| |
| |
| |
Piet pesten
En laat ik er nu eens een ton op verliezen, hoeveel denk je dan dat ik echt verlies?
Deze vraag als onderschrift en de foto wekten Revers' belangstelling voor de hele berichtgeving.
Een kaaskoper, belegen genoeg om zich te hebben rijkgehandeld, shockeerde opeens het Zuivelschap door een roep om kazen tegen prijzen die boven de zuivelkundig berekende lagen.
De pers op hem af voor een kaasrelaas, met mosterd onder de kopjes: Fuifnummer - Vrijgezel - Eigenganggaander - Zuivelschap-verachter. Er werd beschreven hoe hij zich in zijn stoel bewoog, in de kaashandel, de uitgaande wereld en de fotograaf maakte met één momentopname alles meer dan geloofwaardig. De veelvoorkomende haarloze kaaskop, maar daaronder rimpels en wenkbrauwen die alle kanten uitkonden, gnuifoogjes, pretwangen, een mond om mee te slurpen, te smikkelen, te smakken en gal te spuwen op het Zuivelschap. En nog adem genoeg voor een uitdaging. Wie denkt mij te kunnen nekken, biedt mij maar kaas, ik koop wel. Toch bleef het de vraag of met hem wel de kaaskoper aan het woord en het werk was. Hij kon in elk geval van zijn vele gedaanten het prijsbeleid doorkruist hebben - als eigenganggaander een ras met onstilbare kaashonger ontdekt hebben, als fuifnummer in een roes van drank en verachting het Zuivelschap in de wielen willen rijden. En als vrijgezel kon hij zich wat veroorloven, want: laat ik er nu eens een ton op verliezen, hoeveel denk je dan dat ik echt verlies?
| |
| |
Iemand die zoiets kan vragen zou mij kunnen helpen, dacht Revers, en doet het misschien met plezier. Hij besloot de man te bezoeken als de dag wat voller zou zijn. In de ochtenduren zou Droving geen geduld hebben voor wie hem geen kaas had te bieden, maar laat in de middag, als het dagverlies al geteld, de ton misschien al in zicht was, zou hij zich met voldane onverschilligheid kunnen afvragen wat die nu nog wilde, als Revers toegang vroeg.
De krant had hem gewezen hoe hij binnen kon komen. Pers? vroeg Droving, toen de sekretaresse Revers in zijn kamer had gelaten, wat voor pers? Er is zoveel pers.
Mag ik dat nog even voor mij houden?
Houd maar voor je, jongen, tot je het weet. Free-lance, hè?
Mijn kollega's, zei Revers, hebben wat laten liggen. Uw vraag over die ton verlies. Ze keken maar waar U wees, naar het Zuivelschap. Maar die vraag schreeuwt een andere kant op. Aan wie, als ik vragen mag, hebt U meer de pest, aan het Zuivelschap of aan de Fiskus?
We zullen er wat bij drinken, zei Droving, want ik merk het al. Jij vraagt te diep voor de krant. Je mag je artikel wel schrijven, maar ik koop het op. Je wilt mij laten toegeven dat het Zuivelschap, hè?... in vergelijking met de Fiskus, hè? Maar van mij in het openbaar geen halve vervloeking van het Zuivelschap, omdat de Fiskus een volle verdient. Ik begin altijd kalm, zei hij, met de fles en twee sherry-glazen in zijn hand, maar als jij liever iets in een klein glaasje hebt moet je het maar zeggen.
Revers koos sherry, natuurlijk. Het hielp hun aan een gevoel van gelijkgerichtheid en een vertrouwelijker opbouw van het interview, dat toch onderons zou blijven. Toen Droving zelf aan de kleine glaasjes ging denken, had hij heel wat pogingen achter de rug een verpletterende kwinkslag op het Zuivelschap te bedenken en was aan Revers onthuld hoe kazen nog wel eens te journaliseren
| |
| |
waren met een ekstra korst van onkosten, door manipulaties waar de Fiskus geen kaas van gegeten had.
