| |
| |
| |
By-voegsel Van nog eenige overgeslage woorden, dewelke vvy nodig geagt hebben om hier agter te voegen, tot vermeerdering van de Woorden-Schat.
| |
A.
abactor. Siet abigeus. |
abamita. Siet amita maxima. |
abavunculus. Siet avunculus maximus. |
abesse, afwesen, af sijn, niet tegenwoordig zijn. |
abigeus, een vee-dief; die de beesten uyt de weyde steelt. |
abigeatus, vee-dievery, beeste-dievery, vee-dief-stal. |
abigere, vee steelen, beesten steelen, verjaagen, verdrijven. |
abjudicare, afwijsen, ontwijsen, met regt ontwijsen. |
abjudicatio, afwijsing, ontwijsing. |
abmatertera. Siet matertera maxima. |
abpatruus. Siet patruus maximus. |
abrogatio, afschaffing, afsetting, afbreeking, te niet doening. |
abrogatio legis, afschaffing van een |
| |
| |
wet, wet-afschaffing, afsetting van een wet; als een wet in ’t geheel word afgeschaft en te niet gedaan. |
abrogare, afschaffen, afsetten, te niet doen, breeken. |
abrogare legem, een wet geheel end’ al afschaffen, een wet te niet doen, een wet breeken, een wet afsetten. |
absens, afwesende, afsijnde, niet tegenwoordig sijnde. |
absentare, sik te soek maaken, verborgen houden, after blijven. |
abstentio, onthoudinge of wederhoudinge van ’t angaan eener erffenisse. |
abstentus, wederhoudene van een erffenis an te gaan; onthoude of afgehoude van een erffenis an te gaan. |
abusio, misbruyking. |
abusive, oneygentlijk, door misbruyk, tegen ’t gebruyk. |
abusus, misbruyk, misbruyking; d.i. kwalijk gebruyk. Abusus, verbruyk, verbruyking. |
abuti, misbruyken, kwalijk gebruyken. Abuti, verbruyken; d.i. met te gebruyken, verslijten of verteeren. |
acceptare, tot sijn voordeel anvaarden, aanneemen. |
acceptum ferre, bekenne ontfangen te hebben; dank weeten. |
| |
| |
accessorius, bykomende, bykomstig. |
accipere haereditatem ex testamento, erf-beuren, erven, erf-goed beuren, goed erven by uyterste wil. |
accommodare, voordeelig, of behulpig sijn, by voegen, by schikken, gerieven, voegen, toepassen, schikken. |
accommodatio, behulpsaamheyd, byvoeging, byschikking, gerieving, toepassing, schikking. |
accumulare, by een vergaderen, by een versamelen, te samen voegen. |
accumulatio, vergadering, t’samenvoeging, by een versameling. |
accusatio internecini, beschuldiging van ombrenging, anklaaging van ombrenging of dood-slag om de erffenis te bekomen; als iemand beschuldigt wierd of angeklaagt, dat hy iemand soude hebben om ’t leeven gebragt, om uyt een valsche uyterste wil de goederen der vermoorde te bekomen. |
actio, ’t regt, ’t welk men ergens op heeft. |
actio abitraria, een opspraak waar by iets ge-eyscht word, dog met die byvoeginge datter sal toegewesen werden soo veel, als den regter sal goet vinden te behooren; anders, een op-spraak van eysch (by voorbeeld van |
| |
| |
een seker stuk gelds) welkers toewijsing, ’t sy ’t geen ge-eyscht word werd toegewesen; ’t sy minder, bestaat in ’t goed-dunken des regters. |
actio beneficiaria, opspraak uyt eenig vergund regt. Een opspraak van soodanig een, dewelke eenig regt of voordeel is vergund en toegestaan, tegens die geene, welken hem daer in soeken nadeelig te sijn. |
actio calumniae, opspraak om valsche regt-vordering te mijden; een opspraak van den verweerder tegens den anleggers des gedings, ingevalle hy den eed om valsche regts-vordering te mijden niet gedaan had. |
actio cautionis, opspraak van goede sekering; opspraak van goede sekering stellinge; als iemand van een ander, an dewelke hy geld geleent heeft, een hand-schrift eyscht tot versekering en bewijs van de schuld. Sekering geschied somtijds ook wel door borg-stelling. |
actio cautionis judicio sisti, opspraak van seker-stelling, om in regte te sullen verschijnen; welke een anlegger eyscht van den verweerder. |
actio centum viralis, het regt, ’t sy opspraak op een mensch, of antaal op |
| |
| |
eenig goed, ’t welk most dienen voor de honderd en vijf regters van Romen. Welke regters gekoren wierden uyt de 35 wijkken der stad; t.w. uyt ider wijk drie, om de gemeene regts zaaken te oordelen; honderd-mannig regt. |
actio chirographaria, of actio ex chirographo, opspraak uyt verbintenisse van hand-schrift; wanneer een schuld-eyscher sijn schuldenaar voor regt daagt, uyt schuld, van welke hy tot versekering heeft, des schuldenaars hand-schrift. |
actio condictionis. Siet actio condictitia. |
actio de aestimato. Siet actio aestimatoria. |
actio de filia dotanda, opspraak om een dogter houwlijks goed te geven; een opspraak van een dogter of iemand van haarent wegen, tegens de ouders, ingevalle die van vermogen sijn, en dan weygerig om een dogter na behooren uyt te setten. |
actio de liberis ex hibendis, opspraak om de kinderen te voorschijn te brengen: een opspraak van een vader tegens die geene, de welke sijn kinderen tegens sijn dank ophouden, en de selven niet en willen te voorschijn brengen. |
| |
| |
actio emphyteutica. Siet actio emphyteuticaria. |
actio ex constituto, opspraak uyt toesegging; een opspraak tegens een, dewelke uyt sik self vrywillig, sonder af-eysching, toesegging gedaan heeft, een schuld of voor sik of voor een ander te sullen betaalen. |
actio ex stipulatu, opspraak uyt beding, of eysch; een opspraak dewelke die toe komt, die iets, ’t sy ’t een oft ’t ander, voor sik self van een ander ge-eyscht, of bedongen heeft. |
actio ex testamento, opspraak uyt een uyterste wil; een opspraak dewelk eener toe komt aan wien by uyterste wil iets is nagelaten, ’t sy by maaking of by erffenis over de hand, tegen die geene dewelke het bewint van de erffenis hebben. |
actio forensis, of actio civilis, opspraak uyt een gemeene geld-schuld zaak, of uyt een gemeene geschil zaak. Actio forensis, een opspraak dewelke maar alleen kan dienen voor den reger, of gewille-keurde regers, |
| |
| |
en niet voor goede mannen. Actio forensis, een opspraak waar by men moetwillige en ligtvaardige schuldenaars, dewelke sonder oorzaak betaalinge of voldoeninge weygeren, voor het gerigte dagvaarden. |
actio generalis, een algemeene antaal, waar by men antaal heeft op verscheyde soorten van goederen; een antaal op eenige goederen in ’t algemeen; een antaal welk behoort tot het geen algemeen is, en verscheyde soorten van goederen begrijpt. |
actio haereditaria, opspraak van erffenisse; erffenis raakende opspraak. Dese opspraak is oft van andere tegens de erfenaamen, of van de erfgenaamen ter zaake van de erffenis tegens anderen. |
actio hypothecaria, antaal op eenig veronderpand goed; een antaal welke een schuld-eyscher heeft op eenig veronderpand goed ’t welk voor de schuld verbonden is. |
actio impertinens, een onbehoorelijke of ongerijmde opspraak; als iemand sonder ondersoek des daads of regts, maar ligtvaardig en onbedagt een ander in regten betrekt. |
actio in factum ex jurejurando, opspraak |
| |
| |
tegens iemand of hy geswooren heeft of eed gedaan. |
actio ingrati, opspraak van ondankbaarheyd, of opspraak uyt ondankbaarheyd; als iemand, dewelke van een ander eenige giften of geschenken heeft ontfangen, sik misgrijpt tegens den schenker, met hem eenig ongelijk, ’t sy hoon of smaat an te doen, soo heeft den ander tegen dien opspraak van ondankbaarheyd, by welke den gever des geschenks de geschonke gifte van den schenk-anneemer wederom als van een onwaardige, kan af eyschen. |
actio interrogatoria, opspraak van ondervraaging, regt om iemand te mogen ondervraagen; een regt of opspraak waar by den een van den ander daar toe wierd gedrongen, om op dese of geene vraag-stukken te moeten antwoorden. |
actio internecini, opspraak van ombrenging of dood-slag, waar by iemand beschuldigt wierd, dat hy een ander soude hebben om ’t leven gebragt, om door een valsche uyterste wil de goederen der vermoorde te bekomen. |
actio judicii, opspraak van regts-pleeging. |
| |
| |
actio judicii mutandi causa facta, opspraak om de regts-pleeging te veranderen gedaan; een opspraak dewelk inhoud de schade, die wy om de harde zaak van een uytgemaakte tegendinger, welk in schijn van een ander kwam, geleden hebben. |
actio jurisjurandi, opspraak van eed-sweering, of opspraak uyt eed-sweering; een opspraak waar by een eyscher eyscht, dat de gedaagde sal gedoemt worden te betaalen dat geene, ’t welk hy eyscher, den eed hem by de gedaagde opgelegt sijnde en door den regter gestadet, geswooren heeft, dat de gedaagde aan hem schuldig is. |
actio liberalis, een opspraak of iemand een vry-geboorene of een slaaf is; een opspraak van een staats verschil. |
actio mixta, of actio mista, een vermengd regt, ’t welk is tweederley; ’t eerste, waar by men eenig genomen goed en de straffe, dewelke was of twee, dry, of vierdubbelde vergoeding, vervolgde; d.i. antaal op het goed, en eysch tot voldoening van de straffe: ’t tweede, waar by men heeft antaal op eenig goed, en opspraak op een mensch, en in welk elk van beyde of anlegger of verweerder kan sijn. |
| |
| |
actio perpetua, altijd duurend regt; d.i. een opspraak of antaal, dewelke nimmer vervalt, maar die men t’ allen tijde kan instellen en vervolgen; een altijd duurende opspraak of antaal. |
actio plena, een volkome opspraak of antaal, een volkome regt. |
actio poenalis, of actio poenaria, opspraak tot eysching van straf, opspraak van straffe uyt misdaad spruytende; een opspraak op iemand, waar by men eyscht, dat hy sal gestraft worden ter oorzaake van eenige misdaad. |
actio popularis, een volk-gemeene opspraak, dewelke aan een ieder van ’t volk van een stad of land word tegen iemand, die tegen het gemeene best heeft misdaan, verleent en toegestaan. |
actio possessoria, opspraak uyt besit, opspraak van besit; regt, ’t sy opspraak of antaal, ’t welk uyt zaaken van besitting van goederen voort komt; besit-rakende opspraak. |
actio praetoria, ’t regt, ’t sy opspraak of antaal, ’t welk diende voor den opperregter van Romen. |
actio pro socio, opspraak tegens een |
| |
| |
ven-noot, ingevalle die trouwelooselijk heeft gehandelt in de gemaakte gemeenschap van goederen. |
actio receptitia, opspraak uyt schuld-anneeming om te betaalen; een opspraak by welke eertijds gehouden wierden de wisselaars of elke andere schuldenaars, dewelke belooft hadden, datse geld of een schuld, alsoo wel te vooren niet schuldig sijnde, souden betaalen; een opspraak tegen iemand die een schuld-verbintenisse op sik genomen heeft, en belooft de schuld of het geld te betaalen. |
actio rescindens. Siet actio rescissoria. |
actio revocatoria, opspraak van herroeping, regt van weder-intrekking, of verbreeking van iets ’t geen gedaan is. Siet actio calvisiana. Actio fabiana, en actio pauliana. |
actio sequestraria, of actio sequestraria depositi, opspraak uyt bewaarder hand stelling, opspraak uyt in bewaaring stelling van eenig krakkeel-goed; opspraak tegen een krakkeel-goed bewaarder, by welke eenig goed, daar verschil om was, in bewaaring was gestelt. |
actio specialis, een besondere antaal, een antaal tot eenig goed in ’t be- |
| |
| |
sonder; regt tot dit of dat goed. |
actio temporalis, voor een tijd duurend regt; d.i. een opspraak of antaal, dewelke indiense binnen sekere gestelde tijd, die daar toe staat, niet en word ingestelt en vervolgt, vervalt; een voor een tijd duurend opspraak of antaal. |
actio triticaria, antaal op eenige land-vrugten, regt op eenige land-goederen; een antaal op iets dat in geen geld en bestaat. |
actio vectigalis, antaal op eenig erf-pagt land; opspraak uyt huur van een stuk lands, ’t welk met een jaarlijkse grond-inkomst is beswaart, tegens den besitter of verhuurders daar van. |
actionem cessam obtinere, een anders afgestaane regt bekomen en verkrijgen. |
actio universalis, een algemeene antaal; antaal op eenig goed, ’t welk verscheyde soorten van goederen in sik begrijpt, in ’t geheel of algemeen. Gelijk antaal op een erffenis, op een breyd-schat, of op eenig regts-gebied. |
actum, eenig gedaan werk. |
actus conditionalis, een voorwaardige handeling, een handeling die op eeni- |
| |
| |
ge voorwaarden moet geschieden; een handeling die op voorwaarden geschied. |
actus extraneus, een buyten handeling, niet behoorende tot dat ’t welk nu na malkander word verhandelt; een buyten handeling die niet en behoort tot een andere handeling die verhandelt word. |
actus forensis, een geregts handeling, die gewoon is in regts-pleeging te verkeeren. |
actus legitimus, een wettige handeling, een handeling na de wet; d.i. na beschreve regten. |
actus necessarius, een noodzaakelijke handeling, dewelke maar alleen op een wijse kan gedaan worden. |
actus privatus, een besondere handeling, een handeling onder eenige lieden in ’t besonder. |
actus publicus, een gemeene handeling, algemeene handeling, openbaare handeling. |
actus voluntarius, een vry-willige handeling, dewelke verscheydelijk kan gedaan worden. |
acquirere, verkrijgen, bekomen. |
adsessores, of assessores, eenige geleerde mannen, die de gewijsdens |
| |
| |
van den ongeleerden regter ramen. |
additamentum, by-voegsel, by-koming. |
additionalis, by-voegsel, by-koming, by-voegbaar. |
adjudicare, toewijsen, aanwijsen. |
adjudicatio, toewijsing, aanwijsing. |
advocare, toeroepen, iemands woord te doen, by sik roepen, tot sik roepen, spreeken voor iemand. |
adjutorium, een behulp-schrift, een behulp-middel. |
admissum, een misdaad. |
admittere, toelaaten, inlaaten, ontfangen, verlof geven. Admittere, misdoen, eenige kwaade daad bedrijven. |
adoptatitius, een angenome kinds soon; de soon van een angenome kind. |
adoptitius, anneemeling, angenomene, angenomen. |
adscribere, toe-schrijven, toe-eygenen. |
adscriptitius. Siet colonus adscriptitius. Cives adscriptitius, en miles adscriptitius. |
adscriptitius glebae, een land-bouwend slaaf, of een land-eygen slaaf, dewelke in eygendom by dat land hoorde, en te gelijk met het land den heer diende, en in verkoopinge van ’t land |
| |
| |
ook met het land verkoft wierde. |
adscriptitius, by-geschreven, by-geset, angeschrevene, anschrijveling, by-geschrevene, by-gesettede. |
adstipulative, mêe-willende, verwilligende, toestemmende, of toestemmender wijse, verwilligender wijse. |
aeditimus, of aedituus, een kerk-meester. Hoogd. Kirchenhüter. |
affirmare, sekeren, toeseggen, versekeren, vastelijk seggen, een ding voorwaar toeseggen. |
affixum, angehegt, angehaakt. |
agere, oeffenen, in regte handelen. |
agere non valenti non currit praescriptio, tegens die sijn regt niet vervolgen kan, en loopt geen verjaaring. |
ager, land ’t welk bebouwt word, bouw-land. |
alienator, vervreemder, die eenige eygendom van goederen, welken hy heeft, vervreemd; d.i. an een ander over laat. |
alimentarius, onderhoudene, lijftogtenaar, die iets tot onderhoud en lijf-togt gemaakt is. |
allegare, by-brengen, sijn redenen by-brengen en opseggen, in regten by-brengen, voorts-brengen, verligten, ontlasten. |
| |
| |
allaudium, of allodium, vry-goed, ’t welk met vol-regt den eygenaar toe komt, en niets, ’t sy van heer-gewaden of anders schuldig is; on-leen goed ’t welk van niemand te leen gehouden word. |
altercari, kijven, twisten, bedingen, twistig sijn, tegen malkander kijven. |
altercatio, kijving, twisting, bedinging, twist, omrede. |
altercator, twister, kijver, hader-man. |
amanuensis, een schrijver, handschrijver. |
amanuensis servus, een slaaf, die gebruykt word om te schrijven. |
ambasiator. Siet legatus. |
ampliare, vermeerderen, grooter maaken, wijder maaken. |
amphibologia, Αμφιβολογία, een donkere rede, een twijffelagtige zin, dubbel-zin, twijffel-reder. |
amphoteroplon, Αμφοτερόπλον, heen en weer-reys versekering; als de versekeraar, ’t welk veel tijds gedaan word, op sik neemt het gevaar van verongelukking der koopmanschappen, als ook scheepen, geduurende de heen en weerom reys. |
amplè, bredelijk, wijd, breed. |
anadochos, Ανάδοχος, of anadocheus, αναδοχόὺς. Siet fidejussor. |
| |
| |
anadoche, Αναδοχὴ. Siet fidejussio. |
analogista, of aneclogistus tutor. Siet tutor aneclogistus. |
annona, jaar-kost, kost voor een jaar, nood-druft ’t sy van koorn-gewas of andere spijs en drank, voor een jaar. |
annexum, angeknoopt, angebonden, by gevoegt. |
animare, moed geven, verstouten, leve, ziel en gevoelen geven. |
antecessor, voorganger, voorsaat. |
antichresis, Αντίχρησις, vrugt-trekking van veronderpand goed, in plaats van de win-penningen des gelds voor welke het goed veronderpand is. By voorbeeld, dat een schuld-eyscher sal trekken de vrugten van de veronderpande hoeve in plaatse van de win-penningen van sijn geld, waar voor de hoeve veronderpand is. Onderlinge vrugt-genutting, of tegen vrugt-genutting. |
anticipare, te vooren komen, verrassen. |
anticipatio, voorkoming. |
antidicus, een tegenspreeker. |
antinomia, Αντινομία, wetten-strijdigheyd, tegenwettigheyd; als d’eene wet tegen d’ander strijd. |
antonomasia, Αντονομασία, een vernoeminge, tegen-benaaming. |
| |
| |
antipocha, een verbind-schrift, een hand-schrift. |
apogonus, Απόγονος, een afkomeling, een na agter kinds soon, die men noemt na-neef, in nedergaande maagschap het vierde gelid. |
apographa, Απογραφὴ, een beschrijving der goederen, goed-op-schrijving, goederens-beschrijving; een anteykening of beschrijving van een ieders goed en rijkdom, waar na de schatting, dewelke een ieder opgelegt wierd, gedaan wierd. Apographa, beteykent somtijds ook boedel-beschrijving. |
apographum, Απόγραφον, een uyt-schrift, na-schrift, af-schrift; een geschrift ’t welk uyt een ander of na een ander schrift geschreven is. |
appellare, wederroepen, herneemen, weder-versoeken. |
applicare, toe-passen, by-stouwen, by-voegen, toe-begeven, te pas brengen om een zaake te verklaaren, toe-eygenen. |
apprehendere, vast houden, vatten, bevatten. |
approbare, van waerden houden. |
appromissor, een by-beloover, borge. Siet adpromissor. |
aptus, bekwaam, nut. |
| |
| |
arabarches, een tollenaar, pagter-meester, die de tol der beesten ontfing. |
arabarches, of araberches, een overste te Alexandrie die over de Iouden gestelt was. |
arbitramentum. Siet laudum arbitrale. |
arcarius, ’s lands geld-bewaarer, opziener van ’s lands geld-kist, die over ’t lands geld gesteld is. |
arcarius servus. Siet servus arcarius. |
area, een plaats, een onbetimmerde plaats, bouw-grond, een leeg erf, binne-ruim, effen en plat land. Area, is ook een dorsch-vloer. Area horti, een kruyd-bedde. |
arrha, of arrhabo, welkom-geld, Gods-penning. Arrhabo, gijselaar of pands-man, onderpand. |
ariculatè loqui, of articulatè dicere, bescheydelijk spreeken, van lid tot lid, of van stuk tot stuk verhaalen, iet seggen na de regte gelegentheyd van de zaak. |
argentarius, een wissellaar, een Silver-smidt. |
arvum, land ’t welk bezaait word, zaailand. |
asseverare, versekeren, vastelijk toe-seggen, verklaaren voor de waarheyd. |
astringere, bedwingen, sluyten, stoppen, verbinden. |
| |
| |
assumere, anneemen, toeneemen, byneemen, tot sik neemen, sik selven toe schikken. |
atrociter, wreedelijk, moetwilliglijk, fellijk, swaarlijk. |
attestari, getuygen, toonen, tot getuyge neemen, tot getuyge roepen. |
attribuere, toeschikken, toegeven, geven, toe-eygenen, toe-schrijven. |
authentein, Αυθεντεῖν, kragtig maaken, magtig maaken, vermeerderen, goed vinden, voor goed houden. |
authenticon, Αυθεντικὸν, kragtig, magtig, goed gevonde, voor goed gehoude, vermeerdert; eygen-geloofwaardig, uyt sik self geloofwaardig. |
auctio, een verkooping by opslag, vermeerdering, verhooging. |
auctor, vinder, maaker, die eenig dink eerst maakt of vind; een werk-man, vermeerderer. |
auctoramentum, een begiftinge of huur-loon, daar men door verbonden is om iets te doen. |
auctoritas, magtigheyd, magt, vermogentheyd, waardigheyd. |
auctoritatem interponere, magtig maaken, bevestigen, voor goed houden. |
auditio, toehooringe, anhooringe. |
auditor, toehoorder, anhoorder. |
| |
| |
autographum, Αυτόγραφον, self-schrift, eygen-schrift, een hand-schrift, ’t welk iemand self met sijn eygen hand geschreven heeft. |
| |
B.
