Verweghe en zijn vrouw (onder ps. C.P. Brandt van Doorne)
(1901)–R.A. Kollewijn– Auteursrecht onbekendC.P. Brandt van Doorne, Verweghe en zijn vrouw. H.J.W. Becht, Amsterdam 1901
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1314 B 12
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Verweghe en zijn vrouw van C.P. Brandt van Doorne uit 1901. C.P. Brandt van Doorne is een pseudoniem van R.A. Kollewijn.
redactionele ingrepen
p. *1: in het origineel zijn aan het begin en het eind vier ongenummerde pagina's met recensies ingebonden. Deze zijn aan het eind van de digitale editie geplaatst, op p. *1 is de kop ‘Recensies’ toegevoegd.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina (p. II) is niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
VERWEGHE EN ZIJN VROUW
[pagina III]
VERWEGHE EN ZIJN VROUW
door
C.P. BRANDT VAN DOORNE
AMSTERDAM
H.J.W. BECHT
1901
[pagina IV]
boek-, courant- en steendrukkerij g.j. thieme, nijmegen.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten.
[pagina *1]
[Recencies] Huiselik leed door C.P. Brandt van Doorne.TWEEDE DRUK.
Prijs ing. ƒ1.50; in prachtb. ƒ1.90.
DE NEDERLANDSCHE PERS OVER ‘HUISELIK LEED’.
Nederland:
Het is een zeer goed geschreven Roman. Een eenvoudig armelijk Officiersgezin wordt er in geschetst; alles zoo onopgeschroefd, zoo juist gezien, zoo zonder eenig vertoon van edeler gevoelens of edeler toestanden dan de werkelijkheid er kon doen zijn, dat het de impressie van volkomen photographie heeft. Het boek is belangwekkend juist door de soberheid.
Ned. Spectator:
Gaarne bespreek ik dit boek, omdat het zoo mooi en artistiek is, en zelfs meesters in het vak er hun naam onder hadden willen plaatsen.
Ik zeg: artistiek: d.w.z.: de schrijver geeft een werkelijk beeld van het leven. En dat is het ware. Bestonden bij u of een ander ethische of aesthetische gravamen om het verhaal artisticiteit te ontzeggen, gij zoudt moeielijk kunnen loochenen dat ‘Huiselik Leed’ een werk van kunst is, alleen omdat de personen leven, elk woord dat zij zeggen waar, elke gedachte die zij denken natuurlijk is.
Reeds 'n onnoozele blik op het geheel: dat simpele, korte, besliste, geeft u werkelijkheid te aanschouwen, enkel werkelijkheid en niets dan werkelijkheid in daad, gedachte, gemoedsstemming, voornemens, plannen, en afdwalingen des weegs.
Ik heb de eer niet dezen vriend te kennen, die vermoedelijk onder de artillerie-officieren schuilt. Is hij zelf geen officier, dan gaat hij toch veel met officieren om, en is geheel vertrouwd met hun wijze van zijn en hun wijze van leven. Holman de Vrij, de 1e luitenant, Kerbaum, de kapitein, en de ietwat groene van Dalen, 2e luitenant - ze zijn uit het kamp van Oldenbroek ontsnapt. En oom Kobus dan? Lucie, zijn vrouw? Jeanne, de tobbende gade van De Vrij? Allen zoo waar en natuurlijk mogelijk.
Een aardig of beter: een fataal en ietwat pikant catastropfje brengt actie in het verhaal en gang.
Zal ik van alle zielkundige trekjes gewagen? Van De Vrij's oploopendheid als zijne vrouw over ‘te kort komen’ klaagt; van den 62-jarigen oom Kobus als hij de 28-jarige Lucie trouwt, de knappe Lucie, met wie De Vrij, tien jaar geleden in vriendschapsbetrekking had gestaan; van zijn afdwaling op de Veluwe, het afscheid van tante en neef na het gebeurde...? Elke regel is een spiertje leven, elk woordje een cel. En Jeanne, hoe zuiver van teekening! Nooit ziek, doch meest lusteloos, altijd tobbend en zeer ten propooste. Haar weifelingen en twijfelingen; haar mooi denken en doen, als zij den vader ontdekt van oom Kobus' kind...
