Dalfser muggen
(2006)–Ruben Koman–
[pagina 85]
| |
Hoofdstuk 6
| |
[pagina 86]
| |
telijke, Germaanse cultuurgoed, of dan toch tenminste van de zeden en gewoonten van onze middeleeuwse voorouders.Ga naar eindnoot5 Jacobus (Jacques) Volkers werd geboren te Dalfsen op 4 september 1847 en overleed te Bathmen op 4 juli 1926. Volgens zijn 91-jarige kleinzoon werkte hij in de buurt van kasteel Rechteren, wellicht als tuinman. Als korporaal in het leger kwam de Dalfsenaar in Bathmen terecht, waar hij werkte als postbode en ook als schilder actief was.Ga naar eindnoot6 In Bathmen trouwde hij met de Bathmense Gezina van Ark. Zijn beroep was verver (Dalfsen), en later huisschilder en brievengaarder of postbode te Bathmen. Op latere leeftijd werd hij ook wel ‘olle Sjaak’ (oude Sjaak) genoemd. ![]()
Jacques Volkers verzamelde onder meer volksverhalen uit zijn geboorteplaats Dalfsen. Brievengaarder/postbode Volkers is hier te zien met zijn hondenkar te Bathmen
![]()
Dalfsenaar Jacobus (Jacques) Volkers (1847-1926)
Volkers stuurde Boekenoogen 32 volksverhalen, waaronder drie legendes en niet minder dan 29 sagen. Hij schreef legendeachtige mededelingen op en sagen over hekserij, helmdragers, spookdieren en andere spokerij, rusteloze geesten, klopgeesten, de Eeuwige Jacht, de nachtmerrie, de koortsboom en nog allerhande volksgeloof en volksgeneeskunde.Ga naar eindnoot7 Het is soms onduidelijk welke volksverhalen en welk volksgeloof Volkers toeschrijft aan Dalfsen. Een enkele keer voegt hij, of Boekenoogen, er | |
[pagina 87]
| |
het woord ‘Dalfsen’ aan toe, maar de postbode kent ook verhalen toe aan plaatsen als Bathmen, Dijkerhoek, Epse, Erpelo, Holten, Loo en Okkenbroek. Daarnaast noemt hij verhalen die hij niet specifiek aan een bepaalde plaats toeschrijft. Wellicht waren deze verhalen algemeen bekend, en dus ook in Dalfsen. Echter, ik heb van verteller Volkers slechts de verhalen opgenomen die specifiek over de regio Dalfsen gaan. In 1892, de datum van inzending van zijn verhalen, was Volkers al geruime tijd uit Dalfsen vertrokken. Behalve aan Boekenoogen stuurt Volkers ook af en toe een verhaal naar het volkskundig tijdschrift ‘Driemaandelijksche Bladen’.Ga naar eindnoot8 | |
6.1 Spokende dieren6.1.1 Spokende vossen‘Je moet nu oppassen voor “de vos”, die buiten 't hek in de bossen zit. De vos spookt hier rond dit tijdstip. Ach, je hebt die vos hier volgens de verhalen in heel Nederland.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot9 ![]()
Een spokende vos
![]()
Meelopende spookdieren
| |
6.1.2 Meelopende spookdieren‘Twee mannen begeven zich 's morgens vroeg, terwijl het nog donker is, vanuit de buurtschap Oostdalfsen - zoals de naam reeds aangeeft: een buurtschap, gelegen ten oosten van het dorp Dalfsen - voorzien van hun dorsvlegels naar het dorp Dalfsen om aldaar te gaan dorsen. Op een gegeven ogenblik bemerken zij, dat naast hen twee wezens in de gestalte van een dier, gelijktijdig mee oplopen. Het zijn twee dieren met beangstigend grote ogen. De mannen worden angstig en trachten met hun dorsvlegels de dieren te verdrijven. Zonder resultaat. Hoe meer zij zich inspannen om de dieren, die hen geen enkel kwaad doen, te verjagen, des te groter worden de angstaanjagende ogen. Tenslotte zetten de beide mannen het op een lopen en zoeken een veilig heenkomen in het dorp. | |
[pagina 88]
| |
6.1.3 Dode keert als dier terug‘Er is mij verteld door een man uit Dalfsen dat hij en een vriend hadden afgesproken dat als één van hen overleed, ze in de gedaante van een vogel elk jaar contact met elkaar zouden zoeken. En inderdaad, na het overlijden van één van de mannen kwam er een roodborstje langs het raam van de ander, die op het raam tikte. Het was de overleden man, die was teruggekeerd in de gedaante van een vogel. Dat een roodborstje tegen het raam tikt komt overigens wel vaker voor, onder andere in het bekende kinderversje: Roodborstje tikt tegen 't raam
Roodborstje tikt tegen 't raam, tik, tik, tik,
Laat mij erin, laat mij erin.
't Is hier te guur en te koud naar mijn zin,
Laat mij erin, tik, tik, tik.
't Meisje deed open en strooid' uit haar schoot
Kruimeltjes suiker en kruimeltjes brood.