baptizare, Βαπτίζειν, naam geven, doopen, wasschen. |
baro, een genoot, vry-heer. |
bigamus, Διγαμὸς, die twee huys-vrouwen gehad heeft, of die een weduwe getrouwt heeft. |
blasphemare, Βλασφημεῖν, lasteren, schande naar spreeken, verlasteren. |
breviarium, een gety-boek, kort begrijp, uyt-treksel, verkortsel. |
brevitas, kortheyd. |
buleuta, Βουλέυτὴς, een raads-heer. |
| |
C.
campsor, een wisselaar. |
cancellarius, of nomophylax, een opperschrijver, opperschrijver des lands, by welke alle de schriften des lands, of des rijks, worden na gesien en ondertekent; wet-beschermer, wet-hoeder. |
cancellaria, boek-kamer des lands, des rijks schrijf-kamer. |
| |
| |
captiosè, bedriegelijk, schalkelijk, begrijpelijk. |
caput, een hoofd, een hoofdstuk. |
catasta, de slaave markt, de plaatse daar men slaaven te koop brengt. |
cavere, wagten, verhoeden. |
causa propter quam fit quaestio, de zaake daar verschil om is, of om gemaakt word. |
causare, of causam dare, veroorzaaken, oorzaak geven. |
causa sontica, een gewigtige zaak. |
causa cadere, sijn zaak verliesen, het geding verliesen. |
causa ordinaria, een gewoonelijke zaak. |
causas dicere, ding-taal voeren, sik verantwoorden. |
causa extraordinaria, een buyte gewoone zaak, of ongewoone zaak. |
cautor, een hoeder, verhoeder, seker steller, een borge. |
causidicus, een voorspraak, die voor anderen in ’t geregte spreekt en haare zaaken beschermt. |
certum facere, verzekeren, voor de waarheyd verklaaren, zeker maaken. |
certiorare, verzekeren, laaten weeten, waarschouwen, zeker maaken. |
chirographarius, een hand-schrift ge- |
| |
| |
ver, of een hand-schrift neemer. |
chirographarius debitor, een hand-schrift gever, een schuldenaar uyt verbintenisse van hand-schrift. |
chirographarius creditor, een hand-schrift neemer, een schuld-eyscher uyt een hand-schrift. |
cimelium, Κειμήλιον, een geheyligde gifte, een geschenk tot den dienst Gods geheyligt; een gifte, gave of geschenk, eenig kostelijk goed, een schat. |
cimeliarchium, Κειμηλιάρχιον, een Gods-huys, of een plaatse alwaar de geheyligde gaven bewaart worden; bewaar-plaats der geheyligde giften; een schat-bewaar plaats. |
cimeliarchus, Κειμηλίαρχος, opsiender der geheyligde giften; bewaarder der gewijde gaven; een schat-bewaarder, schat-opsiender. |
circumstantia, omstandigheyd, de gelegentheyd of omstandigheyd van een zaak. |
cives adscriptitius, een aangenoomen Burger, die voor Burger aangenoomen is, ’t zy hy de Burgerschap heeft gekoft, of dat hy daar mede begiftigt is. |
clientes, beschermden, vrye luyden |
| |
| |
welken haar begaven onder de bescherming en geleyd van een magtigen, op dat hy haar en haar goed soude beschermen en behoeden; waar voor sy hem wederom als haaren bescherm-heer dienst en onderdanigheyd bewesen. Dese beschermden (clientes) sijn by naast soodanigen als die wy tegenwoordig leen-mannen of smal-heeren noemen, an welken de leen-heer schuldig is schut en scherm, en sy wederom aan den leen-heer manschap en diensten, en betaaling van heergewaaden. |
coactio, dwang, bedwang, by-een-dringing, t’samen-dringing, vergadering. |
cogere, dwingen, bedwingen, te gader doen komen, vergaderen, by een dringen, by een douwen, t’samen dringen. |
cognitio, een kennisse, oordelinge. |
coincidere, op een en ’t selfde uytkomen. |
collibertus, een mêe vry-gemaakte, die nevens een ander mede van sijn slavernye ontslagen is. |
colligere, by een vergaaderen, by een raapen, vergaaderen. |
colludere, heymelijk verstand met een ander hebben; d.i. als twee malkander heymelijk verstaan om een derde te bedriegen. Colludere, t’samen speelen, mêe speelen. |
| |
| |
collusio, heymelijk verstand, bedrog. |
collusio, t’samen-speeling, mêe-speeling. |
collybista, een wisselaar. |
collybistica, een wissel-brief. |
collybus, een wisseling. |
colonus adscriptitius, een boer de welke als een gedeelte des lands aan ’t land eygen is, of die als een toebehoort des lands by ’t land hoort: men soude hem konnen noemen een dienst-schuldige boer. De boeren of landbouwers waren eertijds of vrye, die iemands land huurde soo lang ’t haar selfs beliefde voor een stuk gelds, of een gedeelte der vrugten: of onvrye, die altijd dienst schuldig waaren aan eenig land, en by ’t land behoorde. |
commentariensis, een schrijver, dewelke de bekragtingen en raadslagen over een handel afschrijft en die bewaart, of dewelke de handelingen met sijn hand onderteykende. Commentariensis, een stok-waarder, gevangh-hoeder, of opsiender over de gevangenen. |
commentarius, commentarium, of commentarii, een verklaaring, uytlegging; een geheug-boek, daar men eenige voorvallende geschiedenissen kortelijk in anteykent. |
| |
| |
commentator, een uytlegger, verklaarer. |
comminari, dreygen. |
commissarius, een gemagtigde, bevel-hebber, aan welke iets belast word te verrigten. |
commissum, verval, verval van erf-pagt; als een een erf-pagter in gebreeke blijvende om de erf-pagt te betaalen, van het erf-pagt goed vervalt. |
committere, beveelen, belasten, bevel geven, te bewaaren geven, over geven, t’samen setten, by een voegen, versamelen, beginnen, anvangen, misdoen, begaan, bedrijven, pleegen, tegen stellen. |
committimus, brieven van bevele van de hooge regters aan de laage regters, om kennisse van een zaak te neemen; brieven van bevel, of wy bevelen. |
commoda omnia ex re sua percipere, alle voordeel en genot van sijn goed trekken en genutten. |
communicare, mede deelen, mêe deelagtig maaken, t’samen spreeken of beraamen. |
comparere, verschijnen, sik openbaarelijk vertoonen, openbaren. |
| |
| |
comparitor, of comparens, verschijner, vertoonder, die op een plaats verschijnt of komt daar hy iets doen moet, of iets te doen heeft. |
compellere, dwingen, bedwingen, t’samen stouwen, sluyten. |
compensare, vergelden, vereevenen, verlijken, vergelijken, d’eene schuld, schade of kosten tegen d’ander verlijken of setten. |
competere, behooren, toebehooren, angaan ’t geene begeeren dat een ander begeert, mêe begeeren, mêe eyschen. |
competitor, mêe begeerer, die te gelijk met een ander begeert of eyscht. |
componere, in der minne overkomen, versoenen. Componere, t’samen setten, t’samen stellen, by een voegen, schikken, maaken of digten. |
componere libros, boeken maaken of digten. |
componere litem inter aliquos, den twist slissen of neder-leggen tusschen sommige. |
comprehendere, omgrijpen, vatten, omvangen, begrijpen, verstaan. |
concedere, verleenen, gunnen, geven. |
concernere, angaan, betreffen, behooren, klaarlijk sien, ansien. |
concinnare, tsieren, vertsieren, berey- |
| |
| |
den, toerusten, t’samen voegen. |
concludere, t’samen de zaake in rechte besluyten, versoeken, in regte anspreken. |
concubinatus, bysitschap, huys-houding met een bysit. |
concurrere, t’samen loopen. |
concursus, t’samen-looping, t’samen-komst, t’samen-loop. |
condicere, belooven, toeseggen. Condicere, ontbieden, anseggen, voor regt dagen. Condicere, weder-eysschen, in-trekken. |
condictio, toe-segging, ansegging, ontbieding, dagvaarding. |
conditio, een voorwaarde, beding, gelegentheyd, staat. |
conditio absoluta, een volkome voorwaarde, een volstrekte voorwaarde. |
conditio facti, de gelegentheyd des daads. |
conditio juris, de gelegentheyd des regts. |
conditio relata, een voorwaarde of beding met een opzigt ergens op, een betrokke voorwaarde. |
conditio sine qua non, een voorwaarde sonder welke niet. |
conditionem praedicere, bevoorwaarden, bespreeken. |
| |
| |
conditionalis, voorwaardig, met voorwaarde, met beding. |
conditionaliter, voorwaardelijk, op voorwaardelijker wijs, met beding of voorwaarde, onder voorwaarde. |
conferre, vergelijken ’t een tegen ’t ander, ’t een tegen ’t ander oversien. |
conferre descriptionem cum originali scriptura, een uytschrift tegen het oorspronkelijk schrift gelijken en oversien. |
confidejussor, een mede-borg, die nevens een ander borg is. |
confirmare, bevestigen, versterken, sterk maken. |
confiteri, belijden, bekennen. |
confoedasti, confoedarati, of conjuncti foedere, bond-genooten, die met malkander een verbont hebben angegaan. |
confoederare, of pangere foedus, verbond maaken te samen, verbintenis angaan met malkander. |
confoederatio, of pactio foederis, verbond-maaking, bond-genootschap. |
conformare, vergelijken, gestaltenis geeven, scheppen, gelijk-vormen, gelijk-stellen, naschikken, t’samen-maaken. |
conjurare, t’samen sweeren, t’samen sweeringh maken, een kwaat opset tegen sijnen oversten maaken, met eeden sik onder malkander verbinden |
| |
| |
ende t’samen over een dragen eenigh ding te doen. |
conniventiae, oogluyking, gedooging. |
connivere, door de vingeren zien, gedoogen, oogluyken. |
consequentia, gevolgh, vervolg. |
conservare, bewaaren, behoeden, beschutten, onderhouden. |
considerare, anmerken, bedenken, besinnen, in zien. |
consignare, iemant iet bewijsen of in handen stellen, als een pand voor schuld. |
consultare, beraden, raad-slaagen, raad-begeeren, raad-vragen. |
consultatio, beraadingh. |
consulere, raaden, raad-geven, raad neemen, toesien. |
consulere aliquem, by iemand te raade gaan, iemand raad-vragen, raad van iemand begeeren. |
consulere alicui, aan iemand raad geven. |
contemplatio, opmerking, anmerking, anschouwing, bespiegeling, overpeysing, beschouwing. |
contestatio, t’samen getuyging, mêe-getuyging, betuyging. |
contestari, betuygen, iemand tot getuyge neemen, beroepen. |
| |
| |
contestari litem. Siet litem contestari. |
contractus antenuptialis, houwelijkse voorwaarde. |
contractus colonarius, erf-pagts verdrag, erf-pagts overkoming, de voorwaarden, waar op den erf-pagt tusschen de land-eygenaar, of heer, en den boer of land-bouwer, word ingegaan. |
contractus emptionis & venditionis, overkoming van koop en verkoop, verdrag van koop en verkoop, de voorwaarden, waar op de kooper en verkooper onderling in over een komen. |
contractus fiduciarius, een goedertrouwsche handeling, waar in den een des anders geloove volgt; een verdrag van goed betrouwen, of een vertrouwelijk verdrag; ’t welk niet steunt op regt, maar op het vast betrouwen dat den een heeft van den ander: By voorbeeld, indien ik u alsoo erfgenaam stel, mits ’t welk ik op u betrouwe, dat ghy mijn vriend balling sijnde sult onderhouden. |
contradicere, tegen spreeken, tegen seggen. |
contradictorius, tegen-seggelijk. |
contrahere, t’samen trekken, vergade- |
| |
| |
ren, in een sluyten en douwen, weder intrekken en verkorten. |
contrariè, in tegen-deel, verkeerdelijk, wederspanniglijk. |
contrarius, tegen, tegendeelig, tegen-gesteld, wederspanning. |
contravenire, tegen-komen, tegen-doen. |
contribuere, mede-deylen, mede-geven, opbrengen, toebrengen. |
contumacem esse, wederspannig zijn, halsterrig zijn, word gesegt te zijn, als iemand weygert gedagvaart zijnde, in regte te verschijnen. |
contumacia, versmading, veragting, ongehoorsaamheyd, hertnekkigheyd, gerigts-veragting. |
contumacia dubia, een twijffelagtige wederspannigheyd, of een twijffelagtige gerigts-veragting. Siet contumacia praesumpta. |
contumacia evidens, een baarblijkelijke wederspannigheyd, een blijkelijke gerigts-veragting; als den gedaagde gedagvaart wordende, segt niet te sullen in regte verschijnen. |
contumacia manifesta, een openbaare gerigts-veragting, een openbaare veragting of versmading des geregts. Siet contumacia evidens. |
contumacia praesumpta, een vermoede- |
| |
| |
lijke wederspannigheyd, of een geregts-veragting uyt vermoeding; als den gedaagde gedagvaart wordende, segt voor den regter te sullen komen, dog evenwel niet en komt. |
contumacia vera, een waare versmading, een waare wederspannigheyd, of een waare geregts-veragting. |
cooperari, t’samen werken. |
copulare, t’samen voegen, t’samen binden, koppelen, vergaderen, by een vergaderen. |
corpus juris, een wet-boek, in houwende de wetten en regten. Corpus juris, word veeltijds, sonder datter iets anders by geset word, genoomen voor het wet-boek der oude Romers. |
corpus juris canonici, geestelijk wet-boek, ’t welk de regten en wetten der Roomsche geestelijken in houwd, en is het selve door bevel der Pausen van Romen, uyt de schriften der Oud-vaderen, en andere schriften meer versamelt en by een gestelt. |
corpus juris civilis, een Burger wet-boek, inhoudende de regten en wetten der Burgeren in ’t gemeen, d.i. de weereltlijke regten en wetten: of der Burgeren van een Landschap in ’t |
| |
| |
besonder. Corpus juris civilis, word veel tijds, sonder datter iets anders by geset word, genomen voor het Wet-boek der oude Romers. |
corpus juris civilis romanorum, het Roomsch Burger Wet-boek, ’t welk inhoud de oude en de laatere Roomsche Wetten en regten; Dit Wet-boek heeft Iustiniaan den Keyser, uyt de Schriften der oude Roomsche regts-geleerden, laaten versamelen en by een stellen. Dit Wet-boek word verdeelt in 6 deelen, waar van het eerste deel vervat, de eerste beginselen of onderwijsinge der regts-geleertheyd, in vier Boeken: Het tweede deel vervat, het alder oudste regt der Romers, in vijftigh Boeken: Het derde deel vervat, het laater Roomsch regt van Keyser Iustiniaan, in twalef Boeken: Het vierde deel vervat, de nieuwe insettingen van den selven Iustiniaan, in Hondert en agt-en-sestig insettingen: Het vijfde deel vervat, de afkondingen van Iustiniaan de Keyser, en eenige insettingen van andere voorgaande Keyseren: Het seste deel vervat, de Leen-regten, in dry Boeken. Agter dit seste deel is nog een anhangsel, van eenige over- |
| |
| |
blijfselen van de oude Roomsche Wet, der twalef tafelen, en eenige overblijfselen van Ulpiaans Schriften, en van Cajus, en eenige anderen. |
correus, mêe-zaak-weldige, een mede zaak-weldige is, die nevens een of meer anderen schuldig is, of hand-daadig an een kwade zaak of mis-daad: mêe-handaadige an een mis-daad, of kwaade zaak. Siet correi criminis en reus criminis, dog dit woord van mêe-zaak-weldige, word ook gebruykt in gemeene geld-schuld-zaaken voor een mede self-schuldige of mêe oorspronkelijk schuldenaar. Siet correi debendi, en principalis debitor. |
correi criminis, mêe-zaak-weldigen van een mis-daad, die alle met den ander een mis-daad hebben begaan: mêe-hand-daadige van een mis-daad, die alle hand-daadig zijn, of schuldigh an een mis-daad; Siet reus criminis. |
correi debendi, meer zaak-weldige van een toesegging, mêe-zaak-weldige van een schuld, die t’samen met malkander zaak-weldigen sijn van een toesegging of schuld, mêe-self- |
| |
| |
-schuldigen, of mêe-oorspronkelijke schuldenaars, van een toesegging tot schuld. Siet debitor principalis. |
corroborare, versterken, sterk maaken. |
corruere, vervallen, t’samen-vallen, neerstorten, omvallen, invallen. |
corrumpere, bederven, iemand met giften en gaven verleyden en verblinden, om tot sijn vermeten te komen. |
creditrix, schuld-eysscherse. |
cretio, een gestelde tijd om een erffenis an te gaan, een seekere gesette tijd binnen welken men een erffenis most anvaerden, welke verloopen zijnde, wierd men van de erffenis versteeken, erffenis anvaerdings beraad tijd. |
crimen laesae majestatis, mis-daad van gekweste hoogheyd, dese mis-daad bestaat in een overtreedinge tegens ’t gemeene beste en des Lands-welvaaren, gelijk als land-verraderije en andere diergelijke snoode schelm-stukken. |
crimen perduellionis. Siet perduellionis crimen. |
culpare, beschuldigen, berispen, lasteren. |
| |
| |
cumulatio, hoopinge, of vermeerderinge. |
curiales, de onderhoorigen des Hofs van een Koning of Vorst, die tot de Ampten des Hofs geschikt worden, Hovelingen. Curiales, de onderhoorigen eenes Regts-Hofs: Somtijds worden ook wel de Raads-Heeren curiales genoemt. |
| |
D.