Handelsblad:
‘Huiselik Leed’ is een zeer goed geschreven schets van hetgeen er in een paar menschen omgaat en het boeit voortdurend, niettegenstaande er slechts één vrij afgezaagd onderwerp in wordt behandeld: de armoede van een getrouwden luitenant, die buiten zijn traktement bijna geen inkomen heeft. De laatste bladzijden van het boek zijn zelfs, in hun eenvoud, zeer aangrijpend.
[pagina *2]
Het Vaderland:
‘Ongetwijfeld zal dit werk alom de aandacht trekken. Door waarheid, nauwkeurige schildering en vooral door treffend juiste karakterbeschrijvingen verheft ‘Huiselik Leed’ zich verre boven de alledaagsche romanlitteratuur.
De N. Rotterd. Courant:
‘Voor al wat er in dezen kleinen roman verteld wordt, zou ‘Huiselik Leed’ een onvolledige benaming zijn, indien de schrijver er niet in geslaagd was juist dat leed voor te stellen als de oorsprong van al de smart, al de ontevredenheid, al het niet te voldoen verlangen, het leeddoen, het zelfverwijt, waaruit het verhaal bestaat. Juist dit weven van velerlei droeve ondervinding op een fond van teleurstelling en ontmoedigd-zijn in de grijze, vreugdelooze, slechts zorgenbrengende eindeloosheid van zùlk echtelijk samenleven, geeft aan het geheele werk dat diepere-gevoel waardoor het wordt gedragen: waardoor de mededeeling-zonder-meer van zeer gewone gebeurtenissen zelve véél meer, zelve iets is geworden. Luitenant De Vrij die in de verveling van het kleine-stads-leven der te weinig te doen hebbende militairen te goeder trouw een verliefdheid op een aardig-figuurtje dat hij toevallig even aan haar toilet bezig gezien had, heeft gehouden voor een liefde welker band aan zijn leven sterkte zou geven, zou niet los van zijn vrouw zijn geworden, als niet alles had tegengewerkt: zijn vrouw zwak en ontzenuwd, hun leven één lange fatsoenlijke-armoede, hij zonder uitzicht op promotie, in de uitoefening van zijn betrekking nog een beetje afleiding vindend, maar ook daar niet door krijgend dan wat voldoenden moed geeft, wat teleurstelling dragen doet.... En naast den luitenant, vluchtiger geteekend, maar als nog pijnlijker beeld uit dezen tijd die het leven voelt als struggle om materie, die het godsgeloof kwijt is en niet krachtig genoeg heeft het eigen direct moreel-gevoel, - de Bredasche confiseurs-dochter, die, na de vroege desillusie met hem, De Vrij, een leelijken ouden man om het geld trouwt, en nu misschien ook wel zonder ontrouw te worden in verveling naast dien oude zou hebben voortgeleefd, tevreden dat ze ten minste uit de zorgen was - indien niet haar oude geliefde opeens haar had verrast: haar eraan had herinnerd dat het leven toch kàn zijn Geluk, meer dus dan enkel aan het eind komen, enkel tijdverdrijf.... Dán, bij haar, terstond ijzig teleurgesteld zijn, bij hem later de wroeging, meer en meer; daar hij onder den druk van dat er ‘iets’ is tusschen hem en zijn vrouw, van het oude-leven het vroeger uit het oog verloren goede gaat gevoelen nu het te laat schijnt....
Men mag er hartelijk blij mee zijn, omdat de schrijver enkel al door de opvatting van gebeurtenissen-vertellen getoond heeft te weten wat deze in een boek dat een kunstwerk wil zijn, wezen moeten: omdat hij dit stukje van het Leven gezien en afgebeeld heeft zooals het is, maar met het uiterlijke op innerlijken grond.
De Telegraaf:
Ik las niet vaak 'en dergelijk boek.
Er zijn van die ‘trekjes in waaraan men de kunstenaar herkent’ zooals ze dat gewoonlijk noemen. Psychologie zit er in: veel. Vooral vind ik er van die onbevooroordeelde ziel-waarneming in, zonder ophef en drukte, niet mooi gemáákt, maar nuchter en eenvoudig weg - kalm en zuiver waarnemend.
Arnhemsche Courant:
‘Het boek is voortreffelijk geschreven. Eenvoudig, maar naar waarheid zijn de toestanden geschetst, en de personen zijn zoo levendig, zij het ook met sobere trekken, geschetst, dat zij kopieën schijnen uit het werkelijke leven.