Droving was tuk op onkosten. Zijn zaak dreef er op. De winst omheinen met verlies en het Zuivelschap negeren, dat had hem groot gemaakt. Ik zeg nog altijd dat Piet het betaalt als ik wat bekostig, al is hij al jaren minister-af. Piet was de grootste minister die wij ooit gehad hadden. Piet had de Nederlandse zakenman van zijn benepenheid verlost. Hij had hem geleerd het geld te laten rollen om Piet te pesten. En waar geld rolde kon Droving meedoen, want hij kon kazen terug rollen.
Ik weet iets leuks om Piet te pesten, zei Revers. Maar dan moeten wij het samen doen. Droving verklaarde zich gretig bereid van de mogelijkheid kennis te nemen.
Als ik nu eens op uw loonlijst stond voor twintigduizend gulden per jaar, voor hoeveel grijpt de Fiskus er dan naast?
Och, precies weet ik het niet, maar zeker voor de helft.
Nou, als U mij op uw loonlijst zet voor twintigduizend en U betaalt mij er tien, krijgt U die van de Fiskus terug. Het kost U geen cent, ik ben geholpen en Piet heeft de pest in.
Ho, ho, zei Droving. Jij vergeet wel het een en ander. Ten eerste de sociale lasten. Die zijn niet mis. Laten we zeggen, over twintigduizend, vijfduizend gulden. Piet betaalt de helft, dus dat is tweeenhalf duizend. Ik zou je dus vijfenzeventighonderd kunnen geven. Maar daar gaat nog eventjes was van af, zeg. Belasting over twintigduizend.
Ik val in een laag tarief, gehuwd, met twee kinderen. En dat niet alleen. Als ik bij U op de loonlijst sta krijg ik Kinderbijslag, die krijg ik nu niet. En ik betaal een schijntje voor mijn ziekenfonds - nu meer dan ik ooit kan verzieken.
Goed, goed, maar een paar duizend gaat er in elk geval af. Laten we zeggen dat je vijfduizend overhoudt. Voel je je daarmee geholpen?
| |
| |
Ja.
Grote Goden, wat is er toch nog een ellende in de wereld. Wat doe je eigenlijk voor de kost? Betalen die kranten zo rottig?
Ach, die kranten, ik zou ze dan kunnen laten schieten. Dat geleur met artikeltjes verveelt me allang. Eigenlijk ben ik schilder. Ik mag wel eens een portretje maken. En ik ben vormgever. Ik maak wel eens een affiche, een briefhoofd, een verpakking. Maar ik wou ook wel eens iets vast. Met vijfduizend van U kan ik de rest laten schieten. Op de portretjes na. Die kunnen zwart.
En dan nog iets, zei Droving, als jij voor twintigduizend op mijn loonlijst staat, moet je daar wat heten. Maar wat? Geen mens verdient twintigduizend bij mij. Het belangrijke werk doe ik zelf. We zouden iets moeten bedenken. Iets op -aris of op -eur. Alleen ik heb geen kommissarissen en ik heb al een sekretaresse, al haalt ze de twintigduizend niet. Met -eur kan je alle kanten op, natuurlijk. Rapporteur, kontroleur, hoofdkontroleur, hoofdrapporteur.
Ik dacht zelf aan adviseur, zei Revers.
Droving verslikte zich in de ouwe klare. Dat is geholpen met vijfduizend gulden en dat wil mijn adviseur heten.
Estetisch adviseur, zei Revers. De grootste zakenreuzen voelen zich estetisch een nul, trekken estetische adviseurs aan en zijn er nog trots op ook.
Goed, goed, jij wordt mijn estetisch adviseur. Als mijn vrienden vragen of ik nog nieuws weet, kan ik zeggen: ik heb een estetisch adviseur om Piet te pesten. Maar weet je, vroeg hij opeens, weet je wat de pest is met jullie armoezaaiers? Je denkt dat Piet zich gepest voelt met tienduizend gulden strop. Je denkt dat twintigduizend een heel inkomen is. Maar het is niks voor dat plannetje van jou. We moeten omhoog. Verdubbelen, of doorcijferen tot het de moeite waard wordt. We zullen mijn boekhouder er eens bij halen. Hij drukte één van de knoppen op zijn telefoontoestel in.