Dat was het roodborstje wel naar de zin,
Vloog toen het bos weder in.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot11
![]()
Een man zou in de gedaante van een roodborstje zijn teruggekeerd
In de volksverhalen komt het vaker voor dat een dode zal terugkomen, in de gedaante van een dier, of door het geven van een teken.Ga naar eindnoot12 Het roodborstje heeft in het volksgeloof vaak een bijzondere betekenis. Een vogeltje zou eens Jezus Christus, die aan het kruis hing, van een doorn in Zijn voorhoofd hebben verlost. Een engel sprak toen: ‘Tot loon zult gij een rode kroon op de borst dragen en in elk huis zullen de kinderen u liefhebben.’ Bij het uittrekken van de doorn kreeg het vogeltje volgens het verhaal een druppel bloed op zijn borst. Het vogeltje heeft altijd een rode borst gehouden en draagt sindsdien de naam ‘roodborstje’.Ga naar eindnoot13 | |
6.2 Spookhuizen6.2.1 Spookhuis Meppelink te Dalfsen‘Huis het Meppelink bij Dalfsen is een spookhuis.’ Het waarom is onbekend. Het gaat hier om een zogenaamde ‘verloren sage’, aangezien het verhaal verloren is gegaan.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot14 In Dalfsen woonde onder meer schoenmaker Hendrik-Jan Meppelink, wiens huis is afgebroken.Ga naar eindnoot15 Wellicht gaat het hier om zijn huis, al is dit onduidelijk. Het huis is voor 10 april 1847 verkocht en daarna afgebroken.Ga naar eindnoot16 | |
6.2.2 Spookhuis Westeinde in Nieuwleusen‘Ze zeggen dat het spookt in Nieuwleusen in een oude boerderij aan Westeinde. De oude boerderij staat al jaren | |
[pagina 89]
| |
leeg en er lopen zelfs koeien door het huis. Sommige mensen lopen met een bocht om het huis heen, want er zouden wel eens rare dingen gebeuren.’Ga naar eindnoot17 ![]()
‘Spookhuis’ aan het Westeinde
De boerderij op Westeinde nr. 61 staat al zo'n 25 jaar leeg. Meerdere inwoners van Nieuwleusen die ik vroeg over het huis, kenden de spookverhalen, maar wilden graag anoniem blijven. Vooral onder de jeugd van Nieuwleusen zijn de spookverhalen bekend, zo merkte ik tijdens de zoektocht naar de boerderij. In het vervallen huis zouden merkwaardige dingen gebeuren en koeien door de kamer lopen. In werkelijkheid staat de hoeve leeg, maar is deze niet vervallen, al ‘liepen er wel eens kalveren in de voorkamer.’ Het spookverhaal zou wellicht zijn ontstaan na een familieruzie tussen twee broers, die in twee tegen over elkaar staande boerderijen woonden. In de ene boerderij leefden twee broers en een zuster. Aan de overkant van de weg (in het tegenwoordige ‘spookhuis’) woonde nog een broer met zijn kinderen. Eén van de broers zou na ruzies ‘van narigheid’ zijn verhuisd. Sindsdien staat de hofstede leeg. ![]()
Een spookhuis
| |
[pagina 90]
| |
De heer J. Grit, een man van ver in de tachtig in boerenkiel en met boerenpet, meldt mij: ‘Je moet je niet alles laten wiesmaken. 'k Geleuf in God. Je ziet Hem niet, maar het is meer dan goed. Dat bijgeloof is onzin. Met het bijgeloof loop ik niet te koop. Vroeger en nu was er veel bijgeloof, maar die mensen zijn niet goed wies.’Ga naar eindnoot18 | |
6.3 Vuurmannen en dwaallichten6.3.1 Gleunige kerel‘In de omgeving van Dalfsen, voornamelijk Emmen en Hoonhorst kende men de vuurman of de “gleunige kerel”.’ (Dalfsen: Emmen, Hoonhorst)Ga naar eindnoot19 De vuurman wordt in het volksgeloof gezien als een vurige spookgestalte, die zich in het leven een vloek op de hals heeft gehaald.Ga naar eindnoot20 De vuurman of ‘gleunige’ of ‘gluundige’ kerel is veelal een terugkerende dode, die geen rust kan vinden omdat hij zich bij zijn leven aan een misdrijf schuldig heeft gemaakt.Ga naar eindnoot21 Zo zou de ‘gloeiende’ ten onrechte een grenssteen hebben verzetGa naar eindnoot22 of zou het een onrechtmatige landmeter of moordenaar zijn.Ga naar eindnoot23 De ‘gleunige kerel’ of ‘gloeiende man’ komt vaker voor in volksverhalen uit Overijssel. De ‘gleunige kerel’ is vaak roodgloeiend, heeft vuurogen of wit gloeiende ogen en vlammende handen.Ga naar eindnoot24 Er wordt in de Oostnederlandse overlevering meestal een gloeiend of vurig spook mee bedoeld. Buiten Oost-Nederland vinden we hem vooral in Limburg (daar wordt hij meestal ‘vuurman’ of ‘vurige man’ genoemd), in oostelijk Brabant (‘de gloeiege man’ of ‘gloeiege’), in de Kempen (als ‘brandende scheper/schaapherder’) en in Belgisch Limburg (als ‘vuurman’, ‘schovert’ of ‘schoverik’).Ga naar eindnoot25 ![]()
In de regio Dalfsen kende men ‘de gleunige kerel’
| |
[pagina 91]
| |
Het verhaal van de ‘gloeiende kerel’, die zich als kat met gloeiende ogen en als ‘gloeiende duivel’ vertoont, komen we ook tegen in Lemelerveld.Ga naar eindnoot26 | |
6.3.2 Dwaallichten en vuurbollen‘In de omgeving van Dalfsen, voornamelijk Emmen en Hoonhorst, Oudleusen en Nieuwleusen, werd het dwaallicht gezien als voorteken van huizenbouw, de aanleg van een spoor, tram, weg, vaart en dergelijke.’Ga naar eindnoot27 Dwaallichtjes worden meestal omschreven als zielen van overledenen, die geen rust kunnen vinden. Het zijn onder meer ongedoopte kinderen, doodgeboren kinderen, misdadigers en zelfmoordenaars, die dikwijls worden gezien als aanwijzingen voor verborgen schattenGa naar eindnoot29, als voorteken voor de bouw van huizen of de aanleg van spoorlijnen.Ga naar eindnoot30 Zij huppelen naar voorbijgangers, om die naar een poel of plas te leiden, in de hoop alsnog gedoopt te worden en laten mensen verdwalen.Ga naar eindnoot31 ‘Vroeger had je hier ook vuurbollen op het erf. Ik zag ze rollen over de grond. Hier gingen ze de schuurdeur in. Die schoten dan over de grond en hebben heel wat boerderijen in de buurt in de as gelegd.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot32 ![]()
Vuurbollen
| |
[pagina 92]
| |
6.4 Witte Wieven‘Witte wiven betekenden voor de boeren wat muizen nog altijd voor sommige vrouwen zijn. Doch voor de angst helpt bier, hoewel de witte wiven zich daar ook aan te buiten konden gaan. Een bier drinkende boer riep op een nacht:
“Witte wiven wit!
