| |
| |
| |
Oker
De man was rijk en kan vader genoemd worden, want het gaat er hier om dat hij een zoon had. Toen diens moeder nog leefde was er een rem op het verwennen, omdat vader en zijn vrouw het er nooit over eens waren hòe ze hun zoon zouden verwennen.
De moeder stierf te jong voor het kind om te begrijpen dat deze gebeurtenis een aantal dagen aanleiding zou moeten zijn voor ingetogen gedrag. Het was niet minder eigenzinnig dan in een alledaagse toestand, moest bij het begraven zelfs uitgeschakeld worden, omdat het zich met niets minder dan ‘zelfdoen’ tevreden wilde stellen, waarmee het nog niet eens bedoelde op de bok de teugels in handen nemen, maar in de kist het lijk te zijn.
Vader miste zijn vrouw in het grote en het kleine. 's Morgens werd hij nu zelf wakker door het geschreeuw van de zoon, die zijn omelet al kant en klaar zag opdienen en zèlf de eieren had willen breken. Vader had nu alleenzeggenschap over de kadootjes. Hij kon ze wat gevaarlijker bedenken dan toen zijn vrouw nog protesteerde. Hij zoch het voor de jongen in het beweeg- en bestuurbare, liet een miniatuur-Mercedes bouwen, kocht een pony, spande de een voor de ander en wilde zijn zoon achter het stuur tillen. Die gilde ‘zelf doen, zèlf doen’, rukte zich los, rende achter de Mercedes, duwde hem tegen de achterpoten van de pony, die hem aan diggelen sloeg.
Vader miste zijn vrouw nog het felst in het grote, tot hij afleiding zocht in laten bouwen. Het werd een onverklaarbaar bouwsel in
| |
| |
een hoek van zijn landgoed. Het was ommuurd, bepoort en afgesloten en bevolkt met mensen, die zich daar gereed hielden voor de bezoeken van vader. Zij zagen er machinist-achtig of juist bijzonder charmant uit. Het leek zo'n wonderlijk bouwsel, dat zelfs de zoon er van af zag zèlf te raden wat het kon zijn en er vader naar vroeg. Die had het niet willen uitleggen, maar voor het eerst had de zoon wat kontakt gevoeld met zijn vader, omdat die voor het eerst iets zei wat hij niet kon doorgronden. In zekere zin, had de vader gezegd, mag je denken dat het gebouwtje je moeder is.
Het werd een keerpunt in hun verhouding. De jongen ging wat verwachten als hij vader zijn mond zag opendoen en vaders merken dat graag van hun kinderen. Het verontrust hen niet. Al weten zijn niet wat er dan wel te verwachten zou kunnen zijn, ze denken: dat gaat de goede kant op.
Toen de jongen was opgegroeid tot een leeftijd, waarop elk ogenblik de problemen konden inzetten, ging vader het zich onnodig moeilijk maken, door er onnodig op te letten.
Hij betrapte zijn zoon in het strijkkamertje met een van de dienstbaren. Waar hij hen op betrapte zei welbeschouwd nog niet veel, zelfs niet of het wat zou zijn geworden indien hij hen niet had betrapt. Maar hij had het gezien. Hij wenkte de jongen en nam hem mee naar de bibliotheek. Hij liet hem plaatsnemen ten teken hoe hoog hij het opnam. Zelf bleef hij heen en weer lopen, zich rukkend omkeren, alsof hij daar elke keer op het nippertje mee ontkwam aan een ondienstig openingswoord. De eerste keer dat hij pal voor de jongen bleef staan was het om één weg uit de moeilijkheden afgesneden te verklaren. Ik wens om jou geen onogelijk personeel in huis te halen!
