Dalfser muggen
(2006)–Ruben Koman–
[pagina 15]
| |
Hoofdstuk 1
| |
[pagina 16]
| |
Lange tijd heeft men gedacht dat het volksverhaal (zo goed als) uitgestorven was, maar nu is duidelijk geworden dat het vertellen van alle tijden is en ook deze tijd zijn volksverhalen oproept en vasthoudt. We spreken bij die ‘moderne’ verhalen wel van stadssagen (ook wel aangeduid als ‘urban legends’ of broodje-aapverhalen).Ga naar eindnoot4 Vaak is daarbij de grens met productgeruchten en roddels moeilijk te trekken. Met het volkslied, het volksrijm, de spreekwoorden en raadsels rekenen we het volksverhaal tot de orale volksliteratuur. Naarmate volksverhalenonderzoekers hun werkterrein zijn gaan verbreden, zijn ook familieverhalen en persoonlijke geschiedenissen in beeld gekomen.Ga naar eindnoot5
Volksverhalen zijn van alle tijden en we kunnen veilig veronderstellen dat er in ons Germaanse verleden ook verhalen mondeling zijn doorgegeven, bijvoorbeeld om de daden van helden en goden te schilderen of om de wonderlijke verhalen van kabouters en elfen weer te geven. Ongetwijfeld werden er toen al sinds eeuwen liederen in de volkstaal door de zang verbreid en gingen spreuken en raadsels in dichtvorm van mond tot mond.Ga naar eindnoot6 Helaas is van die Germaanse overlevering in de Nederlanden niets of nauwelijks iets schriftelijk overgeleverd. We tasten voor de Nederlandse situatie feitelijk in het duister. In de middeleeuwen treedt er verschriftelijking op in de Lage Landen. Wordt er aanvankelijk nog in het Latijn geschreven, vanaf de 12e eeuw verschijnen er ook teksten in de volkstaal, het Middelnederlands. ‘Volksverhalen’ worden vanaf dat moment in de volkstaal via allerlei geschreven genres doorgegeven, zoals in de vorm van gedichten, liederen en raadsels. De schrijvers waren aanvankelijk vooral geestelijken: zij waren lange tijd de enigen die konden schrijven.Ga naar eindnoot7 Het is niet verwonderlijk dat door hun toedoen veel van de oudere voorchristelijke verhalen niet meer worden opgeschreven of een christelijk karakter krijgen.Ga naar eindnoot8 Ondanks de opkomst van het schrift blijft de voordrachtskunst bestaan in de vorm van verhaal-, lied- en toneelkunst. Lange epische teksten worden er in de 13e eeuw voorgedragen, zoals verhalen over Karel de Grote of koning Arthur.Ga naar eindnoot9 Maar hun levensgeschiedenissen worden ook opgetekend in literaire handschriften en in kronieken. Minstreels en later sprooksprekers brengen hun minneliederen en gedichten ten gehore. De hoogtijdagen van de sprooksprekers in de Nederlanden zijn de 14e en 15e eeuw. Sprooksprekers waren voordrachtskunstenaars, meestal dichters, die zich in de herbergen en bij de rijke burgerij, maar vooral bij de adel, aandienden met hun kunst en verhalen.Ga naar eindnoot10 Veel wonderbaarlijke overleveringen treffen we aan in Latijnse geschiedverhalen en heiligenlevens. In deze heiligenverhalen of ‘vitae legendae’ worden levensgebeurtenissen en lotgevallen van heiligen en van de door hen na hun dood verrichte wonderen beschreven.Ga naar eindnoot11 De bekendste heilige in Dalfsen is Cyriacus. | |
[pagina 17]
| |
Met het in verval raken van de sprooksprekerskunst in de 15e eeuw komt de straatzang steeds meer in zwang. Daarnaast ontstaan er sinds de 14e eeuw veel stedelijke toneelgezelschappen, opgevolgd door de stedelijke rederijkerskamers in de loop van de 15e eeuw, waar gedichten en toneelstukken worden uitgevoerd.Ga naar eindnoot12 Ook op deze manier werden volksverhalen verspreid. In de Acta van de Dordtse Synode wordt in 1578 het spelen ‘van geestelicke comedien ende tragedien voor den volcke in Rhetorycke’ ten zeerste afgeraden en later verboden.Ga naar eindnoot13 Toneelkunst is door de kerk door de eeuwen heen vaak gezien als een duivelse, of toch ten minste zondige, kunstvorm. Vanaf de 15e eeuw worden, met de uitvinding van de boekdrukkunst, ‘volksverhalen’ ook schriftelijk verspreid via volksen kluchtboekjes, of bezongen op straat.