'k Wol oew wal broan,
Maar hebbe geen spit.
En um da'k neet hebbe een spit
Roop ik moar: witte wiven wit!”Ga naar eindnoot33
Waarop de witte wiven antwoordden: “Wacht, tot daw'we d'ene schobandGa naar eindnoot34 to eknupt en d'oare to erukt hebt!” Maar de boer dacht er niet over te wachten op het dichtbinden van hun schortebanden, reed in volle galop naar zijn hoeve en nog waren de wiven bijna op zijn paard gesprongen.’ (Dalfsen: Rechteren)Ga naar eindnoot35 Hetzelfde verhaal over de ‘witte wi(e)ven’ komt voor op de Groot-Drienerheide, ten oosten van HengeloGa naar eindnoot36 Een variant van het verhaal speelt zich af in LochemGa naar eindnoot37 en in de buurtschap Loo.Ga naar eindnoot38 In de omgeving Dalfsen kent men de witte wieven vooral door de boerderij ‘De Witte Wieven’. ‘Op die boerderi'je, veur det huus daor, kiek mar, daor stiet de name “De Witte Wieven”. Vrogger in de tied det Aorend van een Vennenbärg naor Zwolle gunk, was dit allemaole heide, met 'n heleboel vennen. Hi'j gunk naor de biestemarkt op zien peerd aover de Langsweg. Maar det was net in de tied det Napoleon die veldtocht naar Rusland wol ondernemmen, dus waren daor allemaole Fransen in Zwolle. Hi'j wörden dan ok metiene evorderd, met peerd en al. Hi'j mos dienst doen, met naor Rusland. Noe was Aorend nooit bange. Die brök 't angszweet nie uut. Bangs, daor sleutGa naar eindnoot39 e een stellegie bewaekers neer, sprunk op zien roeneGa naar eindnoot40 en “roenk”, d'r van tussenuut. ![]()
Boerderij ‘de Witte Wieven’ te Dalfsen
| |
[pagina 93]
| |
Hi'j had daor ummers aoverdag zo vake knienenGa naar eindnoot42 en haezen estreupt. ![]()
Volgens de overlevering werd rond 1810 een man achternagezeten door de witte wieven op de weg van Heino naar Dalfsen
Een huis tussen de Dalmsholterweg, Schaapskooiweg en de Vennenbergweg en omgeving staan bekend als ‘de witte wieven’. ‘Bij de boerderij moet je niet in de buurt komen. Je voelt 't gewoon spoken. Zeker op de manier zoals meneer Van 't Zand 't allemaal voordraagt. We motten hier niet lang blijven.’Ga naar eindnoot50 | |
[pagina 94]
| |
‘Achter de bosrand bij de boerderij “De Witte Wieven” in Dalmsholte zouden witte wieven zijn gezien. Het waren eigenlijk de witte dampen op een warme zomeravond.’ (Dalfsen: Dalmsholte)Ga naar eindnoot51 ![]()
De ‘witte wieven van Dalfsen’ tijdens opnames voor ‘Language of the nimphs’
Algemeen bekend zijn in het oosten van Nederland de verhalen van de ‘witte wijven’,Ga naar eindnoot57 met name in Gelderland en Overijssel. Ze worden ook ‘guede holden’, ‘witte juffers’ en ‘telewitten’ genoemd. De wezens wonen in heuvels, meestal drie bij elkaar, die ‘wievenbelter’ worden genoemd.Ga naar eindnoot58 Deze aardgeesten waren volgens het volksgeloof de mensen behulpzaam, zolang men ze maar te vriend hield.Ga naar eindnoot59 Op veel plaatsen in Nederland kent men het verhaal over de boerenknecht die de dames tergde en maar ternauwernood aan hun wraak ontkwam. Het hier genoemde verhaal | |
[pagina 95]
| |
van de boer en het spit is onder meer bekend in Luttenberg (gemeente Raalte), Bathmen, de Barchemse BergGa naar eindnoot60, de buurtschap Loo en in Zwiep (gemeente Lochem).Ga naar eindnoot61 De in het verhaal voorkomende haarspit is een stuk boerengereedschap: een klein aambeeldje dat met een punt in de grond gestoken kon worden en waarop in het veld de zeis weer scherp werd gemaakt.