damnare, doemen, verdoemen. |
damnatio, of damnatus, doeming, verdoeming. |
damnatus, gedoemde, verdoemde. |
damnum dare, schade doen, beschadigen. |
dardanarius, een woekeraar, en koornbuyter, die eenige waaren of Koop-manschappen, bysonderlijk koorn of andere eedwaaren opkoopt, en by sik behoud om groote duerte te maaken. |
dare, geven, iets geven an een ander, dat het des anders eygen word. |
datarius, een gift aanneemer, an welke iets gegeven word. |
datio, of datus, geving. |
dator, gever, die iets aan een ander geeft. |
| |
| |
datum, of datus, ’t gegevene, het goed, ’t geen gegeven is, gifte, gave. |
datum, gedag-teykent, dag-teykening, dag-stelling, tijd. |
debitor principalis, zaak-weldige, een zaak-weldige is, dien de zaak voornamentlijk an gaat: self-schuldige, of oorspronkelijk schuldenaar, die de schuld selfs gemaakt heeft, en daar de schuld eerst van daan komt. Het woort van zaak-weldige beteykent ook een die hand-daadigh is an een mis-daad. Siet reus criminis. |
debitrix, schuldenaresse, een wijf dat an een ander iets schuldig is. |
decidere, beslegten, ten eynde brengen, uytten, uytspreeken. |
decidere rem litigiosam, een twist-zaake uytten, of uyt spreeken. |
decisio, uytting, uytspreeking, uytspraak. |
decipere, bedriegen, uytstrijken. |
declarare, verklaaren, uytleggen, blinkende maaken. |
declinare, sik af-keeren, af-wijken, af-gaan, schouwen, vlieden, van den regter scheyden, daar men voor betrokken is. |
declinatio, af-wijking, af-keering, |
| |
| |
schouwing, vlieding, ontwijking of af-wijking. |
declinatio judicis incompetentis, ontwijking of af-wijking, van den onderhoorigen regter. |
decretum, bekentenisse, voorneeming. |
decaproti, Δεκαπρῶτοι. Siet decem primi. |
decem primi, de tien eerste, tien ontfangers der schattinge, de welken de schattingen of beden eyschten en invorderen. |
decem primatus, ’t ontfangersschap der schattingen. |
decem viri, tien mannen, tien regters, de welke het Roomsche volk regtede, na beschreven wetten en regten, diese van de Grieken ontleenden, alsoo het volk te vooren wierde bestiert na het goed dunken der Koningen, dog na het uyt drijven der Koningen, na het goed dunken der Burgermeesteren. |
decem viratus, tien Manschap, tien Manse regterschap, d.i. het regterschap of heerschappije der tien regters. |
decima, decimae, of decuma, tiende, die men geeft van vrugten, Landen of andere dingen, an de Land-Heeren. |
| |
| |
decima personalis, tiende op een mensch, tiende die iemant betaalde uyt de winste van zijn arbeyd, Koopmanschappen, of uyt de winste van sijn konst, wetenschap of buyt van den Oorlogh, &c. |
decima praedialis, Land tiende, tiende die men betaald van de Land-vrugten, als Koorn, Wijn, Moes-kruyden, Boom-vrugten, &c. |
decima mixta, of decima quae penditur ex animalium partu, krijtende tiende, tiende die betaald word van de Beest-geboorte, als Volennen, Kalveren, Lammeren, Biggen, Gansen, Byen, &c. |
decumanus, een tiendenaar, die tiende moet geven van sijn Land-vrugten. |
decumanus ager, tiende-land, d.i. Land, uyt welkers vrugten men tiende moet betaalen. |
decurio, of decurio municipalis, een Raads-Heer van een Stad, dewelke in Bond-genootschap was met de Romers, en welkers Burgers mede Roomsche Burgers waren, dog die evenwel haar eygen regten en wetten gebruykten. |
decurio urbanus, een Rid-meester over een Vaane van 32 Rijders. |
| |
| |
decurio, een Rid-meester over tien Rijders. |
decuriones coloniae, de Raads-Heeren of bestierders over eenig volk, ’t welk de Romers na een Land, dat sy gewonnen hadden, sonden om het selve te bewoonen. Siet decuria. Decuriones, soude men ook konnen uytleggen Meents-mannen of Vroed-schappen. |
decuria, tiende hoop, tiende gedeelt, als de Romers eenig volk elders heen sonden met ter woon, pleeg het tiende gedeelte gekosen te werde om de andere te bestieren, en wierd dien gekosen hoop, decuria, d.i. den Raad of Vroedschap, genaamt, en ider der gekoosene, decurio, d.i. Raad, of Raads-Heer, Vroedschap, of Meents-man, d.i. Gemeents-man, een Man die uyt de Gemeente tot een bestierder over de Gemeente gekosen wierd. |
decuriatio, decuriatus, of decurionatus, de deyling des volks in hoopen, of liever de verkiesing van de tiende hoop tot Meents-manschap. |
deditio, opgeeving, overgeeving. |
deditio noxae. Siet noxae deditio. |
dedititia libertas. Siet libertas dedititia. |
| |
| |
dedititii servi, overgeevelingen, die sik belegert zijnde van de Romers, in de magt en ’t gewelt des overwinners overgaven, en wierde als dan die overgeevelingen wel by het leeven behouden, maar wierden de selven van haare vryheyd berooft. |
dedititii libertini, gebrandmerkte, of om mis daad gestrafte vrygelaatenen; dese vrygelaatenen waren Slaven, zijnde om haar mis daad gestraft, ’t sy gegeselt, ’t sy gebrandmerkt, en wierden oversulks de selven, als sy vry gemaakte wierden, maar tot de laagste trap der vryheyd verheeven. |
deducere, verklaren, te kennen geeven, bewijsen. |
deducere, leyden, af-leyden, vervoeren, van boven tot beneden leyden onttrekken. |
deficere, gebreken, in gebreke blijven, af-vallen, verlaaten, af-wijken, versuymen. |
defectivè, gebrekelijken. |
deferre, voortbrengen, brengen, overdraagen, draagen, gedraagen. Deferre se ad aliquid, sik ergens toe gedraagen. |
definire, bepaalen, af-paalen, schey- |
| |
| |
den, eynden, verklaaren, uytspreeken. |
definitivus; bepaald, af-gepaald, gescheyden, ge-eynd, ge-eyndigt, verklaart. |
definite, bepaaldelijck, eyndelijk, verklaarlijk. |
deflorare, de Bloemen af-trekken, schenden, verderven. Deflorare virginem, een maagd schenden, een maagd ont-eeren, een maagd haar Maagdom beneemen, een maagd of vrijster van haar Maagdom ofte eere ontsetten of berooven. |
defloratio, ont-eering, schending. |
defraudare, bedriegen, beschadigen, berooven. |
defraudator, bedrieger. |
deliberare, bezinnen, beraaden, bedenken, overpeynsen, overleggen, overweegen, raad-slaan. |
deliberatio, beraading, bedenking, bezinning, opset, overleg, beraad, overpeynsing. |
dependere, af-hangen, af-hangig sijn van een ander, van eenige plaatse hangen, aankleeven. |
deponere, af-leggen, nederleggen, in regte verklaaren, tuygen. |
depositum, iets ’t geen te bewaren gegeven is. |
| |
| |
depositus, af-gelegt, nedergelegt, te bewaaren gegeeven, af-geset, getuygt. |
deposita pecunia, af-gelegt geld, of overgelegt geld. |
describere, beschrijven, af-schrijven, uytschrijven. |
descriptio, af-schrijving, beschrijving, uytschrijving. Descriptio of descriptum, een af-schrift, uytschrift. |
descriptum authenticum een geloofwaardig af-schrift, een eigen geloofwaardig af-schrift, een uyt sik self geloofwaardig af-schrift, een oorspronkelijk af-schrift, ’t welk na het eigen oorspronkelijk schrift geschreven is, en van gelijke geloofwaardigheyd is als het oorspronkelijk schrift. |
derogatio, af-schaffing ten deele, gedeelt af-schaffing, eens-deelse te niet doening, vermindering, af-trekking. |
derogare, eensdeels te niete doen, ten deele af-schaffen, af-trekken, verminderen. |
derogare legi, een Wet ten deele af-schaffen, een Wet ten deele te niet doen. |
desistere, af-staan, af-laaten, ophouden, stil-staan, op een plaatse blijven. |
| |
| |
detinere seu arrestare, vast houden, in bedwang houden, besetten. |
devolvere, toekoomen, uyt de gewoonte komen, af-rollen, van boven neder rollen, doen vallen. |
diadoche, Διὰδοχὴ. Siet successio. |
diadochos, Διὰδοχος. Siet successor. |
diarium, een dagboek, waar in alle de daagelijkse geschiedenisse in angeteykent wierden. |
dictare, voorleesen ofte voorseggen het geene iemand schrijft. |
dicaeocritia, regt oordeel-kunde. |
dicaeocrisia, Δικαιοκρισία, regtvaardige oordeeling. |
dicaeodotica, regt spreekende, regt geef-kunde. |
dicaeodocia, Δικαιοδοσιά, regt-geeving. |
dicaeologia, Δικαιολογία, zaaks bescherming, zaaks beweering, d.i. ’t regt dat men heeft, voorbrengen tot bescherming van sijn zaak. |
dicaeologus, Δικαιολόγος, of dicologus, Δικολόγος, een voorspraak, een regtsvorderaar. |
dictator, oppervoogd, opperheer, opper-gesag-hebber, of opper-bevel-hebber, was die de welke by de Romers de opper-heerschappye had boven alle, en wierd den selven voornaament- |
| |
| |
lijk in tijd van nood gekoren, om oorlog te voeren en ’t Leger te gebieden; kan daarom ook Opper-veld-heer genoemt worden, deses gebied duurde ses Maanden. |
dictatorius, opperheerlijk, opperbevelhebbelijk. |
dictatura, opperheerschappye, oppervoogdye, opper-bevel-hebberschap. |
diffamare, schande naar seggen, eer rooven, agterklappen. |
diffamatus, ge-eerrooft, onteert. |
differre, verschillen, niet over-een-komen, niet gelijken. Differre, uytstellen, uyt setten, verlengen tot op een ander tijd. Differre, hier en daar draagen. |
differentia, verschil, geschil, onderscheyd, verscheydentheyd. |
difficultas, swaarigheyd, moeyte, hindernis, letsel. |
digamia. Siet bigamia. |
digamus. Siet bigamos. |
diligentiam adhibere, benaarstigen, naarstigheyd anwenden, bevlijtigen. |
diminuere, verminderen, af-trekken, kleynder maaken. |
directè, regtelijk. |
discutere, uyt-drijven, verdrijven, verstooten, weg-stooten, weg doen |
| |
| |
gaan, af-schudden, ontlossen. |
discutere causam, een zaake voordragen. |
discutere rem bene, de zaake wel ondertasten, een ding wel doorsien met overlegging. |
discutere materiam, ondertasten een zaak, of een zaak wel ontlossen. |
disponere, beschikken, schikken, stellen, bestellen, voorbereyden, bevoegen. |
dissimulare, ontveynsen, verleugenen, d.i. iets ’t geen is, houden oft niet was. |
dissimulatio, ontveynsing, veysing. |
distrahere, af-trekken, vervremden, in veele deelen trekken, af-scheyden. |
distrahere negotium, eenige last of bewint af-leggen. |
distrahere emptionem, koop breeken. |
distribuere, uytdeelen, omdeelen, verdeelen, verspreyden. |
distributio, uytdeeling, omdeeling, verdeeling, verspreyding. |
distributor, uytdeeler, omdeeler, verdeeler, verspreyder. |
diversus, verscheyden, verschillende, ongelijk. |
diversitas, verscheydentheyd, ongelijkheyd, verschil. |
| |
| |
diversè, verschillijk, verscheydentlijk, ongelijkkelijk, veelvoudelijk. |
divertere, afwenden, af-keeren, ontwenden, verleyden, sik af-keeren, ter zijden af-gaan, sijnen weg op een ander oort neemen, ergers ter herberge gaan. |
divulgare, rugtbaar maaken, gemeen-maaken, voortseggen, verspreyden, verbreyden onder het volk, den volke over al verkondigen. |
docere, onderwijsen, Leeraren, doen blijken. |
domicilium eligere, maalstede kiesen, een woonplaats kiesen, als men nergens huys en houd. |
domicilium fixum tenere, maalstede houden, een vaste woonplaats hebben, huys-vast of stede vast-blijven woonen. |
dominus feudi, Leen-heer, die sijn goed an iemand die dan genoemt word Leen-man, erffelijk geeft te besitten, mits betaalende jaarlijks heer-gewaden, en moet vorders den Leen-man an den Heer doen manschap en diensten, waar voor den Heer wederom schuldigh is an den Leen-man schut en scherm. |
donarium, een geschenk, een gifte. |
| |
| |
donarium, of donativum, is ook een geschenk of gifte, die een Opper-veldheer of krijgs-overste aan sijn krijgs-knegten doet. |
donatarius, een geschenk-anneemer, gift-anneemer, schenkeling, an de welke iets geschonken of gegeven word. |
donativum. Siet donarium. |
dotalitium, of dotarium, een weduwe gifte of leef-gifte, een gifte van een breyd-man aan sijn breyd, boven alle morgen gaven, een gifte of geschenk, de welke een breyd-man doet, van een gedeelte sijner goederen, aan sijn breyd, om na sijn dood als sy weduwe is, van de selve goederen te leeven. |
dubitare, twijffelen, dubben. |
duellum, een oorlog of strijd tusschen twee volkeren of twee legers, van de welke om de overwinninge gevogten werd. Duellum, is ook een twee-gevegt of twee-strijd, wanneer twee malkander uyt dagen om te vegten. |
duelli acceptanes, anvaerder der twee-strijd, die uytgedaagt zijnde het gevegt anneemt, uytgedaagde. |
duelli provocans, uytdaager der twee-strijd, die een ander uyt eyscht om te vegten, uytdaager. |
| |
| |
duplicare, verdubbelen, dobbel of dubbel maaken, twee-voudig maaken, weder antwoorden, na weer doen. |
duum viratus, de overheydschap der twee overheeren of der twee mannen, het ampt, staat of waardigheyd der twee mannen, de twee manschapse overheyd. |
duum viri, twee mannen, of twee overheeren, de welken het opsigt en bewint hadden over eenige zaaken, die het gemeene best raakte: gelijk den opsigt op de gevangen-huysen, verhuuring der Stadts-huysen, bestiering der Gods-huysen, en andere dingen meer. |
duum viri capitales, hals-regters van de vyanden van den gemeenen staat, of regters in mis-daad van gekweste Hoogheyd, d.i. regters die die geene, dewelke sik vergrepen hadden tegen het gemeene beste, of tegen de hooge overheyd, veroordeelen. |
duum viri curatores viarum, Dijk-graven, die den op sigt op de wegen en dijkken hadden. |
duum viri municipales, laage regters in eenige besondere zaaken. Duum viri municipales, of magistratus municipales, Stadts overheeren; desen |
| |
| |
wierden duum viri, d.i. twee mannen genoemt, om datse twee in getal waaren, de welke alle jaar verandert wierden. |
duum viri navales, scheeps-uytrust-meesters, scheeps-uytreeders, die alle het geene noodig was, tot uytrustinge van de scheepen, besorgden. |
| |
E.
edere, uytgeven, openbaaren, voortbrengen, gemeyn-maaken, verkondigen, verklaaren, noemen. |
editio, uytgeving, gemeyn-maaking, verkondiging. |
effectus, volmaking, voleynding van een werk, volbrenging, daad, werk, kragt, vermogentheyd. |
efficere, volmaaken, voleynden, volbrengen, vervullen, maaken, doen. |
effractarius, of effractor, een huys-breeker, die de huysen, deuren of muuren breekt, om te stelen. |
effractura, huys-braak, huys-breeking. |
emendare, verbeteren, beteren. |
eminens, uytsteekende, verheven, uytkijkende. |
emolumenta, genot, baat, nut, voor- |
| |
| |
deel, vrugten of gewin, dat men van den arbeyd of dienst krijgt. |
emphyteusis civilis, burgerlijke erf-pagts-regt, burgerlijke erf-pagt. |
emphyteusis ecclesiastica, Kerkelijke erf-pagt, die men an de Kerk, van de Kerkelijke landen geeft. |
emphyteuticus, erf-pagtig. |
enormis, leelijk, ongeschikt, onmaatig, wanstallig. |
epigonus, Επίγονος, een na-soon, een na-kind, ’t welk uyt een tweede houwelijk gebooren is. Epigonus, beteykent ook een stief-soon of voor-soon. |
epigoni, af-komelingen of nakomelingen. Epigoni, beteykent ook voorouders. |
epitheca, Επιθήκη, by-setting, oplegging. Epitheca, houwelijks goed, breydschat. Siet dos. |
erigere, op-regten, op-heffen, om hoog-setten. |
erogare, uytgeven, geven, uytdeylen, geven den geenen die begeert, verteeren, besteeden. |
erogatio, uytgeving, uytdeyling, verteering, besteeding. |
erogator, uytgever, uytdeelder. |
error, dooling, missing, dwaling. |
evictionem praestare, ontheffen voor benadering bevryen. |
| |
| |
evictionis praestatio, uytwinnings-bevrijing, benaderings-bevrijing, ontheffing. |
evidenter, klaarlijk, openbaarlijk, opentlijk. |
exactio, schattinge, af-eyschinge, scherpe eyschinge, uytvoeringe, verjaaginge. |
exactor, schatting-ontfanger, schatting-eyscher, die het gelt van de schatting inhaalt en dwingt te betalen. Exactor, een onregtmatige schatting-eysscher, geld af-parser; eyscher, verdrijver, verjaager. |
exactor tributorum, of exactor, een schatting-ontfanger, die het schatting geld ontfangt. |
examen, of examen apum, een swerm bijen. |
examen, een geselschap, bende, hoop, vergaderinge. |
examinare, ondersoeken, ondervragen. |
exceptio annalis, een jaar verset, een jaar duurend verset, ’t welk is een verset, dat binnen ’s jaars moet voor gewent worden, want na ’t verloop van een jaar vervalt dat verset. |
exceptio mixta, een gemengd verset, d.i. ’t welk niet binnen een jaar ver- |
| |
| |
valt, nog ook niet altijd duurende is. |
exceptio praefestinationis, verset van verhaasting, of verset van te vroeg eysching: wanneer een eyscher van een gedaagde iets eyscht voor de vervalle tijd, soo wend den gedaagde den eyscher dit verset van te vroeg eysching voor. |
exceptio praejudicii, verset van hinder of nadeel, verset van schade of achter deel, waar mede een gedaagde soude worden beswaart, in gevalle het gewijsde tegens hem gewesen sijn voortgank had. |
exceptio praeposterationis, of exceptio praejudicialis, een voor oordeelend verset, by voorbeeld, wanneer een anlegger des gedings, eyscht van den gedaagde, om een erffenis met hem te deelen, sonder eerst te bewijsen dat hy eyscher erfgenaam is, soo wend de gedaagde, de welke ontkent, dat hy anlegger erfgenaam is, den anlegger des gedings dit verset voor; t.w. dat hy eerst sal bewijsen dat hy erfenaam is, eer hy de erffenis deeling eysche. |
excludere, uytsluyten, verwerpen, beletten, niet willen ontfangen. Excludere, uytkippen, uytbroen, of uyt- |
| |
| |
broejen, excludere ova, de eijeren uytbroejen of uytkippen. |
exclusus, uytgeslooten, verworpen. |
excommunicare, bannen uyt de gemeente, uytsluyten uyt de gemeente, verwaaten. |
excommunicatio, verwaating, uytsluyting. |
excommunicatus, verwaatene. |
exconsul, een oud Burgermeester, die het Burgermeesterschap eens of meer-maal bedient heeft. |
executivus, uytvoerig. |
executor, een pander, deur-waarder, uytvoerder. |
exemplum, een voorbeeld, een staaltje, voorschrift. |
exemptus, bevrijd, vry, uytgenomen. |
exercere, oeffenen, bedienen, handelen, kwellen, pijnigen, gebruyken, besigen, doen maaken. |
expeditio, een ontlossing, los maaking, redding, af-vaardiging, verrigting, af-handeling, ontwarring. Expeditio, een krijgs-togt. |
expirare, eyndigen, uyt-aassemen, den geest geven, verschijnen. |
expressè, uytdrukkelijk, merkelijk, opentlijk. |
expromissor, een beloft overneemer. |
| |
| |
expurgatio, suyvering, reyniging, ontschuldiging. |
expurgare, suyveren, reynigen, ontschuldigen sik self van eenige mis-daad. |
exrogare, i.e. eximere aliquid è lege veteri per legem novam, door een nieuwe wet iets uyt een oude wet uytneemen, of weg-doen. |
exscribere, uytschrijven, af-schrijven. |
exscriptio, uytschrijving, af-schrijving. |
extendere, uyt-trekken, in ’t lange setten. |
extractus, uytgetrokken. |
extractus, of extractum, uyt-treksel, kort-begrijp. |
extrahere, uyttrekken, uytstellen of verlangen, anraaden. |
extrahere aliquem, of inducere aliquem, iemand anraaden, om iets te doen. |
extrahere diem, of consumere diem, den dag door-brengen of over-brengen. Extrahere judicium, de regts-pleeging uytstellen of verlangen. |
extrajudicialiter, buyten regte, daar niet van te oordeelen is. |
extraordinarius, buyten gewoonte, buyten gewoont, buyten gewoontig, buyten gemeen, dat buyten het ge- |
| |
| |
meene regt geschied: ongewoon, ongemeen. |
| |
F.