De mondelinge overlevering van verhalen, het gewone vertellen onder mensen, is al die eeuwen gewoon doorgegaan. Sprookjes, traditionele anekdotes en sagen zullen dan ook zo oud zijn als de menselijke taal, maar pas in de 19e eeuw worden ze wetenschappelijk verzameld en bestudeerd. Traditionele genres als de sprookjes, de sagen en de legenden worden ook vandaag de dag nog verteld, al behoren ze wat meer tot het verleden. Zij worden nu vooral in druk en via elektronische media verspreid. Sommige geschiedschrijvers of vertellers nemen verhalen weer van hun voorgangers over, soms door de verhalen klakkeloos over te schrijven, een gebruik dat tot op de dag van vandaag voortduurt.Ga naar eindnoot14 In deze publicatie komen de bekendste, meest vertelde en bewaard gebleven Dalfser verhalen aan bod, alsook ‘nieuwe’ volksverhalen, die voor het eerst zijn opgetekend. | |
1.2 Bijnamen
‘Scheld'n dut geen zeer,
klapp'n zacht wel weer.’Ga naar eindnoot15
Naast de volksverhalen kennen wij de (vaak gerelateerde) bijnamen, die ook bekend staan als ‘locofaulismen’. Locofaulismen zijn schimp- of scheldnamen voor inwoners van een bepaalde plaats of streek.Ga naar eindnoot16 De bespotting van de inwoners van naburige plaatsen is een algemeen verbreid en zeer oud fenomeen. Er is bijna geen plaats of de inwoners ervan hebben door hun buren een spot- of schimpnaam gekregen. De bijnamen gaan vaak over de aan hen toegeschreven slechte eigenschappen of vermeende domheid, onwetendheid en onnozelheid. Vaak is er ook een volksverhaal dat de bijnaam nader verklaart. De meeste plaatsen moeten het met een schimpnaam en hooguit nog een daaraan gerelateerd volksverhaal doen, maar er zijn er ook die meer verhalen naar zich toe getrokken hebben waarin hun inwoners belachelijk worden gemaakt. Zo had Dalfsen in de omgeving een ongewenste naam,Ga naar eindnoot17 maar ook Nieuwleusenaren en Lemelervelders kregen spotnamen naar zich toe geworpen. De naijver tussen dorpen en steden onderling is ook te zien in oude scheldversjes als: ‘Zwolle is een pad, Dalsen (Dalfsen) is nog wat, maar Ommen is 'n moddergat’.Ga naar eindnoot18 De Ommenaren riepen op hun beurt spottend tot de inwoners van Nieuwleusen: ‘De Ni'jluusner rott'n bint zó arm, det ze 'n stat van 'n aander mut lien'n veur ze op visite gaot’.Ga naar eindnoot19 Nieuwleusenaren noemden de Zwollenaren vervolgens ‘bri'jbekken’. Omdat men in Zwolle ‘brouwt’ of ‘bri'jt’ (de ‘r’ als een keelklank uitspreekt), riepen de Nieuwleusenaren tot de Zwollenaren: ‘Bri'j, brood en proem'n, kunn'n de Zwols'n niet noem'n.’Ga naar eindnoot20 Als je op Hoonhorst woonde, zei men tegen de Dalfsenaren: ‘Ie woont an de ve- | |
[pagina 18]
| |
keerde kante van de Vechte’. Of: ‘Laot ze de brugge ma weghalen’Ga naar eindnoot21 En in Dalfsen zei men over Hellendoorn: ‘Hellendoorn, Stompen toren. Lange heide, Korte weide, Zoer brood, Zalte botter, Lange zakken. Weinig geld, Zoo is 't in Hellendoorn gesteld.’Ga naar eindnoot22 Na schelden en ruzie behoorde de vrede te volgen. Dit werd onder meer tot uiting gebracht in het ruilen van elkaars zakdoek.Ga naar eindnoot23 In dit hoofdstuk komen de bekendste en bewaard gebleven bijnamen van de inwoners van de gemeente Dalfsen naar voren, zoals zij door inwoners van omliggende dorpen, en wellicht ook door vreemden van verre, spottend werden genoemd. | |