| |
| |
Mijn boekhouder weet alles van belastingen, ofschoon zijn salaris nauwelijks belastbaar is. Als hij binnenkomt moet je eens opletten hoe... Hij drukte nog eens en keek op zijn horloge. Verrek, het is al half zeven. We zitten in een leeg huis. We zullen tot morgen moeten wachten. Maar het moet te doen zijn. Zo'n twintigduizend schoon per jaar moet er voor jou toch wel uit te halen zijn. Als je maar niet op kosten let, heb je Piet altijd aan zijn staart. Vijftigduizend op de loonlijst, zestig misschien. We zullen wel zien en morgen een mooi kontrakt opstellen voor mijn estetisch adviseur. Wat dacht je? Als ik een estetisch adviseur aantrek, kies ik er toch een van een halve ton? Maar nu ga ik eten. Kom morgenochtend maar terug voor het kontrakt. Of ga je mee eten? Kunnen we vanavond de estetische keer in de kaashandel vieren.
Dan moet ik even mijn vrouw opbellen om te zeggen dat ik niet kom eten.
Hè, ja, doe dat. Dan maak ik dat ook eens mee. Ik heb mij al vaak afgevraagd: hoe doen ze dat toch, die getrouwde lui? Vragen ze verlof? Kondigen ze het aan? Het lukt mij nogal eens relaties over te halen hun vrouw te laten zitten en met mij te eten. Dan gaan ze eerst even opbellen. Maar nooit waar ik bij ben. Als ze terugkomen lijken ze intussen wat gegroeid te zijn. Ze kijken alsof ze hun abonnement hebben opgezegd op een krant, die hen verveelde, of alsof ze het gesprek hebben afgebroken met: en verder basta! Maar wie weet hoe ze in die cel stonden te soebatten.
Dag, zei Revers door de telefoon, zeg, ik bel even. Nee, moet je horen, zouden de Hoorwijkjes vanavond komen? Morgen? O, wat een geluk. Nee, daarom bel ik juist. Ook niet. Kan niet. Vertel ik straks wel. Nee, bewaar maar niks. Nou ja, als het teveel is, maar het hoeft niet. Ja, en stuur je Wiesje op tijd naar bed? O, zeg, en Frans mag niet naar bed eer hij klaar is met zijn huiswerk. Nee, helemaal klaar. Ja, van boven dicht, van onderen op een kiertje.
| |
| |
Dag.
Een hele verantwoordig, hè? zo'n huisgezin, zei Droving. Je hebt vergeten te zeggen dat zij de pin in het slaapkamerraam moet doen. Nou ja, laten de aanranders maar binnenklauteren, heeft zij ook lol vanavond.
Hij bestelde een taxi, schonk nog eens in voor een vluggertje en had Revers naar het portiek gekeuveld en de straatdeur gesloten toen de taxi arriveerde. Ha, het is Frits, zei hij toen hij de chauffeur zag. Hoe staat het leven, Frits? Willen de motor en de meter nogal lopen vandaag? Nou, je weet de weg en je kent de spraak - het gewone program voor een mooie avond.
Frits startte en reed met hen weg. Een mooie uitvinding een auto, zei Droving, maar weet jij wat je moet doen als de motor pingelt? Nee.
Ik ook niet. Ik wil het ook niet weten, vandaar dat ik nooit een auto zal kopen. Blijf heer in het verkeer, neem een taxi, dat is mijn devies.
In het restaurant volgde Revers de lijn die hem die dag al een jaarinkomen van twintigduizend gulden schoon had opgeleverd - hij sloot zich aan bij de smaak van Droving. Leg maar een basis tot diep in de nacht, bestelde Droving. Het leek Revers een basis tot diep in de volgende week, maar Droving zei dat ze anderhalf uur de tijd hadden eer Frits hen zou komen halen.