fabricare, maaken, vertsieren, smeden, timmeren. |
facere irritum, te niet doen, vernietigen, af-gaan, van geender waerden houden. |
facta, daaden die men segt in of omtrent een zaak geschied te zijn, en oversulks nootzakelijk bewijsen moet, een daads-bewijs-schrift, in houdende alle het geene men bewijsen en betoonen moet. |
facultas, een magt, vermogentheyd, vermogen, kragt, ligtigheyd. |
facultates, goederen, rijkdommen. |
fallonia. Siet felonia. |
falsarius, een vervalscher, vervalscher van geschrift, die om te bedriegen eenig geschrift vervalscht of na-bootst: een bedrieger, logenaar, mijn-eediger. |
falsitas, valsheyd, bedrog, logene. |
famosus libellus, een eer-roovent-geschrift, waar door iemand word beschuldigt van eenig kwaad, en alsoo van sijn eer en goede naam berooft, een naam-schendent-geschrift. |
| |
| |
fastus dies, regts-dag, sit-dag: als den regter sit om regt-dag te houden. |
ferre acceptum, dank weten, bekennen ontfangen te hebben. |
feudatarius, of feudalis, een leen-man leen-goed ontfanger. Siet vasallus. |
feudista, een leen-regt-beschrijver, een uytlegger van leen-regt, die eenige uytleggingen en verklaaringen op de leen-regten maakt. |
feudum antiquum, een oud leen of leen-goed, een voor-ouderlijk-leen of leen-goed, ’t welk voor-ouders van swaard-zijde van over de vierde geboorte gehad hebben, en nog by de af-komelingen word beseten. |
feudum conditionatum, een bevoorwaard-leen, bevoorwaard-leen-goed, ’t welk verbonden is tot eenige dienst, of ’t welk onder eenig beding en voorwaarde verleent word te besitten. |
feudum degenerans, of feudum non rectum, een leen of leen-goed ’t welk van sijn eygen regt van leen-regt vervalt, of ont-aart, een ont-aartdent-leen-goed. |
feudum ecclesiasticum, een Kerkelijk leen-goed, een geestelijk leen, ’t welk van de Kerk te leen gehouden word, of ’t welk an de Kerk te leen gegeven is. |
| |
| |
feudum episcopale, een geestelijk leen, een geestelijk vorstelijk leen, ’t welk van den Keyser te besitten verleend word an een geestelijk vorst. |
feudum emptum, een gekoft leen, gekoft leen-goed, ’t welk iemant van een leen-man gekoft heeft. |
feudum francum. Siet feudum liberum. |
feudum faemininum, een vrouwelijk leen, d.i. als een leen-goed by gebrek van soonen, op een dogter komt, ’t welk niet anders kan geschieden als by verdrag van den leen-man, Vader des dogters met de leen-heer, en word het selve als dan in de leen-gift-brieven uytgedrukt. Siet feudum masculinum. |
feudum ignobile, een onadelijk leen, onadelijk leen-goed, is ’t welk van een ondel-leen heer word te leen gehouden, en oversulks den leen-man niet edel maakt. Siet feudum nobile. |
feudum liberum, of feudum francum, een vry-leen, een vry-leen-goed, het welk niet dienst schuldig is, of verbonden tot eenige dienst. |
feudum masculinum, een mannelijk leen, of leen-goed, is, ’t welk by versterf of erffenisse, niet en komt op |
| |
| |
vrouwen, alle leen-goederen sijn mannelijke leenen, ten sy anders by verdrag van den leen-man met de leen-heer word bedongen. Siet feudum foemininum. |
feudum maternum, een moederlijk leen of leen-goed, een leen ’t welk van een vrouw uyt maagschap van spil-zijde af-komt. |
feudum nobile, een adelijk leen, adelijk leen-goed, is, ’t welk den leen-man adel maakt en welkers leen-heer adel is. Siet feudum ignobile. |
feudum non integrum, een gespleeten leen, of leen-goed, ’t welk niet geheel an een leen-man is verleent. |
feudum non regale, een onkoninglijk leen-goed, een onkoninglijk leen, is, ’t welk behalven het regts gebied, geen waardigheyd of uytsteekentheyd heeft. Siet feudum regale. |
feudum novum, een nieuw-leen of leen-goed, een nieuw gegeven leen, dat eerst an iemand te leen gegeven word. |
feudum paternum, een vaderlijk leen-goed, vaderlijk leen, ’t welk vader en groot-vaders van de vierde geboorte af hebben beseten. |
feudum personale, een on-over-erffelijk |
| |
| |
leen, is, ’t welk by versterf van den besitter by erffenisse niet overgaat, op des selfs erf-genaam: maar met des besitters dood ophoud, gelijk by voorbeeld een slot-voogtschap, of een krijgs-ampt in den oorlog. |
feudum reale, een over erffelijk leen, over erffelijk leen-goed, ’t welk by versterf van den besitter of leen-man, by erffenisse overgaat op des selfs erfgenaam. |
feudum regale, een Koninglijk leen, Koninglijk leen goed, waar mede iemand van een Koning of Keyser begiftigt word, en ’t welk behalven het regts gebied ook eenige waardigheyd en uytstekentheyd heeft, gelijk een hertogdom, of mark-graafschap. |
fidejussor conditionalis, een borg onder eenig beding of voorwaarde, voorwaardige borg. |
fidejussor perpetuus, een geduurige borg, die sik niet an eenige tijd verbonden heeft, om ontslaagen te sijn van sijn borg-togte. |
fideicommissarius, een regter in geschil zaaken van erffenis over de hand. Fideicommissarius, of fideicommissarius haeres, een erfgenaam over de hand. |
| |
| |
fideicommissium, iets dat ter goeder trouwe bevolen is aan iemand, een verbonde erffenisse. |
fideicommittere, ter goeder trouwe bevelen aan iemand. |
filiaster, een stief-soon, of voor-soon. |
filiastra, een stief-dogter, of voor-dogter. |
foederare, verbond maaken, verbintenis angaan. |
foederati, bond-genooten, die met malkander een verbintenis hebben gemaakt. |
foedus, een bond, verbond, waar door sik eenige met malkander verbinden. |
feciales, of foeciales, oorlog anseggers, krijg-verkondigers, krijgs-booden. Dese waaren, die de volkeren, die het Roomsche volk verongelijkten of verongelijkt hadden, den oorlog (by weygering van voldoening) daar over anseyde. By dese luyden was ook het regt om vreede te maaken; regteren in vreden en oorlogs-zaaken. |
formula, een ontwerp, voorschrift. |
fortificare, versterken, sterk maaken. |
fraudare, bedriegen, overlistigen, van eenig ding berooven, ontrieven en niet geeven. |
| |
| |
fribusculam, een huys-krakkeel, of verschil. |
frivolus, onnut, slegt, beuzelagtig, leuragtig. |
fructuosus, vrugtbaar. |
frustra, te vergeefs, ydelijk, om niet, vrugteloos. |
frustrare, of frustari, misleiden, ontwenden, te leur stellen, jewers van versteeken worden. |
frustratio, misleyding, ontwending, te leur stelling. |
fugitivus, vlugtig. |
fugitivarius, vlugteling-vanger, die de gevlugtene en weg-geloopenen op zoekt en vangt, en als dan weerbrengt. |
fugitivarius, gevlugte slaave soeker, die de gevlugte en weg-geloopene slaven opzogt, en gevonden hebbende haar weder by haare heeren brogt. |
fundare, beginnen, stellen, bevestigen, stigten, timmeren, grond-leggen, grond-vesten. |
fundus, een grond, een erve, een stuk-lands, een hoeve of hof-stede. |
fundus vectigalis, een erf-pagt-grond, een erve daar een jaarlijkse grond inkomst op staat te betaalen. Fundi vectigales, stads landen, erven of hoe- |
| |
| |
ven, de welke alsoo an de burgers verhuurt worden, datse jaarlijks een seeker erf-pagt aan de stad betalen moeten. |
fur, een dief, die een anders goed of met behendigheyd (gelijk borse-snijders) of met geweld (gelijk huys-breekers) ontsteelt en weg-neemt. |
furtum, dieverije, de ontneeming of ontsteeling van een anders goed. |
| |
G.
gaudere, verblijden, gekken, ook sijn geding winnen. |
gazophilacium, Γαζοφυλάκιον, schat-kist, schat-waar-plaats. |
genealogia, geslagt-rekening, geslagt-tafel, geslagt-boom. |
gentilia, of gentilia nomina, volk naamen, volk-naam woorden. |
gentilia nomina, of gentilitia nomina, geslagt-naamen, een stamsche-naamen; de naamen van vrienden die van een geslagt en stamme zijn. |
gentilitia insignia, geslagt-wapenen, stam-wapenen. |
gestor of gestor negotiorum, bewint-voerder, bewint-hebber, onderwinder, die de zaaken van een ander die |
| |
| |
af wesende is, sonder last verrigt. |
gestor negotiorum necessarius, een noodzaakelijke bewint-voerer, die uyt verbintenisse van zijn ampt of dienst ’t bewint heeft. |
gestor negotiorum quasi necessarius, gelijk als noodzaakelijke bewintvoerer, die door een ydel vermoeden van verbintenisse tot het bewint komen. |
gestor negotiorum voluntarius, een vrywillige onderwinder, of bewint-voerder, die van selfs en vrywillig des afwesenes dingen verrigt. |
gloriari, roemen, sik beroemen, verblijden, brallen. |
gravare, beswaaren, belaaden, kwetsen. |
gravitas, deftigheyd, staadigheyd. Gravitas, swaarte, swaarheyd in gewigte. |
gubernatio, bestuuring, bestiering. |
gubernatores politiae, of administratores reipublicae, de bestierders of over-heden des lands, bestuurders of Regeerders van de land-stand-rakende zaaken. Gubernator, ruwaard, of rust-waard, d.i. die het land in ruste bewaard. |
guidagium, geley-geld, ’t welk men betaalt voor weg-wysing, en geleyde op den weg. |
| |
| |
| |
H.
habitare, woonen, bewoonen, op een plaats blijven. |
haereditarius, erffelijk, dat men erven kan. |
haeres anomalus, een uytregelig erfgenaam. |
haeres ex asse, een eenig erfgenaam, die de geheele erffenis alleen erft. |
haeres ex transverso, een zijdelinkse erfgenaam, die uyt maagschap van ter zijde komt. |
haeres feudalis, leen-erfgenaam, een erfgenaam van leen-goed. |
haeres fiduciarius, een erfgenaam die de erffenis onder dat beding gemaakt is, dat hyse an een ander moet overlaaten: mits daar van behoudende het vierde gedeelte; een goeder trouwsche erfgenaam, een erffenis weer over laatende erfgenaam. |
haeres legatarius, een maaking-beurder, die by uyterste wil iets gemaakt of besprooken word. |
haeres legitimus, een wettig erfgenaam, die tot de erffenis geregtigt is. |
haeres lineae ascendentis, een erfgenaam in opgaande maagschap, gelijck va- |
| |
| |
der of moeder, groot-vader of groot-moeder. |
haeres lineae descendentis, een erfgenaam in neder gaande maagschap, gelijk een kind, of kinds-kind. |
haeres necessarius, een noodzaaklijk erfgenaam, die of hy wilde of niet en wilde, noodzakelijk most erfgenaam zijn, gelijk een slaaf die van zijn heer tot erfgenaam gestelt wierd. |
haeres testamentarius, of haeres ex testamento, een erfgenaam by uyterste wil, uytersche wilsche erfgenaam, die by uyterste wil en laatste begeerte tot erfgenaam gestelt word. |
haeres voluntarius, een vrywillig-erfgenaam, die het in zijn keur stond de erffenis te anvaarden of te verwerpen. |
heteroplous, Ἑτερόπλυς, heen-rijs verzeekering. ziet amphoteroplon. |
homagium, of hominium, manschap, onderdanigheyd, getrouwigheyd, hulde. |
homagium decretale, manschap-sweering van de erfgenaam eens overledenen leen-man; als een leen-man sterft, soo is sijn erfgenaam gehouden binne zekere tijd, manschap: d.i. getrouwigheyd of onderdanigheyd, |
| |
| |
te belooven an den Leen-heer. |
homagium edictale, toe-eygening van de manschap sweering eenes overledenen leen-man. Als een erfgenaam van een gestorven leen-man sik inbeeld, dat hy met het aangaan der erffenisse niet gehouden is manschap te belooven an den heer, maar dat de gedaane hulde van den voorgaanden leen-man, in welks regt hy volgt, hem genoeg is, en over sulks onnoodig agt, dat hy manschap heeft te belooven; dog kan soodanig een door den heer des leens daar toe gebragt werden, dat hy de manschap moet doen: dewijl de manschap en hulde by ider navolger moet vernieuwt worden. |
homagium ligium, manschap-sweering, waar by men niemand anders als den Keyser of Koningh getrouwigheyd belooft. |
homagium non ligium, manschap-sweering, die men doet an een ander behalven den Keyser of Koning, met byvoeging, behoudens de getrouwigheyd tegen Keyser of Koning. |
hortari, vermaanen, iewers toe vermaanen, verwekken en stooken. |
hypotheca conditionalis, of conventio- |
| |
| |
nalis, een bevoorwaarde ondersettinge, een bevoorwaard vast onderpand. |
hypotheca generalis, al gemeen onderpand. d.i. van alle vaste goederen in ’t gemeen, of van alle goed in ’t gemeen, roerend of onroerend. |
hypotheca specialis, besonder onderpand. d.i. van dit of dat vast goed in ’t besonder. Word mede wel voor eenig roerend pand genoomen. |
| |
I.
idiographum, een eygen hand-schrift, ’t welk imand met sijn eygen hand geschreven heeft. |
ignominia, versmaatheyd, schande, oneere, eer-schending, naam-schending. |
ignorare, niet weten, niet kennen. |
imitari, volgen, naarvolgen, na doen, na maaken. |
impetrare, verkrijgen, verwerven, verbidden. |
implorare, aanroepen, hulpe begeeren, klagelijk bidden. |
imponere, opleggen, te laste leggen, opsetten, insetten, inleggen. Imponere, bedriegen. |
impositio, insetting, instelling, bela- |
| |
| |
sting, of schatting, die op eenige dingen geset worden. |
impugnare, tegenstrijden, wederstaan, tegen iemand opstaan, bestrijden, bevegten, bestormen. |
impugnator, tegen-strijder, bestrijder, bevegter. |
imputare, wijten, aantijgen, verwijten, optijgen, toe-rekenen, iemand opleggen dat hy de oorzaak is van eenig ding. Imputare, rekenen, tellen. |
incurrere, invallen, gelijk als men in schade valt. |
incurrere, inloopen, tegen loopen. |
inculpabilis, onschuldig, onbeschuldigbaar, onstrafbaar |
indebitum, onschuld, dat men niet schuldig is. |
indemnem servare, ontheffen, schadeloos houden. |
indemnitatis praestatio, waarschap, ontheffing. |
inducere, inleyden, doen ingaan, invoeren, uytschrabben, aanlokken, of verlokken, iemand iets wijs maaken. |
inducere in possessionem, inleyden in ’t besit: als men iemand wil in eenig besit stellen. |
inducere scripturam, een streep door ’t |
| |
| |
geschrift haalen, een schrabbe door ’t schrift trekken ende dat te niet doen. |
inducere nomina, de namen uyt schrabben, of door haalen. |
inductio, inleyding, invoering, uytschrabbing, door-haling, anlokking, verlokking of wijs-maaking door anraading. |
inductio nominis, uytschrabbing des naams, naams uytschrabbing, naam door-haaling, of naam door-strijking. |
ineptus, onbekwaam, onnut, niet dienende. |
infamis, eerloos, kwaalijk berugt, die geen goed gerugt na gaat. |
onfortunium, een ongeluk, ongeval, misval. |
infractio, een inbreuk, overtreeding. |
infractor, overtreder, inbreeker. |
infringere, breeken, inbreeken, te niet doen, overtreeden. |
infructuosus, onvruchtbaar, dat geen vrugt voortbrengt, of daar geen voordeel of nut van komt. |
inhaerere iis, quae prioribus libellis complexa sunt, blijven by het geen men in de eerste besluyt-schriften, vervat heeft: d.i. als den eyscher in plaats van tegenweer, en de gedaagde in |
| |
| |
plaats van naweer, blijven by het geen sy in haar eerste besluyt-schriften den regter hebben voorgedragen. |
injuriari, of injuriam alicui inferre, hoonen, lasteren, verwijten, iemand hoon of ongelijk an doen, verongelijken. |
injuria atrox, een lasterlijke hoon-spraak. |
injustitia, onregtvaardigheyd, ongeregtigheyd. |
innovare, vernieuwen, weder beginnen. |
inserere, invoegen, tusschen stellen, byvoegen, in doen, insteeken, tusschen setten, ondermengen. |
insistere, anhouwen, anstaan, op eenig ding vast blijven staan, daar by blijven, volherden. |
in solidum, in ’t geheel, gants, besonder. |
instituere, insetten, anstellen, iets voorneemen. Instituere, onderwijsen, beginnen, vaardig en bereyd maaken. |
institutionista, onderwijsing-schrijver. |
instruere, onderwijsen. |
instructio, onderwijsing. |
instrumentum, een geschrift van iemands handel. Instrumentum, een werk-tuyg, gereetschap, rusting, handel-tuyg, tuyg. |
insularius, een hof-wagter, hof-houder, |
| |
| |
een lands of stads-huys-havenaar, die de wagt en opzigt heeft over een hof, of stads-huys, dat het selve wel en schoon gehouden word. |
intentare, versoeken, aanleggen, aanwenden, onderstaan, onderneemen, beginnen. Intentare, dreygen, rekken. |
intercedere, tusschen spreeken, bemiddelen, tusschen beyde komen, belooven. Intercedere, tegen stellen, tegen staan, beletten. |
intercessio, tusschen-spreeking, bemiddeling. Intercessio, een verhindering, beletsel. |
intercessor, middelaar, tusschen-spreeker. Intercessor, tegen-steller, beletter. |
interdictum, een voorschrift of bevel, waar by den regter iets gebied of verbied te sullen geschieden. |
interdictum adipiscendae possessionis, een bevel om de besitting te verkrijgen, waar by iemand word geboden de besitting van eenig goed, ’t welk hy onregtelijk besit, aan een ander (t.w. an die de welke het bevel om de besitting te verkrijgen van den regter ge-eyscht heeft) over te laaten, op sijn voorgeven dat hem de besitting toekomt. |
| |
| |
interdictum annale, een een-jarig gebod of verbod, welkens kragt na ’t verloop van een jaar vervalt. |
interdictum decretale, een bevel des regters, van den selven na genoome kennisse des saaks beslooten: een bevel des regters, waar by hy iets gebied of verbied, ’t welk hy, na dat hy eerst en al voorens de zaake met rijpen rade hadde overwoogen, voor ’t geregte besloot; een bevel na kennis neeming des zaaks beslooten. |
interdictum de liberis exhibendis, een bevel om de kinderen te voorschijn te brengen, een bevel van den rechter, waar by iemand, die eens anders kinderen ophield, belast wierd, dat hy de kinderen daadelijck soude te voorschijn brengen. |
interdictum edictale, een bevel sonder genoome kennisse eens zaaks in ’t besonder gegeeven. d.i. een bevel, ’t welk, sonder bepaalinge van een mensch, zaak, of andere omstandigheeden, in ’t algemeen word gegeeven, maar niet in ’t besonder. |
interdictum, exhibitorum, een bevel van te voorschijn brenging, waar by iemand van den regter belast word iets te voorschijn te brengen. |
| |
| |
interdictum fraudatorum, een bevel van te niet doeninge van het geene ter kwader trouwe gehandelt is: een bevel van den regter, waar by hy alle handelingen die op bedrog en ter kwaader trouwe sijn angegaan, breekt en te niet doet. Een verbod van bedriegerije, of een verbod van bedriegelijke handelingen, waar by alle bedriegelijke en snoode handelingen worden gebrooken. |
interdictum perpetuum, een geduurig gebod, of verbod, ’t welk noyt sijn kragt verliest. |
interdictum privatum, een besonder gebod, of verbod, ’t welk Siet op iemands voordeel in ’t bezonder. |
interdictum prohibitorium, een bevel van verbieding of verbod, een verbiedend bevel, waar by iemand van den regter word verboden iets te doen. |
interdictum publicum, een gemeen gebod, ’t welk Siet op ’t gemeen voordeel. |
interdictum recuperandae possessionis, een bevel om de besitting wederom te bekoomen. Siet mandatum recuperandae possessionis. |
interdictum restitutorium, een bevel van herstelling, een bevel van wedergeeving, waar by iemand van den regter |
| |
| |
bevoolen word iets an een ander weder te geeven. |
interdictum retinendae possessionis, een bevel om de besittinge te behouden. Siet mandatum retinendae possessionis. |
interdictum singulare, een sonderling bevel, een enkel bevel. |
interdictum universale, een algemeen bevel. |
interlocutorius, tusschen spreekende. |
interlocutio, tusschen-spraak. |
interlocutio decretoria, een tusschen gewijsde, by oordeel, tusschen oordeel, een gewijsde met een staart. Siet sententia interlocutoria. |
