| |
| |
| |
Nederlandsche Woorden schat der Regts-geleertheyd en Regts-vordering.
| |
A
a die in diem, van die dag af tot die dag toe, van sulken dag af tot sulken dag toe. |
a legatariis, van maakingbeurders. Siet legatarius. |
ab altera statione, van eenen anderen ontfang, of van een anderen rekening. By voorbeeld twee luyden sijn malkander schuldig, t.w. d’een komt van den ander 500 gulden, uyt verkoop van eenig goed: d’ander komt van de eerste 360 gulden, uyt verkoop mede van eenige andere waren. Als nu de eerste betaalinge eyscht, komt de tweede met 360 gulden in-schuld in verlijking tegens de 500 gulden in-schuld, en blijft oversulks maar 140 gulden voor de tweede om te betaalen. Maar als nu de tweede wilde seggen, ik moet nog van een |
| |
| |
derde 140 gulden hebben uyt verkoop van koopmanschap, en dat breng ik mede in verlijking tot betaaling van’t geen ghy hebben moet: soo en soude dat niet gelden, overmidts dat dat is van een anderen ontfang en rekening. |
ab intestato, by versterf, door versterf, sonder uyterste wil maaking. |
ab intestato mortuus, sonder uyterste wil maaking gestorven; d.i. die sonder uyterste wil te maaken gestorven is. |
ab intestato haeres, erfgenaam by versterf; d.i. die erfgenaam is uyt maagschap, als’er by uyterste wil geen andere erfgenaamen gestelt zijn. |
abalienare, vervreemden, ontvreemden; d.i. iemands goederen, daer men geen eygendom an heeft, te willen, gelijk of men der eygendom an had, vervreemden, en den eygenaar den eygendom der selver goederen ontvreemden. |
abalienatio, vervreemdinge, ontvreemdinge. |
abavia, een oud over-groot-moeder; d.i. over-groot-moeders moeder, in opgaande maeg-tal te rekenen het vierde gelid. |
abavus, een oud over-groot-vader, |
| |
| |
over-ane; d.i. over-groot-vaders vader, in opgaande maag-tal het vierde gelid. Hooghduyts, Des urans vatter. |
abbreviare, verkorten, vervroegen. |
abbreviare diem constitutum, of abbreviare terminum praefixi diei. Siet anticipare. |
abbreviatio, verkorting, vervroeging. |
abbreviatio constituti diei, of abbreviatio termini praefixi diei. Siet anticipatio. |
abdicatus filius, een onterfde en verstoote soon. |
abnepos, een na agters ’s kinds soon; d.i. agter ’s kinds kinds soon, of een soon van een agter ’s kinds kind, in nedergaande maegschap te rekenen de vierde geboorte. Hoogd. Der drite enkel. |
abnepotes & abneptes fratrum ac sororum, broeders en susters na agters kinds kinderen; d.i. broeders of susters agter ’s kinds kinds kinderen, sijnde in sijde maegschap het seste gelid. |
abneptis, een na agter ’s kinds dogter; d.i. agter ’s kinds kinds dogter, of een dogter van een agter ’s kinds kind, in nedergaande maag-tal het vierde gelid. Hoogd. Der dritt näsin. |
| |
| |
abolere, vernietigen, te niet doen, uytwisschen. |
abolitio, te niet doeninge; een breede gunst of genade van een vorst, of overheyt, waar door hy verscheyde misdaaden vergeeft; een vergiffenisse of uytwisschinge van verscheyde misslagen of overtreedingen; vergiffenis van verscheyde misdaaden. |
absentes, uytlandigen, af wesenden, niet tegenwoordig wesenden. |
absentia, af wesentheyd, niet tegenwoordigheyd. |
absentia reipublicae causa, afwesen om de gemeene saaken des lands, afwesentheyd om ’t gemeene best ’s halven. |
absolvere, ontslaan, voleynden. |
absolutè, na haaren aart, heel en al, volkomelijk, volstreckt. |
absolutio, ontslaging, af-laat, voleynding. |
absolutus, ontslagen, voleynd. |
absolutio instantiae, ontslaging van de voor-regt-betrekking, welke geschied, als den aanlegger self in regte niet en is verscheenen, of als den gedaagde voorwend verset van on-onderhoorigheyd des regters. |
acceptilatio, kwijtschelding by schen- |
| |
| |
king, die geschied wanneer een schuld-eyscher sonder betaalinghe den schuldenaar de schuld kwijt scheldt. |
acceptans, vel acceptator, scil. literarum cambii, een aanvaerder, oft aanneemer van een wissel-brief, om die selvige te betaalen aan den trekker, of houder, mits behoudende sijn verhaal op den teykenaar of gever van de wissel-brief. In saaken van wissel sijn gemeenelijk altijd dry lieden in die handeling onder malkander verbonden; t.w. den gever, schrijver of teykenaar van de wissel-brief, des selfs houder of trekker, ende den ontfanger of aanvaerder des selfs. |
acceptare, ontfangen, aanneemen, anvaerden; een wissel-brief aanneemen oft anveerden om die te betaalen. |
accessio, een natrekking, waar door men den eygendom van eenige dingen bekomt, is als van twee gemengde saaken de waardiger saak de onwaardiger tot of na sik treckt. Ende dese natrekking, sijnde een soorte van eygendoms bekoming, geschied, 1. by toeval sonder leven, gelijk by overstuyving van sand, overloop van water, en aanwerp van slijk of verdroogde stroom-gronden; of by toeval met |
| |
| |
leven, gelijk de geboorten van onse tamme beesten. 2. Ofte door toedoening en arbeyd van de menskh, en heeft plaats in tilbaar goed, gelijk wanneer iemand iets hem toebehoorende tot dienst of versiering van eens anders zaake daar vast aanvoegt: ofte in ontilbaar goed, want alle wat gebouwt wert op iemands grond, komt den grond-eygenaar toe. |
accessiones, sijn oock eenige anhangselen oft toevoegselen. |
accessorie, mede hulpelijk, bykomende. |
accessorium, is mede iets bykomende of mede helpende, 1. tot bevordering van ons regt, gelijk als men versoekt versuym oft’ verstek: 2. Ofte tot bevordering van de uytvoering van een gewijsde tot onsen voordeel verkregen, te weten, als men versoekt brieven van bevordering des gewijsdes aan andere regters, of anhang-brieven; een zaake die uyt een ander spruyt. |
accedere, bygaan, toegaan. |
accessus, toegank. |
accidentalis, toevalligh, by toeval; d.i. al het geene niet en geschied met voorbedagten raad of opset. |
accretio, een angroejingh, de welke |
| |
| |
geschied als een of meer gestelde erfgenaamen haare erffenis verstooten of weygeren an te gaan: als dan groejen die deelen der selver aan de deelen der overgeblevene erfgenaamen, en wort alsoo door die aangroejing vergroot. |
accressere, aangroejen, anwassen. |
accumulativè, versamelender wijse, by versamelinge, samen voegender wijse, by samen voeginge. |
accusare, beschuldigen, anklagen, betygen, betyen. |
accusatio, beschuldiging, anklaging, klaaging, anklagte. |
accusator, beschuldiger, klager, anklager, betyer. |
accusatus, beschuldigde, beklaagde, angeklaagde, betygde. |
accusatus, beschuldigt, angeklaagt, betigt. |
acquisitio, een verkrijginge, of bekominge des eygendoms van eenige dingen. |
acquisitio haereditatis, een bekominge der erffenisse; d.i. als men den eygendom der erffenisse verkrijgt of bekomt, door uyterste wil of by versterf. |
acquisitio haereditatis directa, erffenis |
| |
| |
bekooming uyt de hand is als de erfgenaam sijn regt tot de erffenisse bekomt onmiddelijk van den overleefden selfs. |
acquisitio haereditatis fidei commissariae, erffenis bekooming over de hand, is wanneer een erfgenaam over de hand sijn regt tot de erffenisse niet onmiddelijk van den overleefden selfs by uyterste wil of versterf bekomt, maar bekomt dat van een ander, aan de welke de erffenisse van den overleefde, onder verbintenisse van weder overleeveringe, sonder die te mogen vervremden, gemaakt was. |
acquisitor, een verkrijger of bekomer van eenige eygendom of regt tot de selve. |
acta, daaden, handelingen, geschriften van hofs-schrijvers, land-schrijvers, raads-schrijvers, gereghts-schrijvers, regts-vorderaars, gedings-besorgers en openbaar-schrijvers; beteykent ook een kennisse, bescheyd. |
acta publica, algemeene schriften, een ieder een aangaande, gelijk wetten, insettingen, voor-regten, keuren en diergelijken. |
acta privata, besondere schriften, die deese of geene in’t bysonder raaken; |
| |
| |
gelijk een verbinds-schrift, uyterste wil, of houwlijksche voorwaarde van deese, of die. |
acta coram judicibus deputatis, seu commissariis, een mondelinge voorstellinge des verschils of twist-zaaks, soo van den aanlegger als verweerder, of van haar lieder voorspraaken voorgesteld, op een by-een-komst tot dien eynde belegt voor een, somtijds meer regters of raads-heeren, daer toe afgevaardigt sijnde, om de twisters of gedings luyden door d’een of d’ander middelen te brengen tot over-een-koming en verdragh: en in gevalle sulks niet en gebeurt, haar onderrigten, hoe sy haar vorder sullen dragen in’t vervolgen van haar saake. Mondeling geschils verhaal en voorstelling op de by-een-komst. Twists zaaks mondeling verhaal. |
actio, een regt, of regts-middel om’t regt te vervolgen en voor te staan, en is tweederley opspraak of aantaal; actio beteykent somtijds, eysch; gelijk actor somtijds, eyscher. |
actio in personam seu personalis, een opspraak op eenig menskh. By voorbeeld iemand was geld aan uw schuldig, waar van ghy een hand-schrift |
| |
| |
had, en hy weygerde uw daar na betaalinge, soo had ghy opspraak op die man uyt dat hand-schrift, tot invordering van u geld. |
actio in rem seu realis, een aantaal op eenig goed. By voorbeeld uw was eenig goed ontstoolen ofte op een andere wijse afhandig gemaakt, en ghy kwamt dat goed te agter-haalen, soo had ghy aantaal op dat goed tot eygening, ingevalle men uw het selve niet met wille en gemak wilde wederom geven. |
actionis institutio, de instelling van sijn regts-middel. |
actionem suam instituere, sijn regt of regts-middel instelle. |
actionem suam in personam seu personalem instituere, sijn opspraak op iemand instelle. |
actionem suam in rem seu realem instituere, sijn aantaal op eenig goed instelle. |
actionem suam pro sequi, sijn regt of regts-middel, ’t sy opspraak of aantaal, vervolgen. |
actionem suam remittere, sijn regt of regts-middel, ’t sy opspraak of aantaal, afstaan. |
actio ad aversionem damni ex assecura- |
| |
| |
tione, opspraak of regt tot schade vergoeding, of tot afkeering van schade uyt verseekeringe; opspraak om schade af te houden uyt kragt van verseekeringe. Dit regt heeft een verseekerde tegens den verseekeraar, als de verseekerde koopmanschappen of goederen koomen te verongelucken. |
actio ad commissum, opspraak tot verval van erf-pagt goed. Dese opspraak doet den heer tegen den erf-pagter, als die in gebreeke blijft om de erf-pagt te betalen. |
actio ad collationem bonorum, opspraak tot inbrenging der goederen, dewelke een soon of dogter voor heen van de ouders heeft gehad. Siet collatio bonorum. Dese opspraak heeft d’eene broeder of suster tegens de andere na ’t overleven der ouders. |
actio ad compositionem homicidii adversus homicidam, opspraak tot soeninge of versoeninge; opspraak tot afmaakinge des dood-slags tegen den dood-slager. Dese opspraak geschied van de naaste vrienden van eenen neer-geslagenen tegens den dood-slager. |
actio ad dotem, opspraak om sijn houw- |
| |
| |
lijks goed, of b’reyd schat te hebben; een opspraak van een man tegens de ouders van sijn vrouw om sijn beloofde houwlijks goed te bekomen. Ut evictio ejus nomine praestetur, dat men dien aangaande waaring stelle. Siet actio ut evictio dotis nomine praestetur. Ut impensae in res dotales factae restituantur, dat de onkosten aan de b’reyd schat gedaan, moeten weder uytgekeert werden. Siet actio ut impensae in res dotales factae restituantur. |
actio ad ducendum vel dotandum stupratam, opspraak om iemand, die een vrijster onteert ofte beslaapen heeft, aan deselve te doen trouwen ofte om haar houwlijks goed te geven. |
actio ad edendum, opspraak om te hebben afschrift van eenige schriften eens gedings, ofte eens gewijsdes; dat is, wanneer een geregts-schrijver, of Scheepenen, weygeren aan iemand te geven afschrift van een gewijsde, of eenige andere schriften of stukken, die hem soude konnen vorderlijk sijn in sijn zaake voor den hoogen regter. |
actio ad falcidiam, (scil. portionem seu partem haereditatis, illa est quarta pars) opspraak om te hebben het |
| |
| |
vierde gedeelte der erffenisse vry en onbeswaart. Een opspraak, regt of eysch van een erfgenaam of erfgenaamen op den maaking-beurder of maaking-beurders, als aan de selven by maaking meer als dry derdendeelen der erffenisse is gemaakt, om het overige vierde gedeelte der erffenisse vry en onbeswaart te behouden. Siet falcidia detractio. |
actio ad interesse. Siet actio ad solutionem solarii chyrurgici, doloris passi & jacturae temporis obtinendam. |
actio ad fruendum inaedificato, regt of opspraak om te mogen gebruyken ’t geene gebouwt is ofte den opstal: Als iemand een grond van een ander gehuurt hebbende, daar op bouwt of timmert, heeft hy regt om dat getimmer te mogen gebruyken soo lang het staat; en mag hem den ander uyt regt van eygendom op de grond gaan verhindering doen. |
actio ad interesse. Siet actio ad compositionem homicidii, adversus homicidam. |
actio ad interesse. Siet actio ad usuras in stipulatum deductas. |
actio ad legata ex testamento, aut codicillis, opspraak tot de maakinge uyt |
| |
| |
de uyterste wil ofte onvolkoomene uyterste wille. Een regts-middel of opspraak, welke de maaking-beurders gebruyken tegens de gestelde erfgenaamen, om de maakinge, dewelke haar by uyterste wil of onvolkomene uyterste wil gemaakt is, te bekoomen. |
actio ad ligitimam, (scil. portionem) ejusque supplementum, opspraak om het wettig gedeelte ende des selfs vervulling te bekoomen. Deese opspraak doet een kind tegens de uyterste wil der ouderen, wanneer hem by deselve uyterste wil minder is nagelaten als sijn wettig gedeelte is bedragende: of doen deselve opspraak de ouderen tegens de uyterste wil der kinderen, wanneer sy by deselve in minder gedeelte, als haar na regten is toekoomende, erfgenaamen gestelt sijn. |
actio ad partem haereditatis, opspraak om sijn deel der erffenisse te bekomen. Een opspraak van een erfgenaam, die voor een gedeelte der erffenis erfgenaam gestelt is, om sijn gedeelte der erffenisse te bekomen. |
actio ad perceptionem fructuum, opspraak om de vrugten te mogen trekken van erf-pagt goed. Een opspraak |
| |
| |
van den erf-pagter tegens den eygenaar. |
actio ad praestandam cautionem lagatorum & fidei commissorum nomine, opspraak om goede seekerheyd te stellen, ter zaaken van maakingen uyt de hand of over de hand. Welke seekerheyd de erfgenaamen eyschen van de maaking-beurders, om verseekert te sijn, dat sy de maaking voldaan hebben: en van de erfgenaamen over de hand, om te konnen toonen, dat sy de erffenis uyt de hand hebben overgelaaten aan de erfgenaamen over de hand. |
actio ad praestationem feudi & fructuum, opspraak tot besitting van het leen ende de gebruyking der vrugten van dien. Dese opspraak gebruykt een leen-man of smal-heer tegens den heer des leens. |
actio ad petendam bonorum descriptionem, seu actio petitionis repertorii, vel inventarii, regts-middel om te eyschen boedel-beschrijving, of goederens-beschrijving. ’t Welk doen konnen al die geen dewelke daar an gelegen is, om de beschrijving der goederen te hebben. |
actio ad premium ex assecuratione, op- |
| |
| |
spraak tot bekoominge van het beloofde of besprooken geld ter saake van de verseekeringe. Dit regts-middel word ingestelt van den verseekeraar tegens den verseekerde. |
actio ad pretium emptionis certis annis persolvendum, opspraak om de koop-schat van koop op de gesette tijden betaalt te hebben. |
actio ad quietandum. Siet actio ad reddendum chyrographum cancellatum. |
actio ad ratiocinia, opspraak tot verantwoording van een bewint; dat is, om daar van te geven reekening, bewijs, en ’t overblijfsel. |
actio ad reddendum chyrographum cancellatum, opspraak om een hand-schrift wederom te hebben vernietigt en door-gehaalt; t.w. wanneer het selve hand-schrift voldaan is. |
actio ad reparationem damni navalis, opspraak tot vergoedinge van de schade by het eene schip het ander aan gedaan. Siet actio si navis navi nocuerit. |
actio ad rescindendum contractum, opspraak tot vernietinge van een verdrag of voltrokken handeling; ’t welk geschied, als een van de handelaars te veel beschaadigt is by de handeling. |
| |
| |
actio ad revocandam donationem, opspraak tot herroeping van een geschenk; ’t welk geschied, als de schenker van die, an welke hy iets geschonken heeft, word beledigt. |
actio ad solutionem canonis, opspraak tot betalinge van de jaarlijksche erf-pagt; een opspraak van den eygenaar tegens den erf-pagter. |
actio ad solutionem census, opspraak tot betaalinge van een jaarlijks inkomste; of opspraak tot betaalinge van jaarlijks oud-eygen. Siet jus censuale, en census. |
actio ad solvendas litis expensas, opspraak om de kosten des gedings te doen betaalen. |
actio ad solvendum reditum (scil. pecuniae) opspraak om de jaarlijksche woeker of win-penningen te betaalen; opspraak tot betaalinge van de win-penninge van op winst of woeker gegeven geld. Opspraak om betaalinge van woeker of geld-winst. |
actio ad solutionem solarii chyrurgici, doloris passi & jacturae temporis obtinendum, opspraak tot betaalinge van’t meester-loon, pijn en smerte, en verlet van tijd; een opspraak van een gekwesten tegens den kwetser. |
| |
| |
actio ad traditionem rei donatae, opspraak tot overlevering van een geschonken zaak; of eenig geschonken goed. Die an iemand iets geschonken heeft, is gehouden hem dat te leveren, of den ander heeft opspraak van overlevering van het geschonke goed tegens den schenker. |
actio ad trebellianicam (scil. partem) haereditatis, quae est quarta pars haereditatis, opspraak om een vierde gedeelte eener over de hand gemaakte erffenisse te hebben vry en onbeswaart. By voorbeeld, als iemand (te weten een uyterste wil maaker) by uyterste wil sijn goederen heeft gemaakt aan een ander (te weten, een erfgenaam uyt de hand, met beding, dat hy die erffenisse aan een derde, te weten, een erfgenaam over de hand) sal over geven: soo is dien ander, aan welke de goederen alsoo gemaakt sijn, niet gehouden de geheele erffenisse aan dien derde over te geven, voor en aleer hy der het vierde gedeelte afgetrokken of afgehouden heeft. |
actio ad usuras in stipulatum deductas, opspraak uyt besprooken geld-winst. Als iemand jaarlijksche win-penningen belooft heeft, is hy gehouden |
| |
| |
deselve te betaalen, of den ander heeft opspraak tegens hem uyt sijn gedaane belofte. |
actiones aedilitiae sunt triplices, scill. actio redhibitoria, actio quanto minoris, & actio in factum, eenige opspraaken, of regts-middelen, in kleyne saaken, voor eenige bysondere regters, die men ook hage-sette-regters noemt, dewelke daar toe van den opper-regter gekooren wierden, dienende. Ende was die wijse van spreeken dier tijds, gelijk men nu seyd eenige opspraken of regts middelen voor Scheepenen van eenige bysondere zaaken, gelijk zee-zaaken, van de verlaatenen en afgestaane boedels zaaken, en andere meer. Siet aediles curules, en ook act. redhib. act. quant. min. en act. in factum. |
actio aestimatoria, sive de aestimato, opspraak om te hebben eenig gekoft goed ongeschend en onbedurven of des selfs waardye. |
actio ambulatoria, een overgaande opspraak of aantaal; dat is, die van de eene mensch op de ander over gaat; gelijk wanneer iemand eenig goed leent aan een ander om te gebruyken, en als het selve goed gestoolen wort van dien bruyker, soo heeft of dien |
| |
| |
bruyker of dien te leen-gever opspraak van dieverye tegens den dief, of aantaal op het gestoole goed, ingevalle sy het selven iewers konnen agter-haalen. |
actio beneficii descriptionis bonorum, seu beneficii inventarii, een opspraak om te hebben regt van boedel of goederens beschrijving. |
actio calvisiana, opspraak tot verbreeking, (of weder intrekking) van’t geen een vry gelatene tot verkortinge van sijn heer heeft vervreemt. |
actio cessa, een afgestaane en aan een ander overgegeven opspraak, of regt; dat is, als iemand eenig regt heeft op een ander, en hy staat van dat regt af en geeft het over an een derde om het selve tegen die tweede te vervolgen. |
actio civilis, opspraak in gemeene geld-schuld zaaken, of in andere gemeene twist of geschil zaaken. |
actio communicationis lucri vel damni, ex pactis tam constante matrimonio quam dissoluto eo, opspraak van gemeenschap van winst ende verlies volgens de voorwaarden, soo wel staande houwlijk, als na ontbinding van dien. |
actio condictitia, opspraak van weder- |
| |
| |
-eysching; als iemand weder-eyscht ’t geen hy aan een ander t’onregt betaalt heeft, of aan een ander sonder oorsaak gegeven. Opspraak van intrekking eens belofte ofte toesegging; als iemand intrekt een toesegging of belofte gedaan aan een ander sonder oorsaak. |
actio confessoria, een bekennende aantaal, een bevestigende aantaal. |
actio confessoria servitutis, een dienstbaarheyds bevestigende aantaal; wanneer iemand voorgeeft, dat eens anders erf of land eenige dienstbaarheyd, of dienst schuldig is aan sijn erf of land. En bestaat deese dienst of dienstbaarheyd in eenig gebruyk, ’t welk men heeft van eens anders land of erf. By voorbeeld een gang-pad over eens anders land; of water-loosing op eens anders erf, of iets anders. |
actio confessoria ususfructus, lijf-togts bevestigende aantaal; aantaal tot bekoominge van lijf-togt. Dese aantaal doet een lijf-togtenaar op de goederen van den eygenaar op welke de lijf-togt gestelt is. |
actio confessoria usus vel habitationis, aantaal tot bekoominge van eenig |
| |
| |
gebruyk of huys-bewooning. Gebruyks bevestigende aantaal; huis-bewoonings bevestigende aantaal; aantaal van den bruyker of bewooner op het goed of wooning van den eygenaar, welkers goed of wooning, bruyk of inwooning schuldig is. |
actio criminalis, opspraak in straf-saaken, opspraak van misdaad. |
actio dativa, een onvolkome opspraak, of een uyt niet genoegsaame oorzaak voortkomende opspraak; een gegeven opspraak; een gegeven regts-middel. Deese opspraak, ten sy sy by name door een wet, of den regter of een gewoonte gehulpen wert, (en alsoo aan dien volkomentheyd gegeven) en heeft by sommige geen genoegsame oorsaak om op iemand iets te seggen. By veele is deese actio dativa even het selve met actio nativa, een volkome opspraak, of een opspraak voortkomende uyt een genoegsaame oorzaak om op iemand iets te seggen. vid. actio nativa. |
actio illa datur. vid. actio illa nascitur. |
actio de alenda uxore, opspraak om een vrouw te onderhouden. |
actio de alendis & educandis liberis, opspraak om de kinderen te onderhouden ende op te voeden. |
| |
| |
actio de cogendo tutore, ut ad ministret, opspraak om een voogd te bedwingen tot het bewint van de voogdye; d.i. dat hy de voogdye of mond-borgschap moet anneemen. |
actio de communi dividundo, opspraak om de gemeenschap te deelen; een opspraak waar by iemand, die de gemeenschap niet langer anstaat, eyscht, dat eenig goed, ’t welk gemeen is onder verscheyde luyden, sal gedeelt, en ider sijn deel gegeven werden. |
actio de condictione dotis, nuptiis non secutis, opspraak van wedereysching van de b’reyd-schat, als het houwlijk niet voltrokken en word. |
actio de constituta pecunia, opspraak tot laste van die, welke eens anders schuld anneemt te betaalen; opspraak uyt beloofde betaalinge. |
actio decreti, opspraak tegens die, dewelken voorgeven antaal op eenig goed te hebben. |
actio de damno infecto, opspraak van gevreesde en ongedane schade; een opspraak die iemand doet tegens een van welke hy vreest beschadigt te sullen worden, en dieshalven het selve soekt voor te komen. |
actio de dejecto aut effuso, opspraak te- |
| |
| |
gens die, welke iets afwerpen oft uytgieten; als iemand over straat gaande beschadigt word door iets ’t geener uyt een huys geworpen of gegoten word, soo heeft die beschadigde opspraak tegens de heer des huysgesins. |
actio de divortiis, opspraak van houwlijks scheyding; wanneer een van beyde de gehouwde den anderen beschuldigt van hegt-breuk en oversulks wil gescheyden sijn. |
actio de dolo, opspraak uyt bedrog, of arglist; een opspraak die eener tegens die, dewelke hem bedrogen heeft, instelt. |
actio de donatione propter nuptias, opspraak uyt gifte ter saake des houwlijks; een opspraak uyt gifte of vereering ten dien eynde geschonken om daar door tot een houwlijk te komen, om deselve gifte wederom te hebben, ingevalle het gehoopte houwlijk niet komt te geschieden. |
actio de donationibus inter virum & uxorem, opspraak uyt gifte tusschen man en vrouw. |
actio de filia dotanda & liberis exhibendis, opspraak van een dogter houwlijks goed te geven ende de kinderen te voorschijn brengen. Siet Fol. 241. actio de filia dotanda |
| |
| |
actio de indemni aliquo habendo, opspraak om schadeloos gehouden te werden; wanneer iemand borge word voor de vry-waaring van een huys of iets anders, dan begeert de borge wederom, dat hy by die borg-togt niet en sal beschadigt worden, maar dat men hem sal bevryen en schadeloos houden. |
actio de in rem verso, opspraak om het geen ten nutte an iemands goed besteet is; opspraak uyt handeling van een soon des huysgesins of slaaf, dewelken eenig geld ter goeder trouwe hebben opgenoomen en tot noodsaaklijkheyd en nutte an des vaders of des heeren goed hebben te kost gelegt, tegens de vader of heer om het selve van die wederom te hebben. |
actio de operis novi nuntiatione, opspraak van een nieuw werk iemand aan te seggen; opspraak om iemand te verbieden een nieuw werk of getimmer te timmeren; t.w. daar iemand sijn gebuuren mede soude beschadigen of nadeelig weesen. Opspraak van den eenen buyr-man tegens den ander, wanneer den een den ander te na komt met sijn getimmer. |
actio de pactis dotalibus, opspraak uyt |
| |
| |
houwlijksche voorwaarde; wanneer een van beyde, dewelke met malkander eenige houwlijksche voorwaarde gemaakt hebben, iets doed tegen deselve voorwaarden, heeft den ander uyt deselven opspraak tegen hem. |
actio de paraphernis, opspraak van een vrouw om de goederen die sy behalven haar houwlijks goed, voor haar selven heeft, te hebben, of te bekomen; opspraak tot de goederen die een vrouw voor heur selven vry heeft. |
actio de petenda uxore, si ab alio detineatur, opspraak om sijn vrouw weder te eyschen, als sy van een ander op gehouden word. Dit sal sijn in soodanigen geval, wanneer een vrouw met geweld word vervoert, en tegen haar dank opgehouden: want indien sy met haar wil wierd opgehouden, soo soudender veele geen groot behagen hebben, om haar weder te eyschen. |
actio de peculio filiorum familias, aut servorum, opspraak tegens een vader, of heer om het eygen goed des soons of slaafs te bekoomen tot betaaling van’t geen sy schuldig sijn. |
actio depositi directa, opspraak uyt bewaargeving, aan de sijde van den bewaargever om het te bewaaren ge- |
| |
| |
gevene goed wederom te hebben. |
actio depositi contraria, opspraak uyt bewaar-aanneeming, an de sijde van de bewaar-aanneemer, om de onkosten, soo hy eenige gedaan heeft an het te bewaaren gegevene goed, wederom te hebben. |
actio de posito aut suspenso quod nocere possit, opspraak tegens die geen, welke iets heeft uytgestelt of geset; of iets hangende heeft, ’t welk schade soude konnen doen. |
actio de praescriptis verbis, opspraak uyt voorgeschreeven woorden; welke opspraak reyst uyt verdrag sonder naam, te weeten dan, wanneer de saake onder die voorgeschreve woorden is. |
actio de privilegio dotis, opspraak uyt voor-regt van ingebragt houwlijks goed. Siet actio hypothecaria & privilegium dotis. |
actio de recepto adversus nautas, caupones, stabularios, opspraak om iet ’t geen in bewaaring aangenoomen is, tegens schippers, herbergiers, en stalling-houders, of stal-meesters. |
actio de repetitione dotis soluto matrimonio, opspraak tot wedereysching van het houwlijks goed by breken van |
| |
| |
het houwlijk, of by houwlijk scheyding. |
actio de secundis nuptiis, opspraak uyt een tweede houwlijk; een opspraak van de erfgenaamen van een overledene tegens de langst levende, dewelke eenig goed van den overledene gemaakt is tot wederhouwelijkens toe, wanneer de langst levende haar weder ten tweede houwlijk begeeft. |
actio de sponsalibus, opspraak uyt trouw-beloften; als een van beyde de verloofde sonder wettelijkke redenen de trouw-beloften wilde breeken, heeft de ander opspraak tegens die uyt de gedaane beloften. |
actio de suspecto tutore removendo, opspraak om een voogd daar bedenkelijkheyd op valt van sijn voogdye ontslagen te hebben. |
actio de tabulis testamenti exhibendis, opspraak om te vertoonen de oorspronkelijke uyterste wil. |
actio emphyteuticaria ad praestationem rei emphyteuticae, opspraak uyt erf-pagts regt, tot bekooming van de erfpagts goederen; een opspraak van den eygenaar of heer tegens den erf-pagter om sijn erf-pagt goed wederom te hebben: ’t welk geschied als de |
| |
| |
erf-pagt in drie jaaren niet betaalt word, of als de erf-pagter het goed vervreemd heeft buyte weten van den heer. |
actio empti, opspraak van koop; opspraak van een verkooper tegens de kooper uyt angegaane koop. |
actio ex cambio contra acceptantem literas, opspraak uyt een wissel-brief tegens den anneemer van de wissel-brief; een opspraak van den houder of trekker des wissel-briefs tegens den anneemer, ingevalle hy deselve anvaard heeft en belooft te voldoen. |
actio ex communione consuetudinaria, opspraak uyt de gewoontelijke gemeynschap; te weten, tot de helft van de goederen, tusschen man en vrouw by overleeven van een van beyde, ingevalle geen houwlijksche voorwaarden tot uytsluyting van de gemeenschap gemaakt sijn. |
actio ex emphyteusi. Siet actio emphyteuticaria. |
actio ex empto reditu, opspraak uyt koop van een jaarlijksche inkomste van geld; ’t welk geschied by koop van een hoofd-schuld, dewelke op woeker of geld-winst op een stad of land staat, of op eenig ander vast goed; en |
| |
| |
kan den kooper by koop van de hoofd-schuld, de jaarlijksche woeker of geld-winst trekken. |
actio exercitoria, opspraak uyt rederye; een opspraak tegens de reders, wanneer der door des schippers versuym eenige schade an de ingeladene goederen komt te geschieden. |
actio ex inofficioso testamento, opspraak uyt een onwettige uyterste wil; een opspraak van kinderen tegen der ouderen, of ouders tegen der kinderen uyterste wil, ingevalle deselve niet na regten gemaakt is. |
actio ex jure feudali. Siet actio feudalis. |
actio ex lege aquilia, opspraak tot vergoedinge van alle t’onregt aangedaane schaden; een opspraak van de beschadigde tegens den beschadiger. |
actio ex lege diffamari, een dagvaarding om iemand sijn opspraak te doen instellen; waar by iemand een ander, dewelke van sik geeft, iets op hem te seggen te hebben; dagvaard om sijn opspraak die hy meynd te hebben, sal instellen, of anders namaals swijgen. |
actio ex lege rhodia, opspraak uyt scheeps schade-draaging; schade-draging ontstaat als in storm en on- |
| |
| |
weer eenige goederen en koopmanschappen buyten boort worden geworpen tot ligtenis van’t schip, om lijf, schip en het overige goed te behouden. En heeft die, welkers goederen geworpen sijn, opspraak op alle die geene dewelken eenige koopmanschappen in’t schip hebben, tot vergoeding van sijn gelede schade by de werping veroorsaakt. |
actio ex libro mercatoris juramento firmato, opspraak uyt een koopmans boek met eeden gesterkt sijnde. Een koopman of winkel-houder al en heeft die geen ander bewijs van de schuld als sijn boek, kan uyt het selve met eeden gesterkt sijnde, als een volkomen bewijs van de schuld, den schuldenaar dagvaarden tot betaalinge van de schuld. |
actio ex mortis causa donatione, opspraak uyt een gifte ter saake des doods. Deese opspraak doet die an dewelke iets geschonken is tot een gedagtenis van een stervende, tegens de erfgenaamen van den overledene, om de gifte van haar te bekomen. |
actio ex pacto, opspraak uyt een verdrag of over-een-koominge. Deese opspraak is tegen die geen, dewelke ge- |
| |
| |
handelt heeft en een verdrag ingegaan met een ander, als hy van dat verdrag sonder wettelijke redenen wil afgaan. |
actio ex praescriptione, opspraak uyt verjaaring; als iemand eenig goed vreedelijk en ter goeder trouwe beseten heeft die tijd, dewelke van de wet daar toe gestelt is, heeft hy opspraak van verjaaring tegens die dewelke hem soude willen moeyelijk vallen in sijn vredelijke besitting. |
actio ex protestu contra principalem, opspraak uyt verwerping of afwijsing eenes wissel-briefs. Deese opspraak gebruykt den trekker tegen den gever des wissel-briefs: alsse den anneemer, die deselve behoorde te anvaarden en te voldoen, afwijst en verwerpt. |
actio ex scripta obligatione, opspraak uyt een geschreeven hand-schrift; wanneer iemand uyt sijn eygen hand-schrift, waar mede hy sik self verbonden heeft an den in-schulder, word gedagvaard om de schuld te voldoen. |
actio ex societate classis navalis, opspraak uyt een gemaakte scheeps maat-schappie. |
actio ex sponsione, opspraak uyt wed- |
| |
| |