Toen het zover was bracht Frits hen ongevraagd naar een wijk, waar deftige herenhuizen, met gedoofde lichten en bronzen firmanamen aan een gracht stonden. Het huis waar hij voor stopte had geen aanwijzing over de bestemming. Droving koos de ingang in de stoep, stapte het treetje af en drukte op een knopje. Het verbaasde Revers niet dat de deur ook werkelijk openging en dat ze naar binnen mochten. Het leek een bezoek waar geen verlof, geen verontschuldiging, geen woord voor nodig was. Gewoon door- | |
| |
lopen langs de opendoener heen naar een kapstok en naar een deur, die Droving ook al wist te vinden. Voordat hij hem opendeed stootte hij Revers aan en zei: ik weet een geintje.
Revers zag zes filmische vrouwen in een vertrek, dat halverwege gevorderd leek met een gedaanteverwisseling, van huiskamer nachtklub te worden of van nachtklub huiskamer. Zij waren jong, animerend en gehuld in de overdadige tooi, die in de film altijd op naakt uitdraait. Vijf zaten of liepen zelfstandig, maar één zat apart aan een tafeltje iets te drinken met een man. Hij hield haar goed omklemd aan de cirkulatie onttrokken, waardoor de anderen des te meer nog beschikbaar leken. Een andere man met een glas zat nog alleen, had aan de vijf niet genoeg of te veel om zijn keus te kunnen maken.
In Droving was geen kaaskoper meer te herkennen. Hij was over de drempel gestapt op een manier, die Revers al even aan het beloofde geintje had doen denken, en nu nog steeds polonaise-achting in beweging, met geheven armen en uitingen van vrolijkheid, één en al lol dat hij het was, die opeens door het zaaltje marcheerde, volkomen pardoes voor de meisjes, maar door hem zelf al uren voorzien.
Revers herinnerde zich iets op de deur gezien te hebben toen hij die sloot. Hij keek en zag er een tekst op bevestigd, niet lang genoeg en te rijmloos voor een wandspreuk. ‘Wie moeilijkheden zoekt wordt verwijderd.’ Toen hij zich weer omdraaide zag hij dat Droving halt had gemaakt en hem wenkte dichterbij te komen. Hij stelde de meisjes met één armzwaai aan Revers voor. Kasie kasie, hè? Achter hem ging een deur open en kwam nog iemand binnen. Een zevende vrouw, maar volkomen anders. Zij deed niet onder voor Droving in jaren en rimpels en had niets gedaan om ze te kamoefleren. Ze scheen op het lawaai af gekomen te zijn, erop verdacht de meisjes op wangedrag te betrappen, of bezoekers op
| |
| |
het zoeken van moeilijkheden, maar toen ze Droving zag trok zij haar rimpels in een goedig patroontje. Zij ging weer weg zonder dat hij haar had gezien, want hij was juist toe aan het geintje. Hij vroeg er de aandacht voor en riep: meisjes, meisjes, nu zal je was nieuws beleven. Ik kies vanavond niet zelf. Ik heb mijn estetisch adviseur meegebracht. Hij viel schaterend in een fauteuil, maar bleef de gang van zaken regelen. Revers moest naast hem komen zitten en van de meisjes verwachtte hij dat de happigheid gekozen te worden van hun leden te lezen zou zijn. Er kwam even een onderbreking doordat iemand een blad vol glazen binnenbracht, iedereen trakteerde en er Droving een bon voor liet tekenen. En waarachtig nog een onderbreking door de man alleen. Juist toen Droving tegen Revers had gezegd: nou, zoek maar een malse voor mij uit, kwam de man overeind en zei: alles goed en wel, maar ik was eerst. Hij liep erbij naar Revers toe, die zich verlegen voelde worden, maar toch meer om de man te waarschuwen dan uit verweer naar de deur wees. Hebt U dat al eens gelezen? vroeg hij. De man keek naar de tekst. Droving keek ook en scheen hem nog nooit gelezen te hebben, want hij ging er op af. Precies, zei hij en tikte voor de man op de tekst. Wie moeilijkheden zoekt wordt verwijderd. Zoekt U moeilijkheden?
Nee, maar...
Daar houden ze hier helemáál niet van, hoor.
Nee, maar...