1.2.1 Overijsselse moffen‘Maar Moffen, Poep en knoet, dat zijn troggelaars tot bedelen opghevoet.’Ga naar eindnoot24 Naast de Duitsers werden de bewoners van de oostelijke provinciën, waaronder de Overijsselaars, door de Hollanders schimpend ‘moffen’Ga naar eindnoot25 genoemd en ook menig Dalfsenaar zal ooit de naam naar zich toegeworpen hebben gekregen. Een ‘Muff’ is in het Duits een knorrepot of brompot, al is het onduidelijk of het Nederlandse woord hier iets mee te maken heeft.Ga naar eindnoot26 Tegenwoordig is deze bijnaam enkel voor onze Duitse oostburen bekend. Door de verschrikking van de Tweede Wereldoorlog heeft de bijnaam ‘moffen’ een nog negatievere bijklank gekregen. In Nieuwleusen worden de Duitsers overigens ‘poepen’ genoemd, in plaats van ‘moffen’. ‘Poepen’ was de naam die ook aan veel bewoners van de oostelijke gewesten werd gegeven, vooral aan DuitsersGa naar eindnoot27 en aan reizende lieden, kooplieden en venters. Men kende ook ‘lapke poepen’ (in textielwaren) en ‘blaaspoepen’ (muzikanten).Ga naar eindnoot28 Zo was Jan de Poepsnieder, een kleermaker die in Pruisen (Duitsland) had gewerkt, in Nieuwleusen bekend.Ga naar eindnoot29 ‘Poepen’ is daarnaast een veel voorkomende scheldnaam voor inwoners van een bepaalde plaats of streek. Zo worden diverse inwoners van steden en dorpen in de provincies Utrecht, Drenthe, Groningen, Overijssel, Friesland, Noord-Brabant en Zeeland spottend ‘poepen’ genoemd.Ga naar eindnoot30 Het woord ‘poepen’ komt van het Duitse ‘Buben’, dat ‘knaap’ betekent. Aan deze ‘poepen’ werd door de plaatselijke bevolking een buitengewone domheid toegedicht. Zo kende men ook de ‘Duitse maaiers’. Zij kwamen vooral in het begin van de 17e eeuw tegen de hooitijd maaien, hooien, dorsen, turfgraven en baggeren. Deze maaiers werden aangeduid als ‘hannekemaaier’ of ‘pikmäyers’Ga naar eindnoot31, ‘Bovenlander’ (vanwege hun land van herkomst), en als ‘poep’, ‘graspoep’ en ‘groene poep’.Ga naar eindnoot32 De lonen waren in Duitsland destijds beduidend lager en het was uit armoede dat ze naar Nederland kwamen.Ga naar eindnoot33 ‘Hannekemaaier’ is waarschijnlijk afkomstig van ‘Hanneke’ (Hanne of Johannes) en ‘maaier’ of ‘grasmaaier’.Ga naar eindnoot34 ‘Hans Hannekemeaier was ok altied goed veur een bult gräppies. Hannekemeaiers det waren die luu van achter de poalGa naar eindnoot35 die hier kwamen umme't grös te meaien. Zie kwamen soms op zompen de Vechte ofzakken.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot36 | |
1.2.2 Dalfser moppen‘Dalfsen draagt roem om zijn moppen!’Ga naar eindnoot37 In Dalfsen staan de ‘Dalfser moppen’ bekend, zoals de inwoners ook spottend werden genoemd. De ‘mop’ heeft niets te maken met onze hedendaagse mop, met een verrassend, komisch slot. Het gaat hier om | |
[pagina 19]
| |
koekjes.Ga naar eindnoot38 Met een ‘mop’ wordt algemeen een steen, koekje of grap bedoeld. De oudere betekenis is ‘klomp’ of ‘brok’. Het staat in die betekenis naast de zuidnederlandse ‘mok’, een hard gebakken, bruine koek.Ga naar eindnoot39 Het ‘möpke’ was de algemene Oost-Nederlandse naam voor een koekje dat, behalve in Dalfsen, onder meer voorkomt in Coevorden, Delden, Heemse, Doesburg, Doetinchem, Steenwijk, Veere en Weesp. In Dirksland werd men ‘moppenvreter’ genoemd.Ga naar eindnoot40 Ook andere bewoners van Europa worden ‘moppen’ genoemd, vaak naar het gebak. We komen ‘moppen’ verder tegen in Beemster, Jisp, Kevelaer (Duitsland), Medemblik, Schagen, Venlo, Vlaardingen, Hoorn (moppen als ‘roetmoppen’) en in verschillende andere plaatsen.Ga naar eindnoot41