dinge; met welke opspraak van weddinge men weynig opdoed tegens die, daar men tegen gewed heeft, om datter geen regt op gedaan word. Opspraak uyt belofte. |
actio ex sponso, opspraak uyt weddinge, of opspraak uyt belofte. |
actio ex stipalatu pro dote exigenda, opspraak uyt belofte, om het houwlijks goed te vorderen. |
actio ex stipulatu fidejussorum, opspraak uyt belofte van borgen; een opspraak tegens die geen, dewelke haar selven met beloften hebben verbonden om borgen te sijn voor een ander. |
actio ex transactione, opspraak uyt een dading, of vriendelijke scheyding; opspraak uyt een willig verdrag. |
actio fabiana, seu faviana, opspraak tot verbreeking of weer intrekking, van ’t geene een vry gelaatene tot verkortinge van sijn heer heeft vervreemt; ’t sy door schenking ter saake des doods of anders. |
actio familiae erciscundae, opspraak om erf-deeling; opspraak om de erffenis te deelen; d.i. alle onlighaamelijke ende lighaamlijke saaken, die den overleefden toegekoomen hebben. |
actio finium regundorum, opspraak en |
| |
| |
verbintenisse om te gehengen, dat de oude scheydinge, belendinge of land-scheydinge verklaart werden. Als twee luyden haar landen gemengder veure leggen, soo dat men niet wel de belendinge of scheydinge kan merken, heeft die geen, die daar by verkort is, opspraak, dat de belendinge soo veel men kan verklaart werde. |
actio feudalis, opspraak uyt leen-regt; een leen-regtse opspraak; een opspraak van den heer tegen den leen-man, of den leen-man tegen den heer. |
actio funeraria, opspraak tot rouw-kosten; opspraak om de dood-schulden. Een opspraak van die geene, dewelken in een sterf-huys iets gelevert hebben of an den gestorvenen self eenige diensten gedaan, tegens de erfgenaamen. |
actio hypothecaria & privilegium dotis, antaal uyt vast onderpand op ’t goed en het voor-regt van ingebragt houwlijks goed. Een antaal dewelke een vrouw na het houwlijk heeft op alle de goederen, tot bekooming van heur ingebragt houwlijks goed. |
actio hypothecaria in rem, antaal uyt vast onderpand op eenig vast goed staande; antaal uyt grond-brieven op vast goed. |
| |
| |
actio injuriarum ad palinodiam & reparationem utilem & honorificam, opspraak van hoon of lastering tot herroeping van de selve ende weder-evening van dien eerlijk en vordeellijk. |
actio in personam seu personalis, opspraak op een mensch. Siet actio. |
actio in rem seu realis, antaal op eenig goed. Siet actio. |
actio institoria, opspraak uyt bewint-hebbing van koop-handel-drijving; een opspraak van den koopman of bewint-gever tegens den handel-drijver of bewint-hebber. |
actio in factum, opspraak tot een daad; opspraak op het geene iemand gedaan heeft. |
actio institoria in personam, opspraak uyt bewinthebbing van koop-handel-drijving; een opspraak van die, welke met den handel-drijver gehandelt hebben, tegens den koopman. |
actio judicati, opspraak van gewijsde; een opspraak tegens een dewelke een gewijsde tot sijn nadeel heeft. |
actio κακ αίσεως, opspraak der ouderen tegens quade en ongehoorsame kinderen. |
actio locati & conducti, opspraak uyt huur ende verhuuring. |
actio locati inter magistrum & nautas, |
| |
| |
opspraak van huur tusschen een schipper ende sijn schips-gesellen. |
actio locati inter magistrum & exercitores, opspraak van huur tusschen een schipper ende sijn reeders. |
actio nativa, een volkome opspraak, of een uyt genoegsaame oorsaak voortkomende, opspraak; een voortkoomende opspraak, die, sonder door een wet, den regter of een gewoonte geholpen te werden, om daar door volkomentheyd te bekoomen, uyt haar selven genoegsaam is om opspraak op iemand te maken. |
actio illa in personam vel in rem nascitur mihi ex tali causa, die opspraak of antaal komt my voort uyt soodanige oorsaak; sive actio illa in personam vel in rem datur mihi ex tali causa, die opspraak of antaal wort my gegeven uyt soodanigen oorsaak, is mijns bedunkens een en de selfde sin: en soude oversulks mede van gevoelen sijn, dat actio dativa, een opspraak gegeven uyt d’een of ander oorsaak, of actio nativa, een opspraak voortkoomende uyt deese of geene oorsaak, mede een en de selfde sin was: en oversulks voor een ende het selfde te houden. |
| |
| |
actio negatoria, een ontkennende antaal; antaals ontkenning. |
actio negatoria servitutis, een dienstbaarheyds onkennende antaal; wanneer iemand ontkent, dat sijn land of huys dienstbaarheyd schuldig is an eens anders land of huys. Siet actio confessoria servitutis. |
actio negatoria ususfructus, een lijf-togts ontkennende antaal; als een eygenaar ontkent dat een ander de geregtigheyd van vrugten te trekken heeft van sijn goed. Siet actio confessoria ususfructus. |
actio negatoria usus & habitationis, een gebruyks of huys-bewoonings ontkennende antaal; een antaal waar by ontkent word, dat iemand soude hebben ’t regt van gebruyk van eenig goed, of regt van huys-bewooning van een huys. Siet actio confessoria usus & habitationis. |
actio negotiorum gestorum directa, opspraak ter zaake van onderwind, ten opsigte van den onderwinder. |
actio negotiorum gestorum contraria, opspraak ter zaake van onderwind, ten opsigte van den geene die het bewind angaat. |
actio noxalis, opspraak uyt schade by |
| |
| |
een slaaf gedaan; als iemand beschadigt was door eens anders slave, die had daar door opspraak op den heer, dewelke, gehouden was de schade te vergoeden, ofte den slaaf over te geven in vergoeding van de schade. |
actio pauliana seu paulina revocatoria, een antaal tot vernietinge van een overleevering van goederen, dewelken een schuldenaar tot verkortinge van sijne in-schulders aan iemand gegeven heeft; antaal op eenig goed, ’t welk een schuldenaar tot verkortinge van sijn schuld-eyschers an een ander heeft gegeven. Deese antaal hebben de schuld-eyschers op de goederen van haaren schuldenaar. |
actio percipiendi decimas, opspraak tot de thiende; opspraak om de thiende te ontfangen; opspraak om de thiende te trekken en te genieten. |
actio personalis seu in personam, opspraak op een mensch. Siet actio. |
actio personalis in rem scripta, opspraak op een mensch, met gevolg van antaal op eenig verbonde goed. |
actio petitionis haereditatis ab intestato, opspraak tot eysching van een erffenis by versterf; opspraak waar by een erffenis by versterf ge-eyscht word; |
| |
| |
wanneer een erfgenaam by versterf de erffenis eyscht van een ander die hy meend, dat daar minder toe soude geregtigt sijn. |
actio petitionis haereditatis ex testamento, opspraak tot eysching van een erffenis uyt een uyterste wil; erffenis eysching uyt een uyterste wil; een opspraak van een erfgenaam by uyterste wil gestelt. |
actio petitionis haereditatis fideicommissariae, opspraak tot eysching van een erffenisse over de hand; als een erfgenaam over de hand de erffenis die op hem gemaakt is eyscht. |
actio petitoria, opspraak van rauwe eysch; eyschende opspraak. Siet petitorium. |
actio petitionis repertorii seu inventarii, opspraak om boedel-beschrijving te hebben; eysch om boedel-beschrijving. |
actio pignoratitia directa, opspraak tot lossing van een pand; opspraak om een pand, de schuld betaalt sijnde voor welke het goed verpand was, wederom te bekomen; een opspraak van den pand-gever tegens de pand-anneemer. |
actio pignoratitia contraria, opspraak |
| |
| |
tot behouding van een pand; opspraak om een pand, waar an eenige noodsaakelijke kosten gedaan sijn, te behouden, tot dat die kosten betaalt sijn; of opspraak van den pand-anneemer tegens den pand-gever om het regte pand te bekomen; als hem kooper-verguld voor goud, of tin voor silver, is te pand gegeven. |
actio praejudicialis, vooroordeelende opspraak; door welke men vooroordeelt andere zaaken: alsoo dat, wanneer over deese opspraak gewijsde gewesen is, ook met deselve moeyte over anderen, dewelken daar van hangen, te gelijk geoordeelt schijnt. |
actio primae instantiae, opspraak ter eerster vervolge, of ter eerster voor-regt-betrekkinge: de eerste opspraak, die iemand doet, als hy een ander voor de eerste maal gedagvaart heeft voor den regter. |
actio privata, een besondere opspraak; een opspraak iemand in ’t besonder aangaande en rakende. |
actio pro socio ad communicanda lucra aut damna, opspraak uyt maatschap om winst en verlies met malkander gemeen te maaken. |
actio protectionis, quam vasallus à domi- |
| |
| |
no exigit, opspraak om bescherminge of om beschermt te worden. Welke bescherminge een leen-man van sijn leen-heer kan eyschen. |
actio publica, een algemeene opspraak; een openbare opspraak; een opspraak die ieder in ’t gemeen is angaande ende rakende. |
actio publiciana, antaal tot bekooming van den eygendom van eenig verlooren goed, welkers eygendom men nog niet bekoomen had, by voorgeving van den eygendom des selfs bekoomen te hebben door verjaaring. |
actio quanti minoris, opspraak tot wederbekoominge van de koop-penningen, dewelke men boven de waarde voor eenig goed betaalt heeft. Een opspraak van de kooper tegens de verkooper om wederom te hebben ’t geen te veel betaalt is. |
actio quanti plurimi, opspraak tot betaalinge van ’t geen eenig goed minder als ’t behoorde gegolden heeft; een opspraak waar by een verkooper eyscht, dat de kooper sal betaalen het geen eenig goed meer waardig is geweest, als hy het kogte. |
actio quaerelae in officiosi testamenti, opspraak van klagte tegens een onwet- |
| |
| |
tige uyterste wil. Welke opspraak toekomt of kinderen tegens der ouders uyterste wil, of ouderen tegens der kinderen: of broeders en susters tegens een broeders of susters uyterste wil, als de broeder of suster eenige berugte luyden tot erfgenaam hebben gestelt. |
actio quasi serviana, antaal waar mede de in-schulders de panden ofte vaste onderpanden van haar schuldenaars vervolgen. |
actio quod jussu, opspraak tegens een vader of heer uyt handeling des soons of slaafs, dewelken door haar bevel gehandelt hebben. |
actio quod metus causa negotium gestum esse dicetur, opspraak tot vernietinge van ’t geen iemand door vare gedaan heeft. |
actio realis seu in rem, antaal op eenig goed. Siet actio. |
actio redhibitoria, opspraak van wederom geving van gekogt goed; een opspraak by welk een kooper begeert van den verkooper, dat hy het verkogte goed, ’t welk niet en was als ’t behoorde te sijn, daar het voor verkogt wierd, sal wederom neemen, en hem de koop-schat weder geven. |
actio rei uxoriae, antaal op de b’reyd- |
| |
| |
-schat; wanneer een vrouw na breeking of scheyding van ’t houwlijk, haar houwlijks goed weder eyscht; of als een man eyscht het houwlijks goed ’t welk hem belooft is. |
actio rerum amotarum, opspraak van vervreemde goederen; opspraak van weg-gesteeke goederen; opspraak van versteeke goederen; wanneer een van beyde, ’t sy de man of de vrouw, eenige goederen heeft versteeken, vervreemt of after gehouden. |
actio rescissoria, antaal waar door men, met te niet doeninge van een onwettelijke verjaaring, den eygendom van eenig goed, ’t welk te onregt by den besitter beseten sijnde was verjaart, wederom bekomt, met te seggen, dat den besitter den eygendom van het goed door verjaaring niet hadde bekoomen; opspraak tot vernietiging van een onwettige verjaaring; antaal op eenig goed, welkers eygendom door een onwettige verjaaring verlooren was. |
actio retractionis feudi ex felonia, opspraak van weder intrekking des leens uyt ontrouw ende versmaatheyd; wanneer een leen-heer verongelijkt word van den leen-man, ge- |
| |
| |
bruykt deselve deese opspraak om sijn leen-goed wederom te bekomen. |
actio secundae instantiae, opspraak van de tweede regts-vervolge, of van de tweede voor-regt-betrekkinge; als een zaake by middel van beroep van de eene regter voor een hooger regter word gebragt. |
actio serviana, antaal op een land-mans of huys-huurders goed, ’t welk door regt van verpanding voor de huur van land, een hoeve of huys aan de land-heer of huys-heer verpandet is. |
actio si navis navi nocuerit, opspraak tot vergoedinge van de schade by het eene schip het ander angedaan; als een schip door een ander schip in ’t seylen beschadigt word, heeft de schipper van het beschadigde schip deese opspraak tegens de andere schipper. |
actio si quadrupes pauperiem fecerit, opspraak uyt schade by een beest gedaan; welke opspraak word gegeven tegen die welkers beest de schade gedaan heeft. |
actio subsidiaria, een wees te hulp komende opspraak; opspraak van een weese tegens de voogden, of der selver erfgenamen, of tegen de borgen, dewelken voor der voogden getrou- |
| |
| |
wigheyd sijn borge gebleven, of tegen de overheyd, (d.i. hier tegens de heeren der wees-kamer) wanneer die geen genoeghsame seekering heeft versorgt. |
actio tributoria, sive distributoria, opspraak om eenige bysondere koop-waaren gelijkelijk met de in-schulders gedeelt te hebben; een opspraak waar by ge-eyscht word, dat een vader of heer, welkers soon of slaaf met andere gehandeld heeft, de koop-waaren met de in-schulders gelijkelijk soude deelen. Opspraak van uytdeyling. |
actio tutelae directa, opspraak die een weese of minder-jaarige nu tot sijn jaaren gekoomen sijnde, ten laste van sijn voogden toe komt uyt bewint. Een opspraak waar by de weese, als hy volwassen is, en sijn jaaren heeft, eyscht van de voogden rekening en bewijs van de voogdye en bewint der goederen. |
actio tutelae contraria, opspraak die een voogd toe komt tegens sijn weese of minderjaarige; een opspraak van de voogden tegens de weese, als hy tot sijn jaren gekoomen is, waar by sy eyschen ’t geen sy ter goeder trouwe voor de weese in haar voogdye verschooten hebben. |
| |
| |
actio ubi pupillus ali & educari debeat, opspraak waar een weese of minder-jaarige onderhouden ende opgevoet moet werden. |
actio venditi & empti, opspraak van koop ende verkoop. Een opspraak van een kooper tegens een verkooper, of verkooper tegens de kooper; d’een om het verkogte goed gelevert te willen hebben, d’ander om de koop-penningen te bekoomen. |
actio ulterioris instantiae, opspraak van verder vervolg, of van verder voor-regt-betrekkinge; wanneer een zaake nog verder word vervolgt als voor een tweede regter. |
actio ut evictio dotis nomine praestetur, opspraak dat men wegens ’t houwlijks goed of b’reyd-schat waaring stelle. Deese opspraak doet de gever des b’reyd-schats tegens de b’reyd-man, om dat die de b’reyd-schat niet soude vervreemden. |
actio ut impensae in res dotales factae restituantur, opspraak dat de onkosten aan de b’reyds-schat gedaan moeten weder uytgekeert werden. Deese opspraak doet een getrouwt man, als hy het houwlijks goed sijns vrouws weder uytkeeren moet, om de onko- |
| |
| |
sten, die hy daar angedaan heeft, wederom te bekomen. Gelijk indien hy een huys tot b’reyd-schat had gekregen, waar an hy naderhand eenige noodsaakelijke onkosten deed, soo moeten hem die onkosten weder uytgekeert worden. |
actio uxoris adversus maritum ob ejus saevitiam, opspraak van een vrouw tegens de man om des selfs hardigheyd; de klagte die een vrouw doet over de wreedheyd en hardigheyd van haar man. |
actor, een eyscher, anlegger, een ding-taal voerder, die iemand in regten gedagvaart heeft. |
actrix, een eyscherse, aanlegster, een ding-taal voerster, die iemand voor regt gedagvaart heeft. |
actus, een werk, handeling, een daad; van agere, handelen, iets doen. |
actus agentium, het werk of het doen van de ding-taal voerders of dingers. |
actus litigantium, de daaden van de dingers. |
actus, een dreef, van agere, drijven de beesten; een dreef, dan is dat regt om sijn beesten te mogen drijven over eens anders weg of land. |
ad aquam appulsus, ’t regt om in eens |
| |
| |
anders water sijn beesten te wateren; regt van beesten drenking, of watering. |
ad commune dividendum, om uyt de gemeenschap te scheyden; om goederen te deylen, die gemeen sijn. |
ad compositionem causae, tot afmaaking van een zaake. |
ad compositionem recipere, tot afmaaking ontfangen. Siet compositio. |
ad dandum, verbintenisse van geven. Siet obligatio ad dandum. |
addicere, toekennen, toeslaan; t.w. een koop. |
addictio, toekenning, toeslaaging. |
addictio emptionis, koops toeslaging. |
addictio (scil. emptionis) in diem, koops toeslaging op die tijd, mids dat hy niet volgen en sal, indien binnen seekeren bestemden tijd of dag meer gebooden werd. |
additamenta. Siet additionales. |
additionales, by doeninge of toedoeninge van regts-middelen, een geschrifte inhoudende meest regts-middelen en wederlegginge van des tegen-dingers bewijs-redenen; welkers bewijs-redenen in een geschrift, ’t welk men soude konnen noemen zaaks gelegentheyd beschrijvinge, of zaaks in- |
| |
| |
houd beschrijvinge worden vervat. Bydoeninge van regts-middelen wort het van my genoemt, om dat het als by gedaan en ook op toegepast wert op zaaks gelegentheyd beschrijving. |
ad effectum, niet te stade, tot volbrenging, tot voleynding. |
ademptus, ontmaakt; d.i. als iemand iets gemaakt sijnde by uyterste wil, het selve wederom ontmaakt wert. |
ad faciendum, verbintenisse om iet te doen. Siet obligatio ad faciendum. |
adire haereditatem, een erffenis angaan of een erffenis anvaarden. |
aditio haereditatis, erffenis anvaarding, het angaan van der erffenis. |
ad in eundam si fieri possit transactionem, op hoope van willig verdrag; om dading, is ’t mogelijk, in te gaan. |
ad ipsam rem litigiosam respondere, op de ding-taalige zaak self antwoorde; eygentlijk op de zaak self antwoorde. |
adjunctio, byvoeging, die geschied als een derde sik komt byvoegen by een van de dingers, met voorgeven dat de zaak hem mede raakt en angaat. |
adjunctus, een bygevoegde, die sik met een van beyde, ’t sy met den eyscher of gedaagde gevoegt heeft. |
| |
| |
ad judicium provocare, voor-regt-betrekken; d.i. als men iemand dagvaart om voor het geregte te koomen. |
administrare, bewint-hebben iewers van, of over iets, bedienen iets. |
administratio, bewind, bewind-hebbing, bediening. |
administrator, een bewind-hebber, bedienaar. |
admissio, toelaating, verlof. |
admissio ad munimentorum aut testimoniorum productionem, toelaating om nieuwe stukken, bevestingen of getuygenissen over te leggen. |
admissio ad novarum positionum productionem, toelaating om nieuwe stellingen over te leggen. |
adoptare, aanneemen voor sijn kind; iemand anneemen als een kind. |
adoptator, voor kind anneemer, kind anneemer. |
adoptatus, sive adoptivus, tot kind angenomene, voor kind angenomene, als kind angenomene. |
adoptio, of adoptatio, aanneeming tot kinderen; als iemand eens anders kind aanneemt, voed ende onderhoud als sijn kind. Adoptio is als iemand een jong kind, ’t welk nog onder de magt van sijn ouders staat, anneemt. |
| |
| |
adpromissor, een borge, beloover, toesegger; die voor een ander borge blijft. |
adrogare, iemand die volwassen is en sijn selfs voogt tot soon of dogter anneemen, anneemen voor sijn kind. |
adrogatio, anneeming als een kind; als iemand een volwassene anneemt, voed ende onderhoud; anneeming tot kinderen. Adrogatio is als iemand een bejaarde en die sijn selfs voogt is, aanneemt voor sijn kind. |
adrogator, kind anneemer, soon of dogter anneemer. |
adrogatus, als kind angenomene, tot soon angenomene. |
adsessor, een toegevoegde raads-heer; d.i. die in weder-oversieninge eenes gewijsdes tot het getal der andere raads-heeren toegevoegd werd, om het gewijsde by de andere raads-heeren gewesen, wederom te helpen over sien. Adsessor beteykent eygentlijk een bysitter, ook een raad-gever, of raads-man. |
adstipulari, toestaan, verwilligen iets, van eender meyninge of gevoelen sijn met iemand. |
adstipulatio, een verwilliging, een toestaaning. |
adstipulator, een verwilliger, toestaander. |
| |
| |
ad subreptionem & obreptionem & ut necdum agere possit reus, tot verswijging van de waarheyd ende tot voorstelling van onwaarheyd, en dieshalven of oversulks niet ontfankelijk. |
adulterare, of adulterari, overspel doen, of bedrijven, hegt-breeken, hegte-staat-breeken, hegt-breeking doen; vervalschen, verderven. |
adulterium, overspel, hegt-breeking, hegt-breuk, hegte-staat-breeking; vervalsching. |
adulterator, of adulter, overspeelder, hegt-breeker, hegte-staat-breeker; vervalscher. |
adversarius, een tegen-dinger, die tegens een ander in geding is. |
adversarius certioratur, de tegen-dinger wort dit of dat angekundigt, of iewers af verwittigt. |
advocatus, een voorspraak, regts-geleerde, regts-vorderaar; die voor een ander in ’t gerigte spreekt, ende des selfs regt vordert. |
advocatus fisci, ’s lands voorspraak, ’s lands regt-vorderaar; die het lands regt, ’t sy in gemeene twist of geschils-zaaken, ’t sy in straf of hals-zaaken, beschermt. |
aedilis cerealis, een lijf-togt-besorger, |
| |
| |
die den opsigt hadde op de lijf-togt, gelijk koorn ende andere vrugten tot lijf-togt nootsaakelijk. |
aedilis curulis, een kerk-meester; deese had ook mede opsigt op de andere gebouwen der stad; een wijk of buurt-meester, een brand-meester; want als’er brand was had hy ook opsigt over het volk om den brand te doen blussen. |
aediles, sijn ook geweest lage regters, of gelijk men hier seyd Scheepenen in sommige besondere zaaken. Siet actiones aedilitiae. |
aes alienum, uyt-schuld, dat wy aan een ander schuldig sijn en betaalen moeten. |
aes alienum remittere, de schuld kwijt-schelden, ten goede schelden, ontslaan van de schuld. |
aes nostrum, in-schuld, dat een ander aan ons schuldig is en betaalen moet. |
aestimare, waarderen, schatten, agten, looven. |
aestimatio, waardering, agting, schatting. |
aestimator, waardeerder, agter, schatter. |
aetas minor, de tweede minder-jaarigheyd, jongelingschap, dewelke is van 14 of 12 jaaren, tot 20 of 25 jaa- |
| |
| |
ren, is by de Romers wanneer de weesen of liever minder-jaarigen onder versorgers stonden. |
aetas pupillaris, de eerste minder-jaarigheyd, kindsheyd is als de weesen by de Romers onder voogden stonden, ’t welk is van de eerste jaaren tot 14 in de knegtjens, ende 12 jaaren in de meyskens. |
agere, dingen, ding-taal voeren, regt-spreeken, voor-regt-spreeken; handelen, iets doen of bedrijven, drijven, t.w. beesten. |
agnatio, vriendschap, of maagschap van ’s vaders sijde. |
agnatus, een vriend of mage van ’s vaders wegen, een neef. |
agnata, een nigt, een vriendinne of mage van ’s vaders wegen. |
agri novales, nieuwe angewonne landen, dries landen. |
alea, een dobbel-steen, allerley tuysch-spel, of dobbel-spel. |
alimenta, onderhoud, kost en kleederen. |
alienare, vervremden, eens anders eygen worden; ’t welk geschied door verjaaring: vervreemding geschied door verkooping, opdragt van eygendom, schenking; ende voorts al waar door den eygendom van ie- |
| |
| |
mands goed aan een ander komt. |
alienatio, een vervremding, eens anders eygen geworden. |
alienatus, vervreemt, eens anders eygen geworden. |
allegationes, bybrengingen, antrekkingen. |
allodialia (scil. bona) on-leen goederen. |
alluvio, aanwerp van slijk of verdroogde stroom-gronden. |
alvei, verdroogde gronden; als een loopend waters of riviers vloed verandert wort, werden die gronden daar het water eerst sijn loop had, droog werdende, verdroogde gronden genoemt. |
amita, een moey van ’s vaders wegen; d.i. mijns vaders suster, sijnde in sijde maag-taal het derde gelid. |
amita major, een over-oude moey; d.i. de suster mijnes over-groot-vaders, bestaande my in sijde maagschap in het vijfde gelid. |
amita maxima, een bet over-oud-moey; d.i. de suster mijns oud over-groot-vaders, sijnde in sijde maagschap het seste gelid. |
amitina, nigt, een moeys kind; d.i. mijns vaders susters kind, in sijde maagschap het vierde gelid. |
| |
| |
amitinus, neef, een moeys kind; d.i. mijns vaders susters kind, in sijde maagschap het vierde gelid. |
anatocismus, Aνατοκισμός, winpennings, win-penningen; het op-hoopen van onbetaalde winning-penningen tot hoofd-geld, ende daar van dan weder-winst te bedingen; weder-winsts beding van de win-penningen des hoofd-gelds. |
androguni, Aνδρόγυνοι, man-wijven; d.i. menschen die beyde de teel leeden hebben. |
annis tribus, in dry jaaren. |
annotatio in margine libelli, de anteykeninge op de kant van een versoek-schrift. |
annullatio, een vernietinge, te niet doeninge. |
annumerare pecuniam fidejussoribus acceptis, hand-vullinge doen, of geld te borde brengen; d.i. geld aan iemand tellen of geven onder borg-togte van het selve wederom uyt te keeren, ingevalle na bewesen word, datter den ontfanger niet toe geregtigt was, of datter een ander geregtiger toe was; eenige penningen daar om gepleyt werd, den eyscher onder borg-togt ter hand te stellen, tot dat de zaa- |
| |
| |
ke by eynd-oordeel afgedaan werd. |
annumeratio pecuniae fidejussoribus acceptis, hand-vulling, hand-vulling-doening, geld te borde brenging. |
annumerata pecunia acceptis fidejussoribus, te borde gebragt geld, angetelt geld onder borg-togte. |
annuum, jaarlijks, dat iemand jaarlijks gemaakt is. |
ante moram, voor verloop, voor de wan-betaalinge, voor de vertoeving. |
ante litis contestationem, voor gedings bevesting, voor begonne regts-pleeging; voor de voldinging. |
antidorum, Aντίδωρον, een weldaadschuld, een tegen-gifte of tegen-schenking; als iemand van een ander wat geschonken is, dat hy dien wederom iets schenkt. |
anticipare, vervroegen de gesette paal-tijd van een beroep, de gesette tijd eens regt-dags verkorten, de gesette paal-tijd van een beroep verkorten, of vervroegen om de zaake eerder te doen dienen; vervroegen, verkorten, te vooren neemen, voor een anderen besitten. |
anticipatio, verkorting of vervroeging van de gesette paal-tijd eens beroeps; gesette regt-dags verkorting of ver- |
| |
| |
vroeging in zaake van herroep; wanneer een eyscher den verweerder gedagvaart heeft en een dag van regte beteekent, welke de verweerder denkt te lang genomen te sijn, soo versoekt de verweerder vervroeging of verkorting van die gesette tijd. |
antidotalis scriptura, een versoeck by versoek-schrift te hove gedaan, om voor te komen dat iemand ongehoord niet en werde beswaart op het te kennen geven van de tegen-dingers of beschuldigers. |
antipherna, Aντίφερνα, b’reyd-mans gift, b’reyd-mans schat, houwlijks-goed van de b’reyd-mans sijde. |
antonomasia, Aντονομασία, een vernoeminge. |
apodeixis, Aποδείξις, een kwijt-schelding. |
apolecti, geheymen raad, heeren van den geheymen raad. |
apolides, Aπόλιδες, ballingen, verbannenen, die uyt een stad of land gebannen sijn; beteykent mede verbanne slaven die tot de berg-werken gedoemt sijn. |
apocha, Aποχὴ, een kwijt-schelding, een bekentenis van voldoening, hand-schrift van voldoening. |
apparitor, een deur-waarder, een hofs- |
| |
| |
-boode die de dagvaardingen doet, en de gewijsdens uytvoert en verregt, een ste-boode. |
apparitura, deur-waarderschap of ampt, boodschap. |
appellare, beroepen, herroepen, hooger betrekken; iemand van een lager voor een hooger regter beroepen of betrekken, herroepen van een gewijsden van een laage regter tot een hooger met opschorsinge van de kragt van ’t gewijsde. |
appellans, beroeper, herroeper, hooger betrekker; die iemand voor een hooger gerigte roept of betrekt. |
appellatus, beroepene, hooger betrokkene; die van iemand voor een hooger gerigte beroepen of betrokken is. |
appellatio, beroep, herroep, hooger betrek; beroep met opschorsing van het gewijsde des laager regters. |
appellatio frivola, kwalijk beroep, onregt beroep, een beroep ’t welk ’t onregt of kwalijk gedaan en angelegt is. |
appellatio cum clausula suspensiva seu effectu suspensivo, een beroep met byvoegsel van opschorsing van ’t gewijsde. |
appellationis introductio, de inbrenging |
| |
| |
van een beroep, de anteykening van een beroep, is wanneer een beroep werd angeteykent en ingebragt, ’t welk binnen thien dagen geschieden moet. |
apprehendere, vangen, antasten. |
apprehensio, vangenisse, antasting. |
apprehensus, gevange, gegrepe, gevat. |
approbare, gestaden, bevestigen, een gunste by een prins gedaan an het hof overleeveren, om overwoogen en gestadigt te worden. |
approbatio, gestading, bevestiging. |
approbatus, gestadet, bevestigt. |
apud acta, aan eenig geregte, voor eenig geregte. |
apud sequestrem, in bewaarder hand, in een derde hand. |
aquae ductus, water-leyding, is een regt om water uyt iemands water af te leyden. |
aquae haustus, water-haaling, is een regt om water te haalen uyt een anders put of regen-bak; water-schepping. |
arbiter, een gewille-keurde regter, is die by wille en begeerte van de twistelingen of dingers gekooren wort om haar te regten en een oordeel over haar verschil te vellen. |
| |
| |
arbitri, gewille-keurde regters. |
arbiter honorarius, een gewille-keurde raads-heer; een gekoose raads-heer, die iemand kiest, om een gewijsde, waar in men voor-geeft een mis-slag te sijn, te helpen oversien. |
arbitraria poena. Siet poena arbitraria. |
arbitrator, een goede man; een gewille-keurde scheyds-man; d.i. die by wille en begeerte van de twistelingen of dingers gekoren wort, om haar zaak te middelen, en haar alsoo van malkander te scheyden. |
arbitratores, goede mannen, gewille-keurde regters. |
arbitrium, goed-dunken, meyninge, oordeel, wille, begeerte. |
arrestans, hand-op-legger, besetter. Siet detentor. |
arrestatio, of arrestum. Siet detentio. |
arrestare. Siet detinere. |
arrestatus, besettede. Siet detentus. |
aristocratiae, Aριστοκρατία, der bester regeringe; als eenige van de besten en voornaamsten de regeeringe des lands hebben. |
articulus, een verdeeling, een lid, vraag-stuk. Ut articulis asertivè aut negative respondeat, dat hy de vraag-stukken of bevestigende of ontkennende be- |
| |
| |
antwoord, dat hy op die vraag-stukken antwoord, ja of neen. |
arrogatio, Siet adrogatio. Arrogare, Siet adrogare. Arrogator, Siet adrogator. Arrogatus, Siet adrogatus. |
ascendentes, opgaande magen, of vrienden; opgaande maag-taal, opgaande maagschap, vrienden die malkander in opgaande maagschap bestaan, sijn vader, moeder, groot-vader, groot-moeder, over-groot-vader, over-groot-moeder, ende soo voort al hooger op tellende. |
assecurare, versekeren eenige koopmanschappen of goederen voor ongeluk; d.i. op sik neemen de schade-vergoeding, ingevalle die koopmanschappen of goederen koomen te verongelukken. |
assecuratio, versekering, versekering van eenige koopmanschappen of goederen voor ongeluk. |
assecurator, een versekeraar, by dewelken de koop-luyden haar goederen en koopmanschappen, dewelke sy over zee senden of van over zee verwagten, laaten voor een stuk gelds versekeren van ongeluk: en is als dan een versekeraar gehouden, soo wanneer de goederen koomen te verongelukken, de schade te boeten. |
| |
| |
assecuratoriae literae, verseker-brief, waar by soodanige versekering bevestigt word, en na welkers inhoud, de versekering geschied. |
assignare, anwijsen, schuld overwijsen. |
assignatio, een anwijsing, schuld overwijsing. |
assignatio bonorum, anwijsing van goederen. |
atavia, een bet over-oud groot-moeder; d.i. de over-oud groot-moeders moeder, in opgaande maagschap te rekenen het vijfde gelid. |
atavus, een bet over-oud groot-vader; d.i. over-oud groot-vaders vader, die de Duytschen urane des grotvatters noemen, in opgaande maagschap het vijfde gelid. |
atnepos, seu adnepos, een bet na agter ’s kinds soon; d.i. de soon van een na agter ’s kinds kind. Hoogd. Der drit enkels sun, de sun der enkel meines enkels, in nedergaande maagschap het vijfde gelid. |
atneptis, een bet na agter ’s kinds dogter; d.i. de dogter van een na agter ’s kinds kind. Hoogd. Der drit näsins togter. |
atrox injuria, een lasterlijke hoonspraak. |
attentare, iets onderneemen of onder- |
| |
| |
staan te doen, iets doen tegens bevel. |
attentata, daadelijkheden tegens het gebod van den regter; daaden die iemand doet tegens bevel des regters; eenige onderneemingen. |
atterminatio, tijd-vergunning, midts stellende borge; als een schuldenaar, dewelke voort niet betaalen kan, van sijne schuld-eyschers versoekt vergunning van tijd, in welke hy haar (midts daar voor borge stellende) betaalen sal. |
auctorisatio, magtiging, magtig-maaking; waar door een deur waarder wert gemagtigt de bevelen van het hof terstond uyt te werken en te volvoeren. |
auctorisatus, gemagtigt, magtig gemaakt. |
avia, een groot-moeder, des vaders of moeders moeder, in opgaande maagschap het tweede gelid. |
avunculus, een oom van ’s moeders wegen; d.i. de broeder van mijn moeder, in sijde maagschap het derde gelid. |
avunculus major, een over-oud oom van ’s moeders wegen; d.i. de broeder van mijn over-groot-moeder, in sijde maagschap het vijfde gelid. |
| |
| |
avunculus maximus, een bet over-oud oom van ’s moeders wegen; d.i. de broeder van mijn bet over-groot-moeder, sijnde in sijde maagtal het seste gelid. |
avus, een groot-vader, des vaders of moeders vader, in opgaande maagschap het tweede gelid. |
| |
B.