De gebeurtenissen zijn niet toevallig en pasklaar gemaakt, maar het een is het natuurlijk gevolg van het ander en wordt door den schrijver zoo zonder zoeken
[pagina *3]
en tasten verteld, dat men niet weet hoe het anders geschreven of voorgesteld kan worden. Vooral de verhouding tusschen de echtgenooten De Vrij is meesterlijk.
Er is, ondanks de eenvoudigheid van het verhaal, zooveel afwisseling en zooveel boeiends in, dat men het van het begin tot het einde met onverminderde belangstelling leest.
Brandt van Doorne geeft in dit werk ook het bewijs, hoe de vereenvoudigde spelling kan gebezigd worden zonder iemand ergernis te geven.’
De Indische Mercuur:
Van ‘Huiselik Leed’ is woord voor woord aandachtig nedergezet, en elke nieuwe situatie is met sobere heldere woorden afgebeeld. De schrijver heeft rijpelijk nagedacht wanneer een nieuw element in het verhaal moest optreden, wanneer een der weinige in 't oog vallende gebeurtenissen van dit boek moest plaats hebben om de geschiedenis niet vervelend te maken, en er toch een een-tonige doffe kleur aan te geven.
Want 't moest een schets zijn van de kleine zorgjes en druktetjes, van de nietige verwachtinkjes en teleurstellinkjes die in een burgerlijk huishouden de atmosfeer drukken en het blij opbloeien van zuiver huiselijk geluk onmogelijk maken. Daarvan een scherpe indruk te geven is hem wonderwel gelukt.
De Vrij is luitenant, die sinds een jaar of tien op promotie gewacht heeft, en na nog een jaar of zes wachtens het wel tot kapitein brengen zal. Met zijn vrouw, Jeanne, en twee meisjes moet hij leven van zijn traktementje en het beetje rente dat van 't kleine kapitaaltje van zijn vrouw komt. 't Is een tobben om fatsoenlijk rond te komen in hun stand. Maar gelukkig hoopten ze nog; oom Kobus was er immers, de ruim zestigjarige Jacobus Poert, van wien Jeanne erven moest als hij dood ging. En bij alle putluttige berekeningen van Jeanne en haar wanhopigheid ‘als ze tòch weer niet rond kwam’, en bij alle knorrigheid van De Vrij ‘als Jeanne weer zoo te keer ging’ hield dit laatste de moed er nog in.
Hoe dan oom Kobus trouwt met de nog geen dertigjarige Lucie, waarmee De Vrij vroeger in Breda wel eens geloopen had, hoe hun huwelijksfeest afloopt, hoe de De Vrij's zich daaronder houden; hoe later De Vrij toevallig bij Poert moet overnachten, terwijl oom Kobus zelf niet thuis is, hoe dan de oude verliefdheid tusschen Lucie en De Vrij weer boven komt, en hoe dit de oorzaak wordt dat voor goed oom Kobus' erfenis voor Jeanne te loor gaat, daar Lucie een zoon geboren wordt; en hoe de De Vrij's zich nu voor goed bekrimpen, ziedaar wat er al zoo in het boven gegeven milieu gebeurt.
Het mooiste van alles is gegeven het open trouwhartige karakter van De Vrij. Volstrekt geen ideale held is hij; wel degelijk heeft hij zijn kleine gebreken en ook zijn groote fouten, maar bij dat alles blijft hij toch zoo rond; hij blijft houden van Jeanne en zijn kinderen, ook al heeft hij Lucie weergezien en eigenlijk gezegd lief gekregen, hij verwijt zich zijn zwakheid na 't gebeurde met Lucie en vindt 't 't alleronaangenaamste er van dat hij nu iets voor Jeanne te verbergen heeft; want aan Jeanne blijft hij toch boven alles gehecht. En als eindelijk door zijn zwakheid de kans op de erfenis en dus op ruimer omstandigheden voor vrouw en kinderen verkeken is, dan heeft hij zoo'n diepgaand gevoel dat dat alles zijn schuld is en dat nu zijn leven verder niet veel meer waard kan zijn, dat we voortdurend zijn vriend blijven en hem graag in de eerlijke blauwe oogen zien. En Jeanne het arme tobstertje, dat op 't eind toch haar man maar van zelfmoord weet te redden en met hem een nieuw leven gaat beginnen - bij al haar kleinzieligheid hebben we toch eerbied voor zoo'n grootmoedig hart. En ook Lucie en oom Kobus zijn zoo goed - maar genoeg. Ieder moet dit boek lezen.
