Dalfser muggen
(2006)–Ruben Koman–
[pagina 9]
| |
Woord vooraf‘tóen hi alles bi-j-ién-ezaemeld hadde, is wegereisd nao ién vér laand...’Ga naar eindnoot1 In 2003 begon ik met het onderzoek naar volksverhalen in mijn geboorteplaats Dordrecht. Mondjesmaat verzamelde ik ook sagen, legenden, sprookjes, broodje-aapverhalen, geloofsgetuigenissen en andersoortige volksvertellingen van overige plaatsen in Nederland. Zo kwam ik in Dalfsen terecht en vele volksverhalen uit deze Sallandse gemeente, die voor mij volstrekt onbekend waren, kwamen mij ter ore. Tijdens het onderzoek voor mijn ‘Bèèh...! Groot Dordts volksverhalenboek’, dat in mei 2005 verscheen, kwam ik op het idee om ook de volksverhalen van Dalfsen te bundelen. Overijssel is voor een Hollandse, stadse westerling, een andere wereld. Verzeild raken in het dorp Dalfsen was dan ook een hele ervaring. De cultuur, geschiedenis en de mensen zijn anders dan in Zuid-Holland. Ons kleine kikkerland is dan toch opeens erg groot. Door mijn Hollandse bril gezien is er in het oosten vaak meer contact tussen de mensen onderling, meer liefde en trots voor de eigen cultuur, maar het dorpse leven kenmerkt zich vooral door rust, ruimte en nog eens rust. Ook de ruimte en tijd die de mensen voor mij namen was opvallend. Er dienden zich veel meer vertellers aan dan tijdens het Dordtse onderzoek en er leken ook veel meer volksverhalen van generatie op generatie te zijn doorgegeven. Laat ik daarnaast het dialect niet vergeten. De Dalfser, Nieuwleusener en aanverwante dialecten, die tot het West-Nedersaksisch behoren, worden door Hollanders, ten onrechte, nog regelmatig als ‘boers’ beschreven. Het is een eigen taal, waarin ook (delen van) verhalen aan mij werden verteld. Van Ginneken zegt in het begin van de 20e eeuw over de sprekers van dit West-Nedersaksisch dialect, waaronder de tongval van Dalfsen voor Salland valt: ‘Deze Saksen nu, rechtstreeksche afstammelingen van Wittekind en de zijnen, hebben ongeveer hetzelfde karakter als de Westfalen. Terwijl zij zich in den familiekring vertrouwelijk geven, zijn zij schuchter, hoekig, ja zelfs ietwat stuursch en koud voor menschen van buiten. Zij zijn zeer vasthoudend aan het oude en hebben dan ook nog allerlei oud Germaansche sagen, volksgewoonten en feesten bewaard. In tegenstelling der Friezen schijnt zelfbedwang hun aangeboren.’Ga naar eindnoot2 Dat de Overijsselaar ‘koud is voor de mensen van buiten’, is mij vreemd. Wel zijn mensen hier mijns inziens iets meer gehecht aan hun privacy. Inderdaad kreeg ik wel eens de opmerking: ‘Maar kijken ze dan niet raar op? Daor he-j zo'n stadse, die mut wat van mi'j,’ maar in werkelijkheid werd ik altijd gastvrij ontvangen en te woord gestaan.Ga naar eindnoot3 | |
[pagina 10]
| |
![]()
Widukind/Wittekind (ca. 743-807) was leider van de Saksen. Hij liet zich in 785 dopen en verscheen later in legenden als een heilige en bouwer van vele kerken. In de volksgedachte werden de Saksen, waaronder de Dalfsenaren, gezien als rechtstreekse afstammelingen van Wittekind en de zijnen
| |
[pagina 11]
| |
Helaas is er geen uniformiteit in het schrijven van hetzelfde (Dalfser) dialect. Moet de koeksoort als ‘mopp'n’, ‘mopm’ of ‘moppen’ worden geschreven, is het ‘Ni'jlusen of ‘Ni'j luusen’ en ‘traonpannekoek'n’, ‘troanpannekoeken’ of nóg een andere spelling? Deze verschillende schrijfwijzen maken het er voor de inwoners, laat staan voor een buitenstaander, en voor het behoud en de toekomst van dit dialect, mijns inziens niet gemakkelijker op. In dit boek worden de dialectverhalen, die mij door mijn zegslieden werden meegedeeld, geschreven volgens de spelling die de laatste jaren door de IJsselacademie in Kampen in haar publicaties over en in de streektaal van West-Overijssel wordt gebruikt.Ga naar eindnoot4 In verhalen die mij langs schriftelijke weg bereikten, heb ik de gebruikte spelling zoveel mogelijk intact gelaten.