barones, vry-heeren; dewelke in haar heerlijkheden hadden hoog, middel-matig en laag regts gebied. |
beneficia juris, voordeelen die het regt gunt. |
beneficium, een weldaad, voordeel, eenig vergunt regt, vergunning, gunning, gunste van ’s lands overheyd. |
beneficium cedendarum actionum, ’t regt om voor de betaalinge, van de schuld-eyscher af te vorderen; verly van ’t regt, dat de schuld-eyscher heeft op de mede-borgen. |
beneficium divisionis, ’t regt om de schuld-splissing onder de borgen te versoeken, regt van schuld-splissing. |
beneficium inventarii, regt van boedel-beschrijving. |
beneficium ordinis & excussionis, ’t regt |
| |
| |
van een borge om den schuld-eyscher te keeren, soo lang tot dat hy de zaak weldige uytgewonnen heeft. |
beneficium senatus consulti velleani, ’t voordeel of voor-regt der vrouwen, dewelken voor iemand borge sijn geworden; welk vergund regt daar in bestaat, dat men haar uyt die verbintenisse van borg-togte niet kan anspreeken, als sijnde nietig en van onwaarde; een vergunt regt of voordeel van on-anspreekelijkheyd der vrouwen uyt zaake van borg-togte; ’t voordeel des Vellejaansche raads-besluyt. |
bigamia, Διγαμία, dubbel-houwlijk; als een man twee vrouwen heeft. |
bona, goederen ofte haven, een boedel. |
bona allodialia, onleen-goederen. |
bona immobilia, ontilbare goederen, onroerende goederen. |
bona mobilia, tilbare goederen, roerende goederen. |
bonorum descriptio. Siet inventarium. |
breviculum sententiae, een kort begrijp van een gewijsde, sonder byvoeging van redenen oft middelen. |
| |
| |
| |
C
caeduae arbores, afhouwbare boomen, boomen die afhouwbaar sijn. |
calendarium, een reken-boek, een koopmans boek, waar in hy de naamen schrijft der geener, die hy geld op woeker winste geeft. |
calumnia, laster, lastering, eer-rooving, schand-vlek, valsche beschuldiging. |
calumniari, lasteren, eer-rooven, schand-vlekken; valsche lasteringen of misdaaden tegen iemand voorwenden; iemand valschelijk beschuldigen, en beliegen. |
calumniator, lasteraar, eer-dief, eer-roover, valsche beschuldiger. |
cambium, wisseling, geld-wisseling. |
canon, een wet, een regel. |
canon emphyteuticum, jaarlijkse erf-pagt. |
capere, vangen, beuren. |
capere haereditatem, erf-beuren. |
capitalis res, hals-zaak. |
capitulum, een Gods-huys. |
capitis diminutio. Siet diminutio capitis. |
captura, vangenisse, antastinge. |
| |
| |
catalogus contentorum in lite, een korte anwijsinge van de stukken of geschriften van een geding. |
catalogus contentorum & deductorum in lite, naam-lijst van ’t geen het geding inhoud en in het selve is voortgebragt. |
cavere, seeker doen, voorsienigheyd plegen, verborgen. |
cavere de rato, seeker stellen, seeker doen. |
cavillari, schimpen, spotten, den spot met iemand houden; iemand met valsche en onwaare rede-kavelinge bedriegen en van de waarheyd af leyden. |
cavillatio, spot, spotterye, bedrieging door valsche rede-kaveling; schimping. |
cavillator, spotter, bedrieger, snapper, schimper. |
causa, een oorzaak, een waarom, een zaake. |
causa civilis, een gemeene geld-schuld zaak, of andere gemeene twist-zaak om eenig goed, of regt. |
causa criminalis, een strafbaare zaak, misdaads zaak. |
cautio, een goede seekerheyd, goede verseekering, een voorsien middel, borg-togt. |
| |
| |
cautio de judicio sisti, seekering om in regten te verschijnen. |
cautio sufficiens, een genoegsame seekering, een vaste seekerheyd. |
cautio, judicatum solvi, seekering dat het gewijsde voldaan wert. |
cautio mutiana, seekering, dat den making-beurder niet doen en sal tegens het indien, waar onder hem iets gemaakt is. |
cedere, regt geven of overgeven, regt afstaan of overdragen aan een ander. |
cedere foro, bankeroeten, bankeroet spelen, bank breeken, agter uyt vaaren. |
cedens, regt-gever of overgever, regt overdrager; die sijn regt, ’t welk hy op iemand heeft, afstaat, en aan een ander over geeft. |
census, schatting, schatting-regt; schatting die de onderdaanen van haare goederen, die sy besitten, an de overheyd moeten betaalen: bede. |
census, jaarlijkse inkomste uyt verhuuring van landen of hoeven, of land-wooningen; oud-eygen, grond-inkomst, uytgang. |
certi condictio, weder-eysching van iets seekers, aantaal tot iets seekers. |
cessans lucrum, winst-derving, winst-ophouding. |
| |
| |
cessatio negativa, onderhouding van de wet, wanneer de offening van de wet niet mede en brengt soodanigen opentlijken strijd met des wet-gevers meeninge. |
cessatio per contrarietatem, ophouding van de wet, om dat de oeffening der selver strijd met de wille des wet-gevers. |
cessio, regt-geving, regt overgeving of overdraging, regts afstant. |
cessio foro, bankeroet, bankeroet speeling, bank breeking. |
cessio bonorum, boedel afstant, afstand van goederen onder behoorlijken boedel-beschrijving, ten behoeve van de schuld-eyschers, bankeroet speeling. |
cessionarius, regts verkrijger; die eenig regt van een ander, die sijn regt, ’t welk hy op iemand had, afstaat, verkrijgt, om het selve tegens dien derde te vervolgen: regts anneemer, regt hebber. |
chyrographum, χειρόγραφον, een hand-schrift, verbintenis-schrift. |
circumducere edictum, de voor-regt-betrekking te niet doen; oorlof van den hove verkrijgen; ’t welk geschied als den eyscher selve in regte niet en verschijnt, en de gedaagde al. |
| |
| |
citare ad judicium, voor regt daagen, voor regt roepen, dag-vaarden. |
citatio, daging, dag-vaarding, voor regt roeping. |
catatio edictalis, dag-vaarding by openbare afkondiging; wanneer iemand by openbare afkondiging en klokke-geslag gedagvaart word. |
citatio realis, hand-daadige dag-vaarding; d.i. antastinge of vangenisse; als iemand word beset, of in gijseling genomen, of in gevangenisse geset. |
citatio verbalis, dag-vaarding by monde, mondelinge dag-vaarding; wanneer iemand t’sijnen huyse gedagvaart word. |
citator, dager, dag-vaarder, die iemand dag-vaart voor ’t gerigte. |
citatus, gedaagde, gedagvaarde, die voor het gerigte gedagvaart is. |
clausula, een byvoegsel, besluytsel, slot-rede. |
clausula aresti, een byvoegsel van besettinge of beslag; waar by men iemand, daar men vermoeding van vlugten op heeft, versoekt te mogen besetten, en dwingen maal-stede te kiesen. |
clausula auctorisationis, vid. autorisatio. |
| |
| |
clausula codicillaris, eens onvolkomene uyterste wils byvoegsel, of eens uyterste wils besluytsel of begeerte die men doet stellen in de uyterste wille, soose geen kragt hebben kan van een volkome uyterste wille, datse ten minste kragt hebbe van een onvolkomene uyterste wille. |
clausula derogatoria, een byvoegsel van te niet doeninge, of vernietinge is een betuyginge in de uyterste wille, daar mede den maaker wil, dat de uyterste willen, daar na by hem te maaken, niet en sullen bestaan, anders als mits agtervolgende ’t gunt aldaar voorgeschreven werd. |
clausula edictalis, byvoegsel eens buytenlandsche dag-vaarding, waar by een deur-waarder werd gemagtigt iemand buyten ’s lands te dag-vaarden; een byvoegsel van uytroepinge. |
clausula justificatoria, byvoegsel eens dag-vaardings om redenen te geven van dat men het bevel des hofs of regters niet heeft willen voldoen; byvoegsel van regt-vaardiging, die meest in alle dag-vaarding brieven gesteld word, waar by een verweerder (soo hy het bevel des hofs niet voldoen wil) tegen seekeren dage aldaar ge- |
| |
| |
dagvaart werdt om redenen te geven, en dat te regtveerdigen. |
clausula poenalis, een byvoegsel van boete, of, van straffe; welke boete of straffe, opgelegt word die geen, welke willens en wetens iets doet tegens verbod vanden hove, of, vanden regter. |
clausula salutaris, een voordeelig byvoegsel waar door een besluyt in regte tot iemands meeste voordeel wert uytgestrekt. |
clasula suspensiva, of inhibitionis, een byvoeging van opschorsing van de uitwerkinge van een gewijsde. |
cliens, meester; d.i. een wiens regts-zaak door een regts-vorderaar voor den regter bediend word. |
cliens fiduciarius, leen-man, smal-heer. |
clientela, bescherminge, in bescherming neeming, waar by iemand in des hooge overheyds bescherminge wert genoomen, tegens alle gewelt en daadelijkheyd. |
clientelae literae, bescherm-brief, waar by iemand toont, dat hy in de bescherming van de overheyd is. |
codicilli, onvolkomene uyterste willen; eenige laatste begeerten, die men somtijds in een uyterste wil doet stellen; stuks gewijse uyterste willen. |
| |
| |
coërcere, bedwingen, straffen. |
coërcitio, bedwang, bedwinging, straf. |
cagnata, een nigt, een vriendinne van ’s moeders wege. |
cognatio, maagschap van ’s moeders sijde. |
cognatus, een vriend of mage van ’s moeder wegen, een neef. |
cohaeres, een mede-erfgenaam; die te gelijk met eenige anderen erfgenaam is. |
collaterales, de vrienden van de sijde maagschap, gelijk als broeders en susters, omen ende moeijen, en soo voort haare kinderen en kinds kinderen. |
collatio, een gifte, in brenging, afkorting, een vergelijkinge van ’t een by ’t ander. |
collatio bonorum, inbrenging van goederen; t.w. die men te vooren heeft genooten; afkorting van het geen te vooren is genooten. |
collitigare, t’samen dingen, mede dingen, ’t welk geschied in byvoeging, als een derde sig met een van beyde komt voegen. |
colonia, volk-planting, een hoeve, leen-hof. |
colonus, een hoevenier, land-man, land-bouwer. |
colona, een land-wijf, hoevenierster. |
| |
| |
colonus partiarius, een land-man die land anneemt te baanen voor seeker deel van de vrugten, half-win. |
commissum, een misdaad, verbeurt verklaart goed of koopmanschap, waar van men den tol van inkoomen of geley-geld van uytgaan niet betaalt heeft; verval. |
committimus, wy beveelen of wy belasten, ’t welk geschied van de opperste regters aan de laager regters, om kennisse van een zaak te neemen. |
commixtio, vermeninging; wanneer twee harde onvloeijende stoffe van verscheyde eygenaars vermengt worden; gelijk des eenes geld onder des anders, of des eenes rogge onder des anders taruwe. |
commodare, leenen, te leen geven om te gebruyken. |
commodatarius, te leen anneemer, die iets te leen gegeven is om te bruyken. |
commodator, te leen gever, die iets te leen geeft om te bruyken. |
commodatum, bruyks-leening, nuts-leening, leening, te leen geving, is een overkoming waar door iemand een ander eenige zaake ter hand stelt, op dat den ontfanger deselve voor niet op seekere wijse soude mogen gebruy- |
| |
| |
ken ende daar na deselve weder geven. |
commune dividendo, met uyt de gemeenschap te scheyden. |
communio, gemeenschap. Communio bonorum, gemeenschap van goederen. |
comparitio, een by-een-komst, samen-komst, verschijning. |
comparitio personalis, verschijning in eygen hoofde, self-koming, self-verschijning; die ievers self in eygen hoofde moet verschijnen en komen, sonder te mogen een volmagtigde te senden. |
comparuit, oorlof van de hove; d.i. ontslaging van de voor-regt-betrekking, ’t welk krijgt den gedaagde, als die voor den regter komt, en den dag-vaarder niet. |
compensatio, een verlijkinge, verevening, geving van ’t een om ’t ander. |
compensatio expensarum litis, verlijkinge van de kosten des gedings. |
competens, toebehoorende, onderhoorig. |
competens judex, onderhoorige regter. Siet judex competens. |
componere, soenen, afmaaken; een misdaad of overtreeding afmaaken voor een stuk gelds met den schoudaet, om wederom vrydom te bekoomen; ’t welk ook moet geschieden met den geenen die men beledigt heeft, of des self vrienden. |
| |
| |
compositio, afmaaking, soening, misdaads afmaaking; als iemand een misdaad afmaakt met den schuld-regter, om wederom vry en onanspraakelijk wegens die begaane misdaad te sijn. Ad compositionem recipere, tot afmaaking ontfangen; d.i. een beschuldigde van een misdaad van ’s hofs wege, tot een overkomst of verdrag voor een seeker stuk gelds ontfangen. |
compositores, gekooren kers-luyden, goede mannen, soen-maakers. |
comprobare, voor goed houden, gestaden, goed vinden. |
comprobatio, goed vinding, voor goed houding, gestading. |
comprobatio testium, der getuygens getuygenis bescherming, is een geschrift, waar by iemand sijn eygen getuygen ende haar seggen goedmaakt, tegen het wraaken van sijn tegen-dinger. |
comprobatus, voor goed gehoude, gestadet. |
compromissum, een verblijf; als men een zaak aan een of meer gewille-keurde regters verblijft, om na regten daar af te oordeelen. |
compromittere, verblijven sijn zaak aan iemand, om daar regt over gesprooken te hebben. |
| |
| |
compromittentes, verblijvers, die haar zaake aan een of eenige by haar daar toe gekoosen regters verblijven, om daar van te oordeelen, gelijk haar na regten dunken sal, te behooren. |
concedere, bewilligen, toestaan, toelaaten. |
concessio, bewilliging, toelaating, toestaaning. |
concludere, besluyten, besluyten in regte is, wanneer men in ’t korte sijn meyninge en gevoele van sijn zaake den regter heeft voorgedragen, als dan te begeeren, dat het regt, ’t welk wy meynen ons te behooren, sal toegewesen werden. |
conclusio, een besluyt in regte, of een kort begrijp van des dingers meyninge, om regt te bekoomen. |
concubina, een by-wijf, een by-sit. |
concurrentia, t’samen-koming, even gelijk regt-hebbing, t’samen-deeling, mede-deeling. |
concurrere, t’samen komen, even gelijk regt hebben, t’samen gaan, t’samen deelen, mede deelen. |
concussio, vrees anjaaging, ontroeringe des gemoeds. |
concussio, knevellerye, geld af-parsing, door vreese die iemand een |
| |
| |
ander anbrengt wegens sijn magt. |
condemnare, doemen, verwijsen. |
condemnatio, doem, verwijsing. |
condemnatus, gedoemde, verwesene. |
condictio, intrekking, weder-eysching. |
condictio certi, weder-eysching van iets seekers, antaal tot iets seekers. |
condictio dati causa non secuta, weder-eysching van ’t gegevene de oorzaak waarom het gegeven wierd niet gevolgt sijnde. |
condictio furtiva, weder-eysching van gestole goed. |
condictio indebiti, weder-eysching van onregte betaalinge, weder-eysching van ’t geen iemand als schuld onwentend heeft betaalt. |
condictio ob turpem, vel injustam causam, weder-eysching om een schandelijke of ongeregte oorzaak. |
condictio promissi sine causa, intrekking van toesegging, of belofte gedaan sonder oorzaak. |
condictio sine causa dati, weder-eysching van ’t gegevene sonder oorzaak. |
condictio triticaria, antaal op iets dat in geen geld en bestaat. |
conditio, de staat en gelegentheyd van iemand. |
conditio, een voorwaarde, een beding, |
| |
| |
een indien, een midts, een voorslag. |
conditio casualis, een indien dat t’eenemaal gevallig is. |
conditio impossibilis, een indien dat onmogelijk is, een onmogelijke voorwaarde of beding. |
conditio potestativa, een indien, ’t welk in de magt van de erfgenaamen is, een mogelijk voorwaarde of beding. |
conditionis oblatio, anbieding van eenige voorwaarde, of voorslag. |
conditionem offerre, een anbieding doen, een voorwaarde of beding anbieden, een voorslag doen, een voorslag maaken, een regtelijke voorslag doen, van iet, waar mede men verstaat te mogen volstaan. |
conducere, huuren. Conductio, huur. Conductor, een huurder, een huur-man. |
conductor navis, een scheeps-bevragter. |
conferre, inbrengen, te saamen dragen, vergelijken, d’een by de ander houden. |
confessio, een bekentenis of belijdenis. |
confessio plenaria, een volkoomen belijdenis, of bekentenis. |
confessio minus plena, een minder als volkoomen bekentenis of belijdenis. |
| |
| |
confessoria actio, een bekennende opspraak, een bevestigende opspraak. Siet actio confessoria. |
confiscare, verbeurt maaken iemands goederen, ’t welk geschied om eenige misdaaden. |
confiscatio, verbeurt maaking van goederen. |
confusio, vermenging is wanneer twee vloeijende stoffen van verscheyde eygenaars onverscheydelijk werden; t’samen-menging, samen-gieting; gelijk wijn met bier, of wijn met wijn, en gesmolte silver met silver t’samen gegoten vermengt word. |
conjectio causae, een kort begrijp van der zaake, een geschrift ’t welk in ’t kort den inhoud van de gantsche zaak begrijpt; een kort verhaal van de gelegentheyd van een zaak; zaaks gelegentheyds verhaal. Per brevem causae conjectionem & monitoria juris, by zaaks gelegentheyds verhaal en met bevestinge van regten of wetten. Siet monitoria juris. |
conjectura, gissing, raading. |
conjugium, sive connubium, ’t houwlijk, houwlijken staat. |
conjuratio, een t’samen-sweering. |
conjuncta persona, een bevoegde; die |
| |
| |
sik met den anlegger of verweerder in het geding voegt. |
conjunctus pro conjuncto, een bevoegde voor sijn gevoegde. |
conjunctivè, gesamentlijke. |
conjunx, of conjux, een gehouwde of gehouwlijkte, ’t sy man of vrouw. |
consanguinea, bloed-vriendinne, suster. |
consanguineus, bloed-vriend, broeder. |
consanguinei, bloed-vrienden, broeders en susters van een vader afgekomen. |
consanguinitas, bloed-vriendschap van ’s vaders wege, broederschap, susterschap. |
consensus, bewilliging, verwilliging, toestaaning, verwille-keuring, verlof. |
consentire, bewilligen, verwilligen, toestaan, verwille-keuren, verlof geven. |
consequentia rei, zaaks gevolg. |
consignare, onder regt leggen; d.i. wanneer eenige penningen werden gebragt op ’t hof of op ’t stads-huys, ende soo onder regt gelegt. |
consignatio, onder regt legging. |
consignatus, onder regt gelegt. |
consignata pecunia, ’t onder regt gelegde geld. |
| |
| |
consilium, een raads-besluyt, raad, raad-slag, een raads-vergaadering. |
consiliarius, een raads-heer in regts saaken. |
consiliarius curiae praesidialis, een raads-heer van ’t hof van Holland. |
consiliarius curiae supremae, een raads-heer van den hoogen raad. |
consobrinae, nigten, susterlingen, kinderen van twee susters, of somtijds van twee broeders, in sijde maag-tal het vierde gelid. Consobrina, Hoogd. Ein Baß. |
consobrini, neven, susterlingen, kinderen van twee susters, of somtijds van twee broeders, bestaande malkander in sijde maagschap in het vierde gelid. |
consoceri, twee schoon-vaders, die haar kinderen onder malkander gehouwlijkt hebben. |
consolidatio, vermenging van twee geregtigheden; als by voorbeeld wanneer het regt van lijf-togt of vrugt-gebruyk komt tot regt van eygendom; d.i. wanneer de lijf-togter den eygendom bekomt en eygenaar wort. |
consponsor, een mede-borg, die met een of meer andere te gelijk borg is. |
consortes thalami, bed-genooten, egt of hegt-genooten; getrouwde man en vrouw. |
| |
| |
consors litis, mede-dings-genoot. |
constitutiones politicae, insettingen, land-wetten. |
constitutio, een toesegging, gesteltenisse. |
constituere, belooven, toeseggen, insetten, instellen, magtig maaken, iemand in sijn stede stellen om iet te doen, of te vervolgen. |
constitutio reditus, inkomst verschrijving; de verschrijving van een jaarlijkse inkomst die verkoft is, van de verkooper op den kooper. |
constituens, magt-gever, of last-gever. |
constitutus, gemagtigde, last gegevene. |
constitutor redituum, inkomst verschrijver; die eenige jaarlijkse inkomst verkogt hebbende deselve laat overschrijven op den kooper. |
consuetudo, gewoonte, wennis, oude herkome; ’t geen door lang gebruyk wort als in een wet verandert. |
cosultatio, raad-vraaging, raad-geving, raads besluyt. |
contestatio litis, vid. litis constestatiog. |
contendere, eysch maaken, twistig sijn, twisten. |
continuare, volherden, sijn voorstel vervolgen. |
continuatio, agtervolging, vervolging. |
contractus, handeling, over-een-ko- |
| |
| |
ming, overkoming, voorwaarde. |
contractus emphyteuticus, erf-pagt gunning; overkoming of voorwaarde tusschen den eyenaar of erf-pagter. Siet emphyteuticarius contractus. |
contractus feudalis, leen-gifte; overkoming waar op het leen gegeven word by den heer, en ontfangen by den leen-man. |
contractus pignoris, pand-anvaarding; voorwaarde of overkoming waar op het pand-gegeven word by den een en anvaart by den ander. |
contradictio, een tegen-spreeking, of weder-legging; d.i. een geschrift waar by iemand eenige rekeninge tegen-spreekt, ofte eenige overgelegde stukken weder-legt. |
contradicens, tegen spreeker, weder-legger, die de overgelegde stukken of rekeninge weder-legt ende tegen-spreekt. |
contrahere, tegen een ander iet angaan, over-een-komen, t’samen handelen, vergaderen. |
contrahere negotium, eenige last of bewint anneemen. |
contrahere emptionem, koop maaken, koop angaan. |
contraria oppositio, vid. oppositio contraria. |
| |
| |
contra interrogationes, tegen-vraaging, tegen-vraag-stukken; als an de eene sijde by den eyscher eenige ondervraaginge gedaan sijn of eenige vraag-stukken voor-gestelt, soo wert an de andere sijde den verweerder toegelaaten wederom eenige tegen-vraaginge te doen, of eenige tegen-vraagen te stellen. |
contra interrogationes, of contrarias interrogationes exhibere, tegen-vraag-stukken leveren. |
controversia, een twist-zaake, verschil. |
contumacia, halsterrigheyd, wederspannigheyd, velligheyd. |
contumax, halsterrig, wederspannig, vellig. |
conventionalis, besprooke, bedonge. |
conventio, vereeniging, aanspraak. |
conventio, den eysch, die een aanlegger doet tegens den gedaagde; voor-regt-betrekking, anspraak. |
conventus, by-een-komst, t’samen-komst. |
conventus coram judice deputato super validitate aut invaliditate vadimonii, by-een-komst voor een raads-heer over de kragtigheyd of onkragtigheyd van de gijseling. |
conventus sub spe compositionis, by- |
| |
| |
-een-komst op hoope van verdrag of overkooming. |
convenibilis, anspreekelijk, in regte anspraakelijk, dagvaardelijk, voor-regt-betrekkelijk. |
convenire, by-een-koomen, samen-koomen, vereenigen, anspreeken, eyschen, in regte anspreeken, voor-regt-betrekken. |
convenire coram judicibus deputatis ad in eundum si fieri potest transactionem, by-een-koomen voor eenige raads-heeren daar toe afgevaardigt om een dading is ’t mogelijk in te gaan. |
correi debendi, die te samen met malkander zaak-weldige sijn van een toesegging. |
corrumpere, om-koopen iemand met geld, bederven. |
corruptio, om-kooping met geld, bederving. |
credere, gelooven, leenen, ende op trouwe laten, vertrouwen, of toe vertrouwen aan iemand eenig geld of goed. |
creditor, in-schulder, schuld-eyscher, die aan een ander eenig geld of goed geleent of toe vertrouwt heeft. |
creditum, in-schuld, dat een ander aan ons schuldig is en betaalen moet. |
crimen, een misdaad, een schelm-stuk, sonde, laster. |
| |
| |
criminalis, strafbaar, misdaadig, straf-waardig. |
criminalis res, een strafbaare zaak, hals of lijfs zaak. |
criminaliter, strafbaarlijk, misdaadiglijk. |
culpa, misdaad, versuym-schuld. |
cum definitione mensurae, op seekere roe-taalen; met bepaalinge van de maat. |
cumulare, versamelen, te samen hoopen, samen voegen, is wanneer men twee geregts-bankken, en hooge, en laage, in sommige voorvallen te samen voegt, datse als dan voor die tijd een maaken. |
cumulatio, versamelinge, samen-voeging. |
cumulativè, by versamelinge, versamelender wijse, samen-voegender wijse, by samen-voeginge. |
cura, bewint of opsigt, ’t welk een voogd van een minder-jaarige heeft, over het goed der selver minder-jaarige. |
curatores, versorgers, gekooren voogden. |
curator, versorger, gekooren voogd, dewelke gekooren wierd om het bewint over de goederen der minder-jaarigen te hebben; besorger. |
| |
| |
curia, stads-huys, raad-huys. |
curia praesidealis, het hooge hof, ’t hof van Holland. |
curia suprema, het opper hof, den hoogen raad. |
curia non defert, ’t hof verleent niet, of, ’t hof laat niet toe. |
| |
D
damni illati reparatio. Siet reparatio damni illati. |
damni infecti, toesegging van dat een buyr-man sijnen buyr-man niet en sal beschadigen door een getimmer; verseekering van ongeschiede of ongedane schade, als ’t is datse ligtelijk kan geschieden. |
damnum culpa datum, alle versuym, waar door iemand word verbonden in stuk van dood-slag, of wonden tot vergoeding van schade. |
dare possessionem contra lignum, de besittinge aan iemand geven of in-ruymen tegens de uyterste wille. |
dativi tutores, Siet tutores dativi. |
debere, moeten, schuldig sijn aan iemand. |
debita individua, onsplisbaare schulden, ondeylbaare schulden. |
| |
| |
debitor, schuldenaar, schuld-pligtige, die aan een ander iets schuldig is. |
debitor principalis, self-schuldige, oorspronkelijk schuldenaar, die de schuld self gemaakt heeft. |
debitor forensis, een uyt-heem schuldenaar, een buyte man. |
debitum, uyt-schuld, dat wy aan een ander schuldig sijn en betaalen moeten. |
decernere, toestemmen, besluyten, onderscheyden, goed-keuren. |
decidere, beslegten, uytspreeken, wijsen. |
decisio, beslegting, uytspraak, besluyt, gewijsde. |
declaratio, verklaringe, een rekeninge. |
declarationi contradicere, een rekeninge tegenspreeken of wederleggen. |
decretatio, een toestemming, goed-keuring. |
decretum, een besluyt, last, regts-gebod, een toestemming van een regter nopende de verkoopinge van vaste goederen, onmondige toekoomende. |
decretum judicis circa litis ordinationem, een regts-gebod des regters angaande de schik of stelling des gedings, of angaande het beleyd des zaaks. |
decretum voluntarium, een overdragt van verkogt goed, die (naar voor- |
| |
| |
gaande dagvaardinge van de geene die het angaan mag) het hof doet, van den verkooper op den kooper, met uytsluytinge van alle anderen, die daar op antaal souden mogen hebben. |
decurio, of scabinus, een Scheepen. Siet scabinus. |
de demoliendo, toesegging van een getimmer af te werpen. |
de dolo, van niet te handelen ter kwader trouwen. |
deducere, voordraagen, voorbrengen. |
deductio, zaaks voordraaging, een geschrifte, waar by een verhaal van de zaake werd gedaan, ende deselve met redenen en middelen van regten bevestigt. |
deductio juris, een voordraaging, of voorbrenging van regte; als men tot bevestinge van sijn zaak wetten en regten by brengt. |
deductiones, zaaks voordraagingen. Siet deductio. |
de facto, sonder genoomen kennisse; op ter daad. |
defectus, versuym, gebrek, mangel, in gebreke blijving; als den gedaagde gedagvaart sijnde voor het gerigte niet en komt, wort tegens hem ver- |
| |
| |
leent versuym: of wanneer een gedaagde in regten niet en verschijnt nogte gemagtigde send. |
defendere, weeren, verweeren, verantwoorden, antwoorden, beschermen, hand-haven. |
defensio, weer, verweering, verantwoording, antwoording, bescherming, antwoord. |
defensio reipublicae, land-weer. |
defensor, verweerder, antwoorder, verantwoorder. |
defensum iri, toesegging van dat de zaake sal verantwoord werden. |
deferre, verklikken, anbrengen, beklappen. |
deferre jus jurandum alicui, iemand den eed op leggen. |
de gradu dignitatis suae dejicere aliquem, iemand uyt sijn waardigheyd en staat setten, of stooten; iemand af setten of vernederen. |
de his qui dejecerunt vel effuderunt, van de geene uyt welkers woon-plaats iets is geworpen, gestroyt, of gegooten. |
delatio, anbrenging, verklikking, beklapping. |
delatio juramenti, oplegging des eeds. |
delato juramento, de zaake gesteld |
| |
| |
sijnde tot den eed, den eed opgelegt sijnde. |
delator, anbrenger, verklikker, beklapper. |
delegare, bevelen, last en bevel geven over eenig ding, afvaardigen, senden als gesant; oversetten. |
delegatio, oversettinge, wanneer een schuldenaar een andere schuldenaar in sijn plaatse set, ende dat die by den schuld-eyscher wort aangenoomen; afvaardiging, last-geving, bevel. |