Het was een gelukkig begin. Het bracht de afstand vader-zoon terug tot een minimum, een verschilletje in positie. Ik, vader, ga
| |
| |
jou hier de les lezen, omdat jij, zoon, niet de vader bent. Hij had er nu meteen bij kunnen gaan zitten, of de jongen optrekken en bij hem aangehaakt laten mee-ijsberen, om te overleggen wat hun te doen stond nu de knaap zo naar zijn vader bleek te aarden. Maar hij ging nog een poos heen en weer, trok toen toch een stoel bij en ging er zo breed mogelijk op zitten, als om een schoot te maken waar het vraagstuk wijduit kon spartelen.
Je moet mij niet verkeerd begrijpen, zei hij. Er zijn vaders die nu boos zouden zijn. Waarom weet ik niet. Wat zijn dat voor vaders? Hoe zijn ze nog vader geworden? Op jouw jaren zat ik al tot mijn ellebogen waar jij nog niet eens tot je pols zat.
Hij sloeg zijn benen over elkaar, waardoor het probleem op iets hoger niveau kwam. Jij hebt nooit je grootvader gekend, zei hij. Hij was een man met opvattingen. Hij is dood, maar de invloed van een gestorvene krijgt iets onherroepelijks, omdat je er nooit bij kunt denken: morgen kan hij de zaak wel heel anders bekijken. Je hoeft mij niet te vertellen wat je dreef in het strijkkamertje - ik heb dat kind gezien. Maar ik wil het niet en ik mag het niet, omdat je grootvader mij in de tang heeft. Hij was ontzet toen hij merkte waar ik op jouw jaren al tot mijn ellebogen zat. Het heeft zijn dood verhaast, als ik de familie geloven mag, en hij heeft mij laten beloven - op zijn sterfbed, natuurlijk - ervoor te zullen zorgen dat althans mijn kinderen kuis het huwelijk in zouden gaan. Je grootvader geloofde in sterfbedden. Wat je daarop beloofd krijgt, dacht hij, heeft eeuwigheidswaarde. Mogen wij hem ontgoochelen? Je zult mijn bankrekening erven, waarom zou je niet mijn schuld aan je grootvader delgen?
De jongen zat te luisteren en zijn stekels in te trekken. Hij voelde met zijn vader een overeenkomstig lot te delen - zoons te zijn van hoogeisende vaders. Vader, die niet kon zitten en streng kijken tegelijk, zag hem zo mogelijk nog milder aan toen hij vervolgde:
| |
| |
er zijn vaders die het nu hierbij zouden laten. Wat zijn dat voor vaders? Zijn ze dan altijd vader geweest? Ik weet dat mijn taak nu goed begint. Ik zal je niet in de steek laten en ik wil je niet tekort doen. Ik heb dit moment zien aankomen en er veel over nagedacht. Er zit niets anders op dan dat ik je meeneem naar dat gebouwtje. Ik heb me al eens iets over dat gebouwtje laten ontvallen. Ik wou dat je het niet had verstaan, want jij moet er beslist niet je moeder in zien. Zondag, met kerktijd, zullen we gaan. Vroeger ging ik elke zondag met je moeder naar de kerk. Het was de enige plaats buitenshuis waar wij samen waren - je moeder had geen benul van amusement, denk maar eens aan het speelgoed dat zij je gaf. Ik mis haar nooit sterker dan wanneer de kerkklokken gaan luiden. Dan kwam zij naar mijn kamer en hielp mij met mijn das, omdat ik aan de late kant was. Alles heb ik bewaard wat ik droeg, de laatste keer dat ik met haar naar de kerk ging, en elke zondag trek ik alles weer aan, terwijl de klokken luiden. Omslachtig, want in het gebouwtje moet alles weer uit. Ik vraag mij af of ik nog kan voelen daar bij je moeder te zijn als jij met mij mee gaat. Het is niet te voorzien waar ik terecht kom als ik haar definitief moet afschrijven door jou.
