| |
| |
| |
III.
Een grauwe Zondag was het, niet lang daarna. Langzaam voorbijtrekkend in een fijne, verkillende regen.
Zij hadden in matte stemming visites gemaakt, en zaten nu thuis, in 't salon; dodend de tijd met lezen, en onverschillig getuur naar de lege natglimmende straat. De stilte werd enkele malen verbroken door hèm. Maar Corrie, bezig met eigen gedachten, nu en dan licht de wenkbrauwen fronsend als bij plotseling komende pijn, antwoordde nauwliks. Er kwam geen gesprek.
Om vijf uur werd er gescheld.
| |
| |
Ze wisten beiden dat het de Molder moest zijn die kwam eten, maar zeiden niets. Ze hoorden 't geslof van de meid in de gang, het openen, daarop het sluiten van de zwaar weer toeslaande voordeur - geschuifel - toen werd getikt en de neef van de dokter trad binnen.
Verweghe stond uit zijn leuningstoel op, zei bonjour, gaf 'n hand en schoof een fauteuil voor de Molder aan, die intussen Corrie begroette.
‘Wat 'n afschuwelik weer, hé? Dàt heet nu zomer! Ben je uitgeweest?’
‘Visites gemaakt,’ zei Corrie.
‘Lekker.’
‘Och zo'n hele dag thuis te zitten is ook niet alles.’
Verweghe schonk twee glaasjes bitter in, presenteerde de Molder, die langzaam z'n bruine glacé's uittrok, ging weer zitten.
Jaloezie kroop op in z'n borst, toen hij -
| |
| |
voor 't eerst na z'n achterdocht - die beiden zag spreken en saam hoorde lachen. Hij ergerde zich aan het uiterlik van dat forse, blonde jongmens met z'n blozend gezicht, zijn brutale, rossige snor. En onverdragelik scheen hem de stem: zacht en hoog; lokkend naar het hem voorkwam. Wat tegenstelling tussen die krachtige mond en dat flauwe weke geluid ... Maar op Corrie zou het wel indruk maken, dacht hij...
Kleinzielig, zei hij toen in zich zelf, kleinzielig die jaloezie. - Hij wàs de mindere ... En hoe natuurlik, dat een jonge vrouw zich door jeugd voelde aangetrokken ... Misschien onbewust...
Hij spande zich vruchteloos in om zijn nijdgevoel te verdoven. Hij werd stug. Ontevreden op alles...
En Cor en Adriaan babbelden door...
Kleine Frank kwam hun roepen. ‘Kompli- | |
| |
menten van Geert en het eten stond klaar.’
Ze gingen aan tafel. Frankje voorop, dan zij met hun beiden, in druk gesprek. Achteraan kwam de gastheer ... met vage sensatie van uit te hebben gediend ... van te veel te zijn....
De Molder merkte Verweghe's ontstemming niet. Altans, hij deed zo en stoorde er zich niet aan.
Hij had 'n paar nieuwtjes en aardigheden die hij aan tafel vertelde, op leuke manier, met 'n zweem geheimzinnigheid. Nu en dan zag hij Corrie strak aan, met een vraag in zijn wijdgeopende grijsblauwe oogen, het voorhoofd door dwarse plooien gelijnd.
Corrie zàg het. En ook, dat haar man op haar lette. Ze hield de blik van de Molder uit, zonder wenk, zonder teken. Maar ze was onrustig en meermalen beefden haar handen bij 't overreiken van schotel of schaal.
Verweghe's ontstemming werd groter. Ze
| |
| |
waren het eens, die twee. Zijn vrouw probeerde 't decorum nog te bewaren. Adriaan scheen zelfs dàt onnodig te vinden....
Het gesprek verflauwde, ging bijna liggen. De Molder poogde vergeefs het gaande te houden. Corrie deed niet meer mee. Corrie werd zenuwachtig. Verweghe's vijandige houding maakte haar stil. Ze was bang, als ze sprak, dat het niet ongedwongen zou klinken. Ze liet Frank nu maar praten; deed ongewoon belangstellend in al wat hij zei. Haar man bleef stroef. De tegenwoordigheid van z'n neef drukte hem als 'n schande. Zijn borst was tot barstens gevuld met wrok. Vreemd deed het hem aan, dat lang niet gekende gevoel...
Hoe vernederend was dat alles .... Daar zaten nu gastheer en gastvrouw en gast. Vriendschappelik naar het scheen. Welgemoed en tevreden.
Maar Adriaan stal hem zijn vrouw. En Corrie bedroog hem. En hij zat er bij of hij niets vermoedde.... terwijl hij zeker wist....!
| |
| |
De beleefdheid eiste het zo. De beleefdheid, die hem verbood, oprecht te spreken; de Molder de deur uit te zetten....