delegatio & assignatio cambii, oversettinge ende anwijsing van wissel. |
delegatus, afgevaardigde, afgesant, last-gegevene. |
delegatus, afgevaardigt, afgesonde. |
delictum, een misdaad, overtreeding. |
delinquens, misdaadige, overtreeder. |
delinquere, misdoen, sondigen, overtreeden de wetten. |
democratia, Δημοκρατία, volks heerschappye, volks regeering. |
de non offendendo, van iemand die men gedreygt heeft niet te beschadigen. |
denunciatio, een boodschap, ontbieding, waarschouwing. |
denunciationem esse rite factam, declarare, verklaaren dat de boodschap wel en behoorlijk is gedaan. |
| |
| |
depecisci, een schandelijk verbond maaken. |
depectio, een schandelijke verbinding, of verbond maaking. |
depector, een schandelijk verbond-maaker. |
depectum, een schandelijk verbond. |
deponere, te bewaren geven, onder regt leggen, getuygen. |
deponere pecuniam in judicio, geld onder regt leggen. Siet consignare. |
deportare, bannen, uytbannen voor altijd. |
deportatio, ballingschap voor altijd. |
deportatus, balling, verbannene, die voor al sijn leeven uytgebannen is. |
depositarius, bewaar-anneemer, die iemands goed anneemt om te bewaaren. |
depositor, bewaar-gever, die aan iemand sijn goed geeft om te bewaaren. |
depositio, een getuygenis. Siet testimonium. |
depositio pecuniae in judicio, onder regt legging. Siet consignatio. |
depositum, bewaar-anneeming, en bewaar-geving. |
depositus in judicio, onder regt gelegt. |
deposita pecunia in judicio, ’t onder regt gelegde geld. |
| |
| |
deputare, af senden, magtigen of bevel geven om iets te verrigten. |
deputati, afgesanten, bevel-hebbers, afgesondenen. |
deputatus, afgesant, afgesondene, gemagtigde of bevel-hebber om een zaake te verrigten. |
de quota litis, van een gedeelte te hebben in een geding. |
de rato cavere, seeker stellen, seeker doen. |
de restituendo, van geld of besit over te geven. |
descendentes, afkomelingen, de vrienden in nedergaande maagschap malkander bestaande, sijn kinderen, kinds kinderen, agter kinds kinderen, en soo voorts nederwaarts tellende. |
descriptio bonorum, boedel-beschrijving, goederens-beschrijving, beschrijving van goederen. Siet inventarium. |
deserere, verlaaten, aflaaten. |
desertio, aflaating eens beroeps, of verlaating van een angevangen beroep; d.i. wanneer iemand ’t selve binnen de tijden daar toe gesteld niet en vervolgt; verstek, ’t welk den gedaagde versoekt tegens den dagvaarder. |
| |
| |
detentio, seu arrestum, bekommering, kommer-regt, beslag, hand-op-legging, besetting, hand-sluyting, ophouding; d.i. verhindering of beletting. |
detentio alicujus personae, besettinge op een mensch, antasting van een mensch; antasting geschied of als men iemand gijselt, of als men iemand in vaster gevangenis stelt. |
detentio alicujus rei, hand-op-legging op eenig goed. |
detentio renovata, beswaarenisse; d.i. wanneer een schuld-eyscher, sijnen schuldenaar, by andere bekommert of beset sijnde, uyt een nieuwe oorzaak verder wil vast houden. |
detentor, besetter, hand-op-legger. |
detentus, besettede, vast gehoudene. |
detinere aliquem, seu aliquam personam, iemand besetten, besetting doen op iemand: ophouden; d.i. verhinderen, of beletten; vast houden. Besetten is als men iemand van buyten, daar ter plaatse daar men hem beset heeft, doet maal-stede kiesen. |
detinere aliquam rem, de hand-op-leggen op eenig goed, hand-op-legging doen op eenig goed, eenig goed bekommeren. |
| |
| |
detractio falcidiae, (scil. partis) maaking-korting van het vierde gedeelte der erffenisse. Dese maaking-korting kort een erfgenaam de maaking-beurders af, als haar meer als dry derden deelen der erffenisse is gemaakt, op dat de erfgenaam, volgens sijn regt dat hy heeft, het eene vierde gedeelte vry en onbeswaart voor sik behoude. Siet lex falcidia. |
detractio trebellianicae (scil. partis) overhandsche erffenis-korting; erf-korting van het vierde gedeelte eener overhandsche erffenis. Dese erffenis-korting kort een erfenaam uyt de hand de erfgenaam over de hand af; als hem meer is gemaakt, als dry derden deelen der erffenisse, op dat de erfgenaam uyt de hand, volgens sijn regt, dat hy heeft, het eene vierde gedeelte vry en onbeswaart voor sik behoude. Siet senatus consultum trebellianum. |
diem dicere, een dag van regten leggen, een dag setten om voor het gerigte te koomen, dag stellen. |
dies ab apparitore dictus ut intra id spatium comprehendatur, dat den dag van regten binnen dien tijd dienen moet. |
| |
| |
dies praestitutus, de gesette dag, bestemde of gestelde tijd, gesette tijd. Siet terminus. |
differentia specifica, een wesentlijke eygenschap, gedaant-maakent onderscheyd. |
differre, uytstellen, uytsetten; t.w. het geding om eenige beletselen of wigtige oorzaaken; dag van beraad neemen. |
dilatio, uytstel, uytset, uytstelling; t.w. des gedings, dewelke geschied op ’t versoek van den anlegger of verweerder om eenige wigtige oorzaaken, beletselen of verhinderingen; dag van beraad-neeming. |
dilatio quinquennalis, een vijf-jaarig uytstel. |
dilatus, uytgestelt, uytgeset, vertrokken. |
diminutio, vermindering, aftrekking. |
Ea quae ad diminutionem pertinent exhibere, al ’t geen tot aftrekking of afslag kan strekken, overleggen. |
diminutio capitis, verandering van staat, staats verandering. |
diploma, een magt-brief. |
directa haereditas, erffenis uyt de hand. Siet haereditas directa. |
directè, regts weeg, door regte wegen. |
| |
| |
discretio, bescheydentheyd, onderscheyding, verstandigheyd. |
disjunctive, verscheydentlijk. |
distractio capti pignoris, verkooping van ’t genomen pand. |
dispositio, stel, stelling, schik. |
disctrictus, ommering; d.i. soo veer als iemands gebied om her strekt. |
ditio, een heerschappye, of een gebied, heerlijkheyd, ambagt. |
dividere commune, de gemeenschap deylen; d.i. de gemeene goederen dewelken eenige met malkander gemeen hebben, deylen. |
divortium, houwlijk-scheyding, hegt-scheyding. |
divortium facere, houwlijk of hegt-scheyden, hegt of houwlijk-scheyding doen, sijn huys-vrouw verstooten of verlaaten. |
do, ut des, ik geve, op dat ghy weder iet geeft. |
do, ut facias, ik geve, op dat ghy iet doet. |
dolus, arg-list, bedrog. |
domicilium, maal-stede, woon-plaats, woon-stede. |
dominium, eygendom is de toebehoorte tot een zaak, waar door iemand schoon het besit niet hebbende, ’t sel- |
| |
| |
ve vermag regtelijk te bekoomen. |
dominium plenum, volle eygendom is waar door iemand met de zaake alles mag doen naar sijn geliefte en t’sijnen bate dat by de wetten onverbooden is. |
dominium minus plenum, gebrekkelijke eygendom, minder als vollen eygendom, is waar aan iet, om alles naar sijn believe met de zaake te mogen doen, ontbreekt. |
quasi dominium, eygendoms gelijk, gebrekkelijke eygendom. Siet dominium minus plenum. |
dominium utile, togt, nutbare eygendom, baatelijke eygendom, baat-trekkende eygendom, is een geregtigheyd om de vrugten van een anders zaak te trekken sonder des zaaks vermindering. |
dominus, heer, eygenaar. |
dominus directus, een regte eygenaar. |
dominus utilis, togtenaar, nut of baat-trekkende eygenaar. |
quasi dominus, eygenaar gelijk, gebrekkelijke eygenaar; die in alles geen volkome eygenaar is. |
donatio, een gifte, schenking, vereering. |
donatio ante nuptias, een schenking of een gifte ter zaake des houwlijks ge- |
| |
| |
geven, dewelke geschiede soo wel van de breyd-man aan de breyd, als van de breyd aan de breyd-man; houwlijks goed. |
donatio honoris causa, een gifte of schenking om eenige eer, waardigheyd of ampt te bekomen of verkrijgen, gegeven; een gifte of schenking, dewelke een vrouw doet aan haar man, om daar voor een ampt, waardigheyd of eenige eer, voor sik te bekomen. |
donatio inter vivos, een milde gifte of schenking, een vry-willige gifte of schenking, schenking by leeven. |
donatio mortis causa, een gifte of schenking ter zaake des doods. |
donatio onerosa, weder-eysching van een gegeve gifte of schenking, om gepleegde ondankbaarheyd; of weder-roeping van een nog te geve gifte of schenking om gepleegde ondankbaarheyd. |
donatio post nuptias, een schenking of gifte ter zaake des houwlijks gegeven, houwlijks goed. |
donatio propter nuptias, een schenking of gifte ter zaake des houwlijks, dewelke een breyd-man doet aan sijn breyd, een breyd-mans gifte, houwlijks goed van de breyd-mans sijde. |
| |
| |
donatio propter nuptias, beteykent ook een gifte, dewelke of de breyd-man an de breyd, of de breyd an de breyd-man; t.w. die eerst van beyde komt sonder kinderen te overleven, schenkt; een morgen-gave. |
donatio sponsalitia, een gifte ter zaake des houwlijks, houwlijks goed. |
dos, houwlijks goed van de breyds sijde, breyd-schat. |
dotare, breyds-schat geven, houwlijks goed geven aan sijn dogter. |
duplicare interdictum, als iemand die in zaaken van besit gedagvaart is, tegen den anlegger selver van sijne zijde weder-eysch doet; tegen verbod doen. |
duplicatio, na-weer, het tweede of laatste seggen des verweerders, waar mede hy des eyschers tegen-weer beantwoord en wederlegt. |
duplicatio cum mediis & probationibus, na-weer met middelen en bewijsen; d.i. het tweede of laatste geschrift des verweerders, waar mede hy des anleggers tegenweer met middelen wederlegt. |
duplicatio interdicti, is wanneer een gedaagde in zaaken van besit, voorsteld dat hy selver in het besit is, ende daar in wil gestijft en gesterkt sijn; tegen verbod doening. |
| |
| |
| |
E.
ea quae ad diminutionem pertinent ex-hibere. Siet diminutio. |
edictio, of edictum, een afkondiging, een bevel, ’t welk geschied by openbare afkondiging, een gebod, verbod. |
edictum carbonianum, een verbod verbiedende, dat niemand mogt een wese van de eerste minder-jaarigheyd, van staats verschil aanspreeken; maar most het selve nootsaakelijk uytstellen tot der wesen twede minder-jaarigheyd. |
edictum perpetuum, een altijd duurend gebod, geduurig gebod, eeuwig duurend gebod, of verbod. |
edictum temporale, een voor een tijd duurend gebod, of verbod. |
editio, uytgeving, afschrift geving. |
editionem instrumentorum & dilationem petere, afschrift geving en dag eyschen, eyschen afschrift van de schriften des gedings en dag of uytstel. |
effectum sortiri, stand grijpen. |
emancipare, hand-ligten, uyt de magt laaten, sijn kinderen van de magt, |
| |
| |
dewelke men over haar heeft, ontslaan. |
emancipari, ontslagen worde van de magt der ouders. |
emancipatio, hand-ligting, ontslaaging van de magt der ouders, waar door iemand, dewelke nu tot sijn jaaren gekomen is, wort op sijn vrye voeten gestelt om sik self en het sijne te bestieren. |
emphyteusis, Eμφύτεύσις, erf-pagts regt; ’t welk bestaat in een overkoming, waar by iemand eens anders land of hoeve te bruyken; d.i. besaijen, beplanten of iets diergelijks, heeft ontfangen onder jaarlijksche erf-pagt. |
emphyteuta, Eμφύτεύα, of emphyteutes, Eμφύτεύtης, een erf-pagter; d.i. die eens anders land of hoeve, onder jaarlijksche erf-pagt, te bruyken heeft ontfangen. |
emphyteuticarius, een erf-pagter. Siet emphyteuta. |
emphyteuticarius contractus, erf-pagt-gunning, over-een-koming van een erf-pagt-regt; waar by een heer of eygenaar van een akker, hoeve of erve aan een ander het gebruyk der selver ende de volkome vrugt en baat-trekking en eygendoms gelijk, onder beding van jaarlijksche erf-pagt, toe- |
| |
| |
staat: midts dat den erf-pagter den selven hoeve of akker wederom sal bouwen, beplanten, of besaijen. |
emphyteuticum jus, ’t regt van de verbeteringe van de erf-pagt, welke verbetering de erf-pagter krijgt. |
emponema, Eμπόνημα. Siet melioratio. |
emere, koopen. Emptio, koop. Emptor, kooper. |
emptores partium in societate indica seu americana, koopers van gedeelten in de oost of west-indische maatschappie. |
eremodicium, Eρημοδίκιον, alleen spraak, alleen geding voorstel; wanneer een eyscher, na verstek van de gedaagde, toegestaan werd, sijn meeninge voor te draage ende te bewijsen. |
evacuatio, lediging, ontruyming. |
evacuatio rei occupatae, lediging van ’t ingenoome goed, ontruyming of wederom geving van ’t met gewelt genoome goed; weder-in-ruyming van ’t met gewelt genoome goed. |
evincere, uytwinnen, afwinnen, schadeloos houden. |
evictio, uytwinning, vry-waaring, schadeloos houding. |
evictionem praestare, voor de uytwinning bevryen, vry-waaren, schadeloos houden, voor de benaardering bevryen. |
| |
| |
evictionis praestatio, vry-waaring leevering, uytwinnings bevrying. |
evidentia, klaarblijklijkheyd. |
evocare, aftrekken een geding van een lager regter, tot een hoger. |
evocatio, aftrek, aftrekking eens gedings van een lager regter, als hy de zaak te lang onder hem heeft gehouden, tot een hooger om redenen; de welken sijn dat de zaake niet onsterfelijk soude gemaakt werden. |
exactio, onregtmatige schatting, geld afpersing, eysch, vereysch. |
exactio homagii seu clientelae & servitiorum, eysch van manschap en diensten. |
examen, ondersoeking, ondervraaging. |
examen instituere, ondersoek doen; wanneer een regter getuygen hoort, ende deselven ondersoekt op de gelegentheyd van zaaken. |
examen testium morbi causa factum, ondervraaging van getuygen siektes halven gedaan, hooring van getuygen, die siektes halven geschied; d.i. als iemand versoekt, dat door den regter eenige swakke, ofte oude getuygen datelijk mogen gehoord werden, om sik daar mede in tijd en wijle te mogen behelpen. |
| |
| |
ut illud examen testium pro legitimo habeatur, dat die hooring of ondervraaging van getuygen voor wettig sal worden gehouden. |
ex bono & aequo, naar de goede billikheyd, na ’t goede en billike. |
ex causa turpi, om een oneerlijke oorzaake. |
exceptio, verset, uytneeming, uytvlugt; beweering of tegenstelling des gedaagdes tegen den eyscher. |
exceptio compromissionis, verset uyt verblijving of verblijf aan gewillekeurde regters, of goede mannen. |
exceptio declinatoria, verset van afwijkinge, verset om te ontgaan het regts gebied eens on-onderhoorige regters; tegenstelling des gedaagdes tegen den eyscher, strekkende tot afwijkinge van den regter; een verset, waar by een gedaagde versoekt, van een regter, waar voor hy geroepen is, afgewesen te werden tot sijn dagelijksen regter; verset tot ontgaaning des gerigts dwang. |
exceptio dilatoria, verset van uytstel, uytstellend verset, uytvlugt. |
eceptio de non numerata pecunia, verset, van dat men geen geld heeft ontfangen, of behelping met te seggen |
| |
| |
dat het geld niet en is getelt geweest. |
exceptio de non petendo ante aliquod tempus, verset van niet te konnen eyschen voor eenige tijd. |
exceptio jurisjurandi, verset uyt gedaanen eede, gewijsdens gelijk. |
exceptio litis contestatae, verset uyt begonne regts-pleging; verset uyt voldinging. |
exceptio litis finitae, verset uyt ge-eyndigde regts-pleging; verset van gewijsder zaake. |
exceptio litis pendentis, verset van hangende zaake; wanneer een zaak of geding te vooren voor een anderen regter is gebragt, ende daar nog is hangende. |
exceptio non competentis judicis, verset van on-onderhoorigheyd des regters, beweering van de gedaagde tegens den eyscher van de niet onderhoorigheyd des regters. |
exceptio peremptoria, verset tot vernietinge van de zaake, een verset van te niet doeninge. |
exceptio perpetua, een eeuwig-duurend verset, of altijd-duurend verset. |
exceptio qualificata, een verset ’t welk soodanig is, dat een gedaagde die het selve voorwend, daar by kan blijven, |
| |
| |
en daar op regt verwagten; regt-verwagtent verset; verset van regt-verwagting; welke versetten vier in ’t getal sijn: t.w. 1. Verset van afwijking. 2. Verset van hangende zaake. 3. Verset van gewijsde zaake. 4. Verset uyt dading. |
exceptio rei judicatae, verset uyt gewijsder zaake. |
exceptio temporalis, verset voor een tijd lang, voor een tijd duurend verset. |
exceptio transactionis, verset van dading, of willig verdrag; verset uyt vriendelijke scheyding. |
exceptionem proponere, verset voorstellen, uytneeming of tegenstelling voor-wenden, verset in brengen. |
exceptus, verset voor-gestelde, versettede, verset voor-gewendene. |
excipere, uytneemen, uytsonderen, verset voor-wenden. |
excipiens, versetter, verset voor-wender, verset voor-steller. |
exclusio, verstek, is waar by iemand, die een volmagtigde of geding-besorger in regten heeft, niet en voldoet het geen waar toe den regt-dag is dienende, ende sulks daar van werd versteeken. |
exclusione defensionis seu responsionis, |
| |
| |
by verstek van antwoord; als een gedaagde in regte verschijnt, of een geding-besorger heeft, dog niet en antwoord op des eyschers eysch, soo versoekt den eyscher als dan verstek van antwoord. |
excommunicatio, kerk-ban, uytsluyting uyt der gemeente. |
excommunicatus, verbannene, of uytgeslotene uyt de gemeente. |
excussio, afdwinging, afparsing, goederens afdwinging; als een borge, die van een schuld-eyscher wegens de borg-togte om betaalinge wort angesprooke, den selven voor werpt, dat hy eerst de betaalinge moet vorderen van de selfs-schuldige, ende dien sijn goederen, dewelken hy heeft, afwingen tot voldoeninge van de betaalinge. |
executio, nytregting, volvoering, panding, uytvoering, uytwinning. |
executio parata, daatelijke uytwinninge. |
executio sententiae, uytwerking van een gewijsde, wanneer tot volvoering wert gebragt ’t geen daar by belast is, uytvoering eens gewijsde. |
executores testamentarii, uytwerkers van een uyterste wil; verrigters van een uyterste wil, volbrengers van een uyterse wil. |
| |
| |
exempli gratia, by voorbeeldt. |
exemplum, een afschrift, na-schrift; d.i. een geschrift, ’t welk na een ander geschrift geschreven is. |
exemplum authenticum, een afschrift van gelijke geloofwaardigheyd en bewijs als het oorspronkelijk schrift; oorspronkelijk afschrift, ’t welk na het eygen oorspronkelijk schrift geschreeven is. |
exemplum factae citationis, een afschrift van de gedane dagvaarding. |
exemplum mandati procuratorii, afschrift van de last of volmagt des geding-besorgers. Siet procurator ad lites. |
exemplum mandati, een afschrift van de daag-brief. |
exemplum mandati procuratorii, een afschrift van de last van een volmagt, of gemagtigde. Siet procurator negotiorum. |
exemptio, uytsondering, vrydom, uytneeming. |
exemptio è lite, tusschen komste van een derde in ’t geding weg-neemende een van beyde uyt het geding, ontsettinge van het geding, uytneeming uyt het geding. |
exemptione è lite, by tusschen komste |
| |
| |
van een derde in ’t geding, by ontsetting van een van beyde van ’t geding, by uytneeming uyt het geding. |
exequi, uitvoeren, volbrengen, vorderen, uytregten, volvoeren, uytwerken. |
exequi sententiam, volvoeren, uytvoeren, of uyt werken een gewijsde. |
exercitores, meede-reders, scheeps-reders; die met malkander een schip of meer scheepen uyt rusten, of uyt reeden. |
exhaeredare, onterven, ontgoeden, iemand by uyterste wil onterven, en de goederen ontmaaken. |
exhaeredatio, onterving, ontgoeding. |
exhaeredatus, onterft, ontgoed. |
exhaeres, een onterfde, die by uyterste wil onterft is, en de goederen ontmaakt. |
exhibere, vertoonen, te voorschijn brengen, voor den dag brengen; overleeveren. |
exhibitio, een vertooning van een ding, te voorschijn brenging. |
ex maleficio, door blijkelijke misdaad, uyt misdaad. |
ex negotiis gestis, uyt onderwind. |
ex orthodoxis parentibus, uyt regt-geloovige ouders. |
| |
| |
expensae, onkosten des gedings; kosten die men besteed en uytlegt, of die men verteert heeft, betaalinge. |
expensas petere, eysch van kosten maaken, de kosten eyschen. |
expromissor, een bevry-borg; die des schuldenaars schuld en verbintenisse op sik neemt, en den selven volkomelijk daar van bevrijt. |
ex quasi maleficio, uyt misdaad door wet-duyding, uyt misdaad gelijk. |
ex testamento, by uyterste wille. |
extraordinarium, naar bescheydentheyd. |
extraneus haeres, een vreemde erfgenaam. Siet haeres extraneus. |
ex tutela, uyt voogdye, uyt mond-borgschap. |
| |
F.
facio, ut des, ik doe iet, op dat ghy iet geeft. |
facio, ut facias, ik doe iet, op dat ghy weder iet doet. |
factum, een daad. |
falcidiae (scil. partis) detractio, maaking, korting van het vierde gedeelte der erffenisse. Siet detractio falcidiae. |
falsa demonstratio, noeming van een verkeerde naam, een valsch bewijs. |
| |
| |
familiae erciscundae, erffenis-deeling, erf-deeling; alle lighaamelijke ende onlighaamelijke zaaken, die den overleefden toegekoomen hebben, schiften, scheyden ende deelen. |
fastus dies, een regts-dag, gedings-dag. |
fatalia, paal-tijden, of bepaal-tijden; d.i. gesette tijden om sijn regt te vervolgen. |
fatalia appellationis, paal-tijd van een beroep, ofte den tijd die gesteld en geset word om een beroep te moeten voltrekken. |
fatalia appellationis introducendae, paal-tijd binnen den welken een beroep moet angeteykent werden; des beroeps gesette tijds anteykening. |
fatalia appellationis prosequendae, paal-tijd binnen den welken een beroep moet vervolgt (d.i. een daag-brief geligt ende dagvaarding gedaan) werden; vervolg van de gesette of gestelde tijd des beroeps; des beroeps gestelde tijds vervolg. |
felonia, ontrouw, smaat; dewelke een leen-heer van een leen-man geschied: om welken hem den leen-heer ook van het leen kan stooten. |
feudum, een leen, leen-goed; ’t welk een heer iemand geeft erffelijk te be- |
| |
| |
sitten met onderlinge verbintenisse van schat an de eene sijde, ende pligt van manschap ende heer gewade an de andere sijde. |
feudalis substitutio, vervanging in leen-goed, wanneer de gunst der land overheyd mede brengt, dat een leen-man, van sijn leen, beveelen mag, by een, of meer leden. |
fideicommissaria haereditas, erffenis over de hand. Siet haereditas fideicommissaria. |
fideicommissarius, een erfgenaam over de hand; die van een ander, dewelke uyt de hand erfgenaam is gestelt, de erffenisse moet ontfangen. |
fideicommissum, een erffenis over de hand; of erf-beveeling, om de erffenisse in ’t geheel (mits afgetrokken een vierde gedeelte), of ten deele aan een ander over te laaten; over de hand maaking. |
fideicommittere bona, de goederen by uyterste wil maaken, datse komen op den tweeden erfgenaam, dewelke is de erfgenaam over de hand, en kan in soo een geval de eerste erfgenaam, dewelke is de erfgenaam uyt de hand, alleenlijk maar het vierde gedeelte der erffenis genie- |
| |
| |
ten. Men maakt somtijds ook de goederen wel tot op den derden erfgenaam, en is als dan den tweede in deselve staat als den eersten. |
fidejubere, borg blijven voor een ander, sik self voor eens anders schuld verbinden. |
fidejussio, borg-togt, borg-blijving, borgschap. |
fidejussor, een borge, die sik selfs voor eens anders schuld heeft verbonden. |
fiduciaria possessio, besittinge ter goeder trouwe, goeder-trouwsche besitting, is een besittinge daar iemand op een behoorlijke en deugdelijke wijse is aangekoomen, en deselve alsoo ter goeder trouwe besit. |
fiduciarius possessor, goeder-trouwsche besitter, besitter ter goeder trouwe, middeler-wijls besitter. |
filia, een dogter. Filius, een soon, een kind. |
filii & filiae amitarum, neven en nigten, moeys soonen en dogters, susterlings kinderen; t.w. des vaders susters kinderen, in maagschap van ter sijde het vierde gelid. |
filii & filiae amitinorum, neeven en nigten, mijn agter susterlingen of susterlings kinderen, d.i. mijn moeys soons en dogters kinderen; t.w. mijns va- |
| |
| |
ders susters kinds-kinderen, in zijde maagschap het vijfde gelid. |
filii & filiae avunculorum, neeven en nigten, ooms soonen en dogters, broederlings kinderen; t.w. des moeders broeders kinderen, dewelken men mede, dog t’onregt, susterlings kinderen noemt; ’t heeft ons belieft, haar broederlings kinderen te heeten, onderscheyds halven, in maag-taal van ter sijde het vierde gelid. |
filii & filiae consobrinorum, neeven en nigten, mijn agter susterlingen, of susterlings kinderen, soons en dogters van mijn susterlingen, of somtijds van mijn broederlingen, in zijde maagschap, het vijfde gelid. |
filii & filiae fratrum, broeders soonen en dogters, broeders kinderen, in sijde maagschap het derde gelid. |
filii & filiae majorum amitarum, over-oude moeys soonen en dogters, of kinderen; d.i. de kinderen van over-groot-vaders suster, in maag-taal van ter sijde het seste gelid. |
filii & filiae majorum avunculorum, over-oud-ooms kinderen; d.i. over-groot-moeders broeders kinderen, in maag-taal van ter sijde het seste gelid. |
filii & filii majorum materterarum, over- |
| |
| |
-oude moeys kinderen; d.i. des over-groot-moeders susters kinderen, in sijde maagschap het seste gelid. |
filii & filiae majorum patruorum, over-oud ooms kinderen; d.i. de soonen en dogters van over-groot-vaders broeder, in maagschap van ter sijde het seste gelid. |
filii & filiae materterarum, neeven en nigten, moeys soonen en en dogters, susterlingen, des moeders susters kinderen, in maag-taal het vierde gelid. |
filii & filiae matruelium, neeven en nigten, agter susterlingen, susterlings kinderen, des moeders susters kinds kinderen, in sijde maagschap het vijfde gelid. |
filii & filiae patruelium, neeven en nigten, broederlings kinderen, agter broederlingen, des vaders broeders kinds kinderen, dewelken men mede, dog t’onregt, susterlingen, of susterlings kinderen noemt; dog onderscheyds halven heb ikse agter broederlingen, of broederlings kinderen geheeten, in maag-taal van ter sijde het vijfde gelid. |
filii & filiae patruorum, neeven en nigten, ooms soonen en dogters of kinderen, |
| |
| |
broederlingen, des vaders broeders kinderen, in sijde maagschap het vierde gelid. |
filii & filiae proamitarum, oude-moeys kinderen; d.i. groot-vaders susters kinderen, in sijde maagschap het vijfde gelid. |
filii & filiae proavunculorum, oud-ooms kinderen, dat sijn groot-moeders broeders kinderen, in sijde maagschap het vijfde gelid. |
filii & filiae promaterterarum, oude moeys kinderen; d.i. groot-moeders susters kinderen, in sijde maagschap het vijfde gelid. |
filii & filiae propatruorum, oud-ooms kinderen; d.i. groot-vaders broeders kinderen, in sijde maag-taal het vijfde gelid. |
filii & filiae sororum, susters soonen en dogters, susters kinderen, in sijde maagschap het derde gelid. |
finium regendorum, verbintenisse om te gehengen en gedoogen, dat de oude scheydinge, belendinge of land-scheydinge verklaart werden. |
fiscus, de gemeene zaak; ’s lands schat-kist, of geld-kist. |
foeneratores usurarii, tafel-houders; leen-bank-houders, die de bank |
| |
| |
van leening houden, woekeraars. |
forensis, een buyte man, die van buyten in komt, en geen inwoonder is; een vreemdeling. |
forum, regts plaats, het hof, een markt. |
frater, een broeder. |
frater germanus, een volle broeder, in sijde maagschap het tweede gelid. |
frater consanguineus, een halve broeder van ’s vaders wegen. |
frater uterinus, een halve broeder van ’s moeders wegen, in sijde maag-taal het tweede gelid. |
fratria, mijn broeders wijf, snaar. |
fraus, bedrog, bedriegery. |
fraudator creditorum, bankeroeter, bank-breeker, agter uyt vaarder. |
frivola appellatio. Siet appellatio frivola. |
fructus, vrugten, genuttingen. |
fructuarius, een vrugt-trekker, vrugt-gebruyker. |
frui, nutten, genutten; d.i. genut en voordeel iewers aftrekken, of gebruyken met genot en baat. |
fruitio, genot, genieting, genut, nut, genutting; nutting. |
fur, een dief. |
furtum, dieverye. |
| |
| |
| |
G.