De eerstkomende zondag ging vader - inderdaad wat plechtig gekleed - met de jongen naar het bouwsel. Trek jij alleen maar je trainingspak aan, had hij gezegd. Bij de poort haalde hij een forse sleutel uit zijn zak, ontsloot, duwde de poort open en bleef hoofdschuddend staan. Jarenlang heb ik mij met kloppend hart toegang verschaft, maar nu slaat de tijd mij die sleutel uit de hand, zei hij, ofschoon hij hem weer netjes had opgeborgen. Ik weet niet eens of ik straks de poort weer sluit.
De ruimte tussen hoofdgebouw en muur leek op een versteend woonwagenkamp en verklaarde iets van het lawaai, dat de jongen
| |
| |
soms vanuit die hoek over het landgoed hoorde strijken. Hij zag er fascinerende wasjes buiten hangen.
Vader liep naar het hoofdgebouw, naar een ingang zonder deur, hield de jongen even staande en zei, om hem te bemoedigen: ze weten dat je meekomt.
Het gashoudervormig middenstuk zonder vensters, dat de jongen boven het muurtje uit had zien reiken, bleek van binnen kunstmatig en mild verlicht. Het bevatte wat de jongen een enorme, een eindje in de vloer gezakte kubus leek, die echter in werkelijkheid een kruising was tussen een badkuip en een zwempoel. Hij rees een meter boven de jongen uit en was betegeld waar hij oppervlak had. In een hoekpunt stond een hijskraan, die een tweepersoons Luftsessel-achtige konstruktie van schuimrubber naast een van de tegelwanden liet afhangen tot op zithoogte van de vloer. Vader wees ernaar. Die zwaait ons straks over, zei hij, maar ik zal je eerst laten zien waar je dan terecht komt. Hij ging de jongen voor op een van de trapjes. De knaap was verrast door het water, okerkleurig en ondoorzichtig, maar vader wees op de muur, waar zij nu op stonden en die, evenals de andere drie, wonderlijk dik was. Zie je dat? Als die school van jou wat waard is, kan je zelf uitrekenen hoe dun die muren konden zijn, maar je ziet het - dit zijn geen bovenkanten van muren, het zijn plateaux. Onze toneelvereniging zou er de perzische maagdenroof kunnen opvoeren, maar hier wordt niks geroofd, jij blijft in het water als die meiden over de muren dartelen. Ze zijn niet perzisch, trouwens, maar turks als ik het goed heb, afkomstig van een gestrand revuegezelschap.
Vader stond wijdbeens, keek voldaan naar het water en zei: jij gaat in die kuip in een volledig uitgeprobeerd artikel. De afmetingen waren er al van het begin af aan, maar het is verbazingwekkend wat er nog allemaal meer aan te pas moest komen. Ik
| |
| |
was begonnen met helder water. Lekker warm en veel is genoeg, dacht ik, maar ik had je moeder onderschat. Het leek naar niets toen ik daar in lag. Daar moet wat bij, dacht ik. Maar wat? Oker viel mij het eerst in, misschien nog meer om het woord dan om de kleur. Al jong deelde ik oker in bij de fijne woorden. De eerste keer dat ik mijn lichaam voelde was oker de klank die toepasselijk leek. Ik heb nooit precies willen weten wat oker is en waar hij vandaan komt - dat kan alleen maar tegenvallen. Misschien kan je aardrijkskunde-leraar je daar meer van vertellen. Nou, kom, naar beneden, dan gaan we ons uitkleden.
Toen vader niets meer aan had gespte hij zich een riem om, met een kastje vol knoppen erop, dat hem op de buik kwam te zitten. Hij zette zich in de Luftsessel en wenkte zijn zoon het zitje naast hem in te nemen. Hij drukte op zijn buik een knop in. Zij gingen omhoog tot zij hoger dan de kubus waren. Weer een knop-druk en de kraan zwaaide hen over een plateau en boven de okerplas. Toen de jongen naast hem de man rossig en vlezig het water zag naderen, viel het hem op hoe tevreden een vader kan kijken, als de omstandigheden er maar naar zijn.