Maar wáárom stoorde hij zich, waar het gold zijn geluk en zijn eer, aan onnodige vormelikheid?
Een ogenblik nam hij zich voor, wat het hart hem ingaf, te doen. Maar een blik op Cor.... en hij dacht: Als ik me toch, niettegenstaande àlles, vergis? Als ik onredelik ben; verblind?.... Dan is mijn verdenking beledigend. Ik breng haar in opspraak.... Verwijder haar van me....
Afwachten nog. Tot er groter zekerheid komt....
In zijn ergernis, om toch iets van zijn wrevel te uiten, misschien ook in 't onbewuste (voor hèm ongewone) verlangen een twistgesprek te beginnen, vroeg hij in eens aan
| |
| |
zijn neef: ‘Is er nog niets bekend van de plannen van mevrouw Brikhof? Waar ze naar toegaat of wat ze zal doen?’
Met heftig hartbonzen luisterde Corrie naar wat er nu volgen zou.
‘'k Heb er niet van gehoord,’ zei de Molder zacht.
‘'t Is jammer dat die ploert van 'n lui tenant z'n loon niet gekregen heeft!’
De Molder antwoordde niet. Hij trok even de wenkbrauwen op, bewoog de schouders.
‘Of vinden de tegenwoordige jongelui 't soms kranig, wat-ie gedaan heeft?’
‘Ik vermoed van niet. Kranig? Wáár zou het in kunnen zitten?’
‘In het bedriegen misschien.... 't Bedriegen van Brikhof, die hem als vrind ontving in z'n huis.’
De Molder werd bleek. Hij zag Verweghe vast aan, en zei: ‘Dat bedriegen, zoals u het noemt, zal hij zèlf ook beroerd hebben gevonden.... Maar als hij hield van mevrouw
| |
| |
Brikhof.... en zij van hèm.... wat trouwens gebleken is.... dan.... dan....’
Hij kon de woorden niet vinden. Hij wou zeggen dat in een grote liefde 'n verontschuldiging lag.
Minachtend keek zijn neef hem aan.
‘Ben je Dinsdag nog naar de komedie geweest?’ vroeg Corrie haastig, in angstig en àl-te-duidelik verlangen om van gesprek te veranderen.
De Molder wendde zich af van Verweghe. De komedie? O ja, hij was er geweest. Hij ging altijd. Jammer dat je zo zelden iets goeds kreeg te horen. Ze gaven de Hamlet. Het schikte nog al. Van die franse stukken kreeg je op het laatst genoeg; duitse waren gewoonlik flauw; hollandse meestal niets.
Afkeurend, afbrekend, op scherpe besliste toon, herwon hij zijn kalmte meer en meer. En om het pijnlike ogenblik van daar straks te vergeten, praatte hij door met de nonchalante zekerheid van een kenner: In Shake- | |
| |
speare had je veel moois. Maar bij 't lezen genoot je 't méér dan bij 't zien. Op het toneel viel Shakespeare niet mee. Het platte werd onderstreept; het fijne en tere ging er verloren. Hoog tijd dat er eens wat nieuws kwam. Maar onze jongeren gaven dat óók niet. Vaak waren ze sterk in details, maar hun werk als geheel was zwak, onharmonieus....
Corrie, nerveus, praatte mee, vond het óók. Haar man, schoon het woord evenzeer tot hem werd gericht, hield de lippen vast op elkaar. Hij werd gekwetst door de zekerheid waar die jongen mee sprak.... Er was iets brutaals in.... gevolg misschien van 't bewustzijn van macht over Corrie.... In de klank van zijn woorden lag, indirekt, een bevestiging van zijn schuld....
Met bitterheid dacht Verweghe aan 't kunnen-begrijpen, het willen-vergeven dat weinig dagen geleden hem zo verheffend geschenen had.
| |
| |
Hij stond dan nu weer op lager peil. Nu scheen hem zijn vroegere hyper-humane beschouwing bespottelik toe. In abstracto kon 't mooi zijn, maar als je zag, met open ogen, dat je bedrogen werd, dan was het lafheid om zwijgend het veld te ruimen! Maar dat zóú hij niet! Hij moest er 'n eind aan maken. Straks nam hij de vlegel apart, en vroeg hij hem af: Wàt heb je met Corrie? Dat wìl ik weten. - En dan, naar gelang van zijn antwoord, òf hem het huis verbieden, voorgoed, òf hem de deur uitgooien....
‘Vergeet je niet in te schenken?’ vroeg Cor. ‘De glazen zijn leeg.’
Hij zag op. De Molder's oratie was uit.