Het voorwerp dat in een stijl van de deur blijft steken zou zo de herkomst van het stiepelteken in boerendeuren verklaren.Ga naar eindnoot62 De stiepel is de rechtopstaande (steun)paal, welke de grote nien- of deeldeur in tweeën deelt.Ga naar eindnoot63 ‘In den stiepel zetten ze vake een teken. Zie kärven dr veur det ut Christendom hier kwamp een zandloper of moalteken in. | |
6.5 De Wilde Jacht: de onsterfelijke mens6.5.1 Gait met de huntiesHet verhaal van de monnik op 't paard in de lucht. | |
[pagina 96]
| |
weet niet naar aanleiding waarvan, dat er een soort boemanfiguur was in Lemelerveld bij Lemelen, Holten, Ommen, die wereld. Er was een figuur die heette “Gait met de hunties”, Gerrit met de hondjes. Ik dacht, verdraaid daar heb je die hondjes weer, hoe kan dat? Zouden die hondjes in Lemelerveld van Gait met de hunties te maken hebben met de monnik in de contrijen van Uithuizen en Kantens, die daar 's nachts door de lucht zwierf uit straf voor wat hij misdreven had? Later herinnerde ik me een verhaal van een oom van mij. Hij was burgemeester geweest in Yerseke in Zeeland en hij was een grote, nogal grijzende, man. Al jong was hij helemaal wit en hij werd door de dorpsjeugd smalend ('t was geen vriendelijke uitdrukking) “Grieze Gerrit” genoemd. Later bedacht ik me ineens: verdraaid nog aan toe, de honden hebben iets gemeenschappelijks in Uithuizen en Lemelerveld en die Gerrit die heeft weer een link vanaf Lemelerveld naar Zeeland. Zou dat iets met elkaar te maken hebben? Die Grieze Gerrit was toch zeker ook een soort boemanfiguur, net als Gait met de hunties? Grieze Gerrit in Zeeland had wel geen hondjes bij zich, maar heette wel weer Gerrit net zoals de Gait in Lemelerveld. Tot zover dit verhaal.’ (Lemelerveld)Ga naar eindnoot65 ![]()
Gait met de hunties
| |
[pagina 97]
| |
‘Als de kinderen niet naar bed wilden zei men in Lemelerveld dat “Gait met de hunties” er aan zou komen. Dat was een boeman. In Kantens in Groningen werd ook een verhaal verteld van een onkuise monnik met twee honden met een grote mantel om zich heen. In Zeeland heette de boeman Grieze Gerrit’, zo vertelt Hervormd predikant Nortier, gedurende een half jaar wonende in Lemelerveld.Ga naar eindnoot66 In Duitsland wordt de ‘Wilde Jacht’ ook wel ‘Wildes Gjait’ genoemd.Ga naar eindnoot67 Het is echter onduidelijk of deze benaming te maken heeft met ‘Gait met de hunties’. | |
6.5.2 Därk met de hunties en Därk met de beer‘Op kerstavond werd het verhaal van Därk met de hunties of Därk met de beer verteld. Kerstavond was een “gewijde avond” dus de kinderen moesten thuis blijven. Het verhaal werd dus verteld om ze bang te maken.’ (Dalfsen, Nieuwleusen)Ga naar eindnoot68 In de omgeving van Nieuwleusen en Oudleusen kende men ‘Derk met de hondjes’.Ga naar eindnoot70 Het geloof rondom Därk (Derrek) leefde rond de jaren dertig van de vorige eeuw nog enigszins. Burgemeester Johannes Philippus Backx van Nieuwleusen werd wel met Därk vergeleken: ‘Kärstoavond anno 1930 in Nijleus'n | |
[pagina 98]
| |
Het in de regio bekende ‘Därk (Derrek, Derk) of Gait (Gerrit) met de hondjes’ is een bekend volksverhaaltype. De ene keer is ‘Därk’ of ‘Gait’ een boer die uit woede zijn geweer afschoot op God, omdat al zijn vee stierf. In andere overleveringen is hij een jager, die op pinksterdag (of zondag) heeft gejaagd, of een jager die eens Jezus Christus onderdak weigerde in zijn huis.Ga naar eindnoot75 Ook wordt ‘Jan met de hunties’ genoemd.Ga naar eindnoot76 De naam ‘Derk’ zou wellicht kunnen slaan op Diederik van BernGa naar eindnoot77, ook wel de Oostgotische koning Theoderik de Grote genoemd, die leefde in de 6e eeuw.
