen ter eer van hun goden werd deelgenomen. De versjes en rijmpjes zouden verbasteringen zijn van oude heilige liederen, waarvan de oorspronkelijke betekenis vaak onbekend blijft.Ga naar eindnoot112
Aangezien uit deze tijd niets bewaard is gebleven, is dit niet zeker. Motieven uit het Dalfser spel ‘Kadoeze’ lijken op een spel van de wolven en schapen, een kinderrijmpje dat op verschillende plekken in Europa bekend is, in verschillende versies:
‘Herder, laat je schaapjes gaan
Ik durf niet.
Waarom niet?
Om de boze wolf niet.
De boze wolf zit gevangen
tussen twee ijzeren tangen,
Tussen zon en maan
Herder, laat je schaapjes gaan!’
(Nieuwleusen)Ga naar eindnoot113
Volgens volksverhalenverzamelaar Boekenoogen gaat dit versje terug op een voorchristelijke tijd. De Germanen geloofden dat hun goden, de goden van het licht, eindelijk door die van de duisternis zouden worden overwonnen en dat de wereld vervolgens zou vergaan. Eén van de duistere wezens was een wolf, die dagelijks in kracht toenam. In het oude Dalfser spel is de wolf ‘de rijke koning’. Daarom boeiden de goden de wolf, vóór hij nog volwassen was, met een toverband en klemden hem tussen twee rotsen vast. Zolang hij zo gevangen zat, waren de goden veilig. De wereldondergang zou echter aanbreken, als hij zich zou kunnen losruk- | |
[pagina 48]
| |
ken. De wolken worden in de Germaanse mythologie vaak als schapen gedacht. Vandaar dat de god van de wolken als herder wordt voorgesteld. In het kinderspel, dat ook in Nieuwleusen bekendheid genoot, durft de herder zijn schapen niet te laten gaan, uit angst voor de wolf. In het Dalfser rijmpje is dit motief onbekend. De herder hoort dat zijn doodsvijand gevangen is tussen ijzeren stangen, zoals het rijmpje zegt. Dit zijn de rotsen uit de overlevering. Alles is dus veilig. Het kinderrijmpje uit Dalfsen zou dus de herinnering aan de voorstelling van onze voorouders omtrent het lot van goden en de wereld bewaren.Ga naar eindnoot114 Maar of deze bewering waar is? De oude theorieën zijn niet meer houdbaar. Het lijkt hier eerder om een vangspelletje te gaan, dat helemaal niets met Germanen en mythologie te maken heeft. |
|