Ook op het gebied van de volkskunde valt er een groot verschil te bespeuren met het westen van het land. Er lijken in Oost-Nederland meer verhalen bewaard te zijn gebleven en er lijkt een grotere verscheidenheid aan verhalen op te treden. Dit zal alleszins te maken hebben met de eeuwenlang gesloten, ‘boerse’ gemeenschappen met een dorps karakter, die we veel meer aantreffen in het oosten van het land.
De volksverhalen in de gemeente Dalfsen spelen zich veelal af op het platteland en het woord ‘bijgeloof’, dat door zijn ‘denigrerende’ betekenis in de etnologie of volkskunde als ‘volksgeloof’ bekend staat,Ga naar eindnoot5 kan in Dalfsen ook als ‘boerenwijsheid’ worden gezien. Daarnaast zijn in de Vechtstreek meer volksverhalen bekend over witte wieven en alven, die voor mij deels onbekend waren. De volksverhalen in dit boek hoeven niet typisch Dalfsers te zijn. Volksverhalen en volksgeloof komen in heel Nederland en zelfs over de hele wereld voor, met dezelfde motieven en soms kleine wijzigingen, terwijl bewoners vaak menen dat het een ‘eigen’ lokaal vertelsel is. Een volksverhaal uit de gemeente Dalfsen is uiteindelijk niet meer dan een volksverhaal dat in de gemeente Dalfsen bekend is, in Dalfsen verteld wordt/werd of desnoods over Dalfsen verteld wordt/werd. Niets meer en niets minder.
Tot het onderzoeksterrein van dit volksverhalenonderzoek behoort de gehele gemeente Dalfsen. De gemeente is ingedeeld in kernen/kerndorpen en het buitengebied of de buurtschappen en bestaat per 1 januari 2005 uit 26460 inwoners.Ga naar eindnoot6 De kernen van de gemeente Dalfsen in verleden en heden zijn: In de literatuur, het verzorgingshuis, in de dorpen, op het platteland en bij de mensen thuis kwam ik in aanraking met de meest uiteenlopende vertelsels uit de gemeente. Ze werden met een lach, sentimenteel, zenuwachtig, angstig of geheimzinnig verteld.Ga naar eindnoot8
In dit boek komen ook godsdienstige getuigenissen of testimonia aan bod, die de laatste decennia veelal worden meegenomen in het volksverhalenonderzoek. In het westen van het land staat het dorp Dalfsen voornamelijk bekend als christelijke gemeenschap en om ‘de Bron’, met zijn op- | |
[pagina 12]
| |
wekkingsbijeenkomsten. In de gemeente Dalfsen bestaan verschillende levensbeschouwelijke instellingen. Men vindt er groepen rond het ‘Baha 'i Geloof’, natuurgodsdiensten zoals het animisme en wicca, het (opkomende) sjamanisme en daarnaast een meerderheid van christelijke groeperingen. Niets bijzonders ten opzichte van andere Nederlandse gemeenten overigens. Door de veelheid en verscheidenheid aan geloofsstromingen in de gemeente Dalfsen is de gemeente een interessant, maar lastig onderzoeksveld. Sommige christelijke instellingen wilden niet meewerken aan het onderzoek, om verschillende geloofsredenen. De Groninger bijgeloofbestrijder Teenstra (1795-1864) noemde het volksgeloof en de volksverhalen ‘mythische onzin’, ‘fabelen die tot niets nuttigs en hoogst schadelijk zijn’ en ‘bespottelijke sprookjes’. Het kan zijn, toch verzamelde hij de verhalen, denkende: ‘si non nobis saltem posteris’,Ga naar eindnoot9 indien niet voor ons, ten minste voor onze nakomelingen. Ik sluit mij aan bij dit laatste.