[pagina *4]
Twijfel door C.P. Brandt van Doorne.Prijs ingenaaid ƒ2.40; gebonden ƒ2.90.
DE NEDERLANDSCHE PERS OVER ‘TWIJFEL’.
De Hollandsche Revue:
Brandt van Doorne heeft met de behandeling van dezen godsdienstigen twijfel van zijn Ds. Massen geen filosofische bokkesprongen gemaakt; ook heeft hij niet getracht een werk van zeer ingewikkelde psychologie te leveren. Maar hij heeft eenvoudig weg, geheel naar 't voorbeeld van zijn ‘Huiselik Leed’, de zaken genomen, zooals zij èven onder het oppervlak der uiterlijkheid liggen, èven onder de huid der nerveuse werkelijkheid. - Ook heeft hij niet beproefd den gemoedsstrijd van dezen predikant completer, dieper of bedroevender te maken, dan de waarschijnlijkheid omtrent den Hollandschen godsdienstleeraar mogelijk maakt. En daarin schuilt voor een groot deel zijn werkelijke verdienste. Hij is een gezond realist, die de zaken bekijkt met het oog van een conscientieusen waarnemer, zonder al te diep gaande psychologische uitweidingen, en die daardoor de dingen ziet zooals ze zich werkelijk wel eens voordoen. In zijn boek zit een rust, een bedaard zelfvertrouwen en een viriele kracht van arbeid. Dat maakt, dat zijn ‘Huiselik Leed’ en zijn ‘Twijfel’ boeken zijn, die zonder groote intellectueele of sentimenteele aandoeningen te geven zich prettig laten lezen, en den indruk nalaten van eerlijk, kerngezond en robust werk, en die ook de verwachting wettigen, dat, als deze schrijver zoo maar kalm, zonder overhaasting en in rustig zelfvertrouwen blijft doorwerken, hij nog eens een heel mooi, solide, stevig en gaaf boek zal maken, hooger dan het gewone, door zijn helder, hard, stevig realisme. - Brandt van Doorne is een ontwijfelbare aanwinst voor onze letterkundige kunst.
Nederland:
Toen Brandt van Doorne met ‘Huiselik Leed’ zijn entrée als schrijver maakte, trof ons de zekerheid, de eenvoud en echtheid, waarmede het verhaal was geschreven. De schildering van het officiershuishouden was zoo sober en echt, dat we den schrijver voor een officier zouden gehouden hebben.
In ‘Twijfel’ is de held een predikant; en weer treft ons de soberheid en echtheid waarmede zijn strijd, zijn twijfel, het wegzinken van zijn geloof geschilderd worden. Voor een predikant zouden we nu den schrijver niet gehouden hebben, maar toch voor iemand die goed predikanten kent - hun strijd heeft bijgewoond. - ‘Twijfel’ is een uitmuntend geschreven, bewonderenswaardig boek.
Het Vaderland:
Er zijn schrijvers, die geestiger zijn, hooger vlucht nemen, dieper doordringen in het menschelijk hart dan de heer Brandt van Doorne, de schrijver van ‘Huiselik Leed’ maar we kennen er voor het oogenblik geen in ons land, die zoo natuurlijk en eenvoudig weet te zeggen wat hij te zeggen heeft, en met kleine trekjes zoo juist zijn personen weet te karakteriseeren. En hierin ligt de grootste verdienste van zijn roman ‘Twijfel’, waarvan een predikant de held is, indien men iemand als Rudolf Massen een held noemen kan. ‘Twijfel’ is een stuk van het werkelijke leven, op het doek gebracht door iemand, die goed ziet, objectief oordeelt en in het bezit van een pen, die hij volkomen in zijn macht heeft.
[pagina *5]
Mathilde door C.P. Brandt van Doorne.2 Deelen. - Prijs ingenaaid ƒ4.90; in twee prachtbanden ƒ5.90
DE NEDERLANDSCHE PERS OVER ‘MATHILDE’:
De Tijdspiegel:
Hij weet de draden te knoopen, te verwarren en weder te ontwarren met menschenkennis, tact en natuurlijkheid.