In Dalfsen en omgeving moest rond oudejaarsnacht het erf worden leegemaakt. Dat had veelal te maken met het oude gebruik van het zogenaamde ‘verslepen’ of ‘verplaatsen’, dat in heel Overijssel, Drenthe,Ga naar eindnoot78 Friesland en het Groningerland voorkwam. Rond twaalf uur versleepten jongeren eigendommen van de ene boerderij naar de andere boerderij, of werd een fiets in een lantaarnpaal geplaatst.Ga naar eindnoot79 ‘Met kerstnacht moest alles worden opgeruimd en mocht je niks buiten laten, want het zou dan spoken. Bij ons thuis moesten de paarden op stal. Je kreeg 'n spookachtig gevoel en er zouden 's nachts spoken zijn. Dat geloofde men nog zo'n 66 jaar geleden. M'n moeder geloofde nog echt dat het spookte en dat er van alles kon gebeuren.’ (Oudleusen)Ga naar eindnoot80 Het gebruik van ‘verslepen’ zou kunnen teruggaan op het geloof in Derk met de beer. In het volksgeloof maakten boeren de tuinen en erven leeg voor Derk met de hunties. De boeren zorgden dat al het gereedschap zou worden binnengehaald, uit vrees voor vernieling door Derk met zijn everzwijn. Sinds de invoering van het christendom werd Derk gezien als boze geest die de boomgaarden en akkers zou bederven.Ga naar eindnoot81 In de wolken die bij het spookachtige gedruis van de najaarsstormen langs de hemel joegen, zag men een nachtelijk leger van wilde jagers met huilende honden: de vervloekte zielen die eeuwig moeten dolen.Ga naar eindnoot82 Het jachtgeschreeuw en hondengeblaf zou voornamelijk plaatsvinden in de twaalf donkere nachten tussen Kerstmis en Driekoningen.Ga naar eindnoot83 Dalfsenaar Jac. Volkers schreef in 1892 aan volksverhalenverzamelaar Boekenoogen: ‘Derk met den Beer, die kerstavond overal rondwaart, heeft zijn ontstaan te danken aan: Een zekere boer, dien al zijn vee afstierf, werd daarvoor zoo verwoed, dat hij naar binnen liep, een geweer van de wand greep en daarmee naar buiten stormde, waar hij het geweer in de lucht afschoot, recht naar boven, om Onze Lieve Heer dood te schieten. O.L.H. werd daarover ook boos en veranderde hem in Derk met den Beer. Volgens diverse schrijvers wordt het verhaal terug geprojecteerd tot de voorchristelijke overlevering van de ‘Wilde Jacht’, waarin Wodan of Odin zijn leger op paarden aanvoert en door de lucht zweeft.Ga naar eindnoot85 Wodan werd gezien als de lucht- en stormgod, de krijgsgod, de heer van de dood en de tovergod.Ga naar eindnoot86 In de volksoverlevering verandert Wodan in de christelijke tijd in een demonische | |
[pagina 99]
| |
figuur en zijn krijgers worden tot geesten van moordenaars, dieven en heksen.Ga naar eindnoot87 In een latere fase van de overlevering worden de hoofdrolspelers ‘vermenselijkt’Ga naar eindnoot88 en zelfs geprojecteerd tot levende personen. Veel historische personen en hoofdrolspelers uit volksverhalen werden gezien als de leider van de ‘Wilde Jacht’. Zo leidt in Frankrijk Karel de ‘Wilde Jacht’ en is Roland de vaandeldrager. In Engeland is Herne de Jager de hoofdrolspeler, in Denemarken Waldemar de koning en in Noorwegen de heks Gurorysse.Ga naar eindnoot89 ![]()
‘De wilde jacht’
Het motief van de ‘eeuwige jacht’ komt echter niet alleen voor in de oeroude Germaanse overleveringen van Wodan, maar ook in onder meer Griekse vertellingen,Ga naar eindnoot90 verhalen en gedichten.Ga naar eindnoot91 De hoofdpersoon in het verhaal is in Nederland onder meer bekend als het Glujende peerd (Terborg), het Hee-mannetjeGa naar eindnoot92 (Eibergen), Derk met de beer (Achterhoek, Twente, Laren), Ronnekemère (Laren) en Henske met de hondjes (Hänske mit de hond, Nederweert). Eén van de viervoeters van ‘Derk met de hondekes’ zou volgens het verhaal zelfs in het gemeentewapen van de Gelderse gemeente Ruurlo voorkomen.Ga naar eindnoot93 Ook staat de hoofdpersoon in het verhaal van de ‘wilde jacht’ bekend als Berend van Galen (Beerneken van Galen, Bèrndeken van Geulen, Bommenberend) of Beerneken (Groenlo). Deze ‘Barentje van Galen’ of Bommenberend heeft in de omgeving van Dalfsen ook niet een al te positieve indruk achtergelaten. Het is onbekend of Bommenberend later in de volksgedachte als de verpersoonlijking van de ‘wilde jacht’ door het leven ging in de regio Dalfsen. Het zou zeker kunnen, gezien de voetsporen en onuitwisbare indruk die hij heeft achtergelaten in dit gebied. In andere gebieden in Oost-Nederland heeft Berend van Galen zeker de hoofdrol van de ‘wilde jacht’ op zich genomen. De vrede van Münster maakte in 1648 officieel een einde aan de Tachtigjarige Oorlog. Bij deze vrede had de Bisschop van Münster enige bezittingen in de Achterhoek moeten prijsgeven waarop hij aanspraak maakte. Daar was hij nogal verbolgen over. Reden om in 1665 met zijn troepen in Twente binnen te vallen. In korte tijd bezette hij grote delen van Overijssel, Drenthe en Groningen. Het duurde twee jaar om hem, met hulp van anderen, te verslaan. De derde kerkklok van Dalfsen vervoerde Bommenberend bij zijn inval in Overijssel naar Münster.Ga naar eindnoot94 In Nieuwleusen herinnert de schans aan de Lichtmis nog aan de Münsterse kerkvorst Christoffel Bernard van Galen. De heer van 't Oosterveen, het latere Nieuwleusen, werd eens door Bommenberend verzocht naar Nordhorn in Duitsland te komen voor vredesonderhandelingen. Tien jaar later was het gedaan | |