interloqui, tusschen-spreeken. |
internecinum testamentum, een valsche uyterste wil, om het welke iemand word om ’t leeven gebragt en gedood, om door die uyterste wil de erffenis des gedoode te bekomen. |
interpretari, uytleggen, verklaaren, verlaaten, beduyden, of bedieden. Interpretari, oordeelen ende agten, in ’t goede ofte in ’t kwade neemen. |
interpretatio, uytlegging, vertaaling, verklaaring, beduyding, of bedieding, bedied. |
interrumpere, in ’t midden breeken, tusschen invallen, afbreeken. Interrum- |
| |
| |
pere, iets by brengen daar men de zaake mede veragtert of doet stille staan. |
intervenire, tusschen-komen, tusschen in komen, over komen. |
intervenire, iemands geschil-zaak anvaarden als sijn eygen, of voor een ander in ’t geding komen. |
interventio, een tusschen-komste, tusschen in komst. Interventio, in ’t geding-koming voor een ander: ’t welk geschied, als een derde de welke voor geeft, dat hem daar an geleegen is, komt en stelt een van de dingers buyten het geding, en diens zaak anneemt. |
interventor, een tusschen-komer, tusschen inkomer, over-komer. Interventor, geding over-neemer, die een van der dingers zaake over-neemt. |
intimare, voor regt roepen, een dag van regten leggen. Intimare, inwendigen, inwendig maaken. |
intimatio, dag-legging, roeping. |
intimatus, de tegen-dinger die niet beroepen heeft, maar ’t gewijsde tot sijn voordeel heeft, of die de saak gewonnen heeft. |
intimatus, angekundigt, bekent gemaakt, ontbooden. |
| |
| |
intimatus, angekundigde, bekent gemaakte, ontboodene. |
invadere, angaan, anvallen, ingaan, invaaren met grammen of evelen moed, anrantsen. |
invaliditas, onkragtigheyd, onsterkheyd, magteloosheyd. |
invalidum reddere, of infirmare, onkragtig maaken, kragteloos maaken. |
investitura, leen gift brief, uyt-gift-brief, anvaarding, in-neeming. Investitura, de plegtelijkheyd, of de gewoonelijke wijse van doen, diese gebruyken in ’t toestaan en anvaarden van een leen. |
invocare, anroepen, hulp begeeren. |
involvere, inwikkelen, dekken, verbergen, bestrikken. Involvere, inwentelen, inwinden, op-rollen, omwinden. |
involutio, inwikkeling, inwenteling, inwinding, omwinding, bestrikking. |
iterare, herhaalen, hervatten, wederom beginnen, wederom seggen, dat eens verhaalt of gesegt is. |
iterative, meer-maals, wederom op een nieuw. |
iudex limitaneus, een bepaald regter, de welke een bepaalde magt heeft van den opper-rechter, waar na hy sik moet gedraagen. |
iudex ordinarius, een gewoonelijke reg- |
| |
| |
ter, die door sijn eygen regt en niet door een anders vergunning het regts-gebied heeft: of die het regts-gebied door regt van overheyd, en niet uyt besonder bevel, verkrijgt. |
iudicare, wijsen, oordeelen, of hoordeelen, gewijsde geeven, regts-spreeken. |
iudicatum, ’t gewijsde, ’t gewesene, ’t geen den regter gewesen heeft. |
iudicio sisti, dat men in regten sal verschijnen, dat men sal te voorschijn komen in regten. |
iudicium constituere, regts-pleging maaken, regts-pleeging toestellen, of toeschikken. Ad judicium constituendum, tot het voltrekken van de regts-pleging: tot het toestellen of toe-schikken van de regts-pleging; om regts-pleging te maaken. |
iudicium extraordinarium, buyten gewoonelijke regts-pleging, die niet op de gewoonelijke wijse en geschied. |
iudicum ordinarium, gewoonelijke regts-pleeging, die op de gewoonlijke wijse en na regten geschied. |
iudicium praeparatorium, een voor bereydende regts-pleeging, de welke geschied eer men tot de gewoonelijke regt-pleging komt. |
| |
| |
iudicium privatum, een besondere regts-pleeging, een bysondere burger regts-pleeging, die de eene burger tegen de ander maakt. |
iudicium publicum, een openbaare regts-pleeging, waar by een ongelijk tegens den staat begaan, word gewrooken: een algemeene regt-pleeging, waar by een ider der burgeren vry staat regts-pleeging te maaken tegens een die tegen den staat misdaan heeft. |
iudicium secundum legem, een oordeel na de wet: een regts-pleeging na de wet. |
iuratorius, by eede, of onder eede. |
iuratoria cautio, borg-togte by eede, sekerheyd of seker stelling onder eede, waar by men met eede belooft, het gewijsde te sullen voldoen, en self in regten te verschijnen. |
iuridicus, een regt-spreeker, regt-gever, raad. |
iuridicus, een overste, of land-voogt. |
iuridicus alexandriae, een overste of land-voogt van Alexandria, die het regts-gebied aldaar van den Prinse bevoolen was. |
iuris peritus, een regts-geleerde, regts-ervaarene. |
iurisprudens, regts-kundig, regts-wijse. |
| |
| |
iurisprudentia, regts-kennisse, regts-geleertheyd, regtskunde, regtswijsheyd. |
iurisprudentia canonica, geestelijke regtskennisse, de regts-geleertheyd der geestelijke regten. |
iurisprudentia civilis, burgerlijke regts-kennisse, de regts-kennisse of regts-geleertheyd der burgerlijke wetten. |
iurisprudentia ecclesiastica, de regts-kennisse der kerkelijke regten; de kerkelijke regts-geleertheyd. |
iuris sui compos fieri, sijn regts magtig worden. |
ius haereditarium, erf-regt, regt van erffenisse: ’t regt dat iemand heeft, ’t sy by uyterste wil of by versterf, tot eens anders erffenisse. |
ius naturale seu divinum, aangeboore regt, in geschaape regt, ’t welk van God in ’t gemoed des menschen is ingegeven. Ius naturale, word ook van Iustiniaan uyt-gelegt te sijn die drift, trek of neyging, de welke alle leevende schepselen hebben tot iets, gelijk tot eeten, drinken, voort-teeling, sik selven te beschermen en diergelijke dingen meer. |
ius positivum, seu humanum, gegeeven regt, gestelt regt, ’t welk van de menschen gestelt word tot uytbreyding van het angeboore regt |
| |
| |
ius talionis, regt van gelijke straf-vergelding; d.i. wanneer iemand met die straffe word vergolden, met welke schade hy een ander beschadigt heeft: gelijk in Moyses wet staat: Oog om oog, hand om hand. |
ius utendi, fruendi aedibus aut fundo, regt om een huys of hoove te gebruyken en genutten: een antaal op eenige geregtigheyd die men heeft op eenig huys of hoeve om dat te mogen gebruyken en genutten: genutten is, dat die het gebruyk heeft ook huur kan trekken, als hy het wil an een ander verhuuren. |
iustificare, regtvaardigen, ontschuldigen, vryspreeken, regtvaardig maaken. |
iustificatio, regtvaardiging, ontschuldiging, vryspreking. |
iustitia criminalis, bloed-regt, geregt daar iemand an den lijve gestraft word. |
| |
L.
laedere, kwetsen, ’t sy met woorden of met wercken, schaden, beschadigen, ongelijk doen, tegen stooten. |
laesae majestatis. Siet crimen laesae majestatis. |
| |
| |
laesio, kwetsing, schading, beschadiging. |
lagium, tafel-houders geld: d.i. de winst, de welke dat volk trekt van ’t verstrekke van haar geld op eenig pand. |
lapsus, loop, verloop, lange tijd. |
lapsus fatalium, verloop van de paal-tijden eens beroeps; d.i. het verloop van de gesette tijd, binnen de welke men moet beroep doen van een lager an een hooger regter. |
lassare, moede maaken, vermoejen. |
laterani, of laterones, lijf-knegten, lijf-schutters, wagters die des prinsen lijf beschutten. |
latitare, schuylen, verbergen sik, ergens bedektelijk sijn. |
laudare, looven, prijsen. |
laudimium, een erfpagt-gift, de welke gegeven word voor de vernieuwinge van de erf-pagt. |
laudominium, een eer-schat, eerschenking, de welke van den land-man op sekere tijden an den heer gegeeven word. |
lautia, een gesants-gifte, gesants-geschenk, waar mede een gesant begiftigt wierd. Lautia, de onkosten die in een gesantschap gedaan wierden. |
| |
| |
legare, iets by uyterste wil aan iemand maaken/ aan iemand iets by uyterste wil bespreeken, aan iemand iets by uyterste wil besetten, of agter laaten. |
legare, senden, af-senden, uyt-senden. |
legatio, een gesantschap. |
legator, een maaking bespreeker, of maaking na later, maaker, die aan iemand een weynig van sijn erffenisse by uyterste wil maakt, of bespreekt. |
legatum, een gifte by uyterste wil gemaakt, of besprooke, ’t gemaakte, dat iemand by uyterste wil gemaakt is. |
legatus, een gesant, afgesant, een uytgesonde boode met bevel, heeren-booden, gesant; een gesant is die van een koning of land overheyd an een ander koning of land overheyd gesonden word, om iets met den andere te verhandelen. |
legem ferre, een wet geven, wet stellen. |
legitima pars, of legitima portio, het regtelijke gedeelte, of het wettelijke gedeelte, waar in de ouderen nootzaakelijk haare kinderen mosten erfgenaamen stellen, en de kinderen de ouders; en was het selve onder vijf of meer kinderen, de helft der goederen, onder vier of minder kinderen, het derden-deel der goederen: ’t welk de |
| |
| |
kinderen mosten erven; en ’t geen ouders mosten erven van de goederen der kinderen was het derden-deel der goederen. |
legitimare, wettig maaken. |
legitimari, wettig gemaakt worden, gelijk een on-egt of onwettig kind, wettig of egt gemaakt word by de land-overheyd, waar door de wettig gemaakte het selve voor regt, dat een wettig geboorne heeft, verkrijgt. |
lexiarchi, Ληξίαρχοι, de overheden, de welke de jongelingen, die nu al tot haar mannelijke en mondige jaaren waren gekomen in ’t stads-boek opschreven. |
lexiarchicum, Ληξίαρχικον, ’t stads-boek, daar de naamen der jongelingen, die nu haar selfs regt hadden, en onder geen voogdye stonden, in aangeteekent wierden. |
liberalis, mild, vry, schoon, eerlijk. |
liberare, vryen, vry maaken, verlossen, van slavernije ontslaan. |
liber, vry, los, frank. |
libertas, vryheyd. |
libertas dedititia, een verleende vryheyd an afvalligen, een vryheyd an afvalligen verleend of gegeven, dit was een vryheyd, die de Romers verleende an |
| |
| |
die geene de welke met haar in bond-genoodschap zijnde, kwaamen af te vallen van het bond-genoodschap, waar over sy overwonnen zijnde van de Romers, voor doodschuldige wierden geagt van de selve, en oversulks als syse in genade annaamen, maar met de minste trap van vryheyd begaaft. |
libertas dedititia, vryheyd an gebrand-merkte of om misdaad, gestrafte vry gelaatenen verleend. Siet dedititii libertini. |
libripens, een weger, die met een waage het geld, ’t welk by de oude Romers koper was, en ongemunt, weegde. |
limenarchae, Λιμηνάρχοι, of limenophylaces, Λιμηνοφύλακες, have-meesters, have-wagters, die wagt en opsigt hebben over de zee-havens. |
limenarchia, Λιμηναρχία, of limenophylacia, Λιμηνοφυλακία, have-meesterschap, have-wagterschap. |
liminarca, of liminarcha, een grens-wagter, een overste of opsiender op de grensen, of anstoot. |
limen, een dorpel of drumpel van een huys. |
limina imperii, de grensen des rijks, de uyterste paalen des rijks. |
| |
| |
limitanei milites, krijgs-knegten die op de grensen in besetting leggen, besettelingen. |
lis criminalis, geding in misdaads zaake, wanneer iemand in regte gedagvaard word over een bedreve misdaad; hals geding. |
lis judicialis, geding-twist; een twist die voor den regter dient. |
literae requisitoriales, of literae requisitoriae, regtelijke versoek-brieven. |
liticula nata è summa re, of quaestio emergens, een toeval, of geval, de welke in een hangende zaake ontstaat, en die by een van de dingers by gebragt word, om de geding-zaak self te bewimpelen, of wat sleepende te houden: een verschil opkomende of voort-komende uyt de voornaemste zaak self; een toeval in de geding-zaak. |
litigium, een geding, twist, gekijf. |
loculus, een geld-zak, een borse, geld-kist. Loculus, een plaatsken. |
locupletare, rijk maaken, magtig maaken, verhoogen, vermeerderen. |
locupletari, rijk worden, magtig worden, verhoogt worden, vermeerdert worden. |
logista, Λογιστὴς, een reken-meester, die de rekeninge op neemt, en na siet; of |
| |
| |
die over die geene is, die rekening moeten doen. |
logistica, Λογιστιχὴ, reken-kunde, reken-konst. |
logodedalus, Λογοδάιδαλος, een schoon-spreeker, woorden-digter. |
logographus, Λογὸγραφος, een rekening-schrijver, een boek-houder. |
lutrum, Λύτρον, los-geld, ’t welk men besteet tot lossing van gevangenen. |
| |
M.
machinari, kwaad stooken, berokkenen, kwaad brouwen, kwaad tegen een ander versieren, eenige listigheyd voorstellen ende verdenken, het middel van eenig ding in sijn geest vinden en versinnen. |
magistratus, overheyd, overigheyd. |
magistratus major, de hooge overheyd, ’s lands overheyd. |
magistratus municipalis, de stads overheyd, de bestierders van een stad. |
magistratus politicus, een overheyd in land stand raakende zaaken. |
manceps, een kooper of huurder, die iets van ’t volk koopt of huurt. Manceps, een tollenaar, een overste der tollenaars, die den ontfang van eeni- |
| |
| |
getol, die men betaalen moet, koopt. Manceps, een huurder van sout-keeten. |
mancipare, verkoopen, toe-eygenen, tot eygendom geeven, sijn eygendom afgaan ende dat eenen anderen oversetten, vervreemden. Mancipare agrum, een stuk lands versetten. |
mancipatio, een ingebeelde verkoopinge, ’t welk was een slag van verkoopinge, de welke alleen onder de Roomsche burgers plag te geschieden, en aldus toeging; daar waaren tegenwoordig niet minder als vijf getuygen, meerder jaarige Roomsche burgers, en nog een ander van dien selfden staat, die een kopere waag-schaal hield, de welke genoemt word weeger; die de welke den slaaf ontfangt, (t.w. den kooper) het kooper (d.i. het geld) houdende seyd aldus: desen mensche uyt het regt der Romers seg ik de mijne, ende die is my gekogt voor dat geld, en de koopere schaal, en dat geld geeft hy die, van welke hy den slaaf ontfangt (t.w. den verkooper of weeger) gelijk als in plaats van de koop-schat. Mancipatio, verkooping, overgeeving tot eygendom, leeveringe ende overgeevinge in de |
| |
| |
handen van den geenen die koopt. |
mancipes, overtreder, tollenaaren. |
mancipia, slaaven. Mancipia, al wat met de hand gevangen of onder de hand gestelt wierd: gelijk een mensch, paarden, ezels, muylen, schaapen. Mancipia wierden ook de roerende goederen geheeten van de ouden. |
mancipi emptio, een koop, de welke op een sekere gewoonelijke wijs geschiede, hoedanig die geschiede. Siet mancipatio. |
mancipi res, goederen, op den Italiaanschen bodem leggende, de welke verkregen wierden door verkooping en overgeeving tot eygendom. Mancipi res, of res mancipi, goederen de welke onse eygendom, regt en magt onderworpen sijn. |
mancipio accipere, vry eygen anneemen, of ontfangen; d.i. in vollen en vryen eygendom ontfangen, sonder eenige na maaninge daar van te willen hebben. |
mancipio dare, vry eygen geeven, vry eygen over geeven, tot regte besittinge stellen, en voor uytwinning bevryen. |
mancipium, of mancupium, een slaaf, een gekoft knegt, een oorlogs gevan- |
| |
| |
gene. Mancipium, een eygendom. Mancipium, word ook gebruykt voor een vervreemding, en overdraaging van eygendom. |
manifestare, openbaaren, openbaar maaken, verklaaren. |
manifestus, openbaar, klaar. |
manser, een hoere-soon, d.i. een kind, ’t welk geen sekere vader heeft, maar uyt ongeoorloofde byslaapingen, van een hoere, by welke meer als een haaren toegank hadden, geteelt. |
manticularius, een beurs-snijder, een dief de welke met behendigheyd de luyde haar beurse weet te steelen. |
maximus aut principalis articulus negotii, ’t grootste ofte ’t voornaamste hooft-deel van de handeling. |
medogrammatei, schrijf-raads-luyden, by welke de schrijvers te raad gingen. |
memoria, geheugenis, gedagtenis, onthouding. |
mensarius, of mensularius, een wisselaar, die de geld wisseling oeffent. |
menstruum, maands, maandelijk, dat van een maand is. Menstruum, maand-kost, maandelijk onderhoud, ’t welk iemand alle maanden gemaakt is. Menstruum, maand-loon, ’t welk iemands ’s maands verdient. |
| |
| |
mentionem facere, gewag gemaaken, vermelden. |
mesodicus, Μεσόδὶκος, een regter, een middel-regter, die de zaak middelt tusschen de dingers; of anders een gewillekeurde regter, die van de dingers gekooren word om tusschen haar-lieden regt te spreeken. |
miles adseriptitius, of milites adscriptitii, krijgs-knegten die in dienst angenoomen wierden, om de benden te vervullen, in de plaats van de verslagenen: nieuwe angenoomene krijgs-knegten. |
miserabilis, ellendig, deerlijk, jammerlijk. |
miserabiles homines, ellendige menschen, ellendige luyden, gelijk als sijn sieke en kranke menschen, weduwen en weesen, en andere meer. |
miseria, ellendigheyd, ellende. |
monere, vermaanen, waarschouwen. |
monitum, waarschouwing, vermaaning, bekentmaaking, verwittiging. |
mulctare, of multare, breuken, boete doen geeven, met een geld boete straffe. |
municeps, een burger van een stad, de welke in bond-genootschap was met de Romers, en welkers burgers mede Roomsche burgers waren, dog die |
| |
| |
evenwel haar, eygen regten en wetten gebruykten. Municeps, beteykent ook in ’t algemeen een burger van welke stad het ook soude mogen wesen. Municipes, burgers. |
municipalis, stads, steeds. |
municipalis lex, een stads wet, een burger wet, een insetting, willekeur; een wet die maar alleen dese of die stad in ’t besonder angaat. |
municipare, of recipere aliquem in numerum civium, stads regt geeven, tot burger anneemen. |
municipium, een stad, die in bond-genootschap was met de Romers. Municipium, een stad in ’t algemeen. |
| |
N.
nexi ob aes alienum, verbondenen om schuld, overgegeevenen schulds-halven, die haar selven hebben moeten verbinden an de schuld-eyschers. |
nexum inire, lijfs-verbintenisse angaan, d.i. sik selve schulds-halven verbinden en overgeeven an de schuld-eyschers, tot soo lang sy wederom konde betaalen. |
nexus, een knoop, knooping, binding, t’samen binding. Nuxus, een verbindinge met den lijve, lijfs-verbintenisse, |
| |
| |
waar door een schuld-eysscher sijnen schuldenaar, die onvermogen was te betaalen, konde dwingen te werken in dienstbaarheyd, tot voldoeninge van de schuld. |
nexi soluti, ontbondenen van lijfs verbindinge, verloste schuldenaars van lijfs verbintenisse, die van haar schuld-eyschers ontslaagen sijn en verlost, ’t sy door voldoeninge van de schuld, of door kwijtscheldinge. |
nihil pertinens ad causam, niet ter zaak doende, tot de zaak niet behoorende. |
notare breviter & succinctè, ontwerpen, bewerpen, een ontwerp doen, in ’t kort en beknopt schrijven, om het selve daar na breeder uyt te breyden. |
noverca, een stief-moeder of stijf-moeder, des vaders tweede vrouw, word genoemt stief-moeder of stijf-moeder, om dat die gemeenlijk wat hart en stijf valt tegen de kinderen, van haar mans eerste vrouw. |
noxa, misdoender, schader, schuldige, een slaaf, of beest dat eenige schade gedaan heeft. Noxa, misdaad, schade, schuld. Noxa, schade, of misdaad by een slaaf gedaan. |
noxae deditio, overgeeving van het geene geschadet heeft, of misdaan heeft; |
| |
| |
de overgeeving of overleevering van een slaaf, of beeste, ’t welk eenige schade gedaan heeft, tot vergoedinge van die gedaane schade. |
noxia, misdaad, schade, schuld, straffe. |
numularius, of nummularius, een wisselaar, die de eene soorte van geld voor d’ander wisselen. |
| |
O.