In het kort bevat deze novelle de bekeering van een jong meisje van zekere emancipatorische velleïteiten, door de ontknooping van een normaal tot stand komend huwelijk, al ontleent het eigenlijk aan abnormale, maar aannemelijke omstandigheden zijn ontstaan.
Zoowel in de behandeling der intrige zelf, als in het verder bijwerk gaat de schrijver met zooveel kunstvaardigheid en goeden smaak te werk, dat hij den lezer geen oogenblik verveelt, maar aanhoudend boeit.
Is de stiefvader van zijne heldin misschien wat gechargeerd, keurig is daarentegen het portret van den ouden, waanwijzen onderwijzer, tot wien Mathilde zich wendt om privaatlessen tot voorbereiding voor haar akte-examen.
Zijne redeneeringen over de meerdere voortreffelijkheid van grammaticale dan van aesthetische kennis op letterkundig gebied zijn kostelijk.
De Hervorming:
De schrijver toont ook in dezen roman zijn groote gave om menschen en toestanden te teekenen zooals ze zijn; met groote soberheid en groote aanschouwelijkheid. Hij redeneert niet, hij teekent. Hij betoogt niet, hij laat zien.
Mathilde is een onderhoudend boek: niet bijzonder romantisch, op één episode na, die het keerpunt vormt in Mathilde's leven, maar toch spannend; met goed geteekende karakters, al naderen ze een enkele maal, in Mathilde's stiefvader bijv., de carrikatuur; met een krachtig realisme, dat misschien hier en daar de grenzen van het ruwe raakt; een frisch boek, waaruit een oorspronkelijke geest en een flinke opvatting van het leven spreekt; een boek bovendien, waarin een gelukkig huwelijk voorkomt en dat nu eens ‘goed afloopt’; en daaraan zijn we bijkans ontwend in de litteratuur van den dag.
Het Handelsblad:
Mathilde is niet alleen zeer boeiend geschreven, maar het is werkelijk zeer bijzonder zooals de schrijver ons zijn vele personen onder allerlei omstandigheden op de juiste, karakteriseerende manier weet voor te stellen. Wij kennen uit zijn boek bijna de halve bevolking van het kleine stadje waarin Mathilde speelt. En ook de hoofdpersonen zijn zeer gelukkig ontwikkeld.
Er is met weinig middelen hier een fijne karakterteekening bereikt.
Het Vaderland:
Deze roman heeft weer de verdienste van knap en eenvoudig te zijn geschreven, door iemand die het leven en de menschen kent.
Misschien is er iets van charge in dr. Graafsma en zijn vrouw en in de meisjes Van der Wulk, maar daartegenover staan weer tal van goedgeslaagde figuren, o.a. Henk, de societeitsmenschen, en niet het minst Helene en Jan; in langen tijd ontmoetten wij geen zoo aantrekkelijk jong gehuwd paar in druk.
[pagina *6]
De spreektaalveredelingsbond Kluchtspel in één bedrijf door C.P. Brandt van Doorne.Prijs 60 cents.
De Nederlandsche Pers over ‘De Spreektaalveredelingsbond’.
Nederland:
Het thans verschenen kluchtspel is een kleine satire zonder pretentie, maar aardig getypeerd en ontwikkeld.
Het Handelsblad:
De Spreektaalveredelingsbond is een vermakelijk pleidooi voor taalvereenvoudiging. Op een dorpje hebben de dominee, de schoolmeester en nog twee heeren een bond gesticht voor de spreektaalveredeling: zij zullen spreken zooals men schrijft, d.w.z. behoort te schrijven volgens de woordenlijst en de spraakkunst. De dominee vit op alle anderen, de meester soms ook op hem, een lid denkt goed te doen door achter elk lidwoord een n te zetten, een ander, een oud-majoor, raakt telkens in de war, vooral als hij zich kwaad maakt. Daarbij citeert de meester telkens spreekwoorden verkeerd, zooals ‘Holle vaten... maar weinig wol’. Er komt een klein liefdesgeschiedenisje bij en zoo is er een stukje ontstaan, dat bij lezing veel doet lachen.