gener, des dogters man, schoon-soon. |
generaliter, onbepaalijk. |
generalis, onbepaalt, algemeen, land-gemeen. |
genus, een geslagte, gemeen geslagte, stam en oorspronk der geboorte. In genere, in ’t algemeen, in ’t onbepaalt. |
glos, mijns mans suster, schoon-suster. Hoogd. Ein geschwieger. |
gradus, agting, waardigheyd, staat, een lid in maag-taal. Gradus, beteykent eygentlijk een trede, ook mede een trap. De gradu dignitatis suae dejicere aliquem, iemand uyt sijn waardigheyd en staat setten, of stooten; iemand afsetten of vernederen. |
graphiarius, een hofs-schrijver, des hofs geregt-schrijver. |
gratia, een gonste of genade van een Prins, waar door hy de straffe (op eenige misdaad vallende) vergeeft; strafs-vergiffenis, misdaads-vergiffenis. |
gratiae deplomati contradicere, brieven |
| |
| |
van strafs-vergiffenis of misdaads-vergiffenis weder-spreeken. |
gratificatio, weldaad-bewijsing, dienst-bewijsing, een weldaad die aan een ander gedaan is, beweesen dienst. |
gravamina, beswaarenissen. Gravamina à minima parte litis proponere, beswaarenissen in het minder gedeelte des gedings voor-stellen; d.i. als iemand een gewijsde (ten deelen) tot sijn voordeel heeft, ende daar na beroepen wert, versoekt vernietinge van het selve gewijsde, voor soo veel hem daar by niet genoeg is toegewesen. |
grex, een kudde; d.i. een vergadering van t’samen-weydende beesten, gelijk schaapen. |
gubernator, bestierder, heerscher, land-voogt, ruwaard. |
| |
H.
habitatio, bewooning van een huys, bewooning. |
haereditas, een erffenisse; alle roerende of onroerende goederen, die men van iemand erft, by uyterste wil of by versterf. |
haereditas directa, erffenisse uyt de hand; een erffenis die de erfenaam |
| |
| |
bekomt van den overleeden self. |
haereditas fideicommissaria, een erffenis over de hand; een erffenis die bekomen word niet onmiddelijk van de overleefden, maar van de erfgenaam uyt de hand. |
haereditatis relictio directa, erf-laating uyt de hand; wanneer iemand sijn regt om de goederen te erven onmiddelijk bekomt van den overleefden. |
haereditatis relictio fideicommissaria, erf-laating over de hand; wanneer iemand van een ander, die uyt de hand erfgenaam is gestelt, de erffenisse moet ontfangen. |
haereditatis acquisitio, bekoominge der erffenisse. |
haereditatis aditio, anganing der erffenisse, anvaarding der erffenisse. |
haereditatis petitio, erf-eysching, erffenis-eysching. |
haereditatis relictio, erf-laating, erf na-laating, erffenis-laating, erffenis na-laating. |
haereditatis repudiatio, erf-verwerping, erf-verstooting, erffenis-verstooting, erffenis-verwerping. |
haereditatem acquirere, een erffenis bekoomen. |
| |
| |
haereditatem adire, de erffenisse angaan, anvaarden de erffenisse. |
haereditatem petere, erffenisse eyschen. |
haereditatem relinquere, erf-laaten, erffenis-laaten, of erf na-laaten, erffenis na-laaten; d.i. agter laaten aan iemand. |
haereditatem repudiare, de erffenisse verstooten, of verwerpen. |
haeres, een erfgenaam. |
haeres ab intestato, een erfgenaam by versterf; een erfgenaam van den naasten bloede, die als ’er geen erfgenaamen by uyterste wil gestelt sijn, nootsaakelijk erfgenaam is. |
haeres ex testamento, een erfgenaam by uyterste wil. |
haeres extraneus, een vreemd erfgenaam; d.i. een erfgenaam, die geen erfgenaam soude sijn, ten waare hy uytdrukkelijk by uyterste wil tot erfgenaam gestelt is. |
haeres fideicommissarius, erfgenaam over de hand. Siet fideicommissarius. |
haeres legatorum nomine, een erfgenaam, die door het angaan van erffenisse verbonden is aan allen, den welken by des overleefden uyterste wille iet gemaakt is. |
| |
| |
haeres scriptus, een erfgenaam by uyterste wil. |
haeres suus, een eygen erfgenaam, gelijk kinderen of kinds kinderen, dewelke eyge erfgenaamen sijn, en niet en konnen ver-by gegaan worden, ten sy om overtreedinge en ongehoorsaamheyd. |
haeredem instituere, erfgenaam stellen, erfgenaam maaken. |
haeredis institutio, erfgenaam stelling, erfgenaam maaking. |
hermaphroditi, Έρμαφρόδιτοι, man-wijven; d.i. menschen die beyde de teel-leden hebben. |
homagium, manschap, onderdanigheyd. |
homologia, Όμολογία, bekentenisse, toestant. |
homologere, Όμολογέὶv, bekennen, belijden, toestaan. |
hypotheca, Ύποθήκη, vast onder-pand, grond-brief, ondersetting; als men vaste goederen in onder-pand geeft, ’t welk geschiet by geschrift. |
hypotheca conventionalis, besprooken ondersetting, besprooken vast onder-pand, bedonge ondersetting, bedonge vast onder-pand; ’t welk men bespreekt of bedingt. |
| |
| |
hypotheca legalis, stil-swijgende ondersetting, stil-swijgende vast onder-pand; d.i. ’t geen men stilswijgende door de wet verkrijgt. |
hypothecare, veronderpanden; d.i. eenig vast goed tot versekering van een schuld verbinden. |
| |
I.
janitrices, twee gebroeders huys-vrouwen. |
ignorantia facti, des daads onweetenheyd; dat verschoont iemand in zaaken van verjaaring en bekoming door besit of gebruyk. |
ignorantia juris, des regts onwetenheyd; dat en verschoont niemand in zaaken van verjaaring en bekoming door besit of gebruyk. |
illegitimi (scil. liberi) onwettig geboorenen, onwettig geboore kinderen; alle die niet uyt een wettig houwlijk geteelt sijn. |
illiquida (scil. debita) onklare schulden, schulden die duyster en twijffelagtig sijn. |
immissio in possessionem, in-lating in het besit, of in de besitting. |
immittere in possessionem, in-laten in de besitting. |
| |
| |
immobilia, (scil. bona) ontilbare goederen, onroerende goederen. |
impensae, kosten die men ergens anhangt; bekostiging, verbesiging, verteering, besteeding. |
imperator, heerscher, gebieder, opper-heerscher, keyser, opper-veld-heer of opper-hooft-man in den oorlogh. |
imperium merum, opper-heerschappye, opperste-gebied, opper-bevel. |
impetitio, eysch. |
impetrare mandatum, een daag-brief om iemand te dagvaarden versoeken. Siet mandatum impetrare. |
impetrans, of impetrator, verkrijger van een daag-brief, om iemand te dagvaarden; anlegger des gedings; verkrijger, die iets verkregen heeft. |
impetratio mandati. Siet mandati impetratio. |
impetrator, of impetrans mandati. Siet mandati impetrator. |
in capaces, die door de wetten niet beuren en konnen, onmagtigen. |
incestus, seu incestum, bloed-schande. |
incidens aliquod conscribere & jungere causae principali, eenig toeval des zaaks beschrijven en voegen by de zaake self, of eenige toevallige zaaken beschrijven by versoek-schrift, daar |
| |
| |
op voldingen, ende dat selve voegen by het geding selfs, om gelijkelijk afgedaan te werden. |
incidenter, toevallig, toevalliglijk, by toeval. |
in casu oppositionis, in geval van tegenstellinge; wanneer een gedaagde hem tegen den anlegger in regten in stelt. |
inclusum, binnen in begrepen, in geslooten. |
in commercio, wandelbaar, handelbaar. |
incompetentia, on-onderhoorigheyd. |
incorporalis, onlighaamelijk. |
indemnitas, schadeloosheyd, schade vergoeding, als iemand belooft een ander schadeloos te houden. |
indemnitatis praestatio, waaring, bevrying; heeft plaats in verkofte goederen. |
indemnitatem praestare, of indemnem servare, waaren, bevryen, schadeloos houden. |
index articulorum & probationum, een korte anwijsinge van de stukken en bewijsen. |
indirectè, door omwegen. |
indulgentia, strafs vry-geving; strafs-vergiffenis, verwilliging, toelaating. |
| |
| |
inductio, anraading; d.i. wanneer de schuld-eyschers voor een regter werden geroepen om haar te hooren aanraaden, om met haaren schuldenaar op seekeren voet te handelen. |
inhibitio. Siet suspensio executionis sententiae latae. |
in factum, na de zaak, tot de daad. |
in fraudem creditorum, tot verkortinge van de in-schulders. |
injuria, hoon, lastering. |
in jus vocatio. Siet citatio. |
in jus vocatus. Siet citatus. |
innocens, onnoosel, onschuldig. |
innovare, veranderen, vernieuwen; verandering in de anlegginge inbrengen hangende het geding; nieuwigheyd by brengen. |
innovatio, verandering, vernieuwing. |
in persona, in eygen hoofde, self; die self voor den regter moet komen sonder te mogen een volmagt senden. |
in quantum locupletiores sunt, tot overgeeving van genooten baat, voor soo veel sy ’er by verrijkt sijn. |
inquilinus, huys-huurder, die eens anders huys, als huurder of huurlink bewoont. |
inquisitio, ondersoeking, ondervraaging. Siet examen. |
| |
| |
in specie, in ’t besonder, afsonderlijk. |
in genere, in ’t algemeen, in ’t onbepaalt. |
in scriptis, schriftelijk, in geschrifte. |
inspectio, besigtiging, beschouwing, roojing. |
inspectio oculuraris, besigtiging, oog-beschouwing. |
insinuare, verkondigen, bekent-maaken, anmelden, verwittigen. |
insinuans, verkondiger, bekent-maaker, anmelder, verwittiger, te kennen gever. |
insinuatio, verkondiging, bekent-maaking, verwittiging, anmelding. |
insinuatus, verwittigde, bekent-gemaakte, verkondigde. |
instantia, vervolg van regts-pleeging, regts-vervolg, voor-regt-betrekking, regt-pleegings vervolg, vervolg, beginsel. |
instantia prima, de eerste regts-kennisse van een zaak; ’t eerste regts-vervolg; de eerste voor-regt-betrekking; eerste regt-pleegings vervolg. |
instantia secunda, tweede kennisse van een zaak; tweede vervolg; tweede voor-regt-betrekking; tweede regt-pleegings vervolg. |
instantia ulterior, verder vervolg; verder |
| |
| |
kennisse van een zaak; verder regt-pleegings vervolg. |
instantia ut declaretur perempta, dat het regts-vervolg, of de voor-regt-betrekking verklaart sal worden te sijn vernietigt, en te niet gedaan. |
institor, gemagtigde koopmans bewint-hebber, een koopmans handel-drijver. |
instituendo, erf-stelling uyt de hand doende met een lid. |
instituere haeredem, erfgenaam stellen erfgenaam maaken. |
institutio, instelling, insetting, onderwijsing. |
institutio haeredis, erfgenaam stelling, erfgenaam maaking. |
institutio actionis. Siet actionis institutio. |
instruere, toebereyden, berigten, toerusten. |
instructio, toebereyding, berigt, toerusting. |
instrumenta, verband-brieven. |
instrumentum evictionis, brieven van schadeloos-houding, of vry-waring. |
instrumentum fundi, toebehoort van land en wooning, bouw-tuyg, boere-werk-tuyg. |
in subsidium, ter nood, ter onderstand. |
insulae in fluvio, stroom-eylanden. |
| |
| |
intendit, of intentio, voorneeming, wensch, meyning, eysch, wille, begeerte, geschrift van eysch of begeerte, overleevering; een geschrift dat een eyscher over geeft, wanneer de gedaagde in regte niet en verschijnt ende van alles is versteeken, om sijn meyninge voor te dragen ende te bewijsen. |
intentionem suam scripto fundare, sijn begeerte en eysch overleggen. |
intentionem suam probationibus munire, sijn begeerte of eysch met bewijsingen sterken. |
intercessio, een komste in de plaats van een ander, in de plaats kooming van een ander. |
intercessor, een komer in de plaats van een ander; een derde die in de plaats van een van beyde dingers in het geding komt. |
intercidere, vervallen, vergaan, te niete gaan. |
interdicens, verbieder, die iemand verbied iet te doen. |
interdicere, verbieden, verbod doen. |
interdicta possessoria, verboden die de besittinge raaken of angaan. |
interdictum, verbod; een schikking by den opper-regter van Romen op het besit gesteld; een verbod ter tijd en wijle duurende. |
| |
| |
interdictum uti possidetis, een verbod, waar by iemand word verboden een ander uyt de besitting te stooten of ongemak an te doen, op ’t voor-geven of seggen, dat de besitter de besitting niet toe kwam. |
interdictum duplicare. Siet duplicare interdictum. |
interdictus, verbodene. |
interesse, het gelegen sijn aan een zaak, belang, schade, nadeel. |
interjicere, in brengen. |
interjicere appellationem, ’t beroep in brengen om te laaten an schrijven. |
interjectio, inbrenging. |
interjectio appellationis, inbrenging des beroeps, of an-schrijving des beroeps. |
interlocutoria sententia, een by-oordeel. Siet sententia interlocutoria. |
interrogationes, ondervragingen, vraag-stukken. |
interruptio, afbreuk van een geding, verloop van een geding, verbreeking; wanneer het vervolg van een zaake, door verloop van den tijd daar toe gesteld, werd afgebrooken. |
interruptum, verloopen, verbrooken, afgebrooken, afgesneen, verjaart. |
interveniens. Siet intercessor. |
| |
| |
interventio. Siet intercessio, of exemptio è lite. |
intestabilis, die door de wetten verboden is, geen uyterste wil te maaken, die geen getuygenis der waarheyd mag geven, ontuygbaar. |
intestatus, die geen uyterste wil gemaakt heeft. |
intestatus mortuus est, vel obiit, hy is sonder uyterste wil te maaken gestorven. |
intimatio, een bekent-maaking door last van een regter van iet te sullen beveelen, ’t sy dat de geene aan wie die geschied in regten verschijnt ofte niet; een te kenne-geving, ontbieding, ankundiging; een laatste ontbieding, of ankundiging. |
intimare, te kennen geven, bekent maaken, ontbieden, ankundigen. |
intra annum utilem, binnen jaar en dag. |
introductio appellationis. Siet appellationis introductio. |
inventarium bonorum, boedel-beschrijving, goederens-beschrijving, een lijste ende beschrijving van alle goederen die in een boedel werden bevonden. |
inventarium instrumentorum litis, beschrijving of lijste van alle de stukken van een geding, waar by deselve met |
| |
| |
letters werden aangewesen; lijste van de stukken des gedings; stuk-beschrijving. |
inundatio, overloop van water, een water-vloed. |
iter, een voet-pad, een gang-pad; ’t regt om te voet te mogen gaan over eens anders land. |
judex, een regter: Regters sijn by ons, 1. De raads-heeren van den hoogen raad. 2. De raads-heeren des hofs van Holland. 3. Schouten en scheepenen, in de steeden en dorpen. 4. Sijnder nog ten platten lande, land-drosten en wel-gebooren mannen of leenmannen. 5. Houtvester en meester-knapen, over de wildernisse en jagt. 6. Over de dijken en ’t geen daar an hoort; dijk-graaf en heem-raaden. |
judex competens, onderhoorige regter, in wiens regts-gebied men woont; dagelijkse regter. |
judex delegatus, een hage-sette regter; d.i. die gekoren wort, en geset na het believe en behage des opper-regters; een gestelde regter. |
judex delegatus in causis levioribus, een hage-sette regter van kleyne zaaken. Gelijk men tot Amsterdam behalven het gewoonelijke getal van scheepe- |
| |
| |
nen, dewelken aldaar opper-regters sijn, nog verscheyde andere scheepenen van kleyne zaaken, scheepenen van zee-zaaken, houwlijks-zaaken, en andere meer, heeft. |
judex delegatus, een afgevaardigde regter. Siet judex deputatus. |
judex pedaneus, een lage regter. |
judex deputatus, een afgevaardigde regter, is die by toestemming van de andere mede-regters, het sy om oog-beschouwing iewers over te neemen, of om iemand in sijn besit te helpen, of om iets anders te doen, afgevaardigt word. |
judex deputatus cum secretario, een afgevaardigde regter met een geregts-schrijver. |
judex incompetens, of non competens, on-onderhoorige regter; onder welkers regts-gebied men niet en woont. |
judicatum solvi, dat het gewijsde voldaan wert. |
judicium, regts-pleeging, regt, regts-handeling, een oordeel. |
judicium praeparatorium, een voor-oordeel, by gewijsde. |
juramentum, eed, eed-sweering. |
juramentum calumniae, eed om valsche regts-pleeging, of regts-vordering te mijden. |
| |
| |
jurisconsultus, een regts-geleerde. |
jurisdictio, regts-gebied, regts-magt, gerigts-dwang, regts-ban. |
jurisdictionis prorogatio, overdaaging van het regts-gebied; wanneer iemand een ander dagvaart, niet voor sijn onderhoorigen of dagelijksen regter, maar diens regts-gebied over-springende, voor een hooger regter roept. |
jus, regt; d.i. al ’t geen niet en strijd tegen de regte ware reden en billikheyd, maar uyt die beyde is voort-komende. |
jus ad praelationem, Siet jus praelationis. |
jus agendi, regt om te eyschen de nakoming van ’t gunt toegeseyd is. |
jus canonicum, geestelijk regt. |
jus censuale, regt tot een jaarlijkse inkomste, spruytende uyt verhuuring van landen of hoeven, of wooningen. |
jus censuale, regt van oud-eygen of uytgang; ’t welk spruyt uyt verkoop van landen of huysen, als de verkooper bedingt soo een grond inkomst jaarlijks daar op te willen houden; regt van grond-inkomst. |
jus civile, burger-regt, burger-wet. |
jus cloacae, goot-regt, ’t regt om een goot te hebben leggende of uytkoomende op eens anders grond. |
jus decimarum, thiend-regt, is een ge- |
| |
| |
regtigheyd om ’t elfde deel van eenige vrugten te trekken. |
jus deliberandi, regt van beraad, beraad; in het angaan van een erffenisse heeft een erfgenaam sijn beraad een jaar lang of hy de erffenisse wil anvaarden of verlaten. |
jus dominii, regt van eygendom, eygendom. |
jus emphyteuticum. Siet emphyteuticum jus. |
jus executivum, een uytwinnent regt. |
jus feudi, leen-regt is een erffelijke onsplisbaare togt op eens anders ontilbaar goed, met onderlinge verbintenisse van schut aan de eene sijde, ende pligt van manschap ende heer-gewaden aan de andere sijde. |
jus quasi dominii, regt van eygendoms gelijk, eygendoms gelijk. |
jus fluminis, water-loop, is een regt om sijn water te laaten loopen over eens anders grond. |
jus gentium, volker-wet, volker-regt; regt ’t welk by de meeste en voornaamste volkeren der weerelt in sommige zaake onderhouden wort. |
jus hypothecae, regt van vast onder-pand; regt ’t welk iemand heeft op eens anders vaste goederen uyt verbintenisse. |
| |
| |
jus immittendi, inbalking, in ankering; ’t regt ’t welk iemand heeft om sijn balken en ankers in een gemeene muur te leggen; ’t regt om een balk of anker te hebben in een anders gebouw. |
jus in personam, sive creditum, in-schuld; regt op eenig mensch; in-schuld is een regt van toebehooren, dat den eenen mensch heeft op den anderen, om van hem eenige zaake of daad te genieten. |
jus in rem, beheering; regt tot eenig goed; beheering is ’t regt van toebehooren, bestaande tusschen den mensch ende de zaake sonder noodig opsigt op een ander mensch. |
jus libelli, ’t regt dat een erf-pagter weder aan eenen anderen vergunt om de vrugten van’t goed te genieten; vrugt-trekkings regt. |
jus luminibus non obstruendi & prospectus, regt om te hebben vry ligt en vry gesigt; regt om niemands ligt of uytsigt te betimmeren; vry ligt, vry uytsigt, is een regt om te verbieden, dat u na-buyr met sijn getimmer ofte ook met sijne boomen u niet en belette scheppen van ligt of ook de open uytsigt. |
| |
| |
jus minicipale, stads-regt; een regt of wet die gebruykelijk is alleenlijk in deese of die stad in ’t besonder. |
jus non altius tollendi, belet van hooger timmering; regt om iemand te beletten hooger te timmeren; ’t regt om te verbieden, dat uwen buyr-man sijn getimmer niet hooger op en trekt. |
jus patriae potestatis, de groote en sonderlinge magt des vaders over de kinderen, onder haare hand staande; ’t regt der vaderlijke magt. |
jus percipiendi decimas, ’t regt om de thiende te ontfangen; regt om de thiende te trekken en te genutten. |
jus personale, in-schuld. Siet jus in personam. |
jus personarum, regtelijke gestaltenisse der menschen. De staat en onderscheyd tusschen menschen en menschen, gelijk tusschen vry-geboorenen en slaven, heeren en knegten; en het regt dat een ider in sijn staat heeft. |
jus pontificium, pauselijke regten; wetten en insettingen van de Pausen van Romen. |
jus possessionis, besit-regt; welk regt uyt besitting volgt. |
jus post liminii, op nieuw herboore regt; vervalle regts-vernieuwing, |
| |
| |
is als iemand sijn regt, ’t welk hy door toeval van gevangenisse by den vyand, of slavernye verlooren had, weder bekomt; weder-bekoming van sijn eerste regt. |
jus praelationis, regt van voorstelling, of regt van voor-deeling. |
jus privatum, bysonder burger-regt; iemands regt in ’t besonder. |
jus publicum, wetten die land-stand raaken, land-stand rakende wetten, algemeen lands-regt. |
jus reale, beheering. Siet jus in rem. |
jus reivindicationis, antaal; regt op eenig goed om het selve te eygenen. |
jus rerum, regtelijke gestaltenisse der zaaken. Het onderscheyd tusschen zaaken en zaaken, gelijk tusschen God toebehoortige zaaken en mensch toebehoortige zaaken, algemeene zaaken en besondere zaaken; en het regt dat op ider zaak is. |
jus stillicidii, drop-regt; drop is een regt om sijn ontfangen hemel-water te laaten vallen op eens anders grond. |
jus succedendi ab intestato, versterf-regt; regt van navolging by versterf. |
jus superficiarium, huys-gebouw-regt; ’t regt dat iemand heeft om op eens |
| |
| |
anders grond een huys of getimmer te timmeren. |
jusjurandum, eed, eed-sweering. |
jusjurandum alicui deferre, iemand den eed op leggen. |
jusjurandum deferenti referre, den eed-op-legger den eed weder op leggen of overdragen. |
justè, regtelijk, te regt. |
justitia, geregtigheyd, regtvaardigheyd, regts-kennisse. |
justitia commutativa, vergeldende regtvaardigheyd. |
justitia distributiva, begevende regtvaardigheyd. |
justitia legalis, wettelijke regtvaardigheyd. |
justitia universalis, algemeene regtvaardigheyd. |
| |
L.
latro, een roover, een moorder. |
laudemiae, heer-gewaden; dewelke bestaan in verscheyde giften, die de leen-mannen an de leen-heeren jaarlijks moeten geven. |
laudum arbitrale, een uytspraak van gewille-keurde regters, of een seggenschap van goede mannen. |
| |
| |
legatarius, een maaking-beurder, die by uyterste wil iets gemaakt of besprooken wort. |
legatum, een maaking, ’t geen aan iemand gemaakt of besprooken is by uyterste wil. |
legatum liberationis, een maaking van eeuwige bevryding. |
legatum optionis, de maaking van keur, als aan iemand gemaakt word de keur van twee dingen, dat hy mag het beste kiesen. |
legatorum nomine, toesegging dat den erfgenaam de maaking sal voldoen. |
leges, wetten, of weeten. Siet lex. |
legislator, een wet-gever. |
legitima (scil. pars aut portio) wettig gedeelte, geregte of regtelijke deel der ouders of kinderen. |
legitimatio, wettig-geboort maaking, bewettiging, wettig-maaking. |
legitimatio per rescriptum principis, wettig-geboort maaking, of bewettiging door ’s lands overheyd, waar door de vlek van een onwettige geboorte wort weg genoomen, ende iemand wettig gemaakt; wettig maaking by de land overheyd. |
legitimatus, wettig gemaakte, bewettigde, die by de land overheyd bewettigt is. |
| |
| |
legitimi (scil. liberi) wettig-geboorenen, wettige kinderen. |
legitimi tutores. Siet tutores legitimi. |
levir, des mans broeder, of des vrouws broeder, swager. |
lex, wet, of weet; d.i. ’t geen men weet, of immers weeten moet, om sik daar na aan te stellen, en te schikken, en daar men na leeven moet; ik spreeke van een goede en billijke wet. |
lex commissoria, een beding dat de zaake ongekogt sal sijn ten sy de koop-penningen ter bestemden dage betaalt werden. |
lex falcidia, een wet, waar by toegestaan word, dat een erfgenaam, welkers erffenis soo seer met maakingen was beswaart, datter nauwelijks iets voor sijn over schoot, mogt voor sik behouden het vierde gedeelte der erffenisse vry en onbeswaart, ende de maaking-beurders het selve afkorten. |
lex naturalis, aangebooren wet, of aangebooren weet; d.i. al ’t geen ons den in of angebooren aart leert, of al ’t geen men uyter eygen aart weet dat goed is. |
lex positiva, gegeven of gestelde wet; t.w. by het volk gegeven en gestelt, of by de overheyd. |
| |
| |
lex rhodia de jactu, werping van goederen in zee; schaade draaging van scheeps verlies; een gemeene by-legging over schip en goederen, om te draagen eenig verlies gevallen om lijf en goed te behouden. |
libellus, een versoek-schrift, waar by men iets aan’t geregte in regts zaake, of aan de overheyd in eenige andere zaaken, versoekt; een versoek brief, waar by iemand sijn begeerte ende meeninge den hove bekent maakt. |
libellus, anschrift. |
libellus ad impetrandum mandatum aut provisionalem justitiam, versoek-schrift, waar by men versoekt te hebben een daag-brief om iemand te dagvaarden voor ’t hof; of waar by men versoekt middelerwijls regt; d.i. dat ons eenig regt, ’t welk wy meynen te hebben, sal toegestaan worden, soo lange tot by gewijsde anders sal geoordeelt werden te behooren. |
libellus ad suscipiendas litis reliquias. Siet mandatum ad suscip. lit. rel. |
libellus interruptionis. Siet mandatum interruptionis. |
libellus petitionis. Siet conclusio. |
libellus scriptus, een versoek in regt-pleeging, een versoek-schrift in regt- |
| |
| |
-pleeging, waar by men, als men in de regt-pleeging is, versoekt nog iets ’t welk ter zaake dient te mogen voor-draagen of voor-brengen; booven ’t geene men alreede voor-gedraagen, of voort-gebragt heeft. |
libellus supplex, heusch versoek, ootmoedig versoek, versoek-schrift van herstelling of verheffing, waar by iemand an de hooge overheyd versoekt, om verheven te worde uyt sijn van sijn regt vervallene staat, of waar by iemand versoekt herstelt te worde in sijn geheel. |
libellus supplex ad ampliandam aut alterandam conclusionem, een heusch versoek-schrift om sijn besluyt in regten te mogen vergrooten of veranderen. |
libellus supplex adversus indebitam interjectionem, &c. appellationis, een ootmoedig versoek tegens de onbehoorlijke inbrenging, etc. des beroeps. |
libellus ut novas positiones facere liceat, & ad eas probandas admittatur, een versoek-schrift om eenige nieuwe stellingen te mogen maaken, ende toegelaten om die te bewijsen en waar te maaken. |
liberatio, ontslaaging, bevrying. |
liberi nati ex prohibito concubitu, over- |
| |
| |
wonnen kinderen; d.i. kinderen uyt een ongeoorlofde by-slaap geteelt; t.w. of in overspel, of in bloed-schande. |
liberi naturales, kevis-kinderen, speel-kinderen; d.i. kinderen buyten houwlijk van twee vrye luyden geteelt. |
liberi incesti, bloed-schandige kinderen; d.i. kindren, dewelke uyt een bloed-schandig houwlijk der geener dewelke malkander te na in bloed-vriendschap bestonden, sijn geteelt; of uyt een bloed-schandige by-slaaping der geener dewelke malkander te na in bloed-vriendschap bestonden, sijn voort-gekoomen. |
liberi spurii, hoere-kinderen; d.i. kinderen, dewelken geen seekere vader hebben, maar uyt ongeoorlofde by-slaapingen, van een hoere, by welke meer als een haaren toegank hadden, geteelt. |
liberta, vry-gelaatenen, vry-gemaakte, een vrouw die een slavinne is geweest. |
libertus, een vry-gelatene, vry-gemaakte, die van sijn slaverny en dienstbaarheyd vry-gemaakt en ontslaagen is. |
limites, land-paalen, land-scheyding. |
liquida (scil. debita) klaare schulden. |
| |
| |
liquidè, sonder moeyte, effen. |
lis, twist, gekijf, twist-zaak, geding, hader. |
lis finita, gedings eynde, wanneer een zaak by een anderen regter door gewijsde is afgedaan, voort-brengende een verset van gewijsde zaake; een ge-eyndigde zaake. |
lis pendens, een voor een ander regter hangende zaake, een hangende zaake, wanneer een zaake of geding te vooren voor een anderen regter is gebragt, ende daar nog is hangende, voort-brengende een verset van hangende zaake. |
lis ut declaretur interrupta, dat de zaak verklaart sal werden door den tijd te sijn verloopen. |
litem agere vadato interim reo in loco quodam unde ei non liceat exire, ding-taal voeren by gijseling. |
litem conscribere & exhibere probationes, de zaake beschrijven ende bewijsen, voor-brengen of vertoonen; een zaake beschrijven, met eysch, antwoord, tegen-weer, en na-weer, sonder getuygen te hooren. |
litem conscribere & producere testium examinationem, de zaake beschrijven en het ondersoek der getuygen voor- |
| |
| |
-brengen; een zaake beschrijven, met eysch, antwoord, tegen-weer, en na-weer, en daar op getuygen te hooren. |
litem contestari, voldingen, geding-bevestigen, regts-pleeging beginnen. |
litis contestatio, voldinging, gedings-bevesting, begonne regts-pleeging, is wanneer de dingers ten weder sijde haare zaake door eysch en antwoord regtelijk hebben voor-gedragen, ende den regter daar door eenige kennisse van dien begint te krijgen; ding-taal. |
litis reliquiae, de overblijfselen van een zaak, waar toe iemand gedagvaart werd, om deselve aan te neemen, ende te vervolgen. |
litigans seu litigator, dinger, kijver, twister, haderer, hader-man, die in regte met iemand twist. |
litigare, twisten, dingen, haderen, kijven, met iemand in verschil sijn in regten. |
litigare per procuratorem, sijn zaake door een geding-besorger laaten voor-stellen en beschermen. |
litigiosus, twistig, in geding staande. |
literae annexae, seu affixae, anhang-brief, waar mede de gewijsdens van |
| |
| |
andere hoven by ons worden uytgevoert, en die aan een gewijsde van een uytheems regter werd gehegt, inhoudende toelaating om soodanigen gewijsde, an de ingesetenen van ons land, te werk te leggen. |
literae assecuratoriae. Siet assecuratoriae literae. |
literae clausae, besloote brieven; waar by eenige ansienelijke luyden voor het hof gedagvaart worden. |
literae clientelae. Siet clientelae literae. |
literae compulsoriales, brieven van dwang-levering; waar by een geregts-schrijver van de hooge regters word belast an iemand afschrift van een gewijsde of ding-talen te geeven. |
literae executoriales, brieven van verrigting, inhoudende bevel van het hof om eenige gewijsdens uyt te voeren ofte te werk leggen. |
literae obligatoriae, verband-brieven, verband-schriften; waar by iemand sik verbind in eenige zaaken. |
literae promotoriales, seu requisitoriae, brieven van onderling behulp, waar by een regter word versogt, om uyt te werken een gewijsden by een ander regter gewesen. |
literae quinquennales, vijf-jaarige uytstel-brieven. |
| |
| |
literae requisitoriae, seu promotoriales. Siet literae promotoriales. |
literae salvi conductus, een vry-geley-brief. Siet salvus conductus. |
literarum obligatio, schriftelijke toesegging. Siet obligatio literarum. |
locare, verhuuren. Locatio, verhuuring. Locator, verhuurder. |
lucrum cessans, winst-derving. |
luere, het goed vryen, eenig goed lossen; vryen, lossen. |
| |
M.