[pagina 100]
| |
Bommenberend, die zijn sporen in de regio Dalfsen naliet, stond in Overijssel ook bekend als de hoofdrolspeler van de ‘Wilde Jacht’
| |
[pagina 101]
| |
met de vrede. Bommenberend liep de zwak bezette schans aan de Lichtmis onder de voet.Ga naar eindnoot95 De Lichtmis lag in de vorm van een klavervier, met binnenen buitengracht. Volgens de verhalen zetten de arbeiders op deze plek bij het slootgraven schedels op een rijtje op de schaftskeet. Daarnaast lag er een soldaat met geweer in de grond, als stille getuige uit het woeste verleden van de schans. Volgens overlevering was de Lichtmis vroeger een strafkamp van het klooster Mariënberg aan het Zwartewater, toen de zusters steeds meer de bijbelse ‘brede weg’ in plaats van de ‘smalle weg’ bewandelden. ‘De bijenkorf der ziele was veranderd in een eksternest’.Ga naar eindnoot96 | |
6.6 Andere spokerijen6.6.1 Galg-sagen‘Men durfde niet bij een bepaalde plek daar in Ankum. Daar was een schavot waar mensen veroordeeld waren. Mensen namen een omweg. Ze waren bang dat er wat zat.’ (Dalfsen: Ankum)Ga naar eindnoot97 ![]()
In Ankum zou het spoken op de plek waar ooit de galg stond
Op 28 juni 1562 werden door de schout van Dalfsen twee valsemunters gevangen, die vals geld gegoten hadden en uitgegeven. De een was een goudsmit uit Kampen, Berend van Embden, de andere een zekere Claess Dereksen. Dereksen bleek krankzinnig te zijn | |
[pagina 102]
| |
en werd daarom tot eeuwige gevangenschap veroordeeld. Berend van Embden werd schuldig bevonden en werd op 18 augustus 1562 door de ‘Scharprichter van Deventer’ ter dood veroordeeld en met het zwaard onthoofd. Zijn hoofd werd op een staak gezet om de toeschouwers als afschrikwekkend voorbeeld te dienen.Ga naar eindnoot102 Onder de bevolking moet de terechtstelling veel indruk hebben gemaakt. Wellicht is het volksverhaal van de twee valsemunsters ontstaan na dit voorval en eeuwen doorverteld. ‘Bij alle galgvelden hebben de omwonenden waarschijnlijk 's nachts vreemde ontmoetingen gehad, want men dacht dat de misdadigers geen rust na de dood zouden vinden.’Ga naar eindnoot103 Ook tegenwoordig leven er nog ‘galgsagen’ onder de bevolking. Zo zouden midden in het dorp Dalfsen, bij de huidige winkel van Scapino, mensen zijn opgehangen. Mensen voelen er nog ‘iets sinisters’. Vaak wordt dit in het volksgeloof in verband gebracht met het aanwezig zijn van spoken of geesten. | |
6.6.2 Het spook![]()
Een klopgeest
‘Geesten, bestaan die dan? | |
[pagina 103]
| |
deling je wel aan het denken zet. Iedereen moest drie dagen het huis uit en doordat het Pinksteren was kon dit geen probleem zijn. Van der Veen werkte met zout en bergkristallen, materialen waar de geesten niet tegen kunnen. Hij stelde met de pendelGa naar eindnoot104 vragen aan zijn “hogere” en deze werden met “ja” en “nee” beantwoord. In alle vertrekken moest zout en bergkristal geplaatst worden. Een familielid dat hiermee hielp had het soms heel benauwd. “Ut is net of ze mi-j 'n hals dichtekniept en steeds an mi-j zit te voddn,” zei hij tegen Van der Veen. Geesten en spoken worden nog steeds door veel mensen waargenomen. De één bestempelt het fenomeen als onzin, een ander ziet in een ‘geest’ zijn overleden verwante, weer een ander (vooral vanuit christelijke zienswijze) ziet het wezen als een verpersoonlijking van een kwade demon. | |
6.6.3 Het meenemen van de geest‘Familievete | |
[pagina 104]
| |
Plotseling verscheen de dode en ging op zijn vertrouwde plek naast de “heerd” zitten. De dode ging niet meer weg. Men haalde de pastoor erbij. Hij wist een oplossing. Met zoet gepraat, “kom maar, kom maar mee”, lokte hij de boer naar buiten en bracht hem naar de drinkwaterkolk. Daar gaf hij hem een vingerhoed. De dode mocht weer naar zijn plek in de boerderij als de kolk leeg was. Dat gebeurde nooit, omdat er een welGa naar eindnoot107 onder de kolk zat.’ (Dalfsen, Lemelerveld)Ga naar eindnoot108 ![]()
Het meenemen van de geest