Het Vaderland:
Een alleraardigst stukje schreef de heer Brandt van Doorne. Ik heb in lang geen Hollandsch kluchtje gelezen, dat me zoo amuseerde. 't Is een charge, die spotternij met den Spreektaalveredelingsbond, maar ze is geestig en hier en daar aardig raak.
't Geschiedenisje navertellen is ondoenlijk, omdat het aardige niet in het geschiedenisje zit, maar in de geestige manier waarop het behandeld wordt. Me dunkt dit stukje móet succes hebben als het vlot wordt gespeeld.
De Dordrechtsche Courant:
Een vermakelijke klucht (in één bedrijf) komt propaganda maken voor de vereenvoudigde spelling. De Spreektaalveredelingsbond, door C.P. Brandt van Doorne is een vlug geschreven kluchtig dingetje, waarmee men ook in dilettanten-kringen succes kan hebben. In een groot dorp hebben de heer Strikt, gepens. majoor, ds. Van Eibergen, Worrega, hoofd der school en Nies, banketbakker, een spreektaalveredelingsbond opgericht en men begrijpt dat de vergadering des Noord- en Zuidnederlandschen Spreektaalveredelingsbonds ten huize des heeren Strikts, gepensionneerden majoors veel hilariteit zal wekken. Tusschen ds. Van Eibergen, aspirant naar de hand der dochter, Willem Vogel, ondeugend journalist, minnende en bemind, en schrijver van een stukje waarin de bewuste bond wordt belachelijk gemaakt, heeft er een grappig quiproquos plaats dat eindigt met een engagement en het-de-deur-uitzetten van den taalveredelenden predikant door den heer Strikt, die wat al te veel op z'n vingers getikt wordt om z'n geslachten en verdere zonden tegen de taal.
In het kort: het stukje zal zeker amuseeren.
De Haagsche Courant:
Spreektaalveredelingsbond, is een wel in alle opzichten allergeestigst en zeer uitnemend mopje, lang één bedrijf.
Om den buitengewoon-goeden dialoog zal ook dit stukje, bij opvoering, een aardig succes moeten zijn.
[pagina *7]
Twijfel door C.P. Brandt van Doorne.Prijs ingenaaid ƒ2.40; gebonden ƒ2.90.
DE NEDERLANDSCHE PERS OVER ‘TWIJFEL’.
Het Haagsche Dagblad:
Een boek van stavast, dit, waarin de puntjes op de i's worden gezet, meer dan eens. De auteur heeft met groot talent een zielkundige studie gegeven. We mogen ook niet verzwijgen hoe knap het bijwerk is; als staal van vloeienden stijl en vlotten dialoog strekke reeds het eerste hoofdstuk: een kijkje in den familiekring van Burgemeester van Bentem. Dat loopt als kwik.
Die burgemeester is met enkele trekken allerverdienstelijkst geteekend. Kees en Lizzy passen volkomen in het kader. Elk der optredende personen is een mensch met eigen aspiraties; in de heele geschiedenis, zoo eenvoudig van opzet en verloop overigens is dat logisch verband, dat den auteur tot scherp waarnemer stempelt.
De Arnhemsche Courant:
Met zeer veel genoegen lazen we ‘Twijfel’ van den heer Brandt van Doorne. Het is een kalm boek; de personen, die er in voorkomen zijn alle heel gewone menschen, zooals men ze dagelijks ontmoet, en juist daarom waarschijnlijk houdt het verhaal bezig, want het kost ons geen moeite ons te verplaatsen in hun gevoelens, de beschreven toestanden zien we overal om ons heen. We herkennen in den hoofdpersoon, den jongen dominée Massen, predikanten uit onze omgeving. Diens twijfel is zoo natuurlijk, - al verwondert het ons dat hij zoo lang is uitgebleven. Het karakter van Van Massen is tot het einde toe inderdaad mooi volgehouden. Het is een middelmatig mensch, blijft dus, ondanks zijn twijfel, predikant; hij berust en doet zijn plicht en gaat voort met preeken, juist zooals men van zulke menschen zou verwachten.
De Amsterdammer, (Weekblad voor Nederland):
Een kalm en beminnelijk boek. Een geschiedenis als die van Robert Elsmere, maar behandeld met minder hartstocht en gelukkig ook met minder inkt.