Overigens waren ‘moppen’ ook geldstukken.Ga naar eindnoot42 Daarnaast is een mop in het Nederlands een koosnaam voor een meisje of vrouw. Waarschijnlijk was er eerst het koekje en daarna de scheldnaam ‘moppen’.Ga naar eindnoot43 Later stond in Dalfsen ook een kinderkoor bekend onder de naam ‘Dalfser moppen’. ![]()
Het kinderkoor de Dalfser Moppen
![]()
Afbeelding van de verpakking van de Dalfser moppen van Firma Wilhs. Frijling
| |
[pagina 20]
| |
![]()
Dalfser Moppen vervaardigd in de banketbakkerij
Bakkerij/kruidenier Van Beinum gebruikte rond 1915/1916 nog de tekst ‘Oprechte Dalfser moppen’Ga naar eindnoot44 en ook tegenwoordig wordt deze beschrijving nog gebruikt op de koekverpakking. De koekjes worden in Dalfsen nog steeds verkocht. ‘Alleen op zondag kregen we “möppies”, van allerhande modellen. Zo waren er ronde of hartjesmodellen. We kregen er één per persoon...het was een speciale gelegenheid.’ (Dalfsen: Welsum)Ga naar eindnoot45 ‘Tegenwoordig genieten nog veel mensen dagelijks van een kummegie koffie met een Dalser möppie!’ (Dalfsen: Oosterdalfsen)Ga naar eindnoot46 Bakker Gerrit Frijling (1756-1833) heeft volgens de verhalen de Dalfser mop in 1784 bij toeval gebakken.Ga naar eindnoot47 De Dalfsenaren ontleenden later aan het koekje hun bijnaam. De ‘Dalfser moppen’ danken het bestaan aan een mislukking. In 1784 schoof, zo gaat het verhaal, Gerrit Frijling in zijn bakkerij aan de Prinsenstraat een blik in de oven, waarop bolletjes deeg lagen. Deze waren voorbestemd om als zachte, nogal omvangrijke koekjes de deur uit te gaan. Toen de bakker de oven opentrok, snoof hij de geur op van een baksel, dat hem volslagen vreemd was. Het koekje was in de letterlijke zin dus een misbaksel. Toen de winkelier in brood en banket er achter kwam hoe lekker de koekjes waren, prentte hij het toevallige recept in zijn geheugen.Ga naar eindnoot48 Door het immense succes probeerden later bakkers in Zwolle en Deventer het koekje van bakkerij Frijling te imiteren. Tevergeefs. Onder de naam ‘Dalfser moppen’ werden de koekjes ook buiten Dalfsen verkocht, zoals in Zwolle en later in de rest van Nederland, uitgezonderd de zuidelijke provincies.Ga naar eindnoot49 In 1963 werd een deel van de productie van bakkerij Frijling, met onder meer het bakken van de Dalfser moppen, verplaatst van de Prinsenstraat naar de Goldkampstraat, waar het bedrijf tegenwoordig nog steeds is gevestigd.Ga naar eindnoot50 In de omgeving van Dalfsen komen ook koeken in het volksgeloof voor. Zo geloofde men dat je tijdens het trouwen een bitterkoekje moest nemen. De zoetigheid van het koekje overtreft volgens het volksgeloof de bitterheid. Zo zou het ook tijdens het huwelijk moeten gaan.Ga naar eindnoot51 | |
Het elfje en getallen‘Van de Dalfser Moppen ken ik het volgende “elfje”. Een elfje is een rijmpje dat uit elf woorden bestaat. In mijn kindertijd was dit rijmpje er al. | |
[pagina 21]
| |
‘Dalfser Moppen
Zonder koppen
Zonder oren
Zo bint Dalfser moppen geboren.’