obedientia, nakoming. Obedientia, gehoorsaamheyd, onderdanigheyd. |
obedire, nakomen, als iemand iets belast word, dat hy belooft dat na te komen. Obedire, onderdanig sijn, gehoorsaam sijn, gehoorsamen. |
obligare, verbinden, verpligten. |
obligari, verbonden worden, verpligt sijn. |
obligatus, verbonden, verpligt. |
obreptio, insluyping. |
obreptivè, ter sluyp. |
obrogare, tegen seggen, tegen spreeken, weder spreeken. |
obrogare legem, een wet ten deele veranderen. Obrogare legem, een wet geven om een andere eerst gegeven wet onkragtig te maaken. |
obrogatio, tegen-segging, tegen-spreeking, weder-spreeking. |
| |
| |
obstare, tegen staan, in de wege staan, beletten, verhinderen. |
obventio, een inkomste. |
offensive, aut defensive, beschadigender of verdedigender wijs. |
opinio, meyning, goed dunken. |
ordinatio litis, beleg van een geding: d.i. om het selve wel te beginnen. |
originale, oorspronkelijk. |
originale exemplum. Siet exemplum authenticum. |
| |
P.
pactum commissorum, toesegging van pand-verkooping, beding van pand-verkooping: toesegging most den schuldenaar, door beding van den inschulder doen, van pand-verkooping, ingevalle den schuldenaar het geld waar voor hy sijn pand verbonden had ten gesette dagen niet en voldeede: dog en mag als nu een schuld-eyscher het pand t’sijner beliefte niet verkoopen, schoon genoomen het geld of schuld soo effen ten gesetten dage niet betaalt wierd, maar moet het selve pand aan de meest biedende uyt kragt van gewijsde, verkogt werden. Siet ook lex commissoria. |
| |
| |
paragraphus, een afdeelsel, deeltje, een omvanging of bevanging van een sinspreuk. |
pares curiae, wel geboore mannen. Pares curiae, mede leen-mannen, die elk leen-goederen hebben van een leen-heer, of die leen-goederen hebben in een landschap, of regts gebied. |
participes sceleris, of participes flagitiorum, mede-plegers, mede-plegers van een schelmstuk, hand-daadigen of schuldigen van een misdaad. |
perduellis, een vyand, ’t sy wat vyand dat het is. Perduellis, een vyand van den gemeene staat des lands, vyand des vaderlands, een land verraader, die sijn vaderland beoorlogt of soekt te verraden. |
perduellio, vyandschap, vyandschap tegens den gemeenen staat des lands, land verraderije. |
perduellionis crimen, misdaad van land verraderije, misdaad van vyandschap tegens den staat des land. |
pignus generale, algemeen pand, als al de roerende goederen, of somtijds al de goederen roerende, en onroerend, voor een schuld verpand sijn. |
pignus speciale, besonder pand: eenig roerend goed, ’t welk in ’t besonder |
| |
| |
voor eenige schuld verpand is, en te pande gegeven. |
posthumus, een boesem, of een boesem-weese, nabooreling, die na het overlijden des vaders gebooren is. |
postulatunem judicialem comprobare vel approbare, een regtelijk versoek gestaden of bevestigen. |
praedium, een erve, een leggend goed, een stuk lands, hoeve. |
praedia, worden somtijds genomen voor, onroerende goederen. |
praxis juris, regts-geleertheyds-oeffening. |
prehendere, grijpen, vangen, neemen, vast houden, antasten. |
producens testes, getuyge-belegger, getuyge-voortbrenger. |
producere testes, getuygen beleggen, getuygen voortbrengen. |
productio testium, belegging van getuygen, voortbrenging van getuygen. |
promovere, vorderen, voort-voeren, voorder uytsetten. |
proventus annui, jaarlijkse inkomsten, de welke komen van iemands goederen. |
provocare, beroepen, weder roepen, uyt eysschen, verwekken. |
| |
| |
putare rationem, een rekening effen maaken, effenen, af rekenen. |
| |
Q.
quadruplicatio, antwoord van de beschuldigde tegens het derde inbrengen van den anklaager, na-weers bevesting, of de tweede na-weer. |
querela, klagte, beklag. |
querela de inofficioso parentum testamento, klagte over de onpligtige uyterste wil der ouders, of klagte over de onbehoorlijke uyterste wil der ouders: wanneer de ouders te onregte by haar uyterste wil, de kinderen onterven. |
querela de inofficioso liberorum testamento, klagte over de onpligtige uyterste wil der kinderen, of klagte over de onbehoorlijke uyterste wil der kinderen; wanneer de kinderen in ’t maaken van haar goederen by uyterste wil, de ouders verby gaan. |
queri, klaagen, beklaagen. |
| |
R.
ratihabitio, van waarden houding, vestiging, toestemming, goed kenning. |
ratum habere, vestigen, van waarden |
| |
| |
houden, toestemmen, goed kennen. |
reaudire testes, de getuygen herhooren of wederhooren, getuygen voor de tweedemael hooren. |
reauditio testium, herhooring van getuygen, weder-hooring van getuygen. |
recognitio, erkennisse, herkennisse, erkentenis, erkenning, herkentenis, herkenning: een weder oversieninge. |
recognitio, verly, of verlijd, d.i. bely, belijd, of belijdenis, als men iets belyd, of bekent. |
recognitio rationum, weder oversiening van een rekening, rekenings weder oversiening. |
recognoscere rationes, een rekening weder oversien. |
recognoscere, erkennen, herkennen, wederom kennen, wederom oversien, verbeteren, wederom in der geheugenis brengen, verlijden, d.i. belijden, bekennen. |
recognovit reditum annuum, hy heeft verleden een jaarlijkse inkomste: het woord verleden word hier genoomen voor belooven of toe staan. |
reconciliare, vereenigen, eendragt tusschen eenige maaken, versoenen: vrede maaken, wederhaalen en wederom krijgen. |
| |
| |
reconciliatio, vereeniging, versoening, vrede maaking. |
redigere bona in commentarium, goederen beschrijven, of op schrijven, boedel beschrijven. |
reditus promissor, een inkomsts verlijder: die an een ander inkomst belooft of toe staat. |
reiterare, herhalen, hervatten, wederom seggen dat men eens gesegt heeft. |
reliquari, in schuld blijven, iets schuldig blijven, nog een overblijfsel van een rekening ten agteren sijn. |
reliquatio, in schuld blijving, schuldig blijving van een gedeelte van een rekening. |
reliquator, schuldig blijver, schuldig blijver van een gedeelte van een rekening, die nog een overblijfsel van een rekening ten agteren is. |
reprobans of reprobator, wederlegger, wraaker, die eenige getuygen wederlegt of wraakt. |
reprobare, wederleggen, wraaken, verwerpen. |
reproductio testium, weder belegging van getuygen, weder voorbrenging van getuygen: als men voor de tweedemaal getuygen belegt. |
| |
| |
respondere, over-een komen, gelijck sijn, anpassen. Respondere, antwoorden. |
restitutio, vergoeding, weder-geving. |
revisere computationem, een rekening weder oversien; d.i. eens oversien zijnde wederom oversien. |
revisio computationis, weder oversiening van een rekening, rekenings weder oversiening. |
reus criminis, zaak weldige, zaak weldige eens misdaads, of hantdaadige aan een misdaad: beschuldigde uyt misdaad, of angeklaagde uyt misdaad: misdaadiger, zaak weldige is een t’samen geset woord uyt zaak en geweldige of kortheyds halven weldige, geweldige nu beteykent een die magtig is en groot, of die door geweld iets doet: zaak weldige dan is een, die een zaak te weten een kwaade of iets kwaats met geweld of door geweld doet. Dog dit woord van zaak weldige word ook gebruykt, in gemeene geld-schuld-zaaken, voor een self-schuldige of oorspronkelijke schuldenaar. Siet principalis debitor. |
reus extraordinarius, of reus poene extraordinariae, straf-waardige of straf- |
| |
| |
-schuldige naar goed duncken of bescheydentheyd des regters. Als op de misdaad, die iemand begaan heeft, by de wette geen gesette straf gestelt is, soo word die misdaad in die misdaadiger naar bescheydentheyd en goed dunken des regters gestraft: buyten gewoone straf-schuldige. |
reus ordinarius, of reus poenae ordinariae, straf-waardige of straf-schuldige naar de wet: een misdaadiger welke gestraft word met een straffe naar de wet: gesette straf-schuldige, gewoone straf-schuldige. |
reus facti, een daad schuldige, die eenige daad gedaan of begaan heeft. |
reus satisdandi, een schuldige om borg te stellen, d.i. een die gehouden is een ander borg te stellen tot versekertheyd: borg-stelder. |
reus satis accipiendi, een schuldige om de borg an te neemen, d.i. een die gehouden is de gestelde borg an te neemen: borg anneemer. |
reus stipulandi, eysch-schuldige, een schuldige om iets te eyschen of te vragen: die gehouden is iets te eyschen, of die iets ge-eyscht heeft, eyscher. |
reus promittendi, beloft-schuldige, of |
| |
| |
toesegging schuldige, een schuldige om iets te belooven of toe te seggen, die gehouden is iets te belooven, of toe te seggen, toesegger. |
| |
S.
satisdatio, borg-stelling, of genoegdoening door borg-stelling. |
satisdatio necessaria, nootsaakelijke borg-stelling. |
satisdatio voluntaria, willige borg-stelling: als iemand, schoon hy niet gehouden is borg te stellen, borg stelt. |
satis-acceptio, borg-anneeming. |
satisdare, genoeg doen door borg-stelling. |
satis-accipere, borg anneemen, de genoegdoening door borg-stelling aanneemen. |
schedula, een briefken, of rolleken, een stukje pampiers. |
scriptura originalis, een oorspronkelijk schrift, een eerste schrift van eenige zaake. |
scriptura authentica, een kragtig of bondig schrift, ’t welk voor goed gehouden word en geloofwaardig: oorspronkelijk schrift: een uyt sik self geloofwaardig schrift. |
| |
| |
scriptura probatoria, of scriptura continens facta, quae probari debent, een daads bewijs schrift, een schrift in houdende het bewijs van eenige daaden, de welke in of omtrent een zaak geschied sijn, en beweesen moeten worden. |
sententia definitiva supremi judicis, eynd-oordeel van den opperregter, ’t hoogste gewijsde by den opperregter geweesen, daar af men niet en mag weder-roepen. |
sententia interlocutoria, een tusschen gewijsde, een gewijsde met een staart. |
sententiam interlocutoriam pronuntiare, een by-oordeel of tusschen gewijsde uytspreeken. |
servus arcarius, kas-bewaarder, opsiender over ’t geld: een slaaf, die sijns heeren geld-kas gade slaat, en den opzigt daar over heeft. |
spoliare, iemand stooren, of hinderen in sijn besitting: rooven, iemands goederen op de wegen rooven en afsetten. |
spolium, een roof, gerooft goed; goed uyt of van welkers besitting iemand gestooten is. |
sportella, of sportula, een korfken of mandeken van tienen gevlogten. |
| |
| |
sportula, een doosken om geld in te bewaaren. Sportula, geld, wedde, wedde-loon, ’t welk de regters, of de uytvoerders der gewijsdens tot wed-loon wierd gegeeven. |
sportula, een morgen-groetse-gifte, bestaande of in de vrije kost-geld of ander gifte, ’t welk de Romers die gaaven, die welke haar des morgens kwamen groeten, en een goeden dag wenschen. |
sportula, was by de Romers, ’t geen sy dagelijks aan haare beschermden, d.i. die sy onder haar bescherminge hadden, gaaven, tot ’s leevens gebruyk: in welkes plaats somtijds ook wel geld wierd gegeeven. |
subreptio, onderkruyping, onttrekking, heymelijk koming. |
subreptivè, steel gewijs, ter sluyp. |
subrogare, of surrogare, in eens anders plaatse stellen, plaats vullen. |
subrogare aliquem in locum alterius, iemand in de plaats stellen van een ander. |
subrogare legi, by een wet iets by doen, een deel by voegen, by een wet. |
subrogatio, of surrogatio, in eens anders plaats stelling, in plaats stelling van een ander, plaats-vulling. |
| |
| |
summarium, een ontwerp, of bewerp in ’t kort van een geschrift. |
| |
T.
taediosè, verdrietiglijk. |
talio, gelijke straf vergelding, als iemand op gelijke wijse gestraft word, gelijk als hy een ander beschadigt heeft: by voorbeeldt, oog om oog, en tand om tand. |
tempus deliberandi, dag van beraad, tijd van beraad. |
testamentum internecinum. Siet internecinum testamentum. |
titulus, een eer-naam, by-naam. |
titulus, een opschrift; benaaming. |
tribunus plebis, een meents-man of gemeents-man. |
triplicatio, antwoord op de tweede verweeringe van den beschuldigde, na-weers wederlegginge, of de tweede tegen-weer. |
tumultus, oproer, op-loop, onder de gemeynte. |
tutor analogistus, of analogista, een voogd, die niet gehouden en is rekening te doen, van het bewint sijner voogdije. |
| |
V.
vadimonium, verschijn borgtogt. |
vadis, of vas, verschijn borg: een |
| |
| |
borge de welke most belooven, dat die welke hy verborgde, self in regte most verschijnen. |
valvasinus, onderleenmans leen-man, na agter leen-man, die het leen van een leen-mans leen-man te leen houd. |
valvasor, leens leen-man, onder leen-man, agter leen-man, die het leen van een ander leen-man te leen houd. |
vasaligium, hulde, getrouwigheyd: de welke een leen-man an den leen-heer doet. |
vasallus, een leen-man, smal-heer, een leen-goed-ontfanger, die eenig goed te leen ontfangt te besitten, onder belofte van manschap, en met betaalinge van heer gewaade. |
vectigal, tiende, of tiend regt, erf-pagt of grond inkomst, tol op in gevoerde en uyt gevoerde koopmansschappen. |
vincere, winnen, overwinnen. |
vitricus, een stief-vader, of stijf-vader, om dat die gemeenlijk wat hart en stijf valt; tegen de voor-kinderen van sijn vrouw. |
usura maritima, of usura nautica, zee-winst, zee-woeker, bodemerije. Siet foenus nauticum. |
| |
| |
<boektitel>ANWYSING |
Om de Vertaaling en Uytlegging der |
Bastaart-woorden, de welke in de |
Regts-geleertheyd en Regts-vor- |
dering gebruykt worden, in de |
WOORDEN-SCHAT |
Of in het Byvoegsel der |
WOORDEN-SCHAT |
te konnen vinden.</boektitel> |
|
Den Leeser gelieve te letten, dat de woorden waar by een 1 staat, in de Woorden-Schat, en waar by een 2 staat, in ’t By-voegsel te vinden zijn. |
| |
A.
abalieneren, Siet abalienare. 1. |
abbrevieren, Siet abbreviare. 1. |
aboleren, Siet abolere. 1. |
abolitie, Siet abolitio. 1. |
abrogatie, Siet abrogatio. 2. |
abrogeren, Siet abrogare. 2. |
absent, Siet absens. 2. |
absenteren, Siet absentare. 2. |
| |
| |
|
absolutie, Siet absolutio. 1. |
absolutie van de instantiae, Siet absolutio instantiae. 1. |
absolutelijk, Siet absolutè. 1. |
absolveren, Siet absolvere. 1. |
abuseren, Siet abuti. 2. |
abuys, Siet abusus. 2. |
acceptant, Siet acceptans of acceptator. 1. |
accepteren, Siet acceptare. 1. |
acceptilatie, Siet acceptilatio. 1. |
accessien, Siet accessiones. 1. |
accessoir, Siet accessorium. 1. |
accommoderen, Siet accommodare. 2. |
accommodatie, Siet accommodatio. 2. |
accord, verdrag, vereeniging, Siet conventio, pactum, oftransactio. 1. |
accordatie, overkominge, Siet conventio, of pactum. 1. |
accorderen, vereenigen, over-een-komen, Siet convenire, pacisci, of transigere. 1. |
accumuleren, Siet accumulare. 2. |
accumulatie, Siet accumulatio. 2. |
accumulatif, Siet accumulativè. 1. |
accuseren, Siet accusare. 1. |
acte, Siet actum. 1. |
acten, Siet acta. 1. |
acte notariael, Siet scriptura publica. 1. |
acten maaken en dienen, Siet litem |
| |
| |
conscribere & exhibere probationes. 1. |
acten maaken ende productie doen, Siet litem conscribere & testium examinationem producere. 1. |
acten maaken ende voegen, Siet incidens aliquod conscribere & jungere causae principali. 1. |
actie, Siet actio. 1. |
actie institueren, Siet actionem instituere. 1. |
actie koopers van de oost of west-indische compagnie, Siet emptores partium in societate indica, seu americana. 1. |
additien, Siet additionales. 1. |
adheriteren, Siet accipere haereditatem ex testamento. 2. |
adjudiceren, Siet adjudicare. 2. |
adjudicatie, Siet adjudicatio. 2. |
adjunct, Siet adsessor. 1. |
adjunct, of adjoinct, Siet adjunctus. 1. |
administratie, Siet administratio. 1. |
administrateurs, Siet administratores. 1. |
administreren, Siet administrare. 1. |
admiraelschap, Siet societas classis navalis. 1. |
admissie, Siet admissio, of permissio 1. |
admissie om nieuwe feyten te mogen poseren, Siet admissio ad novarum positionum productionem. 1. |
| |
| |
|
admissie om nieuwe stukken over te leggen, Siet admissio ad munimentorum aut testimoniorum productionem. 1. |
admitteren, Siet admittere. 2. |
adopteren, Siet adoptare. 1. |
advanceren, Siet promoveren. 2. |
advers, Siet adversarius. 1. |
advertentie, Siet premonitio. 1. |
adverteren, Siet monere. 2. |
advertissement, Siet monitum. 2. |
advertissementen van regten, Siet monitoria juris. 1. |
arrogeren, Siet adrogare. 1. |
advocaet, Siet advocatus. 1. |
advoceren, Siet advocare. 2. |
advoyement, Siet ratihabitio. 1. 2. en consensus. 1. |
advoyeren, Siet ratum habere. 1. en consentire. |
advis, Siet opinio. 2. |
adviseren, Siet consultare. 2. en iudicare. 2. |
affirmeren, Siet affirmare. |
ageren, Siet agere. 1. |
aggreeren, Siet ratum habere. 2. |
aggreatie, Siet ratihabitio. 1. en 2. |
allegeren, Siet allegare. 2. |
allogatien, Siet allegationes. 1. |
allediale goederen, Siet bona allodialia. 1. |
| |
| |
|
alterceren, Siet altercari. 2. |
altercatie, Siet altercatio. 2. |
ambassedeur, Siet legatus. 2. |
amphibologie, Siet amphibologia. 2. |
amplieren, Siet ampliare. 2. |
annex, Siet annexum, en affixum. 2. |
antecesseur, Siet antecessor. 2. |
animeren, Siet animare. 2. |
anticipatie, Siet anticipatio. 1. |
anticiperen, Siet anticipare. 1. |
antidotael, Siet scriptura antidotalis. 1. |
apostille, Siet annotatio in margine libelli. 1. |
appel, Siet appellatio. 1. |
appelleren, Siet appellare. 1. 2. |
appel in forma, Siet appellatio cum clausula suspensiva. 1. |
appensement, Siet deliberatio. en tempus deliberandi. 2. |
appliceren, Siet applicare. 2. |
appointement, Siet annotatio in margine libelli. 1. decisio. en pactum 1. of reconciliatio. 2. |
appointement dispositif, Siet regula conscribendi litem. 1. |
appointement commissoriael, Siet mandatum deputati judicis. 1. |
appointeren, Siet decidere. 1. en pacisci. 1. of reconciliare. 2. |
apprehenderen, Siet prehendere. en |
| |
| |
apprehendere. 1. |
apprehensie, Siet prehensio, en apprehensio. 1. |
approberen, Siet approbare. 1. 2. |
approbatie, Siet approbatio. 1. |
apt, Siet aptus. 2. |
arbiters, Siet arbitri, en arbiter. 1. |
arbitrateurs, Siet arbitratores, en arbitrator. 1. |
arbitraire pene, Siet poena arbitraria. 1. |
arbitrale uytspraak, Siet laudum arbitrale. 1. |
arrable, buyten gesprek, niet dienende, buyten voorneeming. |
arrementen van den processe, Siet litis reliquiae. 1. |
arres, Siet arrha. 2. |
arrest, Siet sententia definitiva sempremi judicis. 2. |
arrest, Siet detentio. 1. |
arrest op een persoon, Siet detentio alicujus personae. 1. |
arrestant, Siet detentor. 1. |
arrest op eenig goed, Siet detentio alicujus rei. 1. |
arresteren, Siet detinere. 1. 2. |
arresteerde, Siet detentus. 1. |
articulen, Siet articulus. 1. |
articuleren, Siet articulatè loqui. 2. |
ascendenten, Siet ascendentes. 1. |
| |
| |
|
asseradeur, Siet assecurator. 1. |
assereren, Siet assecurare. 1. |
assesseurs, Siet adsessores. 1. |
asseurantie, Siet assecuratio. 1. |
assignatie, Siet assignatio. 1. |
assigneren, Siet assignare. 1. |
assise, Siet fastus dies. 1. |
astringeren, Siet astringere. 2. |
assumeren, Siet assumere. 2. |
attache, Siet literae annexae, of affixae. 1. |
attentaten, Siet attentata. 1. |
atterminatie, Siet atterminatio. 1. |
attribueren, Siet attribuere. 2. |
attroce, Siet atrociter. 2. |
attediose, Siet taediose. 2. |
attesteren, Siet attestari. 2. |
avanceren, Siet promovere. 2. |
avarie, Siet lex rhodia de jactu. 1. |
auctentijc, of authentijc, Siet authenticon. 2. en originale. 2. |
auctentiseren, of authentiseren, Siet authentein. 2. |
aucteur, Siet auctor. 2. |
auctoriseren, Siet auctoritatem inter ponere. 2. |
auctorisatie, Siet auctorisatio. 1. |
auctoriteyt, Siet auctoritas. 2. |
authentijc schrift, Siet scriptura originalis, en script. authent. 2. |
authentijc exempel, of copie, Siet exemplum authenticum. 1. |
| |
| |
|
auditie, Siet auditio. 2. |
auditeur, Siet auditor. 2. |
| |
B.