De jongen dacht een ogenblik dat het water te heet was, maar hij hield het uit en wende eraan. Hij was eerst rechtop, half in half boven het water blijven zitten zoals hij erin neergelaten was, maar vader trok hem achterover tot een benadering van zijn eigen geroutineerde okerwater-ligstand. Nu kan ik wel zeggen mond houden en genieten, zei hij, maar je bent natuurlijk nieuwsgierig. Bovendien wil ik je niet laten denken dat ik alles bedàcht heb. Het is allemaal op natuurlijke wijze erbij gekomen, louter doordat ik mij afvroeg wat er nog ontbrak. De kognak kwam er al gauw bij, zei hij, en drukte op een knop. Er klapte een tegel neer uit de wand tot evenwijdig met en vlak boven de waterspiegel, en uit de kuip-bar schoven een fles kognak en twee glazen naar voren.
| |
| |
Vader schonk in. Jij hebt, geloof ik, nog nooit kognak gedronken, maar je was ook nog nooit eerder in het strijkkamertje geweest. Neem de eerste teug maar niet te groot, je hoest hem er toch maar uit. We zullen niet klinken, want het drinken is hier bijkomstig, je moet zien te vergeten dat het de kognak is die werkt. Ja, probeer maar, je zult je eigen drinkhouding moeten vinden, of ik zal een speenfles voor je moeten kopen. Een nadeel van kognak is, dat die mij spraakzaam maakt en dan trek ik je misschien uit je konsentratie. Ik had niet gedacht dat mijn zoon meenemen zoveel verschil zou maken. Ik voel me meer op de katheder dan bij je moeder, maar alles is ook nieuw voor jou.
Je kijkt naar die dampen, hè? Laat het je niet te veel afleiden, maar ik geef toe, het is vreemd. De eerste keer keek ik er ook van op. Je zou verwachten dat okerwater duidelijk okerdampen zou geven, maar ze zouden zo van de melk kunnen zijn. Het is behoorlijk dampig vandaag. Ik word oud, dat merk ik wel. Wat mij betreft zou de temperatuur vijf graden lager kunnen zijn, maar ik weet het, jongen, jong bloed wil hevigheid. Heb je wel eens turkse meisjes gezien? Hij drukte een knop in. De jongen keek onwillekeurig om zich heen. Nee, zei vader, de turkse meisjes komen het laatst, dit was een signaal voor iets anders. Als ik alleen ben zet ik meestal alles tegelijk in werking, maar voor jou is het nog te nieuw, dan gaat er te veel teloor. Nou even goed naar mij luisteren. Als je hoort plonzen, moet je niet omkijken, want dan is de aardigheid er af. Ik zal het wel uitleggen als het begint. Dat merk je vanzelf, maar schrik niet. De jongen schrok toch toen hij wat omlaag werd getrokken door handen, die hem omvatten, bij de heupen nog wel, en zich toen voortspoedden over zijn huid. Nou, ik waarschuwde je nog, zei vader. Ik kwam op dit idee doordat ik dacht: wat een weduwnaar het hardst nodig heeft, is onder-water-massage. Maar alles stompt af. Als het je gaat vervelen trap
| |
| |
je die kikvorsvrouwen maar weg, net als ik.
Het verveelde vader niet zo gauw. Hij gaf zich er even zwijgend aan over, schikte zijn leden in het water tot een maximum aan toegankelijkheid, liet zich gemoedelijk goeddeels in de oker trekken en keek alleen even bezorgd toen het water dicht bij het knoppen-kastje op zijn buik kwam. Hij wriggelde en giggelde een beetje, stak soms ineens zijn hand onder water, waarschijnlijk om plekjes aan te wijzen en scheen zijn zoon een ogenblik te vergeten. Nou, genoeg! riep hij opeens, klapte in zijn handen en trapte naar alle kanten.
Ik sla dat niet vaak over, zei hij, maar soms heb ik genoeg aan de kognak. En jij moest daar te veel aan hebben, want je bent nog veel te jong. Hou je glas maar eens bij.