(Dalfsen)Ga naar eindnoot52
Vrijwel iedereen in Dalfsen kent, ook tegenwoordig, het rijmpje van de Dalfser moppen. Het versje wordt in het begin van de twintigste eeuw aangehaald door folklorist Jozef Cornelissen (1866-1942), die twaalf woorden gebruikt: Waarschijnlijk is pas later de betekenis van ‘het elfje’ aan het versje gegeven. De dichtregel is zeer waarschijnlijk ook niet uit Dalfsen afkomstig, al kunnen we dat niet met zekerheid zeggen. In Kreil en Weesp kennen we een gelijksoortig versje:
‘Kreilder mop
Zonder kop,
Zonder ooren,
Die kunnen de klok niet horen.’ (Kreil)Ga naar eindnoot54
‘Weesper moppen,
Zonder koppen,
Zonder ooren,
Kennen niet hooren.’ (Weesp)Ga naar eindnoot55
Kreil is een gehucht in de gemeenten Niedorp en Anna Paulowna in de provincie Noord-Holland en heeft geen kerk en toren en dus ook geen klokken.
‘Elf is het gekkennummer. Ja, dat weet iedereen,’ vertelt een schoolboekje ons. Er werd beweerd dat het ‘gekkengetal’ uit Babylon of van de Germanen afkomstig was, of dat het volk van de elfen of alfen voor het getal ‘elf’ zou hebben gezorgd.Ga naar eindnoot56 Naast het ‘elfje’ komen getallen ook op andere wijzen in de volkscultuur naar voren. Getallen waren in het volksgeloof belangrijk. Begin vorige eeuw vroeg de auteur van een wandelgids zich af waarom het getal ‘zeven’ zo vaak voorkomt in Dalfsen. In Dalfsen waren er ‘de zeven alleetjes’, ‘zeven kijkjes’, ‘groepen van zeven eiken, beuken of linden’, en, zo werd nagegaan, uitsluitend bij een aanleg uit de 17e of 18e eeuw. Als antwoord werd gegeven, dat het wellicht een aanduiding is van de zeven geuniëerde gewesten.Ga naar eindnoot57 Het getal ‘zeven’ is een telkens terugkomend getal in oude verhalen.Ga naar eindnoot58 Dit getal werd al door de Grieken en Indiërs als heilig gezienGa naar eindnoot59 en onder oosterse, vooral joodse invloed, is het cijfer hier als heilig ingevoerd. Denk hierbij aan de dagen van de week, aan de zeven dwergen, de zeven vette koeien uit de Bijbel.Ga naar eindnoot60
Dat dertien een ongeluksgetal zou zijn, is algemeen bekend. We kennen in Dalfsen het volksgeloof:
‘Gien därtien proemen in iene wekflesse,
hij giet oe vaste veurtieds lös.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot61
| |
Het receptgeheim‘Twee mensen op de fabriek van Wilh's (Wilhelmus) Frijling, de banketbakker, zouden het recept van de Dalfser Moppen bezitten. Het recept van de koekjes zou goed bewaard zijn bij hen. Daarnaast kent alleen de notaris het recept.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot62 Volgens eigenaar en algemeen directeur Hans Frijling van Frijling Banket staat het recept van het ‘misbaksel’, bestaande uit een | |
[pagina 22-23]
| |
![]() Wij zijn 'd op-rechte Dalf-ser-mop-pen
van 't dorp-je aan de ou-de Vecht
Wij voelen 't har-te voor u klop-pen,
aan Dalf-sen zijn wij zeer ge-hecht.