bailluen, Siet satrapes. 1. |
bandyten, Siet deportati, of relegati. 1. |
baptiseren, Siet baptisare. |
baronnen, Siet barones. 1. 2. |
beneficie, Siet beneficium. 1. |
besloote missiven, Siet literae clausae. 1. |
bigame, Siet bigamus. 2. |
bigamie, Siet bigamia. 1. |
by enqueste valetudinair, Siet examen testium morbi causa factum. 1. |
by exempel, Siet exempli gratia. 1. |
by gysseling procederen, Siet litem agere vadato interim reo in loco quodam, unde ei non liceat exire. 1. |
by interventie, Siet per exemptionem è lite. 1. |
by memorien en advertissementen van regten, Siet per brevem causae conjectionem & monitoria juris. 1. |
blasphemeren, Siet blasphemare. 2. |
boete van ’t fol appel, Siet mulcta frivolae appellationis. 1. |
brevet, Siet schedula. 2. |
brevier, Siet breviarium. 2. |
breviteyt, Siet brevitas. 2. |
| |
| |
|
brieven van seurte, Siet literae salvi conductus. 1. |
bulle, Siet diploma. 1. |
| |
C.
calendrier, Siet index articulorum & probationum. 1. |
calumnieren, Siet calumniari. 1. |
capitael, Siet sors. 1. |
capittel, Siet capitulum. 1. |
captieux, Siet captiosè. 1. |
catheylen, Siet bona mobilia, of supellex. 1. |
cas subject, Siet causa propter quam fit questio. 2. |
casseren, Siet facere irritum. 2. |
cautie, Siet cautio. 1. |
cautie juratoir, Siet iuratoria cautio. 2. |
caveren, Siet cavere. 1. |
causeren, Siet causare. 2. |
cautie suffisant, Siet cautio sufficiens. 1. |
cavilleren, Siet cavillari. 1. |
cavillatie, Siet cavillatio. 1. |
cautionairis, Siet cautor, of fide jussor. 2. |
cederen, Siet cedere. 1. |
cedulle, Siet schedula. 2. |
certificeren, Siet certiorare. 2. |
cessie, Siet cessio. 1. |
cessie, of ces, Siet cessio bonorum. 1. |
cessionant, Siet cedens. 1. |
| |
| |
|
cessionaris, Siet cessionarius. 1. |
cipier, Siet commentariensis. 1. |
circumstantie, Siet circumstantia. 2. |
citatie, Siet citatio. 1. |
citeren, Siet citare ad judicium. 1. |
civile regteren, Siet gubernatores politiae. 2. |
clausule, Siet clausula. 1. |
clausule van arrest, Siet clausula arresti. 1. |
clausule justificatoir, Siet clausula justificatoria. 1. |
clausule codicillair, Siet clausula codicillaris. 1. |
clausule derogatoir, Siet clausula derogatoria. 1. |
clausule edictaal, Siet clausula edictalis. 1. |
clausule penael, Siet clausula poenalis. 1. |
clausule salutair, Siet clausula salutaris. 1. |
clausule van auctorisatie, Siet clausula auctorisationis 1. |
clausule van inhibitie, Siet clausula suspensiva, of inhibitionis. 1. |
codicil, codicillen, of Codicip, Codicippen, Siet codicilli. 1. |
cognitie, Siet cognitio. 2. |
collateralen, Siet collaterales. 1. |
collationeren de copie tegen’t principaal, Siet conferre descriptionem cum scriptura originali. 2. |
| |
| |
|
collationeren, Siet conferre. 2. |
collecteren, Siet colligere. 2. |
collusie, Siet collusio. 2. |
commineren, Siet comminari. 2. |
commissaris, Siet iudex delegatos. |
commissarissen van kleyne saaken, Siet iudices delegati in causis levioribus. 1. |
commissaris, Siet iudex deputatus. 1. |
commissaris en adjunct, Siet iudex deputatus cum secretario. 1. |
commissie op een commissaris om getuygen te hooren, Siet mandatum judici deputato datum à curia ad audiendos testes. 1. |
committeren, Siet committere. 2. |
committeerde, Siet commissarius. 2. |
commotie, Siet tumultus. 2. |
communiceren, Siet communicare. 2. |
compaignie, Siet societas. 1. |
compaignon, Siet socius. 1. |
comparant, Siet comparitor. 2. |
compareren, Siet comparere. 2. |
compareren voor commissarissen op hoope van accoort, Siet convenire coram judicibus deputatis ad in eundam si fieri potest transactionem. 1. |
comparitie, Siet conventus. 1. |
comparitie ten fine van accoord, Siet conventus sub spe compositionis. 1. |
comparitie voor commissaris op de deug- |
| |
| |
delijkheyd of ondeugdelijkheyd van de gyseling, Siet conventus coram judice deputato super validitate aut invaliditate vadimonii. 1. |
compelleren, Siet compellere. 1. |
compenseren, Siet compensare. 2. |
competeren, Siet competere. 2. |
competent, Siet competens. 1. |
competente regter, Siet iudex competens. 1. |
complainte, Siet mandatum recuperandae possessionis. 1. |
complicen, Siet correi criminis, en participes sceleris. 2. |
composeren, Siet componere. 1. |
compositie, Siet compositio. 1. |
comprehenderen, Siet comprehendere. 1. |
compromis, Siet compromissum. 1. |
compromitteren, Siet compromittere. 1. |
compromittenten, Siet compromissores. 1. |
compulsoir, Siet mandatum compulsoriale. 1. |
compulsorien, Siet literae compulsoriales. 1. |
concederen, Siet concedere. 2. |
concerneren, Siet concernere. 2. |
concessie, Siet consessio. 1. |
concierge, Siet insularius. 1. |
| |
| |
|
concinneren, Siet concinnare. 2. |
concluderen, Siet concludere. 1. |
conclusie, Siet conclusio, libellus petitionis. 1. |
conclusie, van antwoord van de gedaagde, Siet responsio. 1. |
conclusie van eysch van den eyscher, Siet petitio actoris. 1. |
concurreren, Siet concurrere. 1. |
concurrentie, Siet concurrentia. 1. |
concussie, Siet concussio, en repetundae. 1. |
condemneren, Siet condemnare. 1. |
condemnatie, Siet condemnatio. 1. |
conditie, Siet conditio, en status. 1. |
conditioneren, Siet conditionem praedicere. |
confereren, Siet conferre. 2. |
confessie, Siet confessio. 2. |
confessoire actie, Siet actio confessoria. 1. |
confirmeren, Siet confirmare. 2. |
confiscatie, Siet confiscatio, en publicatio. 1.g |
confisqueren, Siet confiscare, en publicare. 1. |
conformeren, Siet conformare. 2. |
conniveren, Siet connivere. 2. |
conquesteren, Siet acquirere, en vincere. |
consenteren, Siet consentire. 1. |
consent, Siet consensus. 1. |
| |
| |
|
consequent, Siet consequentia. 2. |
conserveren, Siet conservare. 2. |
considereren, Siet considerare. 2. |
consignatie, Siet depositio pecuniae in judicio. 1. |
consigneren, Siet deponere pecuniam in judicio, en consignare. 1. |
consilie, Siet consilium. 1. |
conspireren, Siet conjurare. 2. |
conspiratie, Siet conjuratio. 1. |
constituant, Siet constitutor redituum, of constituens. 1. |
constitueerde, Siet receptor redituum. 1. |
constitueerde, Siet constitutus. 1. |
constitueren, Siet constituere. 1. |
constrainte, Siet coactio, of coërcitio. 1. |
consulteren, Siet consulere, en consultare. 2. |
consultatie, Siet consultatio. 1. 2. |
contemplatie, Siet contemplatio. 2. |
contendent, Siet litigator. 1. |
contenderen, Siet contendere. 1. |
contenteren, Siet satisfacere. 2. |
contentieuse saaken, Siet res litigiosae. 1. |
contesteren, Siet contestari. 2. |
continuatie, Siet continuatio, of prorogatio. 1. |
conthoralen, Siet consortes thalami. 1. |
continueren, Siet continuare. 1. |
continuatie, Siet continuatio. 1. |
| |
| |
|
contra debat, Siet oppositio contraria. 1. |
contrainte, Siet coactio. 1. of coërcitio. 1. |
contra interrogatorien, Siet contra interrogationes. 1. |
contra interrogatorien leveren, Siet contra interrogationes exhibere. 1. |
contradiceren, Siet contradicere. 2. |
contraheren, Siet contrahere. 1. |
contract, Siet contractus. 1. |
contract antenuptiael, Siet contractus antenuptialis. 1. |
contravinieren, Siet contravenire. 2. |
contribueren, Siet contribuere. 2. |
contumaceren, Siet contumacem esse. 2. |
convenibel, Siet convenibilis. 1. |
conventie, Siet conventio. 1. |
conventionele ondersetting, Siet hypotheca conventionalis. 1. |
convoy-geld, Siet vectigal. 1. |
coopereren, Siet cooperari. 2. |
copieren, Siet describere, of exscribere. 2. |
copie, Siet exemplum. 1. of descriptio, exscriptio. 2. |
copie van ’t mandement, Siet exemplum mandati. 1. |
copie authenticq, Siet exemplum authenticum. 1. of descriptum authenticum. 2. |
| |
| |
|
copie ende dag eyschen, Siet editionem instrumentorum & dilationem petere. 1. |
copie van de procuratie op den procureur, Siet exemplum mandati procuratorii. 1. |
copie van ’t relaes, Siet exemplum factae citationis. 1. |
copuleren, Siet copulare. 2. |
corresponderen, Siet respondere. 2. |
corroboreren, Siet corroborare. 2. |
corrueren, Siet corruere. 2. |
corrumperen, Siet corrumpere. 2. |
costume, Siet consuetudo. 1. |
crediteur, Siet creditor. 1. |
credit, Siet creditum. 1. |
creditrice, Siet creditrix. 2. |
crime, Siet crimen. 1. |
crimineel, Siet criminalis. 1. |
crimineliter, Siet criminaliter. 1. |
culperen, Siet culpare. 2. |
cumulatie, Siet cumulatio. 1. |
cumuleren, Siet cumulare. 1. |
curateur, Siet curator. 1. |
| |
D.
damnatie, Siet damnatio. 2. |
damneren, Siet damnare. 2. |
date, of date van den brief, Siet dies in literis adscripta. 2. |
| |
| |
|
dateren, Siet diem in literis adscribere. 2. |
dat de enqueste gehouden sal worden als ordinair, Siet ut illud examen testium pro legitimo habeatur. 1. |
dat de instantie verklaart sal werden desert, Siet instantia ut declaretur deserta. 1. |
dat de gedaagde obedientie verklaare, Siet ut reus, se mandatis curiae, pendente lite obtemperaturum spondeat. 1. |
dat de impetrant verklaart sal werden niet ontfankelijk voor als nog, Siet ut declaretur actor, se, utpote cum tempore plus petit, adhuc necdum posse agere. 1. |
dat hy op de articulen antwoorde per verbum credit vel non, Siet ut articulis assertive aut negative respondeat. 1. |
dat het proces verklaart sal werden interrupt, Siet lis ut declaretur interrupta. 1. |
debat, Siet oppositio. 1. |
debatteren, Siet contradicere. 2. |
debit, Siet debitum. 2. |
debiteur, Siet debitor. 1. |
debitrice, Siet debitrix. 2. |
decerneren restablissement, Siet possessionem momentaneam adjudicare. 1. |
decideren, Siet decidere. 1. |
| |
| |
|
decipieren, Siet decipere. 2. |
decisie, Siet decisio. 1. |
declaratie, Siet declaratio. 1. |
declaratie debatteren, Siet declarationi contradicere. 1. |
declareren, Siet declarare. 2. |
declinatoire exceptie, Siet exceptio declinatoria. 1. |
decretatie, Siet decretatio. |
decreet, Siet decretum. 1. |
decreteren, Siet decernere. 1. |
deduceren, Siet deducere. 1. 2. |
deductie, Siet deductio. 1. |
deductie van regte, Siet deductio juris. 1. |
deductien, Siet deductiones. 1. |
defailleren, Siet deficere. 2. |
default, of defaut, Siet defectus. 1. |
defectif, Siet defective. 2. |
defenderen, Siet defendere. 1. |
defereren, Siet deferre. 1. 2. |
defloratie, Siet defloratio. 2. |
defloreren, Siet deflorare. 2. |
defrauderen, Siet defraudare. 2. |
degraderen, Siet de gradu dignitatis suae dejicere. 1. |
delibereren, Siet deliberare. 2. |
delinquant, Siet delinquens. 1. |
delinqueren, Siet delinquere. 1. |
dependeren, Siet dependere. 2. |
deponent, Siet testis. 1. |
| |
| |
|
deponeren, Siet deponere. 2. |
deposant, Siet testis. 1. |
deposeren, Siet testimonium dicere, en deponere. 2. |
depositie, Siet testimonium, en depositio. 1. |
depost, Siet deposita pecunia. 1. |
deputeren, Siet deputare. 1. |
desadvoyeren, Siet facere irritum. 2. |
descendenten, Siet descendentes. 1. |
desert, Siet peremptum, en deserere. 1. |
desertie, Siet desertio. 1. |
desisteren, Siet desistere. 2. |
detenteren, Siet detinere. 1. |
detineren, Siet detinere. 1. 2. |
detractie van de falcidische portie, Siet detractio falcidiae. 1. |
detractie van de trebellianische portie, Siet detractio trebellianicae. 1. |
devolveren, Siet devolvere. 2. |
dicteren, Siet dictare. 2. |
dictum, Siet breviculum sententiae. 1. |
dien omvermindert ten twee finen te antwoorden, Siet sine prejudivio exceptionis ulteriores defensiones proponere. 1. |
diffameren, Siet diffamare. 2. |
differentie, of different, Siet controversia. 1. |
differeren, Siet differre. 1. |
| |
| |
|
difficulteyt, Siet difficultas. 2. |
diffinieren, Siet definire. 2. |
diffinityf, Siet definitivus, & definitè. 2. |
definityf vonnis of sententie, Siet sententia definitiva. 1. 2. |
dilay, Siet dilatio. 1. |
diliaeren, Siet differre. 1. |
dilatoire exceptie, Siet exceptio dilatoria. 1. |
diligenteren, Siet diligentiam adhibere. 2. |
diminueren, Siet diminuere. 2. |
diminutien, Siet diminutio. 1. |
diminutien overleggen, Siet ea quae ad diminutionem pettinent exhibere. 1. |
directelijk, Siet directe. 1. |
discretie, Siet discretio. 1. |
disponeren, Siet disponere. 2. |
disposityf, Siet dispositio, of ordinatio. 1. |
dispositie, Siet dispositio. 1. |
dissimulatie, Siet dissimulatio. 2. |
distraheren, Siet distrahere. 2. |
distribueren, Siet distribuere. 2. |
distribuant, Siet distributor. 2. |
divers, Siet diversus. 2. |
diversiteyt, Siet diversitas. 2. |
diverselijk, Siet diverse. 2. |
diverteren, Siet divertere. 2. |
divulgeren, Siet divulgare. 2. |
doceren, Siet docere. 2. |
| |
| |
|
domicilie kiesen, Siet domicilium eligere. 2. |
douarie, Siet dotalitium. 2. |
dubiteren, Siet dubitare. 2. |
duplijk, Siet duplicatio. 1. |
duplijk met middelen, Siet duplicatio cum mediis & probationibus. 1. |
duwarie, Siet dotalitium. 2. |
| |
E.
ederen, Siet edere. 2. |
edict, Siet edictum. 1. |
edict retorqueren, Siet circumducere edictum. 1. |
editie, Siet editio. 1. 2. |
eerste instantie, Siet instantia prima. 1. |
effaceren, Siet inducere scripturam. 2. |
effect, Siet effectus. 2. |
effect sorteren, Siet effectum sortiri. 1. |
effectueren, Siet efficere, of exequi. 2. 1. |
emanciperen, Siet emancipare. 1. |
emenderen, Siet emendare. 2. |
eminent, Siet eminens. 2. |
emologeren, Siet homologere. 1. |
emolumenten, Siet emolumenta. 2. |
emploieren reprochen en salvatien van regten, Siet uti reprobationibus & comprobationibus juris. 1. |
emptie, Siet emptio. 1. |
emunit, Siet exemptus. 2. |
| |
| |
|
enorm, Siet enormis. 2. |
enqueste doen, Siet examen instituere. 1. |
enqueste, Siet examen. 1. |
enqueste valetudinair, Siet examen testium morbi causa factum. 1. |
enterineren, Siet approbare, of comprobare. 1. |
erigeren, Siet erigere. 2. |
erreur, Siet error. 2. |
estimeren, Siet aestimare. 1. |
estimatie, Siet aestimatio. 1. |
evacuatie, Siet evacuatio. 1. |
evident, Siet evidenter. 2. |
evidentie, Siet probatio notoria, en evidentia. 1. |
evocatie, Siet evocatio. 1. |
exactie, Siet exactio. 1. |
examineren, Siet examinare. 2. |
exceptie, Siet exceptio. 1. |
exceptie declinatoir, Siet exceptio declinatoria. 1. |
exceptie dilatoir, Siet exceptio dilatoria. 1. |
exceptie peremptoir, Siet exceptio peremptoria. 1. |
exceptie van litis finitae, Siet exceptio litis finitae. 1. |
exceptie van litis contestatio, Siet exceptio litis contestationis. 1. |
exceptie van litis pendentie, Siet exceptio litis pendentis. 1. |
| |
| |
exceptie van incompetentie, Siet exceptio non competentis judicis. 1. |
exceptie van transactie, Siet exceptio transactionis. 1. |
exceptie proponeren, Siet exceptionem proponere. 1. |
excipieren, Siet excipere. 1. |
excipient, Siet excipiens. 1. |
excipieerde, Siet exceptus. 1. |
excluderen, Siet excludere. 2. |
excommuniceren, Siet excommunicare. 2. |
excommunicatie, Siet excommunicatio. 1. 2. |
excussie, Siet excussio. 1. |
executeren, Siet exequi sententiam. 1. |
executie, Siet executio. 1. |
executeur, Siet executor. 2. |
executorien, Siet literae executoriales. 1. |
exempt, Siet exemptus. 2. |
exerceren, Siet exercere. 2. |
exherederen, Siet exhaeredare. 1. |
exhiberen, Siet exhibere. 1. |
exclus of excluys, Siet exclusus. 2. |
expeditie, Siet expeditio. 2. |
expense, Siet expensae. 1. |
expireren, Siet expirare. 2. |
exploicteren een mandament, Siet mandatum exequi. 1. |
exploicteren, Siet exequi. 1. Of efficere. 2. |
| |
| |
|
exploict, Siet mandati executio, of citatio. 1. |
expres, Siet expresse. 2. |
expurgatie, Siet expurgatio. 2. |
expurgeren, Siet expurgare. 2. |
extenderen, Siet extendere. 2. |
extimeren, Siet aestimare. 1. |
extraheren, Siet extrahere. 2. |
extract, Siet extractus. 2. of exemplum. 1. |
extrajudicielijk, Siet extrajudicialiter. 2. |
extraordinaris, Siet extraordinarius. 2. |
extraordinarie, Siet extraordinarium. 1. |
exue, Siet tributum transmigrationis ab una in aliam regionem. 1. |
| |
F.