magister navis, een schipper. |
majestas, hoogheyd, heerlijkheyd, glants. |
major amita. Siet amita major. |
major avunculus. Siet avunculus major. |
major matertera. Siet matertera major. |
major patruus. Siet patruus major. |
mandatarius, een last-anneemer, last-anvaarder. |
mandator, last gever, bevel-gever. |
mandatum, last-geving, last-anvaarding, een bevel, belasting. |
mandatum curiae, een daag brief van ’t hof, dagvaarding van ’t hof, of een bevel van ’t hof. |
mandatum generale, een onbepaalde |
| |
| |
last-geving, een algemeen bevel, een onbepaalt bevel of last. |
mandatum speciale, een bepaalde last-geving, een bysonder bevel, een bepaalt bevel of last; sonderlinge last. |
mandatum (scil. curiae) poenale, een daag-brief met boet-dwang; waar by iemand van wegen het hof op een groote boete werd verbooden iet te doen. |
mandatum (scil. curiae) simplex, seu simplicis quaerelae, een bloote dagvaarding, of daag-brief, een bloot of enkel bevel, ’t welk vervalt als een gedaagde hem in regten bekent maakt; enkele klagte. |
mandatum exequi, sijn last en bevel volvoeren en verrigten, daag-brieven ende bevelen van ’t hof te werk leggen daar het behoort, dagvaarden. |
mandati executio, dagvaarding, volvoering of verrigting van sijn last of bevel. |
mandati fines excedere, buyten sijn last gaan, of sijn last te buyten gaan. |
mandatum impetrare, een daag-brief versoeken om iemand te dagvaarden; een daag-brief verkrijgen; een daag-brief van den hove bekomen. |
| |
| |
mandati impetratio, versoek om een daag-brief te bekoomen; verkrijging of bekooming van een daag-brief. |
mandati impetrator, versoeker om een daag-brief te bekomen, verkrijger of bekomer van een daag-brief; eyscher, anlegger. |
mandatum abbreviationis diei constitutae. Siet mandatum anticipationis. |
mandatum actionis primae instantiae, een daag-brief in zaaken van de eerste opspraak. |
mandatum ad affirmandam aut negandam literarum obligationem, of mandatum ad affirmandum aut negandum chyrographum, een daag-brief om te kennen ofte ontkennen sijn hand-schrift. |
mandatum ad audiendos testes, een daag-brief om getuygen te hooren. |
mandatum ad cancellandum chyrographum. Siet mandatum ad reddendum chyrographum cancellatum. |
mandatum ad consequendam bonorum descriptionem. Siet mandatum beneficii descriptionis bonorum. |
mandatum ad edendum, een daag-brief om een afschrift of na-schrift te doen geven. |
mandatum ad exhibendum, een daag- |
| |
| |
-brief om iet te voorschijn te doen brengen of te vertoonen. |
mandatum ad exigenda ratiocinia, daag-brief om te hebben rekeninge en bewijs. |
mandatum ad impensas, damna & usuras in stipulatum deductas, een daag-brief om kosten, schade ende besprooke win-penningen. |
mandatum ad instituendam actionem, een daag-brief om sijn opspraak of vermeynt regt in te stellen; is waar by iemand versoekt dat een ander, die hem laat verluyden iet tot sijnen laste te hebben, het selve regtelijk sal hebben in te brengen. |
mandatum ad interesse. Siet mandatum ad impensas, damna & usuras in stipulatum deductas. |
mandatum adipiscendae possessionis seu immittendi in possessionem, een daag-brief om het besit te verkrijgen of te mogen anvaarde, of daag-brief om in het besit ingelaaten te werden. |
mandatum ad praestanda damna & id quod interest, een dagvaarding om de schade te vergoeden, en ook dat ’t geen ons an een zaak gelegen was. |
mandatum ad pretium emptionis certis annis persolvendum, dagvaarding om |
| |
| |
de koop-schat van de koop op de gesette tijden betaalt te hebben. |
mandatum ad recipiendam impensarum declarationem, een daag-brief om rekening van kosten over te neemen. |
mandatum ad recipiendam declarationem damni & interesse, een daag-brief om rekening van schade en nadeel over te neemen. |
mandatum ad reddendum chyrographum cancellatum, een daag-brief om een hand-schrift door gehaalt en vernietigt overgelevert te hebben; een daag-brief, waar by iemand versoekt, dat iet by den regter sal vernietigt werden, als een handschrift, belofte of iets anders. |
madatum ad solvendas litis expensas, daag-brief om de onkosten van het geding betaalt te hebben. |
mandatum ad solvendum reditum annuum, een daag brief om te hebben betaalinge van jaarlijkse inkomst. |
mandatum ad solutionem salarii chyrurgici, doloris passi & jacturae temporis obtinendam, een daag-brief tot betaalinge van ’t meester-loon, pijn en smert en verlet van tijd; d.i. een daag-brief van een gekwetsten tegens den kwetser. |
| |
| |
mandatum ad suscipiendas litis reliquias, daag-brief om de overblijfselen van een zaake aan te neemen, of daag-brief om een geding te hervatten. |
mandatum anticipationis, daag-brief van tijd verkorting of vervroeging; als iemand een dag van regten geset is, dewelke hy meend dat te lang is, versoekt hy dat deselve korter mag gelegt worden, op dat alsoo sijn zaak eerder mag dienen. |
mandatum appellationis cum clausula suspensiva, seu inhibitoria, een daag-brief van beroep met byvoeging van opschorsing des gewijsde. |
mandatum appellationis recipiendae, een daag-brief om ontfangen te werden als beroeper. |
mandatum appellationis & restitutionis integrum, adversus lapsum fatalium, daag-brief van beroep en herstelling in sijn geheel, tegens ’t verloop van de paaltijden. |
mandatum assecurationis, een daag-brief van versekering; een daag-brief om een versekeraar uyt regt van versekering te dagvaarden. |
mandatum attentatorum, een daag-brief van daadelijkheden; waar by iemand versoekt dat eenige daadelijkheden die |
| |
| |
gepleegt sijn, voor alle ding sullen herstelt werden. |
mandatum beneficii descriptionis bonorum, seu inventarii, daag-brief om te hebben boedel-beschrijving. |
mandatum cessionis bonorum, een daag-brief om afstant te doen van sijn goederen; een daag-brief om sijn in-schulders te mogen dagvaarden, om afstant van goederen te doen. |
mandatum compulsoriale, een daag-brief met dwang-levering; waar by een geregts-schrijver werd gedwongen, om iemand een af-schrift van een gewijsde of ding-talen te geven. |
mandatum debitorum, een daag-brief om sijn schuldenaars te dagvaarden; d.i. als een schuld-eyscher doet dagvaarden verscheyden sijne schuldenaars, die uyt zaake van hand-schriften of andere schulden in hem gehouden sijn, en onder verscheyde regts-gebieden woonen. |
mandatum decreti voluntarii, een daag-brief van overdragte van verkoft goed, welke overdragte (naar voorgaande dagvaardinge van de geene die het angaan mag) het hof doet, van den verkooper op den kooper, met uytsluytinge van alle anderen, die daar |
| |
| |
op antaal soude mogen hebben. |
mandatum de indemni aliquo habendo, een daag-brief om schadeloos gehouden te werden. |
mandatum desertionis, een daag-brief van verstek; een daag-brief, waar by een beroep wert verklaart te sijn versteeken, om dat de paal-tijden, binnen dewelken het selve moste geschieden, sijn verloopen. |
mandatum deputati judicis, een bevel van een afgevaardigde regter. |
mandatum detentionis, seu apprehensionis alicujus personae, een bevel om iemand te mogen antasten of besetten; last om iemand te mogen besetten. |
mandatum detentionis, seu prehensionis alicujus rei, een bevel om eenig goed te mogen antasten ende de hand op leggen; last om op eenig goed de hand te mogen op leggen. |
mandatum evictionis, een daag-brief van vry-waaring; waar by iemand een ander dagvaart ten eynde, dat hy hem sal vry-waaren voor uytwinninge. |
mandatum evocationis, een daag-brief van aftrek; waar by men versoekt, dat een geding hangende voor een lager regter, van deselve sal afgetrok- |
| |
| |
ken werde en voor de hoger regter gebragt, en waar by den tegen-dinger mede voor den hogen regter werd gedagvaart. |
mandatum exequendi veteres sententias, of mandatum exequendi sententiam lapsu temporis praescriptam, een daag-brief om een verjaart gewijsde te mogen in ’t werk te stellen, of volvoeren. |
mandatum exequendi sententiam quinquennio praescriptam, een daag-brief om een vijf-jaarig verjaart gewijsde te mogen in ’t werk stellen, of uytvoeren. |
mandatum ex interdicto unde vi. Siet mandatum recuperandae possessionis. |
mandatum in casu novitatis. Siet mandatum recuperandae possessionis in casu novitatis. |
mandatum in casu spoliationis. Siet mandatum recuperandae possessionis in casu spoliationis. |
mandatum in causis prioris instantiae. Siet mandatum actionis primae instantiae. |
mandatum immittendi in possessionem, een daag-brief om ingelaaten te werden in de besittinge; als iemand versoekt ingelaaten te werden tot het besit van eenige goederen. |
| |
| |
mandatum indemnitatis. Siet mandatum de indemni aliquo habendo. |
mandatum inductionis, quo petitur, ut concederetur spatium solvendi creditoribus, een daag-brief van anraading; een daag-brief om te hebben vergunning van tijd om sijn schuldenaars te betaalen; een daag-brief van tijd-vergunning. |
mandatum judici deputato datum à curia ad audiendos testes, een bevel van ’t hof an een afgevaardigde regter, om getuygen te hooren. |
mandatum interruptionis, een daag-brief van afbreuk des gedings door verloop des tijds daar toe gesteld. |
mandatum petitorium, een daag-brief van rauwe eysch; een dagvaarding om rauwelijk iets te eyschen van iemand. Siet petitorium. |
mandatum prehensionis seu detentionis alicujus personae. Siet mandatum detentionis, &c. |
mandatum prehensionis seu detentionis alicujus rei. Siet mandatum detentionis, &c. |
mandatum propositionis erroris, een daag-brief om een mis-slag in ’t gewijsde voor te stellen. Siet mandatum revisionis. |
| |
| |
mandatum quo reus, ut intentionem actoris eremodicio complexam, simulque ejus probationes tradi videat, citatur, dagvaarding waar by de verweerder wort gedagvaart, om de begeerte of eysch van den anlegger in de alleen-spraak vervat of begreepen, en te gelijk het bewijs van dien, te sien overleggen. |
mandatum purgationis alicujus criminis, een daag-brief om onschuldig verklaart te werden van een betigte misdaad; waar by iemand die van eenige misdaad berugt is, den schoudaet, ende een iegelijk dagvaart, om daar van suyver verklaart te werden. |
mandatum recognitionis rei judicatae, een daag-brief van verbetering van de gewijsde zaake. Siet mandatum revisionis. |
mandatum recuperandae possessionis in casu novitatis, of mandatum ex interdicto unde vi, een daag-brief om sijn besittinge wederom te bekoomen, of om sijn besittinge wederom te krijgen, of om in sijn besittinge wederom ingelaaten te werden; een daag-brief in zaake van nieuwigheyd, waar by iemand versoekt hersteld te werden in sijn voorgaande besit, daar hy uytgeraakt is. |
| |
| |
mandatum recuperandae possessionis in casu spoliationis, een dagvaarding-brief in voor-val van stoorenisse, waar by iemand, die van iet berooft is, versoekt al ’t selve weder ter hand gestelt mag werden; een daag-brief om de besitting, daar men met gewelt uyt geraakt is, wederom te bekoomen; een daag-brief van weder ter hand stelling ’t geen iemand berooft is. |
mandatum reductionis, een daag-brief van beroep van gewille-keurde regters, of goede mannen tot den regter of ten hove; als iemand niet te vreeden sijnde met het gewijsde van gewille-keurde regters of het seggenschap van goede mannen, sijn tegen-dinger voor den regter betrekt. |
madatum reformationis, een daag-brief van klaaringe; d.i. een beroep sonder opschorsinge van het gewijsde des laagen regters, en waar by maar alleen de kennisse van de kragtigheyd of onkragtigheyd van het eerste gewijsde aan den hooge regter komt. |
mandatum reformationis & restitutionis in integrum, adversus lapsum fatalium, een daag-brief van klaaringe ende herstelling in sijn geheel, tegens ’t verloop van de paal-tijden. |
| |
| |
mandatum renovatae detentionis, seu prehensionis, een bevel van beswaaringe, of verswaarenisse van vast-houding, wanneer een schuld-eyscher, sijnen schuldenaar, by andere bekommert sijnde, uyt een nieuwe oorzaak verder wil vast houden. |
mandatum rescissionis, een daag-brief van handel-braak; waar by iemand versoekt, dat een handel die angegaan is, verbrooken sal werden. |
mandatum restitutionis in integrum, een daag-brief van herstelling in sijn geheel; waar by iemand versoekt tegen eenige mis-grepen ofte versuym hersteld te werden in sijn voorige staat. |
mandatum restitutionis in integrum adversus lapsum fatalium in appellatione. Siet mandatum appellationis & restitutionis in integrum, &c. |
mandatum restitutionis in integrum adversus lapsum fatalium in reformatione. Siet mandatum reformationis & restitutionis in integrum, &c. |
mandatum restitutionis in integrum, aut in integrum restitutionis & actionis primae instantiae, een daaging van herstelling in sijn geheel, of van herstelling in sijn geheel; ende opspraak van eerste voor-regt-betrekking. |
| |
| |
mandatum retinendae possessionis, een daag-brief om sijn besit te behouden, of een daag-brief van hand-having en bescherming in sijn besit, of een daag-brief om gestijft en gesterkt te sijn in de besittinge; d.i. als iemand versoekt, gesterkt ende gestijft te werden, in een besit dat hy heeft. |
mandatum revisionis, een daag-brief van hersieninge of weder-oversieninge van ’t gewijsde. Een daag-brief waar by men versoekt, dat een mis-slag, die in een gewijsde van den hoogsten regter gesegt werd begaan te sijn, eens weder hersien soude werde. |
mandatum spoliationis. Siet mandatum recuperandae possessionis in casu spoliationis. |
mandatum subhastationis juridicae, i.e. quae jussu judicis fit, een daag-brief van openbare verkooping van goederen by toestemming van den regter om het gewijsde te voldoen. |
mandatum super primo, secundo, & tertio defectu & quarto ex superabundanti, een daag-brief op het eerste, tweede en derde versuym, en het vierde ten overvloede of uyt overvloed. |
mandatum unde vi, seu ex interdicto unde vi. Siet mandatum recuperandae possessionis. |
| |
| |
manumissio, vry-maaking, ontslaaging van slavernye, verlossing van slavernye; als een slaaf van sijn heer vry gemaakt en ontslaagen wort. |
manumissor, vry-maaker, ontslaager; die iemand van de slavernye en diensten vry maakt en ontslaat. |
manumittere, vry maaken, verlossen van slavernye, ontslaan van de slavernye, vry laaten, vryheyd geven. |
manumissus, vry gemaakte, vry gelaatene. |
manu brevi, regts-weeg; als men onmiddelijk en sonder omwegen te gebruyken, iets doet en in ’t werk stelt; ten kortsten, sonder omslag. |
manu longa, door omwegen, met veel omslag; als iemand iets doet, met veel omwegen te gebruyken, ’t welk hy met minder moeyte, en korter weg had konnen doen. |
maritus, een getrouwt man, gehouwlijkt man. |
masaria, een boedel-houwster; d.i. een vrouwe, dewelke op haar eygen naam mag ding-taal voeren, en heur selven voor een ander kan verbinden en borge blijven; ’t welk anders vrouwen ongeoorloft is. |
mater, een moeder of moet-her; d.i. |
| |
| |
daar men van her of van af moet komen; want een kind moet nootsaakelijk van de moeder, door de vader bevrugt sijnde, voort komen. Hoogd. mutter. Siet pater. |
materia, stoffe, insigt. |
matertera, moey, of peet van ’s moeders wege, mijns moeders suster, in sijde maagschap het derde gelid. |
matertera major, een over-oude moey; d.i. de suster mijnes over-groot-moeders, sijnde in sijde maag-tal het vijfde gelid. |
matertera maxima, een bet over-oude moey, mijnes oud over-groot-moeders suster, bestaande my in sijde maagschap het seste gelid. |
mathematica, wis-konst. |
matrimonium, houwlijk, houwlijken staat, hegten staat. |
matruelis, een moeys kind, een neef, of nigt, een susterling; d.i. moeders susters kind, in sijde maag-tal het vierde gelid. |
melioramenta, verbeteringen, kosten gedaan tot verbetering van eenig ding. |
mercatura, koop-handel, koopmansschap. |
merx, koopmans goed, koopmans ware. |
| |
| |
meretrix, een hoere, of huure; een vrouw die haar teel-lid verhuurt, of verhoert. |
meretricium, hoererye. |
meretricari, hoereren, hoererye bedrijven. |
metoecus, Μετοίκος, verplaatser, verhuyser; die van d’eene plaats, stad of land verhuyst of metter woon vertrekt, of word gesonden na een ander plaats, stad, of land; inwoonder, die in een stad woont niet als burger. |
metoecium, Μετοίκιον, schatting; die een inwoonder moet betaalen. |
metus, vreese, vare, of vervarenis. |
minor aetas, Siet aetas minor. |
minores, minderjaarigen, onbejaarde weesen; dat sijn weesen, dewelke de knegtjes booven de 14, en meysjes booven de 12 jaaren waren. |
missilia, geld dat te grabbel geworpen word. |
mixtio, vermenging; d.i. als twee harde scheydbaare stoffen van verscheyde eygenaars onder malkander werden vermengt. Siet commixtio. |
mobilia (scil. bona) tilbaare goederen, roerende goederen. |
modus, een wijs, een op dat, middel, mate. |
| |
| |
momentanea possessio. Siet possessio momentanea. |
monarchia, Mοναρχία, eens regeeringe, daar een de heerschappye alleen heeft. |
monitoria juris, een vermaaninge van regten, of regts middelen; een geschrift vervattende de gronden van een zaak, ende die met regts-plaatsen bevestigende. |
monitus primus, waarschouwing; de eerste vermaaninge die een deurwaarder doet, aan een die een gewijsde tot sijn nadeel heeft, om het selve te voldoen. |
monitus secundus, tweede waarschouwing; de tweede anmaaninge die een deurwaarder doet an de gene die een gewijsde tot sijn nadeel heeft. |
monopolium, Μονοπώλιον, in-koop van eenige waren om dierte te maaken; alleen-koop. |
monstera, wanschepsels, wanschapene geboorten. |
mora, vertoeving, versuym. |
morae purgatio, verschooning van vertoeven, suyvering van versuym, vertoevings-verschooning. |
moratoria rescripta, brieven van tijd-gunning; waar by een schuldenaar versoekt van de in-schulders, als hy |
| |
| |
voort niet en kan betaalen, dat sy hem eenige tijd sullen vergunnen en toestaan, binnen dewelke hy haar betaalen sal. |
mortis causa, ter zaake des doods. |
mulcta, boete, verbeurte, breuke. |
mulcta frivolae appellationis, boete van’t kwalijk beroep. |
mulier, een vrouw, wijf. |
munimenta, beweeringen, bewijs-stukken, geschriften inhoudende bewijs-stukken tot regtvaardiging ende versterking van ieders regt, die elk der dingers in sijn zaake overlegt. |
mutua obligatio. Siet obligatio mutua. |
mutuum, verbruyk-leening is een overkoming waar door iemand iet van ’t sijne, ’t welk meetbaar, telbaar oft weegbaar is, een ander ter handen stelt, op dat het des ontfangers eygen werde, ende den ontfanger daar na soo veel van ’t selve geslagte ende van gelijke deugt weder geeft. |
| |
N.
nati (scil liberi aut infantes) ex prohibito concubitu. Siet liberi nati ex prohibito concubitu. |
natus, een soon. Nata, een dogter. |
nauta, een schips-gesel, een boots-gesel, een schipper. |
| |
| |
nauticum foenus, bodemerije; d.i. geld-geving op de kiel des schips. |
nefastus dies, een regt-swijg-dag, een dag als men geen regt en spreekt. |
negatoria actio, een ontkennende opspraak. Siet actio negatoria. |
negligentia, na-laatigheyd. |
negotia gesta, onderwind; de moeyte die iemand anneemt ten opsigte van een afwesende, sonder last om sijne zaaken te verregten. |
negotiorum gestor, onderwinder; die de zaaken van een ander die afwesende is, sonder last verrigt. |
nepos, een kinds soon, een soons of dogters kind, in nedergaande maag-tal het tweede gelid. Hoogduyts ein enkel. |
nepotes & neptes fratrum & sororum, broeders en susters kinds kinderen, de kinds kinderen van mijn broeders en susters, in sijde maagschap het vierde gelid. |
nepotes & neptes proamitarum, oude moeys van ’s vaders sijde, kinds kinderen, de kinderen van mijn groot-vaders suster, sijnde in maag-tal van ter sijde het seste gelid. |
nepotes & neptes proavunculorum, oud-ooms van ’s moeders sijde, kinds kind- |
| |
| |
deren, de kinderen van mijn groot-moeders broeder, in sijde maagschap het seste gelid. |
nepotes & neptes promaterterarum, oude-moeys van ’s moeders sijde, kinds kinderen, de kinderen van mijn groot-moeders suster, sijnde in maag-tal van ter sijde het seste gelid. |
nepotes & neptes propatruum, oud-ooms van ’s vaders sijde, kinds kinderen, de kinderen van mijn groot-vaders broeder, in sijde maagschap het seste gelid. |
neptis, een kinds dogter, een soons of dogters kind, in nedergaande maag-tal het tweede gelid. Hoogduyts ein näsin. |
nothus, Νόθος, een hoere-kind. Siet liberi spurii. |
non solvendo esse, onvermogen sijn om te betaalen. |
novalia, angewonne landen. Siet agri novales. |
novatio, schuld-vernieuwing, verandering van een voorgaande schuld in een andere schuld-verband. |
novercalis, stief-moederlijk. |
noverca, een stief-moeder. |
nulliter, t’onregte, nietiglijk. |
nuptiae, breyds-lof; d.i. de maal-tijd |
| |
| |
die men houd op de trouw-dag na de trouw-bevesting. |
nurus, een snaar, mijn soons vrouw. |
| |
O.
objectio, seu objectum, insigt, stoffe, een voorwerpsel. |
oblatio conditionis, anbieding van eenige voorwaarde. Siet conditionis oblatio. |
obligatio, verbintenisse, schuld-verband, schuld-kennisse. |
obligatio ad dandum, verbintenisse van geven. |
obligatio ad faciendum, verbintenisse om iet te doen. |
obligatio ex consensu, verbintenisse uyt bewilliginge; verbintenisse die door overkomst voltrokken werd; gewille-keurde verbintenisse. |
obligatio ex contractu, verbintenisse uyt onderhandeling, of overkooming. |
obligatio ex maleficio, verbintenisse door blijkelijke misdaad. |
obligatio ex quasi contractu, verbintenisse uyt over-een-koomings gelijk; verbintenisse gelijk of daar toesegging ware, ontstaande door wet-duydinge buyten overkooming. |
| |
| |
obligatio ex quasi maleficio, verbintenisse uyt misdaad door wet-duyding. |
obligatio literarum, schriftelijke verbintenisse, schriftelijke toesegging. |
obligatio mutua, onderlinge verbintenis, onderling. |
obligatio verborum, verbintenisse by woorden of door woorden, mondelinge verbintenisse, mondelinge toesegging. |
obligationes quae ex delicto nascuntur, verbintenissen, dewelken uyt misdaad in ’t gemeen voort koomen of spruyten. |
obligationes quae re contrahuntur, verbintenissen die door zaaks-overgeving voltrokken worden. |
obreptio, & subreptio. Siet subreptio & obreptio. |
obses, gijsel, pands-man. |
obtemperare, na-koomen, gehoorsamen. |
obtemperatio, na-kooming, gehoorsaming. |
obtinere, bekoomen. |
offerre, anbieden, opdragen, overboodig sijn. |
offerre conditonem aliquam. Siet conditionem offerre. |
officium, ampt, pligt, bescheydentheyd. |
| |
| |
officium judicis implorare, ernstig of hertelijk versoeken de pligt of bescheydentheyd des regters. |
homologein, Όμολογέὶν. Siet homologere. |
homologia, Όμολογία. Siet homologia. |
oppignorare, verpanden; wanneer iemand eenig goed by een ander, van welke hy eenig geld of ander goed genoomen heeft op pand, in plaatse van dat ontfangen geld of ander goed heeft verpand en te pande geset. |
oppignoratio, verpanding; als eenig goed te pande gelaaten word, tot verseekering van eenig geld, ’t welk ons anders niet soude worden vertrouwt. |
oppignorator, verpander; die sijn goed heeft verpand en te pande geset by een ander. |
opponens, tegen-steller, tegen-dinger. |
opponere, tegen-stellen, voor-setten. |
oppositio, tegen-stellinge; wanneer een gedaagde hem tegen den anlegger in regten instelt. |
oppositio, een rekenings-wederlegging, is een geschrift, daar by iemand een rekeninge tegen spreekt, oft eenige stellinge ofte overgelegde stukken weder-legt; een rekenings tegen-spreeking; tegen-werpinge tegen een rekening; tegen-werping. |
| |
| |
oppositio contraria, een rekenings staande houding, is een geschrift, waar by iemand sijn rekeninge tragt staande te houden tegens de tegen-werpingen van sijn tegen-spreeker; rekenings tegen-spreekings weder-leg; tegen-werpings weder-leg. |
orbus, sive orbus parentibus, een vader en moederloose, een vader en moederloos kind; diens vader en moeder gestorven sijn; weese. |
orator, redenaar, reden-voerder, woorden-voerder. |
ordinatio, schik, stel, stelling, beleyd. |
ordinationes politicae. Siet constitutiones politicae. |
ordines confoederatarum provinciarum, de H. M. Heeren Staten der vereenigde Nederlanden. |
ordines hollandiae & west-vrisiae, de G. M. Heeren Staten van Holland en West-vriesland. |
ornamenta pretiosa, kleyn-nodien, kostelijke gesteenten en peerlen. |
orthodoxi, Oρθοδόξοι, regt-geloovigen. |
orphanus, Ορφάνὸς. Siet pupillus. |
| |
| |
| |
P.