De kolk zou een plas of poel kunnen zijn geweest. De uitdrukking van de pastoor heeft te maken met het ‘dweilen met de kraan open’. Ter Laan (1949/1981) deelt het verhaal in onder het type ‘bodemloos vat’.Ga naar eindnoot109 Een spokende geest, die als ‘naloop’ verschijnt, moet in het verhaal een meer of ander water leegscheppen. Zo is er het verhaal over een boer die na zijn dood weer werd gezien in de rietboorden van het Schildmeer. Hij werd door de dominee gebannen. Ook moest een man de Kraaierspoel bij Siddeburen leeg scheppen.Ga naar eindnoot110 Het verhaal van het ‘bodemloze vat’ speelt zich verder af aan de Ketelerskolk aan de weg naar AlmeloGa naar eindnoot111, het Aamsveen (de Grenzeloze Plas)Ga naar eindnoot112, de IJsselGa naar eindnoot113 en de Douwelerkolk (te Diepenveen).Ga naar eindnoot114 In Duitsland is het verhaal bekend in Oost-FrieslandGa naar eindnoot115, OldenburgGa naar eindnoot116 en Hannover.Ga naar eindnoot117 Een en ander zou ook verband kunnen houden met verhalen over ‘duivelskolken’. Duivelskolken komen we onder meer tegen in Zuidhorn en Langelo.Ga naar eindnoot118 Een ‘naloop’ werd gezien als een dode die geen rust kon vinden in zijn graf. Hij kwam terug en viel zijn nabestaanden lastig. Men noemde dat ‘naloop’ en de terugkerende dode een ‘wederganger’ of ‘revenant’.Ga naar eindnoot119 Een andere vorm van ‘naloop’ is het verhaal van de ‘grenssteenverzetters’, dat we tevens aantreffen in de gemeente Dalfsen.Ga naar eindnoot120 | |
6.6.4 De middeleeuwer voor het raam‘Een vrouw in Dalfsen ging om vier uur 's nachts koffie zetten. Dat deed ze wel vaker, ze sliep niet altijd al te best. Toen zag ze een man voor het raam lopen. Dat kon niet, want hij kon nergens op lopen, het was in de lucht. Ze woonde op de eerste verdieping. De man zag er ook uit als een persoon uit de middeleeuwen. Hij had grijs lang haar en een grijze, lange jas. Het moet dus volgens haar een geest zijn geweest.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot121 In het volksgeloof wordt vaker een ‘middeleeuwer’ of een persoon in ouderwetse kledij (voor het raam) gezien en als spook of geest getypeerd.Ga naar eindnoot122 | |
[pagina 105]
| |
![]()
De middeleeuwer voor het raam
| |
6.6.5 Spokerijen te Rechteren‘Rond ons huis zijn geesten aanwezig. Ik zie ze ook om ons heen lopen. Op bepaalde plekken voel ik ook een koude lucht opkomen. Al onze honden gingen in het verleden ook plotseling dood aan kanker. We denken dat er meerdere lijken in de buurt zijn begraven. Diverse paragnosten hebben ons ook verteld dat het hier wemelt van de aardstralen. We gaan verhuizen, want we zijn de situatie zat.’ (Dalfsen: Rechteren)Ga naar eindnoot123 Het verhaal, dat telefonisch werd verteld door een anonieme vertelster, geeft weer dat de traditionele sagen niet noodzakelijk iets van het voorbije verleden zijn, maar zich ook tegenwoordig afspelen. Sagen stammen in principe uit een tijd waarin hemel en aarde in de volksverbeelding door meer wezens bevolkt werden dan door gewone mensen en dieren alleen. Met de relatieve ‘onttovering’ van Nederland zijn de traditionele sagen nog niet verdwenen, al worden ze steeds minder geloofd.Ga naar eindnoot124 | |
6.6.6 Grenssteenverzetters‘Vroeger gaven stenen de grenzen van het land aan. Als je die stenen verzette, liep het slecht met die mensen af.’ (Oudleusen)Ga naar eindnoot125 Verhalen over grenssteenverzetters komen vaker in Overijssel voor. ‘Zij, die heimelijk hun akker vergroot hebben door de markestenen te verzetten en landmeters, die vals gemeten hebben, kunnen geen rust vinden.’Ga naar eindnoot128 De grenssteenverzetter moet in het volksverhaal na zijn dood dwalen over de heide en wordt ook wel de ‘gloeiende’ genoemd.Ga naar eindnoot129 De ziel van een overledene welke grensstenen had verlegd, had geen rust en zweefde 's avonds door de velden roepende: ‘Waar zal ik hem laten.’ Op advies van de dorpspastoor moesten de boeren antwoorden: ‘Waar je hem gekregen hebt.’ Een kranige boerenzoon waagde dit op een avond als tegenantwoord te geven en met een doffe plof viel de steen neer op zijn plaats.Ga naar eindnoot130 Men meende overigens ook in Dalfsen dat ‘de stenen groeiden’, omdat zij steeds groter leken te worden, ook nadat ze waren weggehaald tijdens de landbouw.Ga naar eindnoot131 Ook in andere delen van ons land geloofde men dat stenen groeiden.Ga naar eindnoot132 | |
6.6.7 Spookspelen‘Hier gaat het verhaal van een boerenknecht die terugkwam van zijn verke- | |
[pagina 106]
| |