Refrein: Ons vriend'lijk dorp-je, mijn va-der-land,
aan u heb ik ge-heel mijn hart ver-pand.
2. Rondom uw oude grijze toren
die uitziet over 't oude land.
Daar schouwt men 't land bezaaid met vruchten
door 't werken met een nijver hand. refrein.
3. De bossen, die ons dorp omzomen
en stralen met hun klaren pracht.
En lokken ons tot hen te komen
genieten wat natuur ons bracht. refrein.
4. De mensen die ons dorp bewonen
zijn rustig, kalm, flink en kordaat.
En wat hun ook mag overkomen
wij delen samen vreugd en kwaad. refrein.
5. De boeren zijn van d'oude stempel
eenvoudig, zuinig en gerust.
Hun vaad'ren gaven hun 't exempel
in stoerheid, krachtig, zelfbewust. refrein
6. En of u komt uit Ankum, Lenthe,
Oudleusen, Welsum of Marshoek.
Tezamen zijn wij Dalfsenaren
al eeuwen ferm, oprecht en kloek. refrein
| |
[pagina 24]
| |
mengsel van ingrediënten als boter, suiker en kaneel, nergens opgeschreven, maar wordt het al eeuwenlang mondeling doorgegeven. De kruiden van de Dalfser moppen werden nog jarenlang naar de fabriek gehaald vanuit de Prinsenstraat in Dalfsen. Het receptgeheim van de firma Frijling is een familieoverlevering. ‘Het kruidenrecept van de Dalfser moppen is bekend bij mijn ouders en oudste broer. Mijn vader ging niet met zijn oudste broer in één auto. Dat had te maken met de opvolging. Als er iemand zou overlijden door een ongeval, was er altijd nog een familielid dat het bedrijf kon overnemen. Dat had echter niets te maken met het “geheime” kruidenrecept van de Dalfser mop.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot63 | |
1.2.3 Dalfser muggen‘Verbeter de wereld, begin bij de muggen.’Ga naar eindnoot64 ![]()
Dalfsenaren spoten volgens het volksverhaal op muggen
‘Op een lichte zomeravond zaten de mensen in Dalfsen buiten hun deur en babbelden wat. Sommigen liepen langs het Koffiestraatje in de zwoele atmosfeer. Kinderen speelden hier en daar met hun tol en hoepels. Mensen namen een frisse pint bier en een Dalfser mop. Maar daar, in deze rustige stemming riep een mannenstem plotseling: “Brand in de kerktoren!” “Brand!” De Dalfsenaren zijn fijne mensen, en dus niet vlug in het constateren van nare dingen. | |
[pagina 25]
| |
| |
[pagina 26]
| |
Naast de bijnaam ‘Dalfser moppen’ kent men de ‘Dalfser muggen’. De toenaam is tegenwoordig volstrekt onbekend in Dalfsen, maar werd ooit gebruikt als spotnaam voor de inwoners van het dorp. Achter deze bijnaam schuilt een humoristisch verhaal, dat, voor zover we weten, voor het eerst met Dalfsen in verband wordt gebracht door de Belgische folklorist Cornelissen (1866-1942).Ga naar eindnoot66 De inwoners van Dalfsen meenden dat de toren in brand stond, maar het bleek een zwerm muggen te zijn, die om de toren zweefde. De spotnaam ‘muggen’ is ook bekend in Kattendijke (ook ‘mogge’ genoemd), Woerden (‘muggespuiters’, met hetzelfde verhaal als in Dalfsen), Hoge en Lage Zwaluwe (‘muggenzifters’)Ga naar eindnoot67 en in Meppel.Ga naar eindnoot68 Ook de Fransen worden ‘muggen’ genoemd.Ga naar eindnoot69 De paters van de Sint Bernardsabdij, op de Schelde, dachten in 1716 dat de toren in brand stond. Ze begonnen met blussen, maar het bleken muggen te zijn. Muggenblussers treffen we aan in Rupelmonde, Nieuwkapelle, Oudekapelle, Neerpelt, Peer