pacisci, een verbond of verdrag maaken, over-een-koomen, toeseggen. |
pacta ante nuptialia, houwlijksche voorwaarden. |
pactio. Siet pactum. |
pactum, een verdrag, voorwaarde, toesegging, verbond. |
pactum de non petendo, toesegging van schuld niet te eyschen. |
pactum personale, toesegging strekkende op seeker mensch. |
parapherna, Παράφερνα, of paraphernalia bona, goederen dewelke een huys-vrouw voor haar eygen selven vry houd; goederen die sy heeft booven haar breyd-schat; behalven breyd-schats goed. |
parata executio. Siet executio parata. |
paroecia, Παροικία, een karspel; een buurt van huysen die onder een kerk gehooren. |
pater, een vader, van van-her; d.i. daar men van her of van af komt; gelijk een soon nootsaakelijk eerst her-komt of af-komt van sijn vader of van-her, als eerste oorzaak, en na van de moeder of moet-her nootsaakelijk |
| |
| |
moet voort komen als tweede oorzaak. Hoogd. vatter. Siet mater. |
patruelis, een ooms kind, een neef of nigt, een broederling; d.i. des vaders broeders kind, in sijde maagschap het vierde gelid. |
patruus, een oom van ’s vaders wegen, de broeder mijns vaders, sijnde in sijde maag-tal het derde gelid. |
patruus major, een over-oud-oom, de broeder mijns over-groot-vaders, in maagschap van ter sijde de vijfde geboorte. |
patruus maximus, een bet over-oud-oom, de broeder mijnes oud over-groot-vaders, sijnde in sijde maag-tal het seste gelid. |
pecunia constituta, ’t beloofde geld, ’t gesette geld, ’t besprooke geld. |
peculatus, land-dievery, dievery van de gemeene lands goederen of gelden. |
peculator, land-dief; die het gemeene lands geld of goed steelt. |
peculium, iemands eygen goed, of geld, verkreegen goed of geld, dat iemand selfs gewonnen en verkreegen heeft. |
peculium adventitium, iemands eygen goed ’t welk hem van buyten angekomen is, gelijk als by erffenis, maa- |
| |
| |
kinge, of op eenige andere wijse, waar by men den eygendom van eenige goederen bekomt. |
peculium castrense, iemands eygen goed, ’t welk hy by den oorlog gewonnen heeft; gewonne krijgs-loon. |
peculium quasi castrense, iemands eygen goed of geld, ’t welk hy door geleertheyd gewonnen heeft, ’t sy met regts-geleerdheyd, genees-konst, of iets anders te oeffenen. |
pensio, betaalinge, land-huurs betaalinge. |
pensionis primae dies nondum effluxit, de dag van de eerste betaalinge nog niet verscheenen sijnde. |
per brevem causae conjectionem & monitoria juris, by zaaks gelegentheyds verhaal en bevesting van regten of wetten. Een geschrift, waar in in ’t kort de gelegentheyd van de zaak verhaalt word, en deselve met wetten bevestigt en vast gemaakt; by kort begrijp van der zaake, en vermaninge van regts-middelen. Siet monitoria juris, en conjectio causae. |
per capita, hoofd voor hoofd; dit is in erffenisse, als de erfgenamen alle even na sijn, en elk hoofd voor hoofd even veel erft van de erffenisse. |
| |
| |
perceptio fructuum, vrugt-trekking, genutting der vrugten. |
percipere, trekken, genutten, ontfangen, begrijpen, verstaan. |
per consequentiam rei, by zaaks gevolg. |
peremptio, vernietiging, te niet doening. |
peremptoria exceptio. Siet exceptio peremptoria. |
peremptorie, uytvoerelijk, uyteyndig, vernietiglijk, te niet doenelijk. |
peremptorie aut ad causam ipsam respondere, te niet doenlijk, of op de zaake selfs antwoorde. |
peremptum, vernietigt, te niet gedaan. |
per exemptionem è lite, door ontsetting van een van beyde van ’t geding, by of door tusschen-komste van een derde in ’t geding. Siet exemptio & exemptione è lite. |
perferre poenam, breuken voor een misdaad, straffe lijden. |
perimere, vernietigen, te niet doen, dooden. |
per indirectum, door omwegen. |
permissio, toelaating, verlof, toestaaning. |
permutationes, ruylingen; als men het eene goed voor ’t ander geeft; geven om geven. |
| |
| |
persistere, volherden, daar by blijven. |
persona, een mensch, ’t sy man of vrouw; een tooneel-speelder, mom-aangesigt. In persona, in eygen hoofde selfs. |
per stirpes, by kluften, by stammen, of by geboorte; dit is in erffenisse wanneer eenige kinderen in plaatse van haar overleefde ouders komen te erven nevens eenige andere naarder vrienden, van welke vrienden ieder hoofd voor hoofd soo veel erft als die kinderen met haar alle. |
per stipulationem, door vrage van den een en antwoord van den ander. |
petere, eyschen, versoeken. Petitio, eysch, versoek, vordering. |
petitio actoris, eysch van den eyscher; een kort begrijp of ’t besluyt van den eysch des eyschers; eysch en besluyt des eyschers tegens de gedaagde. |
petitio cum mediis aut probationibus, een eysch met middelen en bewijsen, is het eerste schrift van een aanlegger, waar mede hy in ’t breede de zaake tot sijn meeninge voor draagt. |
petitio fiduciariae possessionis, eysch der goeder-trouwsche besittinge. Siet possessionem fiduciariam petere. |
petitio haereditatis, erf-vordering, erffenis-vordering. |
| |
| |
petitio judicialis, een versoek in regten. |
petitor, eyscher, versoeker. |
petitorium, rauwe eysch; als een eyscher iet rauwelijk, ende sonder te vooren daar over regt gesprooken te hebben, is eyschende als sijn eygen goed. |
pignerare, te pande geven, te pande setten; d.i. aan iemand iet te pande setten of geven. |
pignerari, te pand neemen, van iemand iet te pand neemen. |
pigneratio, pandinge, is een aanvang van een geding, door het (quansuys) neemen van pand, om den eysch daar op te doen. |
pignerationis oppositio, pand-keering; d.i. de tegen-weer van een verweerder, die sik tegen de voorschreve pandinge steld, ende alsoo antwoord. |
pigneratitium, te pande gegeven, of geset, iets dat te pande gegeven, of geset is. |
pignerator, pand aanneemer, die iets te pande neemt van een ander. |
pignoris datio, pand-geving, of versetting, is een overkoming, waar door iemand eenig goed een ander tot sijns schulds versekering in handen steld. |
| |
| |
pignus, pand; d.i. eenig roerend goed dat gegeven is tot verseekering van eenig geld of in-schuld. |
pignus judiciale, eygen pand; als een schuld-eyscher naar voorgaande gewijsde tot sijnen voordeel en uytwinninge van den schuldenaar, of naar de loos-panding en eygen-panding, word geset in des schuldenaars goed als eygen pand, strekkende tot versekering van sijn in-schuld, om uyt de verkoopinge der goederen voldoeninge te bekomen. |
pignus pretorium, schouts-pand, regters-pand; een pand of besit dat van den schout ofte regter sonder voorgaande kennisse van de verder zaak uyt een regtvaardige oorzaak werd verleent. |
placita. Siet edicta. |
poena, een straffe, boete. |
poena arbitraria, een straffe naar goed-dunken des regters, waar mede eenige misdaaden, daar geen gesette straf toestaat, gestraft worden. |
poena capitalis, hals-straffe, doods-straffe. |
poena corporalis, lijf-straffe; straffe an den lijve, maar niet ter dood. |
poena extraordinaria, een buyten gewoonelijke straffe. |
| |
| |
poena ordinaria, gewoonelijke straffe, gesette straffe, die op eenige misdaad is. |
pollicitatio, belofte. |
polygamia, Πολυγαμία, veeler-houwlijk; als een man veel vrouwen heeft. |
portorium, vaar-geld, om vry te vaaren met geley; vry-geley-geld; tol die men an de havens betaalt. |
positiones, voor-stellingen, vraag-stukken, waar op de getuygen gehoort werden. |
positiones facti, de stellingen van een daad. |
possessio, besit, besitting. |
possessio fiduciaria, besitting ter goeder trouwe, goeder-trouwsche besitting. Siet fiduciaria possessio. |
possessionem fiduciariam adjudicare, het voordeel van een middeler-wijlse besitting toewijsen; de goeder-trouwsche besitting toewijsen aan iemand, dewelke iets ter goeder trouwe en deugdelijk besit, als een ander hem daar wil uyt stooten. Wanneer een regter iemand toewijst het voordeel van het middeler-tijds besit; d.i. dat hy soo lange in de besittinge, daar een ander hem soekt uyt te stooten, sal blijven, als men daar om ding-taal voert. |
possessionem fiduciariam petere, versoe- |
| |
| |
ken het voordeel van het middeler-wijls besit; of versoeken hand-having, stijving en sterking in het besit, daar een ander, dewelke mede voor-geeft regt te hebben tot de besitting, den besitter soekt uyt te stooten. |
possessio momentanea, middeler-wijlse besitting, herstelling in besit; als iemand uyt het besit gestooten is, soo versoekt hy aan den regter wederom in het selve herstelt te worden; weder-insetting in besit. |
possessionis momentaneae adjudicatio, toewijsing van herstelling in sijn uytgestoote besit. |
possessionem momentaneam adjudicare, de herstelling of weder-insetting in het besit toewijsen aan iemand, dewelke door een ander uyt sijn besitting is gestooten. Een verklaaringe van den regter, waar by hy een aanlegger (in voorval van nieuwigheyd) in het middeler-wijls besit, daar een ander hem heeft uyt gestooten, hersteld; d.i. terwijl men om de besitting ding-taal voert. |
possessionem momentaneam petere, versoeken weder-insetting of herstelling in het besit, daar men uyt gestooten is. |
| |
| |
possessor, een besitter, die eenig goed besit. |
possessor bonae fidei, een goeder-trouwsche besitter, besitter ter goeder trouwe, die iets ter goeder trouwe, en deugdelijk besit. |
possessor malae fidei, een kwader-trouwsche besitter, besitter ter kwader trouwe, die iets ter kwader trouwe, en op een ondeugdelijke wijse besit. |
possidere, besitten, ’t welk word gesegt van onroerende goederen. |
posthumus, een geboorene na des vaders dood, na ’s vaders dood geboorene; een kind dat na de dood van sijn vader gebooren is. Quasi posthumus, gelijk als een na ’s vaders dood geboorene, een geboorene na des vaders dood door wet-duyding. |
postulatio, een versoek. |
postulatum, een versoek, bede, begeerte. |
praecario, ter bede, tot wederseggens toe, by vergunning. |
praeconium, een uytroep, uytroeping. |
praeco, uytroeper. |
praediale, erf-aanhangig. |
praedium dominans, een heerschend erf. |
praefecti, oversten, ampt-luyden. |
praefectus provinciae, de land-voogt. |
| |
| |
praefectus saltuum, een houtvester; die den opsigt over de bosschen heeft. |
praeferre, voorsetten, voor regt geven. |
praejudicium, nadeel, hinder. |
praejudicium, een voor-oordeel. |
praelatio, voorsetting, voor regt geving. |
praelegati modo, by voor-uytmaakinge. |
praelegatum, een voor-uytmaakinge; als iemand iets by uyterste wil voor-uyt gemaakt word. |
praemonitio, een voor-vermaaning, te voore verwittiging, waarschouwing, verwittiging. |
praeparatoria litis, eenige voorbereydingen des gedings, dewelken bestaan in het verkiesen van een regts-geleerde en geding-besorger; als mede, de last en volmagt-geving aan deselven, om de zaak te vervolgen. |
praerogativa, grooter agtingh, voortreffelijkheyd, voordeel, voor-regt. |
praerogatio, voordeel, voor-regt. |
praes, een borge; die borge voor iemand blijft in gemeene geld-twist zaaken. |
praescriptio, verjaaring, verset, spruytende uyt het verloop van seekere jaaren by de wetten daar toe gesteld; kwijtschelding door de wet. |
| |
| |
praescriptus, verjaart; d.i. als men iets niet eyschen kan, om dat de tijd in dewelken men het eyschen moste, verstreeken is. |
praeses, voor-sit, voor-sittende, de eerste, de eerste raads-heer, de eerste of opperste in eenige vergaderingen. |
praesidialis curia, het hof daar den stad-houder sijn sit-plaats in heeft, doorgaans genoemt het hof des landschaps van Holland. |
praestare culpam, de schuld op sik neemen. |
praestare damnum, de schade opregten, de schade boeten. |
praestare, geeven, thoonen, maaken, te booven gaan, te wege brengen, volvoeren, volbrengen, bewijsen, bethoonen, uytmuntender sijn. |
praestatio, geeving, thooning, te booven gaaning, volvoering, volbrenging. |
praesumptio, vermoeding, waan, waan-vermoeding, gissing of rading uyt ’t bewijs van eenige omstandigheden. |
praesumptio juris, & de jure, vermoeding van regt; vermoeding uyt de wet vloejende; een vermoeding voor het regt, dewelk geen bewijs in tegendeel anneemt. |
| |
| |
praesumptio legis, & de lege, een vermoeding voor de wet; dewelk geen bewijs in tegendeel anneemt. |
praetendere, waanen, voorwenden, voorgeven, vereyschen, vorderen. |
praetextus, deksel, schijn, voorgeving, voorwending. Sub illo praetextu, onder dien schijn, onder dien dek-mantel. |
praetor, den opper-regter, tot Romen, een schoudaet, of schuld-rechter. |
praevaricari, ’t geene waar is, verbergen en agter laaten, ende ’t geene onwaar is, toe laaten; an twee sijde dienen; sik geveynsen en gelaaten iets te doen, en nogtans het tegendeel doen; tegen regt en reden doen; overtreeden. |
praevaricatio, slimme-gange; als iemand aan twee sijde dient; overtreeding. |
praevaricator, overtreeder, tweesijdige bedrieger. |
praevenire, voor-aanvangen, te vooren komen. |
praeventio, voor-gang regt, by voorkomste. |
pragmatici, regts-vorderaars, voorspraaken, regts-oeffenaars. |
praxis, Πράξις, bewerking, oeffening, onderwind, uytwerking. |
praxis juris, regts-vordering, regts-oeffening. |
| |
| |
prehensio, vangenisse, antasting. |
prehensio alicujus personae. Siet detentio alicujus personae. |
prehensio alicujus rei. Siet detentio alicujus rei. |
pretium, koop-schat, koop-penningen. |
prima investitura, uytgift-brieven, by welke den leen-heer het leen toe staat aan den leen-man. |
principalis, zaak-weldige, voornaamste. |
principalis debitor, self-schuldige, zaak-weldige. |
principaliter, voornamentlijk, eygentlijk. |
privatim, onder de hand, heymelijk. |
privative, afsonderender-wijse, by afsonderinge, by uytsluytinge. |
privatus, een besonder man, gemeyn slegt man. |
privigna, een stief-dogter, voor-dogter. |
privignus, stief-soon, voor-soon. |
privilegia, voor-regten, hand-vesten, bysondere keuren. |
privilegiarius, een met voor-regt begiftigde. |
privilegium fori, gerigts-dwang, ’t voor-regt des gerigts plaats. |
proamita, een oude moey of peet van ’s vaders sijde, mijn groot-vaders suster, in maagschap van ter sijde het vierde gelid. |
| |
| |
proavia, een over-groot-moeder, in opgaande maagschap het derde gelid. |
proavunculus, een oud-oom van ’s moeders wege; d.i. mijn groot-moeders broeder, bestaande my in maagschap van ter sijde in ’t vierde gelid. |
proavus, een over-groot-vader, in opgaande maagschap het derde gelid. |
probatio notoria, klaar-blijkende beweering, klaar-blijkend bewijs. |
probationes, bewijs-stukken, bewijsingen, beweeringen. |
probationes in quibus causae cordo vertitur, deesse, partibus indicare, de dingers te kennen geven, datter bewijsen op welke de gantsche zaake draayt, ontbreeken. |
proclamata, verkundigingen, uytroepingen. |
proclamatio, uytroep, uytroeping. |
procuratio, voor-sorg, volmagt, last. |
procuratio generalis, een algemeene voor-sorg; een algemeene last, of volmagt; een onbepaalde voor-sorg; een onbepaalde volmagt of last. |
procuratio specialis, een besondere, of sonderlinge voor-sorg; een sonderlinge, of besondere last of volmagt; een bepaalde voor-sorg; een bepaalde volmagt of last. |
| |
| |
procurator, een gemagtigde, geding-besorger, klaag-voerder, volmagt. |
procurator ad lites, een geding-besorger; een volmagt in regts zaaken; klaag-voerder. |
procurator negotiorum, een koopmans handel-drijver; koopmans gemagtigde. |
procuratorem alium constituere in loco prioris mortui, een anderen geding-besorger stellen in plaatse van den overleefde; als een geding-besorger komt te sterven eer de zaake afgedaan is, soo moet den dinger een ander in plaatse stellen. |
prodigi, kwist-goederen, verkwisters, doorbrengers. |
prodigi quibus bonis interdictum est, des lands of stads kinderen; die het bewind van haar goederen verboden is. |
producere, overleggen; t.w. de stukken; d.i. geschriften des gedings, waar mede de zaak beweert word; overleggen, is voor den regter brengen de bewijs-stukken; maar voornamelijk is overleggen, als de geding-besorgers ten wedersijden malkanderen de bewijs-stukken toonen en laaten sien. |
productio, overlegging, overlegging |
| |
| |
van de stukken des gedings, en worden deselven by de geding-besorger overgelegt. |
productio probationum, overlegging van bewijs-stukken; by-brenging van bewijs-stukken. |
promatertera, een oude moey of peet van ’s moeders sijde, groot-moeders suster, in maag-tal van ter sijde het vierde gelid. |
promissio, toesegging, belofte. |
promissor, toesegger, beloover. |
promissum, het toegeseyde, ’t beloofde. |
promissus, toesegging, belofte. |
pronepos, agter kinds soon, een soon van mijn kinds kind, een na-neef, in nedergaande maag-tal de derde geboorte. Hoogd. Der enkels sun. |
proneptis, agter kinds dogter, een dogter van mijn kinds kind, een na-nigt, in nedergaande maag-tal de derde geboorte. |
pronepotes & proneptes fratrum & sororum, broeders en susters agter kinds kinderen, de agter kinds kinderen van mijn broeders en susters, bestaande my in sijde maagschap in het vijfde gelid. |
pronepotes & proneptes proamitarum, oude moeys agter kinds kinderen, de |
| |
| |
agter kinds kinderen van mijn groot-vaders suster, in sijde maag-tal het seste gelid. |
pronepotes & proneptes proavunculorum, oud-ooms agter kinds kinderen, de agter kinds kinderen van ’s groot-moeders broeder, in sijde maag-tal de seste geboorte. |
pronepotes & proneptes promaterterarum, oude moeys agter kinds kinderen, de agter kinds kinderen van ’s groot-moeders suster, sijnde in maagschap van ter sijde het seste gelid. |
pronepotes & proneptes propatruorum, oud-ooms agter kinds kinderen, de agter kinds kinderen van ’s groot-vaders broeder, sijnde in maagschap van ter sijde de seste geboorte. |
propatruus, een oud oom van ’s vaders wege, des groot vaders broeder, in sijde maagschap het vierde gelid. |
propiores sobrino, kinds kinderen van susterlingen of broederlingen, na agter susters of broeders kinds kinderen, in sijde maagschap het seste gelid. |
proportio arithmetica, tel-konsts evenheyd. |
proportio geometrica, meet-konsts evenheyd. |
| |
| |
propositio erroris, een voorstel van een mis-slag in een gewijsde. Siet revisio. |
prorogatio, verlanging, uytsetting, agtervolging, vervolging. |
prorogatio jurisdictionis, overdaaging van geregts-dwang; d.i. een verder uytstrekking van regts-dwang, wanneer iemand sik onderwerpt, een regter, dien hy anders niet onderworpen is. |
proscribere, bannen, te koope uyt doen roepen, te koop setten. |
proscriptio, banninge, te koop uytsetting. |
proscriptor, banner; die iemand uyt bant, of doet uyt bannen; te koop uytsetter. |
proscriptus, banling, of balling, gebannene. |
protectio, bescherminge. Protegere, beschermen. |
protestatio, vry-betuyg, tegenspraak, regt-houdens voor-beding. |
protestari, regt-bewaren, vry-betuygen, verwerpen. |
protestus, verwerping. |
protocollum, een klad-boek. |
provisio, voorsiening, ondertussche middeler-wijls; d.i. wanneer men ver- |
| |
| |
soekt, dat ons iets, waar over geschil is, middeler-wijl men daarom ding-taal voert, sal toegewesen werde. |
provisionalis, middeler-wijls, ondertussche. |
provocatio, beroepinge, beroep, hooger betrek. |
publicatio, een afkondiging, verbeurt-maaking, anslaagings van iemands goederen. |
publicare, verbeurt maaken, iemands goederen aanslaan, afkondigen. |
pupillaris substitutio, de erf-stelling, die de vaders pleegen te doen van haar jonge kinderen, in haar uyterste wil; vervang der jonge kinderen by uyterste wil. |
pupillariter substituere, by uyterste wil sijn jonge kinderen vervangen; wanneer een vader in sijn uyterste wil erfgenaamen stelt van sijn jonge kinderen, ingevalle deselven soo jong koomen te sterven, datse geen uyterste wil konnen maaken. |
pupilli, jonge onbejaarde weesen, die nog van meysjens onder de twalef, of van knegjes onder de veerthien jaaren sijn. |
purè, slegtelijk, reynelijk, suyverlijk. |
| |
| |
purgatio morae. Siet morae purgatio. |
purus, suyver, reyn. |
| |
Q.
quadruplum, vier-schat, vier-voud, vier-voudig. |
quaerela ob mariti saevitiam, klagte van een vrouw over de hardigheyd van haar man. Siet actio uxoris adversus maritum ob ejus saevitiam. |
quaestio, een vrage, een voorstel, geschil. |
quaestio, pijniging, ondersoeking door pijniging. |
quaestor, een penning-meester, schat-meester. |
qualitas, een hoedanigheyd. |
quasi dominium, Siet dominium. |
quasi dominus. Siet dominus. |
quasi posthumus. Siet posthumus. |
quasi ususfructus. Siet ususfructus. |
qui personam standi habet in judicio, die op eygen naam ding-tale mag voeren. |
qui positum aut suspensum habet, wie iets heeft uytstekende of hangende gehad ter plaatse daar men gewoon is voor by te gaan of rijden, ’t welk vallende iemand heeft beschadigt. |
| |
| |
| |
R.
rapere, rooven, ontschaken, met gewelt neemen. |
raptor, roover; die iemand sijn goed op de wegen met gewelt af neemt. |
raptor, schaker; die een vrouw of vrijster weg voerd. |
raptum, roof; d.i. goed, ’t welk met gewelt iemand afhandig gemaakt is. |
raptus, ontschaking, vryster-schaking. |
ratio adaequata, de eenige ende wel-bekende rede. |
rati habitio, van waarde houding, gestadiging, bevestiging, bekragtiging. |
ratum habere, van waarde houden, toestaan, gestadigen, bevestigen, bekragtigen. |
de rato cavere, seeker doen, seeker stellen. |
reaccusare, tegen-beschuldigen. |
reaccusatio, weder-klagte, tegen-beschuldiging. |
realiter, by daadelijkheyd, zaakelijk, daadelijk. |
reauditio, herhooring van een gewijsde; herhandeling van een gewijsde. Siet retractatio. |
recepisse, een verklaaringe dat men iet ontfangen heeft. |
receptor redituum, inkomst-heffer; die |
| |
| |
een jaarlijks inkomst heft en op ligt, dewelke hy gekoft heeft van een ander. |
recessio à contractu, handel-braak, afstand van een verdrag. |
reciprocus, weersijds, onderling. |
recognitio, een erkentenis, herkentenis, herkennisse, weder-oversieninge, verbeteringe. |
recognitio rei judicatae, Siet revisio. |
reconvenire, weder-eyschen, tegen eysch doen, met weder-regt anspreeken. |
reconventio, weder-eysch, die een gedaagde (sonder daag-brief te behoeven) doet, tegens den geenen die hem doet dagvaarden; met weder-regt anspreeken; tegen-eysch. |
recusare, weder-leggen, weygeren, wraaken, afslaan. |
recusatio, weder-legging, weygering, wraaking, afslaging. |
redicta, hersegginge, weder-segginge. |
redigere in ordinem, op sijn schik of stel brengen. |
reditus, inkomst; de winste die men van sijn goederen krijgt. Hoogduyts Iärligh gesell. |
reditus annuus, jaarlijkse inkomst, verponding. |
| |
| |
reductio, een beroep van een uytspraak van gewille-keurde regters aan den hove, of aan scheepenen; of een beroep van een seggenschap van wille-keurde scheyds-luyden (anders genaamt goede mannen) aan scheepenen of aan den hove; d.i. als door beroep aan den hove, of aan scheepenen, van een uytspraak by gewille-keurde regters; of aan een seggenschap by goede mannen gedaan, deselve werd gebragt tot het gunt de gewille-keurde regters, of goede mannen hadden behooren te seggen. |
referendarius, verhaaler van sijn weder-vaaren; een regter of raads-heer, dewelke in besending om iets te verrigten gesonden is, die weder-komende aan den gantschen raad sijn weder-vaaren verhaalt. |
referre, verhaalen sijn weder-vaaren; verhaalen iets ’t geen men verrigt heeft. |
reformatio, klaaringe, is een beroep van een gewijsde tot een hooger regter, midts het selve ondertusschen voldoende onder borg-togt; een beroep van klaaringe of verklaaringe; t.w. de wettigheyd of onwettigheyd van ’t voorgaande gewijsde. |
| |
| |
refractarius, een overtreeder. |
refutationem aut reprobationem testium facere, weder-leggen, wraaken, getuygen weder-leggen, en wraaken. |
refutatio aut reprobatio testium, getuygens weder-legging, getuygenis weder-legging. Siet reprobatio testium. |
regressus, een verhaal op een ander. |
regula conscribendi litem, een regts-gebod van den hove, op wat wijse een zaak beschreven sal werden. |
rei vindicatio, zaaks eygen antaal. |
relatè, met een opsigt ergens op. |
relatio, een onderling opsigt tusschen eenige dingen. |
relatio, verhaal; een verhaal van verrigtinge. |
relatio juramenti, weder-op-legging des eeds; als een eed den geenen, dewelke den selven een ander opgelegt heeft, weder opgelegt werd. |
relaxatio, ontslaaging, lossing, slaaking. |
relegare, bannen. Relegatio, ballingschap. Relegatus, balling. |
relevare appellationem, verheffen het beroep. |
relevatio appellationis, verheffing van ’t beroep. |
religio reformata, gesuyverde Gods-dienst, herstelde Godts-dienst. |
De lettertypes in de boektitel zijn weergegeven zoals in de boektitel van de Woorden-Schat van 1650 is gedaan. |
| |
| |
relictio haereditatis. Siet haereditatis relictio. |
relinquere haereditatem. Siet haereditatem relinquere. |
reliqua, oplegging van ’t kort, dat iemand by slot van rekening schuldig blijft; overschot, overblijfsel. |
reliquiae litis. Siet litis reliquiae. |
remissio, kwijt-schelding, ten goede schelding. |
remissio, dood-slags vergiffenis; de gunste van een prins, waar by een die een man-slag gedaan heeft, sijn straffe wert vergeeven. |
remissionis diplomati contradicere, brieven van dood-slags vergiffenis weder-spreeken. |
remissio, sending tot den onderhoorigen regter; ontslaaging van een vreemde regt-bank; d.i. een verset, waar by een gedaagde versoekt ontslaagen te werden van den regt-bank daar vooren hy geroepen is, ende gesonden te werden naar sijn dagelijkse regter. |
remissive, by overwijsinge. |
remittens literarum cambii, die een wissel-brief weder te rug send, en weygert die t’ aanvaarde en te betaalen; verwerper eenes wissel-briefs. |
remittere ad judicem competentem, |
| |
| |
senden tot den onderhoorigen regter. |
rem ratam haberi, dat de zaak gestadigt word; dat de zaak van waarde gehouden word. |
rem salvam fore pupillo, dat een voogt sijn weese sal onbeschadigt houden. |
remuneratio, een weldaad-schuld; vergelding van een weldaad of gifte die men ontfangen heeft; weder-schenking. |
renunciatio, afstand-doening, opsegging, regts afstant. |
renovata detentio. Siet detentio renovata. |
reparatio damni illati, vergoeding van de aangebragte schade. |
reparatio, weder-regting van alle nieuwigheeden. |
reparatio attentatorum, herstelling van alle daadelijkheeden, die by iemand tegen het verbod van een regter sijn gepleegt; weder-regting van alle daadelijkheeden. |
repetundae (scil. pecuniae) weder-af-eyssching van t’onregt genoote geld; als iemand in ampt en bedieninge sijnde, geld nam van een ander tot krenking van sijn bediening; of dat hy op een andere wijse een ander onbehoorlijk geld af schattede, soo wierde hy, als |
| |
| |
men sulks te weeten kwam, beschuldigt daar over, en het geld hem weder afge-eyscht, en nog boete daar-en-booven, en voorts uyt sijn ampt en bedieninge geset. |
repertorium. Siet inventarium bonorum. |
repignerare, pand-lossen; als iemand sijn goed, ’t welk voor schuld by een ander verpand was, de schuld betaalende wederom lost. |
repigneratio, pand-lossing. |
replicatio, tegen-weer, is het tweede seggen van een eyscher, waar mede hy des gedaagdens antwoord weder-legt. |
replicatio cum mediis seu probationibus, tegen-weer met middelen en bewijsen; d.i. het tweede geschrift van een eyscher, waar mede hy des gedaagdens antwoord met middelen en bewijsen weder-legt. |
representare, plaats vullen, in de plaats komen van een ander, vertoonen. |
representatio, plaats-vulling, vertooning, in de plaats koming van een ander. |
repressaliae, weder-neeming; ’t welk geschied als iemands goederen met gewelt genomen sijnde, op ’t versoek van de overheyd niet en worde weder- |
| |
| |
om gegeven, en word als dan die welkers goederen genomen sijn, wederom van sijn overheyd gemagtigt om sijn schade op die geenen die hem de goederen benomen hebben, met gelijk gewelt wederom te verhaalen: niet alleen op die die sulks gedaan hebben, in ’t besonder, maar op alle die van dat selve landschap sijn; gelijk ook niet alleen die beschadigde gemagtigt word, maar ook alle de andere onderdaanen met hem, om hem te helpen. Waar uyt dikmaal openbare oorlog spruyt. |
reprobatio, verwerping, weder-legging. |
reprobatio testium, weder-legging van getuygen is een geschrift, waar by iemand de getuygen van sijn tegen-dinger, ende haar seggen, straft en wraakt. |
reprobationem aut refutationem facere. Siet refutationem aut reprobationem facere. |
reprobatio instrumentorum, weder-legging van de stukken of geschriften des gedings. |
repudiare, verstooten, verwerpen, sijn trouw-belofte breeken, sijn breyd, of huys-vrouw verlaaten. Repudiare, |
| |
| |
is eygentlijk sijn trouw-belofte breeken, maar wort ook genoomen voor sijn vrouw verlaaten. Divortium facere, word eygentlijk genoomen voor houwlijk-scheyden, en sijn huys-vrouw verlaaten. |
repudiare haereditatem, een erffenis verstooten of verwerpen. |
repudiatio, verlaating, of verstooting van sijn breyd of huys-vrouw; trouw-belofts breeking. Als men sijn trouw-belofte aan een vrijster gedaan breekt, en deselve niet na en komt, maar heur verlaat om met een ander te trouwen. |
repudiatio haereditatis, verstooting of verlaating eener erffenisse. |
repudium, trouw-belofts breeking; verstooting, of verlaating van sijn breyd of huys-vrouw. |
repulsa instrumentorum. Siet reprobatio instrumentorum. |
repulsa testium. Siet reprobatio testium. |
requirere, begeeren, versoeken. |
requirens, of requisitor, begeerder, versoeker; die iets begeert dat een ander doen sal; of die iets versoekt. |
requisitus, begeerde, versogte; van welke iets begeert of versogt word. |
res, ding, goed, zaake. |
res alienabiles, wandelbaare zaaken, |
| |
| |
vervreemdbaare goederen, welkers eygendom kan overaan van d’een op d’ander. |
res bonae fidei, zaaken ter goeder trouwe. |
res corporales, lighaamelijke dingen, lighaamelijke goederen; d.i. al wat men tasten en voelen kan; gelijk een huys, hof, mensch, goud, silver, een kleed, en andere antastelijke dingen meer. |
res criminales, strafbaare zaaken. |
res divini juris, God toebehoortige zaake. |
res extinctae, goed dat sijn weesen verlooren heeft, of dat niet meer in weesen is. |
res humani juris, mensch toebehoortige zaaken. |
res inalienabiles, onwandelbaare zaaken, onvervreemdbaare goederen, welkers eygendom niet kan over gaan van d’een op d’ander. |
res incorporales, onlighaamelijke zaaken, onlighaamelijke goederen, dewelken men niet tasten of voelen kan, en in regt bestaan, gelijk ’t regt van erffenisse, lijf-togt, bruyk, en verbintenissen op wat wijse deselve sijn over een gekoomen. |
| |
| |
res litigiosae, dingtalige zaaken, twist-zaaken. |
res malae fidei, zaaken ter kwader trouwe. |
res nullius, een zaak die niemand toebehoort; goed dat niemand toebehoort. |
res omnium, zaaken die alle menschen toebehooren; goederen die elk gemeen sijn. |
res pro derelicto habitae, verworpene goederen. |
res publica & universitatis, een zaak die eenige gemeenschap des menschen toebehoort. |
res publica, een land, of volk gemeene zaak. |
res religiosae, de graven der dooden. |
res sacrae, gewijde zaaken. |
res sanctae, stads vesten en poorten. |
res singulares, enkele zaaken. |
res singulorum, zaaken die besondere menschen toe koomen of toebehooren. |
res universales, veel begrijpende zaaken. |
res universitatis, een stad of plaats gemeene zaak. |
rescribere, antwoorden, weder-schrijven. |
rescriptio, antwoord, weder-schrijving. |
| |
| |
rescriptum, een regts-versoek, antwoord. |
rescriptum curiae, een antwoord van ’t hof. |
resolutio, een besluyt, voorneeming. |
responsio, antwoord. |
responsio cum mediis aut probationibus, antwoord met middelen en bewijsen, is een geschrift van een verweerder, waar in hy verscheyde redenen gebruykt, om sijn vermeeten vast te maaken, ende den eysch van den eyscher van stuk tot stuk te weder-leggen. |
responsio rei, antwoord van de gedaagde; besluyt van de antwoord van de gedaagde; antwoord en besluyt van de gedaagde, op den eysch en besluyt van den eyscher. |
responsum, een regts-spraak. |
restituere, weder-geven, herstellen. |
restituere in integrum, herstellen in sijn geheel. |
restitutio, weder-geving, herstelling, verstooring. |
restitutio adversus indebitam aut intempestivam impetrationem mandati, herstelling in sijn geheel tegens de onbehoorlijke en ontijdige verkrijging van een daagbrief. |
| |
| |
restitutio adversus intempestivam aut indebitam insinuationem appellationis, herstelling tegens de ontijdige verwittiging des beroeps. |
restitutio adversus indebitam interjectionem appellationis, herstelling tegen de onbehoorlijke inbrenging des beroeps. |
restitutio in integrum, herstelling in sijn geheel. |
restitutio in integrum ex laesione ultra dimidium, herstelling in sijn geheel uyt zaake van verkorting over de helft. |
restitutio merita causae concernens, herstelling betreffende den grond en eygenschap van de zaak. |
restitutio ordinem judiciarium concernens, herstelling betreffende den anlegging van de regts-vordering. |
retentio, anhouding, geschied als men eenige onkosten doet aan eens anders goed, ter goeder trouwe. |
retractatio, herhandeling van een gewijsde, by het minder getal der raadsheeren of regters gewesen, in den vollen raad; een beroep van een gewijsde van de raads-heeren sittende op de rolle, aan den volle vergaderinge van den raad. |
| |
| |
retractationis postulatio, versoek van herhandeling van een gewijsde. |
retractationem postulare coram pleno senatu, versoeken herhandeling van het gewijsde by de raads-heeren ter rolle sittende geweesen, aan den vollen raad. |
retractus, naasting, sinninge, na-koop, hen-boord, uytdrijving; d.i. het regt dat iemand heeft op eenig verkoft ontilbaar goed, om het selve te benaderen en in des koopers plaatse te treeden, en de koop op sik doen overgaan. |
retroacta, te vooren gehoudene ding-taalen; de laatste gehoudene ding-taalen, die gehouden sijn in een zaake die lange heeft stil gestaan, wanneer die weder by der hand werd genoomen. |
revisio, of recognitio rei judicatae, een herkennisse van de gewesene zaak neemen; weder-oversieninge van de gewijsde zaak doen; hersieninge van een mis-slag, die in een gewijsde van den hoogsten regter geseyd werd begaan te sijn. |
revocare, herroepen, weder-roepen, intrekken, verbreeken. |
revocatio, herroepinge, intrekking, weder-roeping, verbreeking. |
| |
| |
reus, verweerder, antwoorder, tegen-dinger. |
ritè, wel, behoorlijk. |
| |
S.