ring. Hij was nergens bang voor, zodat zijn kameraden hem wel eens te pakken wilden nemen. Die posteerden zich, gehuld in witte lakens, op een hek waar hij voorbij zou komen lopen. De vrijer zag ze en zei: “Voor die drie op het hek ben ik niet zo bang, maar voor die grote die erachter staat!” Hij lachte het laatst, want de kameraden maakten zich danig geschrokken uit de voeten.’ (Nieuwleusen)Ga naar eindnoot133 Naast ‘echte’ spookverhalen treffen we ook legio verhalen aan met een meer humoristisch karakter over vermeende spokerijen.Ga naar eindnoot144 Over een Dalfser knecht die zich verkleedt als de ‘bullebak’, om de kinderen schrik aan te jagen,Ga naar eindnoot145 over witte berken te Rechteren die voor spoken of heksen worden aangezien,Ga naar eindnoot146 over spookspelers die zich als spook verkleden om volwassenen, die nog wel aan spoken geloven, angst aan te jagen, of over ‘gekken’, die door de ‘spokenangst’ volledig in de greep worden | |
[pagina 107]
| |
gehouden, vaak onder invloed van de kerk. Men treft vooral op het platteland, waar vooral in de eerste helft van de 20e eeuw, als de gelovers aan spoken en spookverschijningen van een meerderheid vrij snel een minderheid geworden zijn, een groot aantal verhalen aan over vermeende spokerijen en nepspoken. En, in het verlengde hiervan, verhalen over spookspelers die proberen anderen bang te maken, maar, doordat dit niet lukt, zelf het slachtoffer van hun grap worden.Ga naar eindnoot147 Een voorbeeld van dit laatste is het spookspel uit Nieuwleusen, waarbij drie mannen, verkleed als spook, een boer willen beetnemen, maar het uiteindelijk zelf op een lopen zetten voor ‘een spook’. Het verhaaltype is behalve in Overijssel ook in Friesland, Groningen, Drenthe en Brabant, en ongetwijfeld ook in andere landen bekend.Ga naar eindnoot148 Waar het geloof in spoken in de 20e eeuw vaak als onzin werd bestempeld (wie van ‘mijn’ generatie is niet opgegroeid met het lied ‘Spoken bestaan niet’ van het circusduo Bassie en Adriaan), staat het geloof in spoken en geesten in het begin van de 21e eeuw wederom in de aandacht. Er duiken nog steeds talloze verhalen over spookhuizen opGa naar eindnoot149 en tv-programma's waarin geesten worden opgeroepen zijn mateloos populair. Het spookverhaal is van alle tijden en eigenlijk nooit verdwenen in de vertelcultuur. ![]()
Een vermeend spook wordt ontmaskerd
| |
6.6.8 Spoken op kerkhof de Leemcule‘Op het kerkhof Leemcule liepen spoken. Veel mensen durfden daar niet langs, vooral 's avonds laat niet.’ (Dalfsen)Ga naar eindnoot150 Kerkhoven werden/worden als spookplaatsen gevreesd, evenals urnenvelden, slagvelden en galgenvelden, waar de geesten van de gestorvenen zouden rondwaren en geen rust kunnen vinden.Ga naar eindnoot151 In de regio treft men verscheidene begraafplaatsen aan. Bij de ingang van de begraafplaats van Hoonhorst treft men nog roosters aan en bij de kerk van Dalfsen trof men eertijds ‘vier ingangen met vierkante roosters en kuilen onder deselve om de voeten eerst daarop af te schrapen aleer men op de gewijde kerkhof gaat en elders in de kerk.’Ga naar eindnoot152 Het gaat hier om oude kerkhofroostersGa naar eindnoot153 of ‘duivelsroosters’. Tegen loslopend vee werden ondiepe kuilen gegraven, bedekt met een rooster, vergelijkbaar met de huidige wildroosters. Vooral de varkens die op het kerkhof rondliepen en wroetten in de aarde, richtten grote schade aan. In de middeleeuwen ontstond bij de mensen de vrees voor het vagevuur en de duivel. De duivel werd destijds veelal voorgesteld met hoorns en bokkepoten. Mocht de duivel het kerkhof | |
[pagina 108]
| |
willen betreden, dan zou hij met zijn poten blijven steken in het rooster. Al snel raakte de naam duivelsrooster ingeburgerd.Ga naar eindnoot154 In 1829 werd een nieuw kerkhof aangelegd aan de huidige Ruitenborghstraat en van toen af werd het in Dalfsen (alsook in andere plaatsen in Nederland) verboden om in en rondom de kerk te begraven.Ga naar eindnoot155 | |
6.6.9 De geest uit het kanaal
‘Graads op 't Zaand,
heb gien schuppe, of laand
ma toch de grootste kweekerieje van
Nederlaand.’Ga naar eindnoot156
‘Graads of Gradus op 't Zand vertelde griezelige zweef- en spookverhalen. | |
6.6.10 De vuurspuwer‘We gingen wel eens naar een broer van mijn moeder, Willem Tichilhoven, geboren op de Vennerberg en wonende te Wijhe. Er was dan wel eens een vuurspuwer. Drommen mensen kwamen naar de vuurspuwer kijken, want dat kenden ze niet. Men vertelde, dat dat iemand van “de hoogste” was, een geest. Mijn oom zei dan: “Wis en waarachtig is dat een geest!” Hij vertelde dat net voordat we naar bed toe moesten. Geweldig spannend was dat.’ (Lemelerveld, Hoonhorst, Wijhe)Ga naar eindnoot162 |
|