Van zijne kunst wil ik dit herhalen, dat zij kalm en sober is; ook is zij in staat om de bijfiguren niet zonder vastheid te teekenen en kleine trekken van natuurschoon aan te geven; het zijn de wolken vooral, die den heer Van Doorne boeien. En er moet ook één bladzijde genoemd worden, die buiten de kalmte gaat en voortreffelijk geslaagd is. Het is zoo uiterst natuurlijk en zoo treffend tevens, dat dominee Massen in zijn smart om zijn gestorven vrouw en zijn verloren geluk zulk een naïeve poging doet om zijn geloof althans terug te winnen. Als Ada dood is, gaat haar man bij het lijk staan, en de gedachte overvalt hem: wanneer er een hier-namaals is dan leeft Ada nog, en misschien kan zij mij een teeken geven, dat mij van de onsterfelijkheid bewijs geeft. En fluisterend smeekt hij tot het koude lijk, dat het hem een teeken zenden zal, en hij wacht, maar het teeken komt niet. De soberheid van den heer Van Doorne bewijst hem ook in dit treffende moment een schoone dienst, en ik herinner mij uit Robert Elsmere geen bladzijde van gelijke dramatische werking. Nogmaals beveel ik ‘Twijfel’ aan als een kalm en beminlijk boek.
[pagina *8]
Indische Mercuur:
In dit boek wordt ons het heel-gewone verhaal verteld van een jong predikant, die, zonder ernstige studie of veel nadenken de eerste 25 jaar van zijn leven heeft doorgebracht. Hij kon studeeren van een beurs, ‘op voorwaarde dat hij in de theologie zou gaan.’ Na eerst dominee te zijn geweest op een klein plaatsje, wordt hij beroepen naar een welvarend dorp. Daar raakt hij in kennis met de burgemeestersfamilie en trouwt diens nichtje. En dan begint 't verhaal eigenlijk eerst belangwekkend te worden. We beginnen pijnlijker te voelen de knagende twijfel, die zich vroeger slechts een enkel oogenblik deed vermoeden. We zien den jongen Massen langzamerhand ontwaken uit zijn domineesleven. Maar dit is geen ontwaken tot krachtiger bestaan: eerst een aarzelend opwerpen van mogelijkheden, drijft de nieuwe geest van onderzoek hem straks tot een koortsachtig zoeken, tot een angstig vragen, wàt toch blijft en niet vergaat. En zijn twijfel gaat tornen aan alles. Waarom is er rijk en arm? Is er een leven na den dood? Bestaat God werkelijk? etc. En dan - na een tijd van onstuimig begeeren naar meer licht, naar een teeken: ‘in hem verdroogde langzaam, langzaam zijn smart en ook zijn verlangen naar het hogere.... In 't oog van de wereld was en bleef hij de brave, eenvoudige man, die het verlies van zijn vrouw nooit te boven was gekomen, en zich wijdde aan z'n betrekking en aan de opvoeding van z'n enig kind’.
Zoo eindigt het boek.
Deze heldere uiteenzetting op den man af en zonder eenige terughouding, van een dezer dagen zeer zeker veel, en niet alleen bij dominees, voorkomende gemoedstoestand zal misschien velen pijn doen, maar: de waarheid mag gehoord worden! Ieder beproeve zichzelf!
Wij hebben onverdeeld genoten van 's schrijvers talent tot zielsontleding en nuchtere beschrijving.
C.P. Brandt van Doorne heeft zich met Huiselik Leed en Twijfel een eerste plaats veroverd in de rij der Nederlandsche auteurs.
De Spectator:
‘Twijfel’ heeft veel goeds en waars. Scherpe psychologische trekjes vertolken een gekwelde menschenziel. En over het geheel ligt dat zekere, ‘boeiende’, wat zijn oorzaak dankt aan een kunstenaarshand. De heer Brandt van Doorne is een schrijver, die - wij hopen - nog lang zal werken, en dien wij ongaarne zouden verliezen.
De Kerkelijke courant:
Brandt van Doorne is ons door zijn vroeger uitgegeven werk ‘Huiselik Leed’ hoogst gunstig bekend en ook hier toont hij zich in beschrijving en schetsing van toestanden een schrijver van den eersten rang.
Het Handelsblad:
‘Twijfel’ is knap en waar geschreven.