Een van de meisjes greep vrouwelijk in en de man bij zijn hand. Ze leidde hem terug naar zijn eigen rustige hoekje, zette hem weer op zijn stoel, klom op zijn knieën, beschouwde zich als gekozen en werd geaksepteerd. Dat liet Revers de keus uit vier. Uit drie, want een donker typetje met een gezellig gezicht stelde zich achter Droving op, wees op zichzelf en schudde haar hoofd.
De keus viel Revers niet gemakkelijk, want Droving zat hem niet
| |
| |
gelaten af te wachten. Hij scheen bepaalde verlangens te hebben, zat tegenstrijdige aanwijzingen te geven met bewegelijke vingers en lippen, leek iets om te slobberen, iets om te krauwelen te willlen, maar vooral iets om lol mee te maken. Ik kies maar, dacht Revers, de vrolijkste van de drie, maar die was er niet bij en toen wees hij maar naar de middelste.
Droving leek opgetogen over de uitslag, wou meteen met haar weg, duwde haar voor zich uit naar de deur, maar stapte zelf nog even weer binnen voor een geintje. We gaan het hogerop zoeken.
Het meisje dat nee had geschud kwam naast Revers zitten, om hem te bedanken en voor te stellen eerst nog wat te drinken en te babbelen. Hij mocht haar Poetie noemen, wan dat deed iedereen. In afwachting van het blad met glazen keek Revers of alle aanwezigen aan een nieuw rondje toe waren. De twee gekoppelde meisjes lekente veel in beslag genomen en de overgebleven twee zaten in het huiskamerachtigste hoekje samen dropjes te eten en een Libelle door te bladeren. De serveerder keek niet eens verder, liet het bij twee glazen. Meer stonden er trouwens ook niet op zijn bon. Revers tekende met: Droving p/o Revers en nam zich voor boven een eventuele bon van Poetie ook zo te versieren, om geen rekening voor drank en ontucht thuisbezorgd te krijgen.
Poetie nam een slokje en werd filosofisch. Wat kan het toch wonderlijk lopen, hè? Nu is Carla met hem naar boven. Dat had ik kunnen zijn, zei ze, alsof het toeval nee had geschud. De man, die eigenlijk eerst was, trok er nu ook met zijn keus tussenuit, wou blijkbaar niet de laatste zijn. Als het andere stel nog naar boven wilde, mocht het wel oppassen dat niet alles zich beneden al voltrokken had.
Revers vroeg zich af of hij zich al voelde rijpen voor het moment om zelf ook naar boven te gaan. De drank werkte naar behoren, maar verder niets of ondergronds. Misschien moest je gewoon
| |
| |
maar gaan, waren de aanblik van het bed, een uitgedokterd kleurenschema en Poetie's zelfontplooiing genoeg om het gaande te maken. Poetie scheen ook geen haast te hebben, hield zich meer met de twee drop-addikten bezig dan met hem. Zij wisselden hartelijkheden, waren onder elkaar veel vrolijker dan toen er reden voor was omdat Droving hen ertoe aanspoorde. Op een gegeven moment hoorde Revers zelfs van alle drie een maagdelijk gegiechel, waar hij van opkeek, omdat hij van verdorven vrouwen hoogstens de zelfkantjes van de lach zou hebben verwacht. De aanleiding was al even onbegrijpelijk - Poetie's vraag hoe Carla het zou maken. De meisjes bleken zich meer ontsnapt dan overgeschoten te voelen. Zij gunden Carla wat zij meemaakte, temeer omdat het pas haar eerste keer met Droving was. Door hem uitverkoren te worden scheen tot de gemoedelijke verschrikkingen gerekend te moeten worden. Zij gingen even samen wat onderdrukter praten en wat luider proesten, lieten drop en Libelle in de steek en liepen samen de deur uit.
Poetie keerde zich weer naar Revers. God, wat ben ik blij dat je me nee zag schudden.
Heb je een hekel aan Droving?
Een hekel? Hoe kom je erbij? Wie heeft nu een hekel aan Droving? Maar ik zie hem liever hier dan boven. Hij maakt het te gek. En hij lacht er zo bij, hij wil altijd spelletjes.
Spelletjes?
Hobbelpaardje of kippenhokje. Laatst wou hij met mij bok-bok-berrie. Het bed was de eerste bok en ik de tweede. Hij zou over de tweede bok heen op de eerste springen, maar hij is te stijf, hij kon niet over mij heen komen.