en Mechelen.Ga naar eindnoot70 In Mechelen (België) dacht men in 1687 dat de toren in brand stond, terwijl het de maan bleek te zijn.Ga naar eindnoot71 Ook in MiddelburgGa naar eindnoot72, Utrecht en Alphen aan de Rijn is het verhaal van de ‘maanblussers’ bekend.Ga naar eindnoot73 Verder kent men blussagen in Turnhout (zonblussers, volgens een verhaal uit 1755), Diest (zonblussers, in 1728), Mussièges (zonblussers), Leuven (maanblussers), Brugge (maanblussers), Edegem, Hondschoote en Sint-Truiden (allen zonblussers). Maanblussers treft men tevens aan in Zundert (Noord-Brabant). Ook in Wallonië, Frankrijk en de Bohemen kent men het verhaal: de asblouis (éblouis) in Thirimont en de maanblussers in Champey en Müllersgrün (Bohemen). In Neudorf (Bohemen) zouden bewoners de dorpsvijver hebben willen blussen, die in brand zou hebben gestaan.Ga naar eindnoot74 Versies van het verhaal komen voor in heel West-Europa en Centraal-Europa, maar ook in Noord-Afrika en de Verenigde Staten.Ga naar eindnoot75 Het verhaal houdt verband met het motief van de maan-, zon-, muggen- en torenblussers die op meer plaatsen in de wereld voorkomt en zou de herkomst van de bijnaam voor de Dalfsenaren kunnen verklaren, maar de bijnaam zou ook een andere herkomst kunnen hebben. Wellicht is het verhaal pas later aan de bijnaam ‘Dalfser muggen’ gekoppeld. In de buurt | |
[pagina 27]
| |
van de Vecht zitten immers regelmatig zwermen muggen. Ook kan de bijnaam betekenen dat men een Dalfsenaar kleingeestig, stekelig of kleinzielig vond. Tevens kan muggenzifterij, vitten op kleinigheden, er mee in verband staan. Daarnaast zou het verhaal verband kunnen houden met de uitdrukking ‘door de maan blussen’. Dit spreekwoord was nog gangbaar in de 16e eeuw en betekent ‘een onmogelijke zaak ondernemen, dwaze, onuitvoerbare plannen opvatten.’Ga naar eindnoot76 Het hoeft dus niet zo te zijn dat er eerst een verhaal was naar aanleiding waarvan de Dalfsenaar de bijnaam ‘muggen’ heeft gekregen. Het kan ook andersom zijn gebeurd, wanneer de Dalfsenaren een scheldnaam hadden en hier later een verhaal bij verzonnen is. Wellicht is het verhaal gekoppeld aan een al bestaande naam. Tegenwoordig worden dergelijke grappige verhalen nauwelijks meer verteld. Opvolgers zijn broodje-aapverhalen en moppen. | |
1.2.4 Dalser traonpannekoeken‘Dalfsenaren werden door Nieuwleusenaren nog in de 19e eeuw “Dalser traonpannekoek'n” genoemd. Deze bijnaam had met de armoede te maken. Voor het bakken van pannenkoeken werd traan gebruikt in plaats van olie. Dat was goedkoper.’ (Dalfsen, Nieuwleusen)Ga naar eindnoot77 Naast ‘Dalfser moppen’, ‘Dalfser muggen’ en ‘Dalser traonpannekoeken’ stonden ook ‘de rooien’ in Dalfsen bekend. Dit is een algemene benaming voor de arbeiders. De buurt van het dorp tegenover de oude melkfabriek, de arbeiderswoningen, werd volgens Dalfsenaar Hemstede ‘het rode dörp’ genoemd.Ga naar eindnoot78 ![]()
Dalser traonpannekoeken
| |
1.2.5 Lemelerveldse sprinkhanen en sukerbieten
‘en in Lemelerveld
doar haj sukerbieten
een febriek an' kenaal
doar onder an de Baerg
wassen zonder aerg een durp
een kloete meensen saem
doar kreeg het veld een naam’Ga naar eindnoot79