Veel vertellers uit de regio Dalfsen vertelden mij, dat ‘vreemde verhalen’ en sprookjes niet verteld mochten worden en zondig waren. Het was bijgeloof, ‘al was Roodkapje bij iedereen in de volksmond bekend en werd je bang gemaakt met spoken en witte wieven.’Ga naar eindnoot10 Vaak wordt teruggegrepen op het bijbelvers: ‘Verknoei je tijd niet met discussies over zinloze ideeën en flauwe sprookjes. Benut je tijd en energie om geestelijk in conditie te blijven.’Ga naar eindnoot11 Sommige verhalen zijn voor een ieder geschikt, andere verhalen alleen voor een iets ouder publiek. Na het lezen van de uitleg bij de volksverhalen kunt u besluiten om bepaalde verhalen wel of niet aan de kleineren onder ons door te vertellen.
Het ‘waarom’ van dit boek ligt in de waarde van de Dalfser volksoverleveringen, die voortaan als ‘Dalfser Muggen’Ga naar eindnoot12 door het leven zullen gaan, gelijk de bekende Kamper Uien.Ga naar eindnoot13 Het zijn niet zomaar verhaaltjes. De volksverhalen bevatten betekenis, behandelen sociale thema's en zijn meer dan ‘oudewijvenpraat’. Zoals een oude Dalfsenaar mij eens vertelde: ‘Men zegt dat verhalen van oude mensen niet waar zijn... ze zijn hoogst betrouwbaar! Ze hebben wel zeker iets van betekenis!’Ga naar eindnoot14 Nu moet ik hierbij in de kantlijn plaatsen dat de verhalen niet alleen door oudere vertellers zijn doorgegeven. Vooral onder de jeugd leven verhalen over wicca, spoken en geesten en menig jonge Dalfsenaar probeert contact te krijgen met ‘overledenen’. Onzin volgens de één, zeer schadelijk volgens de ander.
Er wordt over de gehele wereld steeds meer belang en waarde aan dit soort verhalen gehecht en het nut gezien in het bewaren van vluchtig cultureel erfgoed. Al hoorde ik ook regelmatig dat volksverhalen niet uitgezocht, maar in hun mysterieuze waarde gelaten moeten worden. Op deze manier zou het volksverhaal niet vergaan. Als u het met deze bewering eens bent, leest u dan de verhalen zonder de bijbehorende uitleg.
Het gaat in deze publicatie om oude, maar ook recente Dalfser volksoverleveringen en niet specifiek om historische verhalen of verhalen van het volk in het ik-perspectief. Nee, verhalen die zowel raakvlakken met de werkelijkheid als met de fantasie hebben. De volksverhalen zijn benaderd volgens de klassieke etnologische, volkskundige, benadering. Toch heb ik geprobeerd ook het historische aspect niet uit het oog te verliezen. Omdat beide expertisegebieden er soms een verschillende benadering op na houden, heb ik dikwijls geprobeerd de gulden middenweg te bewandelen. Het betreft hier dan ook geen | |
[pagina 13]
| |
historisch wetenschappelijk onderzoek, maar een boek over cultuurhistorische volksoverleveringen, die in feite door het gros van de mensen als onwaar worden gezien. Het boek is hierdoor niet alleen bedoeld voor antropologen, economen, etnologen, historici en neerlandici, maar vooral voor een ieder die Dalfsen en Overijssel een warm hart toedraagt of die eens een leuk verhaal uit de regio Dalfsen aan de (klein)kinderen wil vertellen. Ok al is 't niet ammoa woar, dan bint nog mooie volksverhaeln! Of, zoals men hier ook zegt: ‘Ie kunt 't beter geleum'n as naovroang'n.’Ga naar eindnoot15 Ajuus,
Ruben Alexander Koman (1979) studeerde informatiedienstverlening en -management (IDM) in Den Haag, waar hij in 2002 cum laude afstudeerde. In 2005 verscheen zijn eerste boek ‘Bèèh...! Groot Dordts volksverhalenboek’ bij uitgeverij Profiel.Ga naar eindnoot16 ![]() Naar aanleiding van dit werk werd in 2006 het ‘Bèèh...! Groot Dordts volksverhalencafé’ geopend, een permanente tentoonstelling in het Dordtse eetcafé ‘de Reiziger’. ![]() De meest voorkomende, bekende en onbekende, sagen, legenden, sprookjes en vormen van volks- en bijgeloof uit het Dordtse verleden èn heden, waarvan de schapenkoppensage misschien wel de meest bekende is. Op de volksverhalenkaart in het boek, die ook los verkrijgbaar is, worden tweeëndertig plaatsen in Dordrecht aangeduid, waar zich verhalen hebben afgespeeld. |
|