En jij, jongen? vroeg ze opeens gezellig. Zal ik nog wat bij je komen zitten of weet je al een spelletje? Revers wist geen spelletje, maar hij wilde ook niet dat ze hier nog even op hem kwam zitten. Hij
| |
| |
besloot maar naar boven te gaan. Poetie ging hem voor, liep vlug een trap op en sloot zich op de eerste étage aan bij de twee andere meisjes, die elkaar bij een deur moesten vasthouden van het lachen, al ging dat nu geruisloos. Zij hadden de deur zelfs een kiertje open gemaakt. Daarachter klonken Droving's lolkreten en ook wat lacherig meedoen van Carla. Wat doen ze? vroeg Poetie.
Sssst! Slakkehuisje.
Revers geneerde zich een beetje. Hij vond dat de meisjes misbruik van Droving maakten, maar op een stomme manier. Door de verhouding wat handiger uit te buiten, had het hun allicht kunnen lukken een plaatsje op zijn loonlijst te krijgen, als kaasproefsters. Opeens klonk er van binnen geen gelach, geen enkel geluid meer. Toen hoorden zij Carla gillen. Poetie duwde de deur open. Midden op het bed was het beddegoed tot een slakkehuisachtige hoop geformeerd. Zowel aan het voeteneind als aan het hoofdeind staken er een paar benen uit, de mollige trappelend en de knoestige houterig stijf van bewegingloosheid. Poetie tilde het slakkehuis weg. Droving lag op zijn buik over Carla heen, haar dijen in zijn versteende greep en een sprakeloos hoofd in haar schoot. Zelf probeerde zij een kroeskopje tussen zijn kniën door wat op te richten. Het gegil werd even algemeen, maar verstomde toen de oude vrouw binnenkwam. Haar gezicht stond weer als bij haar eerste verschijning. Haal Willem, zei ze tegen Poetie en keek ook de andere meisjes de kamer uit.
Willem had geen aanwijzingen nodig. Hij maakte Carla's dijen vrij, tilde Droving wat losser van haar, zodat zij onder hem uit kon kruipen, en liet hem weer zakken. Hij keerde zich naar de oude vrouw, waardoor Revers voor het eerst zijn gezicht goed kon zien. Hij leek hem de man, die bij moeilijkheden voor de verwijdering zorgde.
Frits kan elk ogenblik komen, zei Willem. Die komt hem altijd
| |
| |
halen.
En dan? vroeg de oude vrouw.
Met Frits valt wel te praten. We zullen hem maar vast in de kleren steken.
Beneden aan de kapstok hangt ook nog wat van hem. Zal ik dat even halen? bood Revers aan, om niet al bij de interlockjes te hoeven assisteren.
Wou je er soms tussenuit knijpen? vroeg Willem dreigend, en toen opeens veel redelijker: maar waarom ook niet? Hebben we hem nog nodig? vroeg hij aan de oude vrouw.
Ze schudde het hoofd.
Nou, ga maar naar de kapstok, zei Willem. Je hoeft niets hier te brengen, hij moet toch ook langs de kapstok.
Revers, wel niet op straat gekomen zonder dat zelf te beseffen, vroeg zich toch af hoe hij zo feilloos bij een goede bushalte was beland. Die van lijn zes. In tien minuten zou hij ermee tot bijna voor zijn huisdeur gereden kunnen worden. Een handige verbinding, maar Revers verwachtte niet in tien minuten zelf al genoeg uitgedacht te zullen zijn om iets geschikts voor zijn vrouw te kunnen bedenken. Hij besloot te lopen.
Toen hij thuiskwam was zijn vrouw al naar bed. In de huiskamer stond een bordje met twee boterhammen, een vork en een mes voor hem klaar, naast een ander bordje dat was toegedekt met een derde. Hij dacht nergens trek in te hebben, keek even onder het dekbordje en ging toch maar zitten. Een gebakken botje is een niet te versmaden hap voor wie met vijfduizend gulden, schoon, vast en per jaar, al geholpen zou zijn.
|
|