salarium, loon, werk-loon, wedde, huur-loon. |
salvus conductus, vry-geleyde, is een bevel van de staten des lands, waar by een schuldenaar werd bevrijd tegens sijn schuld-eyscher van verder vervolg ende vangenisse. |
sancire, insetten, instellen, wille-keuren, bevestigen, bevelen op seekere boete of straffe. |
sancitum, ingeset, ingestelt, gewille-keurt, bevestigt, bevolen op een seekere boete of straffe. |
sanctio, insetting, instelling, wille-keur, bevel op een seekere boete of straffe. |
sanctor, insetter, insteller, bevestiger. |
sarta tecta, in goeden raake, in een goeden stand; huysen moet men onderhouden in goeden raake, sonder deselve te laaten vervallen. |
satisfactio, leesting, gemoed-hebbing, genoeg-doening; genoeg-doening met iets anders. |
| |
| |
satrapes, d’rost, land-rost; of d’rust, land-rust; d.i. de rost, of de rust, de land-rost, de land-rust; die van de hooge overheyd gestelt word over een landschap, eenige steden of dorpen, om die selve in ruste te behouden. |
scabinus, een scheepen, een raads-heer in regts zaaken van een lage bank. |
scriptura antidotalis. Siet antidotalis scriptura. |
scriptura comprobatoria. Siet comprobatio testium. |
scriptura privata, een besonder schrift, iemands eygen besonder schrift. |
scriptura reprobatoria. Siet reprobatio testium. |
scriptura publica, een openbaar-schrift; een geschrift van een beampte of openbaar-schrijver, geregts-schrijver, stads-schrijver, of hofs-schrijver, geschreeven; bescheyd van een beampte schrijver. |
secretarius, een geregts-schrijver, geheym-schrijver. |
secretarius curiae, hof-schrijver; des hofs geregts-schrijver. |
senator, een raads-heer in staats of lands zaaken, een raad, vroetschap of meens-man. Senator, is somtijds mede, een raads-heer in regts zaaken. |
| |
| |
senatus, den raad, raads-vergadering; versameling der raads-heeren. |
senatus curiae praesidialis, den raad van ’t hof van Holland. |
senatus supremae curiae, den hoogen raad. |
senatus consultum claudianum. Siet senatus consultum sillanianum. |
senatus consultum libonianum, een raads-besluyt, inhoudende, dat alle die geene, dewelke om geld kwade zaaken in regte toerusten, of valsche getuygenissen gaven, of over een gekomen waren, of maatschappye in gegaan waren tot verbintenisse van onnosele; die haar selven of een ander onder haare magt sijnde een maaking, of erffenis over de hand, in een krijgs-mans of een anders uyterste wil gemaakt hadden; die haar selven mond-borgen van de weese door een uyterste wil gestelt hadden, souden strafbaar sijn, door de misdaad van valsheyd. |
senatus consultum macedonianum, een raads-besluyt verbiedende, dat men geen geld op een onseekere naam, en op groote woeker aan soonen des huys-gesins te leen mogt geven; maar die sulks deeden, verlooren haar |
| |
| |
opspraak tegens deselven, en waren haar geld kwijt. |
senatus consultum orphitianum, een raads-besluyt, waar by de kinderen worden toegelaaten tot de goederen van haar moeders, dewelke sonder uyterste wil te maaken, sterven. Dit raads-besluyt heeft mede plaats in hoere-kinderen, dewelke mede tot de erffenisse van haare moeders worden toegelaaten. |
senatus consultum pegasianum. Siet senatus consultum trebellianum. |
senatus consultum sillanianum, een raads-besluyt verbiedende, dat niemand ’t sy erfgenaam, ’t sy maaking-beurder mogt openen, leesen, of uyt schrijven de uyterste wil of laatste begeerte van eenen, die men seyde, omgebragt te sijn door een van sijn slaaven of iemand anders van den huys-gesinne, of van een ander, voor en al eer door pijnigen van het huys-gesin, de schuldige gevonden en gestraft waren. |
senatus consultum tertullianum, een raads-besluyt, waar by de moeders tot de erffenis van haar kinderen, dewelke sonder uyterste wil te maaken, sterven, toegelaaten worden. Dit |
| |
| |
heeft mede plaats in hoeren, dewelke mede tot de goederen van haare kinderen toegelaten worden. |
senatus consultum trebellianum, een raads-besluyt, by welke toegestaan word, dat een erfgenaam uyt de hand, dewelke de erffenis maar gemaakt was, om aan een ander weer over te laaten, mogt voor sik behouden het vierde gedeelte der erffenisse, ende het selve den erfgenaam over de hand afkorten. |
senatus consultum vellejanum, een raads-besluyt, by welke een vrouwe, die heur selve voor iemand, ’t sy in borg-togte, of in eenige andere verbintenisse, heeft verbonden, word daar van ontslaagen schadeloos, ende de verbintenisse of borg-togt voor nietig gehouden. |
sententia, gedenk-spreuk, een gewijsde, oordeel, doem. |
sententia definitiva, een eynd-oordeel, wijs-doem, ’t laaste gewijsde in een zaake. |
sententia interlocutoria, een by-oordeel, tusschen-oordeel, een gewijsde van den regter tusschen het begin en het eynde van een geding, waar by eenige schik of stel, dien angaande gestelt word. |
| |
| |
sententia provisionalis, een middeler-wijls gewijsde, waar by iemand eenig goed ondertusschen of terwijl men daar om ding-taal voert, word toegewesen; en houd het selve soo lange stand, tot dat de zaak doorsien en overwoogen, anders by eynd-oordeel word gewesen. |
separatio bonorum, boedel-scheyding, scheyding van goederen. |
sequester, scheyds-man, krakeel-goed bewaarder; die eenig goed daar men ding-taal om voert, bewaart. |
sequestrare, in bewaarder hand stellen; goed daar men ding-taal om voert, iemand te bewaren geven. |
sequestratio, in bewaarder hand stelling, is wanneer eenig geld, of iets anders (waar over geding ontstaat) in de hand van een ander werd gestelt. |
serva, een slavinne, of slovinne. Siet servus. |
servire, slaaven, of slooven; d.i. allerley harde dienstbaarheyd doen. |
servitutes, dienstbaarheeden, slavernyen. |
servitutes praediorum, erf-dienstbaarheeden. |
servitutes praediorum rusticorum, veld-dienstbaarheeden. |
| |
| |
servitutes praediorum urbanorum, huys-dienstbaarheeden. |
servus, een slaaf, of sloof, die lijf-eygen is aan een ander, en an deselve schuldig is allerley dienstbaarheyd; lijf-eygen. |
si navis navi nocuerit, soo een schip het ander schip beschadigt had. Siet actio si navis, &c. |
si quadrupes pauperiem fecerat, soo een beest iemand beschadigt had. Siet actio si quadrupes, &c. |
si qua causa justa videbitur, sooder eenige wettige oorzaak sal schijnen te sijn. |
si qua mulier senatus consultum vellejanum renunciaverat, al hadde schoon een vrouw afstant gedaan van haar regt van on-anspreekelijkheyd in verbintenisse. Siet senatus consultum vellejanum; en ook beneficium senatus consulti vellejani. |
simpliciter, eenvoudelijk, regt uyt. |
singularis res. Siet res singularis. |
sine praejudicio exceptionis, ulteriores defensiones proponere, dien onvermindert sijn verdere bewering voorstellen; d.i. behalven het voorstellen van verset, ook eygentlijk op de twist-zaak selve antwoorde. |
sistere, anhouden, ophouden, stil doen |
| |
| |
staan, te voorschijn brengen, te voorschijn komen. |
sistere se vadimonio, in gijseling sik laaten vinden; in gijseling te voorschijn komen. |
socer, mijn vrouws vader, schoon-vader. Hoogd. Ein schwäher. Hol. swager. |
socer magnus, mijn huys-vrouws groot-vader, schoon-vaders vader. |
societas, maatschap, geselschap, gemeenschap, vennootschap. |
societas classis novalis, maatschap van scheepen; verbond van geselschap van scheepen in zee. |
socius, maat, gesel, makker, vennoot. |
socrus, mijn huys-vrouws moeder, schoon-moeder. Hoogd. Ein schwiger. Hol. swagerin. |
socrus magna, mijn vrouws groot-moeder, schoon-moeders moeder. |
solemniter, plegtelijk, gewonelijk. |
sollicitator, ansoeker; die dagelijks voor de dings-luyden de regters ansoekt en anhoud by deselven om gewijsde. |
solutio, betaling, voldoening, ontbinding. |
solutio per partes, betaaling by deelen. |
solutio, een voldoening schrift, waar by iemand anwijst, dat hy voldaan heeft het bewijs, dat hem by den regter is opgelegt, of waar by hy een |
| |
| |
rekening voor de tweede maal wederspreekt of tegenspreekt. |
solutio solutionis, vodoening-schrifts weerlegging, waar by iemand anwijst, dat sijn tegen-dinger niet en heeft voldaan het bewijs, dat hem by den regter is opgelegt, of waar by een rekening voor de tweede maal word voorgestaan. |
soror, een suster, in sijde maagschap het tweede gelid. |
soror consanguinea, een halve suster van ’s vader wege. |
soror germana, een volle suster. |
soro uterina, een halve suster van ’s moeders wege. |
sors, hoofd-schuld, hoofd-penningen, of het eerste geld daar de woeker of jaarlijkse win-penningen op geset word. |
spatium solvendi creditoribus. Siet atterminatio. |
species, gedaante, afkomste; een soorte, slag, bysonder. |
species cum suo genere, een sonderlinge soorte met sijn algemeen geslagte. |
specialis, bysonder, sonderling. In specie, in ’t besonder, afsonderlijk; na sijn onderscheydinge. |
specialis procuratio. Siet procuratio specialis. |
| |
| |
specificatio, gedaant-geving; d.i. aan eenige stoffe een nieuwe gedaante of gestaltenisse geven. |
speculatio, sinne-werking, besinning, opmerking, bespeuring, bespieding, beschouwing. |
spoliator, stoorder; die iemand met gewelt uyt sijn besittinge van eenig goed, ’t welk hy vreedsamelijk en ter goeder trouwe besat, stoot; een roover, die iemands goed op de weg berooft. |
spoliatus, gestoorde, uyt sijn besit gestootene, een beroofde. |
spoliatio, stoorenisse, uytstootinge uyt ’t besit, een beroovinge, afsetting. |
sponsa, een breyd, of bereyd, een vrijster, of weduwe; die aan een vryer, of wewenaar door trouw-belofte verlooft is; en bereyd (waar van sy ook de naam heeft van breyd) om het anstaande houwlijk te voltrekken, en alsoo haar trouw-belofte na te komen. |
sponsalia, trouw-beloften; de beloften wedersijds tusschen een breyd-man en breyd. |
sponsus, een breyd-man, of bereyd-man; een vryer of wewenaar, die aan een vrijster, of weduwe, door trouw-beloften verlooft is; en bereyd (waar van hy ook de naam heeft van breyd- |
| |
| |
-man) om het anstaande houwlijk te voltrekken, en alsoo sijn trouw-beloften na te komen. |
sponsor, beloover, borge; die voor iemand borge blijft. |
spuria (scil. filia) een hoeren dogter. Siet liberi spurii. |
spurius (scil. filius) een hoere soon. Siet liberi spurii. |
stabularii, stal-houders; waerden of herbergiers; stal-meesters. |
statio, een plaatse daar men te samen komt om wat nieuws te hooren; een beurs; een zee-haven; een wagt-plaats, daar de krijgs-knegten heure wagt houden; een stal voor beesten; een regt-bank of vierschaar; een plaats daar iemand komt om sijn ampt te bedienen; ontfang; rekening. |
statio fiscalis, een plaats alwaar ’s lands gemeene zaak bedient word; of een plaats alwaar ’s lands voorspraak sijn ampt bedient; de schat-kists plaats of stand. |
status, de staat of gelegentheyd van iemand. |
statutum, insetting; een land of stede-regt; een land of stad-wet. |
stilus curiae, regts-gebruyk, regts-loop, wijse van regts-pleging. |
| |
| |
stipulari, toeseggen, belooven, eyschen, bedingen, vraagen, oft worden gevraagt met begeerte; vestigen. |
stipulatio, toesegging, belofte, eysch, maaning, vraage. |
stipulator, eyscher ende begeerder van belofte, vraager, toesegger, beloover. |
stipulatus. Siet stipulatio. |
strictè, op ’t nauwste genoomen; eng genoomen. |
stricti juris, volgens ’t regt op ’t engst of ’t nauwst genoomen. |
stuprari, een vrouw-mensch onteeren, of schenden; verkragten een vrouw of vrijster. |
stuprator, een vrouwe-schender, of onteerder. |
stuprum, onteeringe, vrouwe-schending, verkragting. |
sub conditione, by seeker geval, ofte met een indien, met een beding, onder voorwaarde. |
sub conditione impossibili, onder een indien dat onmogelijk is; onder een onmogelijke voorwaarde. |
subhastatio, by stok-verkooping, by stok-opveyling. |
subhastatio juridica, quae jussu judicis fit, een verkoopinge van een schuldenaars goederen by opveyling na voorgaande |
| |
| |
gewijsde des regters; welke verkooping door de deurwaarders begonne, ende te hove voltrokke werd. |
subjectio, onderwerpinge. |
sub infeudatio, agter-leen, leens-leen, leens-leen-stelling, agter-leen-stelling; als een leen-man een ander in sijn leen steld, werd die gestelde leens-leen-man genoemt. |
submissio, een verblijf, waar by iemand sijn zaake steld aan het seggenschap van goede mannen, of uytspraak van gewille-keurde regters. |
sub modo, mits gestelde mate. |
subornatio, een heymelijke oprusting, of besteeking. |
subreptio & obreptio, waarheyds verswijging, en onwaarheyds voorstelling; kwalijk ende t’ onregt te kennen geven; d.i. wanneer iemand in sijn versoek de waarheyd swijgt, ofte onwaarheyd voorsteld. |
subsignatio, een onderteykening. |
substantialis, wesentlijk. |
substituere, vervangen; beveelen by meer leden, in sijn uyterste wille; d.i. sijn erfgenaams erfgenaam vervangen, of stellen in sijn uyterste wil. |
substituere pupillariter. Siet pupillariter substituere. |
| |
| |
substituendo, erf-stelling uyt der hand doende met meerder leden; met te vervangen sijn erfgenaams erfgenaam. |
substitutio, vervang, vervanging, beveeling by meer leden. Siet substituere. |
substitutio exemplaris, de erf-stelling, die de vaders plegen te doen, van haare sinneloose kinderen, in haar uyterste wil; vervang van sinneloose kinderen by uyterste wil. |
substitutio feudalis. Siet feudalis substitutio. |
substitutio pupillaris. Siet pupillaris substitutio. |
substitutio quasi pupillaris. Siet substitutio exemplaris. |
succedere, na-komen, na-volgen, volgen in de plaats van een ander. |
successio ab intestato, na-volging by versterf. |
successor, een na-saat, na-komeling, na-komer. |
successor singularis, een enkele na-saat, een eenige na-komeling. |
sufficere, vervulling doen, genoeg sijn. |
summarie, by kort overslag, by kort regt. |
supellex, huys-raat; gelijk stoelen, banken, kisten, kassen, en andere dingen meer. |
| |
| |
supplicator, versoeker, die by versoek-schrift iets versoekt van den regter in regts zaaken, of van de overheyd in andere zaaken. |
suprema curia. Siet curia suprema. |
susceptores, doop-heffers, die jonge kinderen ten doop heffen en houden. |
suspectus de fuga, verdagt van vlugten. |
suspensio executionis sententiae latae, een opschorsinge van de kragt van een gewijsde voor seekeren tijd. |
sustinere, beweeren, staande houden. |
suus haeres. Siet haeres suus. |
syndicus civitatis, een raads-man, spreeker, die het woord voert wegens de vroedschap of raad. |
| |
T.
tabellio, of tabellarius, een beampte-schrijver, openbaar-schrijver; d.i. die by de land overheyd werd toegelaaten sijn schrijf-ampt te oeffenen. |
tabulae testamenti. Siet testamentum. |
taxare, schatten, op geld setten, waardeeren. |
taxatio, schatting, op geld setting, waardeering. |
taxator, schatter, die iets op geld set, waardeerder. |
| |
| |
taxatus, geschat, op geld geset. |
tenor, inhoud, schik, vervolg. |
tergiversari, in ’t geheel ophouden van de beschuldiginge; aarzelen, agter uyt deysen, weygeren; als iemand die een anderen beschuldigen most, het selve na laat te doen, den rugge keeren, niet willen tot reeden of bescheyd komen. |
tergiversatio, na laating van beschuldiging, aarzeling, agter uyt deysing, uytvlugt, weygering. |
tergiversator, beschuldiging na-laater, aarzeler, agter uyt deyser, uytvlugt-soeker, weygeraar. |
terminare, sligten, slegten, of beslegten, bepaalen, eindigen. |
teminatio, eind, uyt-eind, bepaaling, uytgang. |
termini artis, konst-woorden. |
terminus, een bestemde tijd, of gesette tijd, waar op den eenen ofte den andere van de geene die ding-taal voeren, dit of dat doen moet; bepaaling, merk-teeken of paal-teeken, tal-wortel. |
terminus peremptorius, gesette vervalligen tijd; gestelde tijd, om het een of ’t ander te moeten doen, onder verbeurte van verval of vernietiging van |
| |
| |
het geene men naderhand soude willen inbrengen, of voorstellen. |
territorium, landschap, regts-gebied. |
testamentarii tutores. Siet tutores testamentarii. |
testamentum, volkome uyterste wil, uyterste wil, laatste begeerte, in ’t beschikken van sijn goederen voor sijn dood, an wie deselven sullen overgaan na de dood. |
testamentum nuncupativum, een mondeling gemaakte uyterste wil; als iemand mondeling sijn uyterste wil, of laatste begeerte seyd tegen een openbaar-schrijver, die deselve als dan ter gedagtenisse beschrijft. |
testamentum scriptum, een beschreven uyterste wil; als iemand sijn laatste begeerte self beschrijft en by geschrifte na laat. |
testator, willer, uyterste wil maaker; die sijn uyterste wil of laatste begeerte maakt. |
testatrix, wilster, uyterste wil maakster. |
testimonium, verklaaring, getuygenisse, betuyging. |
testimonium dicere, of testimonium perhibere, oorkonden, getuygenis der waarheyd geeven, verklaaring doen, getuygen, betuygen, in regte verklaaren. |
| |
| |
testis, getuyge, oorkonder. |
theoria, Θεορία, kennisse. |
theoria juris, regts kennisse. |
titulus, een regtelijke ankomste, ankomste. |
titulus lucrativus, een ankomst sonder geld, winstelijke ankomst. |
titulus onerosus, een lastige ankomst. |
tortura, een pijn-bank. |
totum, een geheel. |
totus, geheel, heel, gantsch. |
traditio, levering, opdragt, overleevering. |
transactio, dading, willig verdrag, vriendelijke scheyding, daanding. |
transferre, overdragen, overvoeren, oversetten. |
transferre dominium, opdragen, of over geven den eygendom van eenig ding. |
transigere, dadingen, willig verdraagen. |
transire, verwandelen, doorgaan. |
translatio, overdragt, overvoering, oversetting. |
translatio dominii, opdragt, of overgifte van den eygendom van eenig ding. |
translator, opdrager, overdrager, overgever. |
| |
| |
translator dominii, eygendoms opdrager, overdrager, of overgever. |
transmissio, overdragte, agterlaating, door-heen laating, overvoering. |
transmissorius, overdrager; die iets aan een ander over laat; agterlaater. |
transmittere, agter laaten, agter wege laaten, over dragen, door laaten, over vaaren. |
trapesiti, Τραπεζίται, tafel-houders. |
tribunal, hoge regts-plaats, regter-stoel, vierschaar; d.i. een schaar of hoop van viere; t.w. schoudaet, scheepenen, en den anlegger en verweerder. |
tribunus militaris, een bender-heer; een heer van een bende van vijftig edel-luyden. |
tribunus plebis, een wijk-meester, buurt-meester. |
tributum, bede, schatting, dewelke die geen betaalen, die van een ander overwonnen sijn, tot teeken van onderhoorigheyd; of schatting dewelke die geen betaalen, die vreemd in een anders land woonen, om vry daar in te mogen woonen. |
tributum annuum, verponding, die men van landen geeft. |
tributum salvi conductus, vry-geley-geld; ’t welk men voor vry-geleyde geeft. |
| |
| |
tributum transmigrationis ab una in aliam regionem, verplaats-geld, ’t welk ge-eyscht word uyt een regt, eenige steden toekomende, tot een gedeelte van haare burgers goederen, die op een ander gaan woonen. |
trinepos, meer bet na agter ’s kinds soon, sijnde in nedergaande maagschap het seste gelid. |
trineptis, meer bet na agter ’s kinds dogter, in nedergaande maagschap het seste gelid. |
trinepotes & trineptes, meer bet na agter ’s kinds soonen en dogters; meer bet na agter ’s kinds kinderen, in nedergaande maag-tal het seste gelid. |
tritavia, meer bet over oude groot-moeder, in opgaande maagschap het seste gelid. |
tritavus, meer bet over-oud groot-vader, in opgaande maagschap het seste gelid. |
turbatio, stoorenisse; als iemand in sijn besitting verhindert word. |
tutela, voogdye, mond-borgschap. |
tutela & cura, voogdye, mond-borgschap, en voorsorging. |
tutores, voogden, mond-borgen; die de voogdye hebben over onbejaarde weesen. |
| |
| |
tutores dativi, voogden of mond-borgen by de overheyd gestelt; ’t welk geschied als daar geen voogden by uyterste wil sijn gestelt, of datter geen vrienden sijn, die de voogdye willen aanneemen. |
tutores legitimi, wettige voogden, die na de wetten gehouden waaren de voogdye an te neemen uyt heele na bloed-vriendschap. |
tutores testamentarii, voogden of mond-borgen by uyterste wil gesteld. |
| |
V.
vadatus, gegijselde; die om eenige schulden vast geset word totter tijd die betaalt sijn; of die vast geset word om het gewijsde ’t welk hy tot sijn nadeel heeft, te voldoen. |
vadimonium, gijseling, is een uytwerking van een gewijsde, in zaaken die bestaan in iet te moeten doen, waar by iemand, die ’t selve tot sijnen nadeel is, werd belast in een herberge of ander plaats te gaan, ende aldaar te blijven tot dat hy voldaan heeft. |
vadimonium alterum, een tweede gijseling. |
vadimonii relaxatio, ontslaaging van de gijseling. |
| |
| |
valvasores, leens-leen-mannen. |
vasallus, een leen-man, smal-heer. |
vas, een borge; die voor iemand borge blijft in straf-zaaken. |
ubi pupillus ali & educari debeat, waar een weese onderhouden en opgevoed moet werden. |
vectigal, vaar-geld; geld tot betaalinge van vry-geleyde. |
vectigal, een jaarlijks inkomste, tol, pagt. |
vectigalia publica, gemeene middelen; ’s lands inkomsten van tollen en pagten. |
vectigal quod penditur pro commeatu, vry-geley betaaling, vry-geley-geld, ’t welk men van koopmanschappen betaalt, om die vryelijk uyt te voeren. |
vendere, verkoopen. Venditio, verkooping. Venditor, verkooper. |
venia curiae, oorlof van den hove; ontslaging van de voor-regt-betrekking, is wanneer door het afwesen van den dagvaarder, de gedaagde krijgt oorlof van den hove. Siet comparuit. |
verborum obligatio. Siet obligatio verborum. |
vestis, een kleed, kleederen, lijfs-toebehoorten. |
| |
| |
via, een weg; ’t regt om met wagens ofte paarden over iemands land te vaaren. |
via publica, de gemeene weg; de heere weg, is een weg gemeen voor al het volk, die by ieder een gebruykt mag werden. |
via vicinalis, een buur-weg, eenige gebuuren toebehoorende; een weg die verscheyde buuren t’samen toe komt. |
victus, de kost, lijfs-onderhoud. |
victor, overwinner; die het gewijsde tot sijn voordeel krijgt. |
vidua, weduwe, wewe of weene; een vrouwe diens man gestorven is, ende die oversulks in den we of ween, en druk blijft sitten. |
viduus, wedunaar, wewenaar of weener; een man welkers vrouw gestorven is, ende die dieshalven deselven beweent; wewenaar of weener is een man die weenende is, of die iets beweent. |
vindicatio, een eygening, antaal, bevrying, vry-maaking, eysching. |
vindicatio rei. Siet rei vindicatio. |
violare, verbreeken, schenden, verderven, verkragten, gewelt doen. |
violentia, bedwang, verbreeking, gewelt. |
| |
| |
vir, een man. |
vitricus, een stief-vader. |
vivarium, een warande; een plaatse daar men wilde beesten houd. |
universales res. Siet res universales. |
universitas, een algemeene beheering. |
usucapere, bekomen door gebruyk of besit; den eygendom van eenig ding bekomen door besit of gebruyk ter goeder trouwe. |
usucapio, bekoming door gebruyk of besit; eygendoms bekoming door gebruyk of besit; verjaaring. |
usus, bruyk, gebruyk, is een geregtigheyd om nut te trekken van een zaak; maar niet allerley vrugten. |
ususfructus, lijf-togt, is togt voor des togters leeven; vrugt-gebruyk, vrugt-trekking. Quasi ususfructus, nabootsing van lijf-togt, lijf-togts gelijk. |
ususfructuarius, lijf-togtenaar, verbruyker, is die de lijf-togt geniet. |
usura, geld-gewin, win-penningen, die men van sijn geld krijgt; woeker, geld-winst. |
utile dominium. Siet dominium utile. |
ut declaretur actor, se, utpote cum tempore plus petitur adhuc necdum posse agere, dat den eyscher verklaart sal |
| |
| |
werden niet ontfankelijk voor als nog; als dewelke te vroeg op is. |
ut declaretur actor, se, à limine judicii repelli debere, dat den eyscher verklaart sal werden niet ontfankelijk voor als nog. |
ut, actorem necdum esse admissibilem agendi, declaretur, dat den eyscher verklaart sal werden nog niet ontfankelijk te sijn. |
ut adhuc nondum agere possit actor, dat den eyscher tot nog toe niet en kan ding-taal voeren. |
ut actor necdum sit admissibilis agendi, dat den eyscher nog niet en is ontfankelijk om ding-taal te voeren. |
ut articulis assertive aut negative respondeat. Siet articulus. |
ut illud examen testium pro legitimo habeatur. Siet examen. |
ut reus, se mandatis curiae, pendente lite, obtemperaturum, spondeat, dat de gedaagde verklaare, te sullen, hangende den gedinge, na-komen de bevelen des hofs; dat de gedaagde nakoming verklaare. |
uti, bruyken, gebruyken, besigen. |
uti reprobationibus & comprobationibus juris, gebruyken wederleggingen, en bescherming van regte. |
| |
| |
vulgo quaesiti (scil. liberi) hoere-kinderen, in ’t wilde gemaakte kinderen; d.i. kinderen van onseekere vaders geteelt. Siet liberi spurii. |
uxor, huys-vrouw, getrouwde vrouw; huys-vro-houw, of huys-vreugd-houw; vrouw, vro-houw, vreugd-houw. |
|
|