Ik zal even de muziek inschakelen, maar pas op - jij bent zo schichtig - het stijgt op van de bodem. Als je denkt dat is het niet, is het het toch. De jongen hoorde door het water en met de dampen mee een suizeling opkomen, alsof de oker probeerde op te schuiven naar een donkerder tint. Weg, zei vader en drukte op een knop. Je krijgt het straks terug, maar ik zal het je eerst even uitleggen. Het is elektronisch. Ik heb altijd gedacht dat ik niet muzikaal was, omdat gewone muziek uitgaat van materiaal, dat ik zelf ook tot mijn beschikking heb, het do-re-mi-va-sol, en het dan in tijd van een ogenblik zoek weet te goochelen, zodat ik niet meer kan nagaan wàt waar klinkt. Maar elektronische muziek schijnt mij van nature te liggen. Het doet denken aan een superruzie tussen volksvrouwen, waarbij woordkoppelingen gevormd worden, die weliswaar verrassen, maar tegelijkertijd klinkend bewijzen, dat niets ongeformuleerd hoeft te blijven, indien elke grens aan wat geoorloofd is vervalt. Elektronische muziek schafte het do-re-mi-fatoen af en de mogelijkheden vermenigvuldigden zich, zoals scheldvondsten op de volkstong.
| |
| |
Nou, nu moet je toch eens aandachtig luisteren, zei hij en bracht de suizeling weer tot leven. Hij lag even met gesloten ogen te genieten, keerde zich naar zijn zoon en zei: nou? Doet het je wat naast de kognak? Ik hoor er gezucht in, en niet van balorigheid. Ik zou er wat mee kunnen doen als ik de apparaten had en apparatuur-minded was. Och, voor jou is het natuurlijk te nieuw. Je moet maar denken: alles vraagt groei en elke zondag gaan de klokken luiden. Kom, jongen, lig er niet zo lamlendig bij - een strijkkamertje is ook niet alles.
Hij schonk nog eens in. Hemel, wat word ik oud - ik had niet gedacht ooit op een erotisch teveel te zullen stuiten. Als ik alleen was hield ik er voor vandaag mee op, maar jou wil ik het slotnummer niet onthouden. Heb ik je al verteld dat ze turks zijn? Je moeder zou er van opkijken als zij wist van hoe verre zij kwamen aandraven om te helpen mij trouw te houden. Ik moet werkelijk even wachten voordat ik die meiden laat komen. Ik moet je trouwens voorbereiden en ik waarschuw je vooruit, ze hebben niks aan. Ik zou kunnen liegen en zeggen dat het was omdat ze wel eens in het water zouden kunnen vallen, maar ze vallen nooit in het water. Tjonge was is dat goedje lenig. Probeer maar niet bij het kijken te mikken - ze zijn te rap. Zal ik ze maar laten komen?
Hij drukte een knop in en kort daarop trippelden langs alle trapjes de meisjes lenig en naakt omhoog en begonnen schots en turks door elkaar op de muren te dartelen. Vader keek ernaar met vermoeide ogen, maar de jongen kwam in beweging. Wat ga je doen? riep vader en greep hem bij een been. De jongen rukte zich los - dat had hij jong geleerd. Zelf doen, zèlf doen! riep hij en joeg achter de meisjes aan, die een paar keer om de watervlakte en toen langs de trapjes omlaag renden.
Toen vader de hijskraan in werking had gezet en van boven de oker vandaan zwaaide, kwam er al een eind aan het gedraaf en
| |
| |
gegil om het gebouwtje. Hij liep naar de uitgang, keek, vond meiden noch zoon, slechts vredigheid. Hij vroeg zich af waar zijn speurtocht te beginnen, keek om zich heen en zag overal eendere wasjes aan de lijn hangen. Nou kan ik wel zoeken, dacht hij, maar als ik hem vind liggen zij allang in een turkse knoop - hak die maar eens door. Hij draaide zich om en liep naar binnen om zich aan te kleden.
|
|