Verweghe schonk in. Eerst hèm. Corrie's glas was nog half gevuld. Toen zich zelf. Met bevende hand. Hij morste. Schuw keek zijn vrouw hem aan.
De wraakgedachten trokken hem weer naar zich toe. Hèm het huis verbieden; en zonder
| |
| |
bedenken een einde maken aan het onwaardige spel. Cor was verblind. Als ze 't inzag, zou ze begrijpen.... Maar dan moest de Molder eerst wèg. Hij zou hem wel dwingen de stad te verlaten. Desnoods....
De stem van zijn vrouw trok hem nogmaals uit z'n gepeins. Ze vroeg aan de Molder, niet hard, maar aandachtwekkend en óverduidelik, met haast onmerkbare trilling: ‘Hoe staat het nu met je plan om te trouwen?’
Er volgde plotseling stilte. Zó volkomen, dat Frank, verwonderd, met grote ogen, van de een naar de ander keek. Toen kwam, na 'n korte kuch, het antwoord; schor, op gemaakte toon: ‘Trouwen? 't Is maar geen kleinigheid. En met wie?’
‘Ik dacht.... met Charlotte Aerts....’ zei Corrie, en kreeg een kleur.
‘Hoe kom je d'r bij!’
‘Laatst zei je toch zelf....’
‘Malligheid,’ bromde de Molder. ‘'t Lijkt
| |
| |
haast of ik er jou plezier mee zou doen.’
‘Dat zou je ook.’
‘Door met Lotje te trouwen?’
‘Wel.... 't spreekt van zelf dat ik 't prettig vind als m'n vrinden....’
‘Als die trouwen?’
‘Als het hun goedgaat, bedoel ik.’
‘Dat is niet hetzelfde als trouwen.’
Verweghe had bijna óók iets gezegd. Scherpe woorden klonken hem in het hoofd, prikkelden op de tong. Hij slikte. Hij hield zich in.
Hij kreeg de sensatie dat er iets.... vreemds gebeurde, zonder dat hij volkomen begrijpen kon, wàt. Er was iets tussen die twee, dat on-enigde.... Méénde Cor wat ze daar had gevraagd? Drong zij er op aan dat hij trouwen zou? En.... hij wilde niet? Of was alles komedie.... gespeeld om z'n argwaan te sussen....?
Nog eer hij wist wàt hem 't waarschijn- | |
| |
likste voorkwam, trok hem het zalig gevoel door de borst, dat opkomt bij wijkend gevaar.
En toen dacht hij: Tot zo'n laaghartig bedrog is zij niet in staat. Háár is 't ernst. Wat Adriaan denkt dat weet ik niet, en dat gaat me niet aan.
Zij wil dat hij trouwt. Dus ze zoekt hem niet....
Bestond er dan géén.... verhouding? In ieder geval: hij kòn zich hebben vergist. En de onzekerheid die hem eerst had verlamd, maakte hem nu haast gelukkig.
Goddank dat hij twijfelen kòn.
Nu het.... ontzettende verder stond, kon hij weer kalmer en objektiever de zaak overdenken. Want.... de mooglikheid... bleef. En hij moest weten, wat hij zou doen, in het ergste geval....
Geen duel, dat stond vast. Een duel tussen hem en zijn neef was belachelik. De bloedverwantschap, 't verschil in leeftijd, en
| |
| |
ook... die jongen had nooit 'n pistool of sabel in handen gehad....
Loten, als Brikhof? Neen. Dàn was het beter te straffen.... Hem neerschieten, en zich zelf ter beschikking van de justitie stellen. 't Was kras. Maar de Molder verdiende het.
En Corrie?
Had zij, als getrouwde vrouw, niet de meeste schuld?
Misschien. Maar zou hij zich kùnnen wreken op haar...?
Hij dronk 'n glas wijn. En voelde zich sterker, hoopvoller, nu dat ellendig gevoel van daarstraks was verdwenen.
't Kwam alles misschien nog terecht.
Het was gekheid geweest.... een spelen met vuur, dat nu eindigen moest omdat Corrie ging inzien dat het gevaarlik werd....
Want dàt was zeker: zij drong er op aan
| |
| |
dat hij trouwen zou.... Hièr had hij 'n feit. Al 't andere waren vermoedens....
De verbittering trok uit hem weg; hij begon iets te voelen van schaamte over z'n argwaan en bitsheid. Als gastheer had hij z'n plichten al heel slecht vervuld....
Hij dwong zich tot spreken, tot opgewektheid. En 't trof hem, dat Corrie zo druk was.... Zij praatte en lachte met glinsterende ogen, gloeiende wangen....
Maar 't sleepte zijn neef niet mee... Die werd stiller en stiller... zei dat hij hoofdpijn had, en nam afscheid om negen uur.
|
|