‘Ik kom uit Lemelerveld. Toen ik klein was noemden ze ons “sprinkhanen”. Nu noemen ze ons “sukerbieten”. Dat heeft te maken met de suikerbietenfabriek in het dorp.’ (Lemelerveld)Ga naar eindnoot80 | |
[pagina 28]
| |
![]()
Dankzij ‘'t Febriek’, de beetwortelsuikerfabriek, stonden de Lemelervelders bekend als ‘sukerbieten’. De foto is gemaakt omstreeks 1919, toen de suikerfabriek al gedeeltelijk was afgebroken
Het is onduidelijk waar de bijnaam ‘sprinkhanen’ vandaan komt. Het zou te maken kunnen hebben met de geschiedenis van Lemelerveld, waar de bewoners plotseling in groten getale neerstreken. Ook zou de bijnaam te maken kunnen hebben met de christelijke godsdienst van de inwoners: ‘Hij [God] troont boven het rond der aarde, en haar bewoners zijn als sprinkhanen’ (Jesaja 40: 22). De sprinkhanen hebben geen koning, toch trekken zij gezamenlijk in goede orde op (Spreuken 30: 24 t/m 28). De strekking is, dat ook de kleinen op aarde grote dingen kunnen bereiken. In de Bijbel worden sprinkhanen overigens evengoed als plaag gezien.Ga naar eindnoot81 Het zou echter ook kunnen betekenen dat Lemelervelders werden vergeleken met dit kleine, krachteloze insect en als onbeduidende lieden werden gezien. Lemelervelders werden daarnaast ‘sukerbieten’ genoemd. Dit had te maken met ‘'t Febriek’ of de beetwortelsuikerfabriek in het dorp. Overigens kenden de meeste vertellers in Lemelerveld, aan wie ik de namen voorlegde, de bijnamen niet.
Henk van 't Zand, die de bijnamen uit Lemelerveld vertelde, schreef onder meer in dialect in de krant ‘de Dalfsenaar’ en tegenwoordig nog in ‘de Oprechte Dalfser Courant’. ‘Krek, ik binne een verwoed verzamelaar van de meest wonderlijke töt waore verhaelties.’Ga naar eindnoot82 Zijn verhaaltjes zitten regelmatig vol kabouters, heksen en elfjes en Van 't Zand schreef ook ‘fabelties’, die in Dalfsen gelocaliseerd worden.Ga naar eindnoot83 De verhalen werden meestal door hem verzonnen. ‘De vrolluu waren binnen umme noar mien pröaties te luusteren. Ik heb ze wegwies emäkt in de umgank met witte wieven, dwaallichies, spoken en veurspooksels.’Ga naar eindnoot84 | |
[pagina 29]
| |
1.2.6 Ni'jluusner dikke gellen en rotten‘Dalfsenaren scholden de Nieuwleusenaren nog in de 19e eeuw uit voor “dikke gèll'n”. Deze bijnaam had te maken met aardappels. Omdat Dalfsen op hoger zandgrond gelegen is, waren de aardappels daar minder dik. De aardappels in Nieuwleusen waren beter.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot85 ‘Dikke gellen’ zijn mooie, dikke aardappels. Zo groeiden ze volgens de verhalen in Dalfsen niet vanwege de andere grondsoort.Ga naar eindnoot86 In de volksmond kent men het algemeen verbreid spreekwoord: ‘De domste boer'n verbouwt de dikste eêrpels’. Dit werd gezegd als je iets voor elkaar kreeg, waar je geen verstand van hebt. Het was dus meer geluk dan wijsheid.Ga naar eindnoot87 Dalfsenaren vonden Nieuwleusenaren dus domme lui, of waren ze stiekem stinkend jaloers? Nieuwleusenaren hebben als bijnaam ook ‘Ni'jluusner rotten’, zoals ze door de Ommenaren werden genoemd. De ‘ratten uit Nieuwleusen’ waren namelijk zo arm, dat ze een staart moesten lenen voor ze op visite konden gaan.Ga naar eindnoot88 ![]()
Nieuwleusenaren werden spottend ‘dikke gellen’ of ‘dikke aardappels’ genoemd
![]()
Ni'jluusner rotten
|
|