Voorwoord
Al in de nevelen van de tijd zijn de roerselen van de mens sterk verweven met het landschap. Het landschap, gevormd door geologische processen en beïnvloed door de dampkring en de hemellichamen, was de basis waarop plant, dier en mens zich een plaats hebben verworven en trachtten te overleven. Het is hetzelfde landschap, dat het leven dwangmatig selecteerde in een onlosmakelijke samenhang.
Het gegeven ‘mens’ trachtte zich in dit fenomeen staande te houden, door inventief gebruik te maken van deze processen. De mens koesterde de aarde, het water, de lucht, het vuur, de zwaartekracht, de wind, de regen als in een sterk afhankelijke relatie.
Maar soms, niet te bevatten door de mens, barstten deze elementen uit hun voegen, stormen, overstromingen, aardbevingen, vulkanen en moerassen keerden zich tegen de mens.
Gevoelens van angst en ontzag werden in de mens geboren. Deze bovenmenselijke krachten worden instinctief toegedacht aan hogere machten. De basis voor het godsgevoel is gelegd en mogelijk zelfs genetisch vastgelegd.
Het volksgeloof is geboren.
Dit gevoel ligt al duizenden jaren, als lange scheringdraden van een weefsel, in de mens verankerd. In de samenleving zijn veel van deze kleurrijke draden waar te nemen. Het vertelt in woord en schrift iets over ons volksgeloof, over ons geloof en bijgeloof, ja maken zelf nog deel uit van onze gemeenschap.
Los van deze eeuwen oude roerselen zijn er ook de kortere inslagdraden van het moment aanwezig, ontstaan in het spanningveld van de gemeenschap zelf. Het zijn de afspraken die men mondeling of schriftelijk maakt om het sociale bouwwerk leefbaar te houden.
Individuen die echter bewust of ongewild buiten deze regels leefden, zijn het medium voor volksverhalen.
Vooral wanneer deze personen anders denken, slimmer zijn, rood haar hebben, scheel kijken, misvormd zijn of bovenmenselijk sterk zijn, dan de doorsnee van de gemeenschap. Veel oorzaken van rampen en tegenspoeden zijn toegeschreven aan deze mensen, die zich op de rand van de samenleving bevonden. Als schuldigen zijn ze vaak verstoten, verbrand of gehangen.
Veel van dit volksgeloof en deze volksverhalen is bijna niet meer herkenbaar aanwezig, maar ondergesneeuwd door het dynamische heden.
Het is Ruben Koman die dit opmerkte en gedreven door de snelheid van het verdwijnen, dit met een onaflatende ijver als parels heeft opgedoken. Deze parels heeft hij van stof ontdaan, gerangschikt en aaneengeregen tot een meesterlijk snoer.
Tekenend voor hem is, dat hij in zo'n korte tijd, als Dordtenaar, bij zoveel mensen in Dalfsen en Nieuwleusen de harten wist open te breken en zij hun roerselen aan hem toevertrouwden.
Bij universiteiten en instellingen verzamelde hij basisgegevens die het stramien