fabriceren, Siet fabricare. 2. |
factoor, of facteur, Siet institor. 1. |
faculteyt, Siet facultas. 2. |
faict, Siet factum. 1. |
faillieren, Siet cedere foro. 1. |
fallissement, Siet cessio foro. 1. |
falsaris, Siet falsarius. 2. |
falsiteyt, Siet falsitas. 2. |
fameus libel, Siet famosus libellus. 2. |
fatalien, Siet fatalia. 1. |
feyten, Siet facta, en scriptura probatoria. 2. |
felonie, Siet felonia. 1. |
| |
| |
|
fidejusseur, Siet fidejussor. 1. |
fiscaal, Siet advocatus fisci. 1. |
fix domicilie houden, Siet domicilium fixum tenere. 2. |
folappel, Siet frivola appellatio. 1. |
forclusie, Siet exclusio. 1. |
fortificeren, Siet fortificare. 2. |
fraude, Siet fraus. 1. |
frauderen, Siet fraudare. 2. |
frivol, Siet frivolus. 2. |
fructueux, Siet fructuosus. 2. |
frustre, Siet frustrà. 2. |
frustreren, Siet frustrare. 2. |
frustratie, Siet frustratio. 2. |
fugityf, Siet fugitivus. 2. |
funderen, Siet fundare. 2. |
| |
G.
gabelle, Siet vectigal. 1. |
garanderen, Siet indemnitatem praestare. 1. en evictionem praestare. 2. |
garant, Siet indemnitatis praestatio. 1. En evictionis praestatio. 1. 2. |
gauderen, Siet gaudere. 2. |
geaccuseert, Siet accusatus. 1. |
geapprehendeert, Siet apprehensus. 1. |
geauthoriseert, Siet auctorisatus. 1. |
geconsigneert, Siet consignatus, of in judicio depositus. 1. |
| |
| |
|
gedelegeerde, Siet delegatus. 1. |
gedelegeert, Siet delegatus. 1. |
gedilaieert, Siet dilatus. 1. |
geinterineert, Siet approbatus. 1. |
gelegitimeerde, Siet legitimatus. 1. |
geintintimeerde, Siet intimatus. 2. |
generael, Siet generalis. 1. |
generale procuratie, Siet procuratio generalis. 1. |
gereformeerde religio, Siet religio reformata. 1. |
getaxeert, Siet taxatus. 1. |
glorieren, Siet gloriari. 2. |
glose, Siet interpretatio. 2. |
glosseren, Siet interpretari. 2. |
graveren, Siet gravare. 2. |
graviteyt, Siet gravitas. 2. |
grieven, Siet gravamina. 1. |
grieven à minima proponeren, Siet gravamina à minima parte litis proponere. 1. |
griffier, Siet graphiarius. 1. |
grosseren, Siet extendere, of exscribere. 2. |
gros, Siet extensio. 2. Of exscriptio. 2. |
guarand, Siet indemnitatis praestatio, en evictionis praestatio. 1. 2. |
guaranderen, Siet indemnitatem praestare, en evictionem praestare. 1. 2. |
| |
| |
| |
H.
habiteren, Siet habitare. 2. |
herederen, Siet haereditatem acquirere. 2. |
herediteyt, Siet haereditas. 1. |
homagie, Siet homagium. 1. |
homologatie, Siet homologia. 1. |
horteren, Siet hortari. 2. |
hypotheecq, Siet hypotheca. 1. |
hypothekeren, Siet hypothecare. 1. |
| |
I.
ignominie, Siet ignominia. 2. |
ignoreren, Siet ignorare. 2. |
illegitime, Siet illegitimi. 1. |
imiteren, Siet imitari. 2. |
immeubelen goederen, Siet bona immobilia. 1. |
immissie in de possessie, Siet immissio in possessionem. 1. |
impertinent, Siet nihil pertinens ad causam. 2. |
impetreren, Siet impetrare. 2. |
impetrant, Siet impetrans, of impetrator, en actor. 1. |
imploreren, Siet implorare. 2. |
imponeren, Siet imponere. 2. |
imposeren, Siet imponere. 2. |
impost, Siet impositio. 2. |
impugneren, Siet impugnare. 2. |
| |
| |
|
impugnateur, Siet impugnator. 2. |
imputeren, Siet imputare. 2. |
inadvertentie, onverwittigtheyd, als men iewers niet van verwittigt is. |
in cas van oppositie, Siet in casu oppositionis. 1. |
incident, Siet liticula nata è summa re. 2. |
incluys, Siet inclusum. 1. |
incompetentie, Siet incompetentia. 1. |
incompetente regter, Siet judex incompetens. 1. |
incompositie ontfangen, Siet ad compositionem recipere. 1. en compositio. 1. |
inconvenient, Siet infortunium. 2. |
inculperen, Siet culpare. 2. of accusare. 1. |
incurreren, Siet incurrere. 2. |
indemneren, Siet indemnem servare. 2. |
indemniteyt, Siet indemnitas. 1. |
induceren, Siet inducere. 2. |
inductie, Siet inductio. 2. |
inept, Siet ineptus. 2. |
infaam, Siet infamis. 2. |
infracteur, Siet infractor. 2. |
infractie, Siet infractio. 2. |
infructueux, Siet infructuosus. 2. |
infringeren, Siet infringere. 2. |
inhabil, Siet ineptus. 2. of incapaces. 1. |
inhibitie, Siet clausula suspensiva. 1. |
injurieren, Siet injuriari. 2. |
injurie, Siet injuria. 1. |
| |
| |
|
innocent, Siet innocens. 1. |
innovatie, Siet innovatio. 1. |
innoveren, Siet innovare. 1. 2. |
in persoon, Siet in persona. 1. |
in reauditie komen aan het volle collegie, of aan den vollen raad, Siet retractationem postulare coram pleno senatu. 1. |
insereren, Siet inserere. 2. |
insinuant, Siet insinuans. 1. |
insinuatie, Siet insinuatio. 1. |
insinueerde, Siet insinuatus. 1. |
insinueren, Siet insinuare. 1. |
insisteren, Siet insistere. 2. |
insolvent, Siet non solvendo esse. 1. |
inspectie oculare, Siet inspectio ocularis. 1. |
inspectie, Siet inspectio. 1. |
instantie, Siet instantia. 1. |
institueren, Siet instituere. 2. |
institueren tot erfgenaam, Siet instituere haeredem. 1. |
instructie, Siet instructio. 1. |
instrueren, Siet instruere. 1. |
instrument, Siet instrumentum. 2. |
instrumenten, Siet literae obligatoriae. 1. |
instrument van guarant, Siet instrumentum evictionis. 1. |
intenteren, Siet intentare. 2. |
intendit, Siet intentio. 1. |
intendit overleggen, Siet intentionem suam scripto fundare. 1. |
| |
| |
|
intendit te verifieren, Siet intentionem suam probationibus munire. 1. |
intendit te sien overleggen met de vereficatie van dien, Siet mandatum quo reus, ut intentionem actoris eremodicio complexam, simulque ejus probationes tradi videat, citatur. 1. |
intentie, Siet intentio. 1. |
interest, Siet interesse. 1. |
interesten, Siet usura. 1. |
intercederen, Siet intercedere. 2. |
interdict, Siet interdictum. 1. |
interdict redoubleren, Siet duplicare interdictum. 1. |
interdicent, Siet interdicens. 1. |
interdiceerde, Siet interdictus. 1. |
interdiceren, Siet interdicere. 1. |
interjectie, Siet interjectio. 1. |
interjectie van appel, Siet interjectio appellationis. 1. |
interjicieren, of interjecteren, Siet interjicere. 1. |
interineren, Siet approbare. 1. |
interinement, Siet approbatio. 1. |
interloqueren, Siet sententiam interlocutoriam pronuntiare. 2. |
interruptie, Siet interruptio. 1. |
interrupt, Siet interruptum. 1. |
interrumperen, Siet interrumpere. 2. |
interventie, Siet exemptio è lite. 1. |
intervenieren, Siet intervenire. 2. |
| |
| |
|
intervenient, Siet interventor. 2 |
intimatie, Siet intimatio. 1. |
intimeren, Siet intimare. 1. |
interlocutoire sententie, Siet sententia interlocutoria. 1. 2. |
interrogatorien, Siet interrogationes. 1. |
introductio van appel, Siet appellationis introductio. 1. |
invaderen, Siet invadere. 2. |
invaliditeyt, Siet invaliditas. 2. |
invalideren, Siet invalidum reddere. 2. |
inventarieren, Siet redigere bona in commentarium. 2. |
inventaris van goederen, Siet inventarium bonorum. 1. |
inventaris van stukken, Siet inventarium instrumentorum litis. 1. |
invoceren, Siet invocare. 2. |
involveren, Siet involvere. 2. |
involutie, Siet involutio. 2. |
itereren, Siet iterare. 2. |
iudicature, Siet judicatum. 2. |
iudiceren, Siet judicare. 2. |
iugeren, Siet judicare. 2. |
iugement, Siet judicatum. 2. |
iuge, Siet judex. 1. |
iuratoir, Siet juratorius. 2. |
iurisdictie, Siet jurisdictio. 1. |
iurist, Siet jurisconsultus. 1. |
iustificeren, Siet justificare. 2. |
| |
| |
|
iustificatie, Siet justificatio. 2. |
iusticier, Siet judex, of praetor. 1. |
iuwelen, Siet ornameta pretiosa. 1. |
| |
K.
katheylen, Siet bona mobilia, of supellex. 1. |
korte relatie, Siet exemplum citationis factae. 1. |
| |
L.
laps, Siet lapsus. 2. |
laps van de fatalien, Siet lapsus fatalium. 2. |
latiteren, Siet latitare. 2. |
lauderen, Siet laudare. 2. en compromittere. 1. |
lederen, Siet laedere. 1. |
legaet, Siet legatum. 1. |
legaet d.i. gesant, Siet legatus. 2. |
legateren, Siet legare. 2. |
legateur, Siet legator. 2. |
legale ondersettinge, Siet hypotheca legalis. 1. |
legitimeren, Siet legitimare. 2. |
legitimatie, Siet legitimatio. 1. |
legitime portie, Siet legitima pars aut portio. 1. |
lesie, Siet laesio. 1. |
letteren requisitoir, Siet literae promotoriales. 1. |
| |
| |
|
letteren executoriael, Siet literae executoriales. 1. |
letteren van attache, Siet literae annexae. 1. |
letteren van seurte, Siet literae salvi conductus. 1. |
liberael, Siet liberalis. 1. |
libel, Siet libellus. 1. |
libereren, Siet liberare. 2. |
libre, Siet liber. 2. |
limiten, Siet limites. 1. |
liquideren, Siet putare rationem. 2. |
litigiosè, Siet litigiosus. 1. |
litis contestatie, Siet litis contestatio. 1. |
litis contesteren, Siet litem contestari. 1. |
litis finite, Siet litis finitae. 1. |
litis pendentie, Siet lis pendens. 1. |
locael, Siet localis. 2. |
locupleteren, Siet locupletare. 2. |
lombarden, Siet trapeziti. 1. |
| |
M.
machineren, Siet machinari. 2. |
maintineren, Siet defendere. 1. |
maintenue, Siet defensio. 1. |
maintenue, Siet retinendae possessionis. 1. |
mandaat, Siet mandatum. 1. |
mandataris, Siet mandatarius. 1. |
mandement, Siet mandatum. 1. |
mandement, of appointement commis- |
| |
| |
soriael, Siet mandatum deputati judicis. 1. |
mandement compulsoir, Siet mandatum compulsoriale. 1. |
mandement d’appel, Siet mandatum appellationis. 1. |
mandement d’appel in forma, of met de clausule van inhibitie, Siet mandatum appellationis cum clausula suspensiva. 1. |
mandement exploicteren, dagvaarden, Siet mandatum exequi. 1. |
mandement impetreren, Siet mandatum impetrare. 1. |
mandement in cas van assurantie, Siet mandatum assecurationis. 1. |
mandement in cas van guarand, Siet mandatum evictionis. 1. |
mandement in cas van indemniteyt, Siet mandatum indemnitatis, of mandatum de indemni aliquo habendo. 1. |
mandement in cas petitoir, Siet mandatum petitorium, en petitorium. 1. |
mandement om actie te institueren, Siet mandatum ad instituendam actionem. 1. |
mandement om betalinge van rente, Siet mandatum ad solvendum reditum. 1. |
mandement om de arrementen van een proces antenemen, Siet mandatum ad suscipiendas litis reliquias. 1. |
| |
| |
|
mandement om declaratie van schade ende interesten over te neemen, Siet mandatum ad recipiendam declarationem damni & interesse. 1. |
mandement om declaratie van kosten over te neemen, Siet mandatum ad recipiendam impensarum declarationem. 1. |
mandement om executie gedecerneert te hebben op een verjaart vonnis ofte sententie, Siet mandatum exequendi veteres sententias, of mandatum exequendi sententiam lapsu temporis prescriptam. 1. |
mandement om executie gedecerneert te hebben op een vijf verjaarde sententie, Siet mandatum exequendi sententiam quinquennio praescriptam. 1. |
mandement om getuygen te hooren, siet, mandatum ad audiendos testes. 1. |
mandement om kosten ende schade interesten, Siet mandatum ad impensas, damna & usuras in stipulatum deductas. 1. |
mandement om intendit te sien overleggen met de verificatie van dien, Siet mandatum quo reus, ut actoris intentionem cum ejus probatione tradere videret, citatur. 1. |
mandement om ontfangen te werden als appellant, Siet mandatum recipiendae appellationis. 1. |
| |
| |
|
mandement om rekeninge, bewijs, en reliqua, Siet mandatum ad exigenda ratiocinia. 1. |
mandement om te kennen ofte ontkennen, een obligatie ofte hand-schrift, Siet mandatum ad affirmandam aut negandam literarum obligationem, of ad affirmandum aut negandum chyrographum. 1. |
mandement op ’t eerste, tweede, en derde, defauli, en ’t vierde ex superabundantie, Siet mandatum super primo, secundo & tertio defectu & quarto ex superabundanti. 1. |
mandement penael, Siet mandatum (scilicet curiae) poenale. 1. |
mandement tot betaalinge van kustinge, Siet mandatum ad pretium emptionis certis annis persolvendum. 1. |
mandement tot betaalinge van ’t meester loon, pijn ende smerte en verlies van tijd, Siet mandatum ad solutionem salarii chyrurgici, doloris passi, jacturae temporis obtinendam. 1. |
mandement tot exhibitie, Siet mandatum ad exhibendum. 1. |
mandement tot cassatie van een obligatie, Siet mandatum ad reddendum chyrographum cancellatum. 1. |
mandement van anticipatie, Siet mandatum anticipationis. 1. |
| |
| |
|
mandement van attentaten, Siet mandatum attentatorum. 1. |
mandement van arrest op een persoon, Siet mandatum detentionis alicujus personae. 1. |
mandement van arrest op eenig goed, Siet mandatum detentions alicujus rei. |
mandement van beneficie van inventaris, Siet mandatum beneficii descriptionis bonorum, seu inventarii. 1. |
mandement van cassatie, Siet mandatum ad reddendum chyrographum cancellatum. 1. |
mandement van cessie, Siet mandatum cessionis bonorum. 1. |
mandement van complainte, Siet mandatum recuperandae possessionis, in casu novitatis. 1. |
mandement van debitis, Siet mandatum debitorum. 1. |
mandement van desertie, Siet mandatum desertionis. 1. |
mandement van evocatie, Siet mandatum evocationis. 1. |
mandement van immissie in de possessie, Siet mandatum adipiscendae possessionis. 1. |
mandement van inductie, Siet mandatum inductionis. 1. |
| |
| |
|
mandement van interruptie, Siet mandatum interruptionis. 1. |
mandement van maintenüe, Siet mandatum retinendae possessionis. 1. |
mandement van onwillig decreet, Siet mandatum subhastationis juridicae. 1. |
mandement van propositie van erreur, Siet mandatum propositionis erroris, en mandatum revisionis. 1. |
mandement van rauw actie, Siet mandatum actionis primae instantiae. 1. |
mandement van recommandatie, Siet mandatum renovatae detentionis. 1. |
mandement van reductie, Siet mandatum reductionis. 1. |
mandement van reformatie, Siet mandatum reformationis. 1. |
mandement van relief, Siet mandatum restitutionis in integrum. 1. |
mandement van relief d’appel, Siet mandatum appellationis & restitutionis in integrum adversus lapsum fatalium. 1. |
mandement van relief en reformatie, Siet mandatum reformationis & restitutionis in integrum adversus lapsum fatalium. 1. |
mandement van relief d’appel, of reformatie, Siet mandatum appellationis & restitutionis in integrum, enmandatum |
| |
| |
reformationis & restitutionis in integrum. 1. |
mandement van relief, ofte van relief en rauw actie, Siet mandatum in integrum restitutionis: aut restitutionis in integrum & actionis primae instantiae. 1. |
mandement van rescissie, Siet mandatum rescissionis. 1. |
mandement van revisie, Siet mandatum revisionis. 1. |
mandement van spolie, Siet mandatum recuperandae possessionis, in casu spoliationis. 1. |
mandement van willig decreet, Siet mandatum decretie voluntarii, en decretum voluntarium. 1. |
manifesteren, Siet manifestare. 2. |
manifest, Siet manifestus. 2. |
matteren, Siet lassare. 2. |
maxime, een grond-regel, grond, of aart. 2. |
maxime, Siet maximus aut principalis articulus negotii. 2. |
memorie, Siet memoria. 1. |
memorien, Siet conjectio causae. 1. |
mentie maaken, Siet mentionem facere. 2. |
by memorien en advertissementen van regten, Siet per brevem causae conjectionem & monitoria juris. 1. |
| |
| |
|
meriteren, Siet mereri. 1. |
met compensatie van kosten, Siet compensatio expensarum litis. 1. |
meubelen, Siet bona mobilia. |
minute, Siet summarium, of protocollum. 1. |
minuteren, Siet notare breviter & succinctè. 2. |
miserabile persoonem, Siet miserabiles homines. 2. |
miserabel, Siet miserabilis. 2. |
miseriae, Siet miseria. 2. |
molesteren, Siet molestare. 2. |
monopolie, Siet monopolium. 1. |
mulcteren, Siet mulctare. 2. |
municiperen, Siet municipare. 2. |
municipaelen, Siet municipalis lex, of jus municipale. 1. |
munieren, Siet munire. 2. |
munimenten, Siet munimenta. 1. |
| |
N.
namptiseren, Siet annumerare pecuniam acceptis fidejussoribus. 2. |
namptissement, Siet annumeratio pecuniae acceptis fidejussoribus. 1. |
nampten, Siet annumerata pecunia fidejussoribus acceptis. 1. |
negatoire actie, Siet actio negatoria. 1. |
| |
| |
|
notaris, Siet tabellarius, of tabellio. 1. |
novalien, Siet agri novales, of novalia. 1. |
novatie, Siet novatio. 1. |
nulliteyt, Siet annullatio. 1. |
| |
O.
obedientie, Siet obedientia. 2. |
obedieren, Siet obedire. 2. |
obligatien, Siet obligatio. 1. |
obligeren, Siet obligare. 2. |
obreptie, Siet obreptio. 1. 2. |
obsteren, Siet obstare. 2. |
obtineren, Siet obtinere. 1. |
occuperen door een procureur, Siet litigare per procuratorem. 1. |
octroy, Siet beneficium, of indulgentia. 1. |
officiers, Siet praefecti. 1. |
onwillig decreet, Siet subhastatio juridica. 1. |
opposant, Siet opponens. 1. |
oppositie, Siet oppositio. 1. |
ordinare pene, Siet poena ordinaria. 1. |
| |
P.
paraphernale goederen, Siet parapherna. 1. |
parate executie, Siet executio parata. 1. |
pardon, Siet gratia. 1. |
pardon debatteren, Siet gratiae diplomati contradicere. 1. |
| |
| |
|
parochie, Siet paroecia. 1. |
partije adverse, Siet adversarius. 1. |
partije wert geintimeert, Siet adversarius certioratur. 1. |
partyschappen, Siet partes. 1. |
particulier, Siet privatus. 1. |
passeren, doorgaan, verby-gaan, overtreffen, te boven gaan, geschieden, verleenen. |
pene, of peyne, Siet poena. 1. |
pensionaris, Siet syndicus civitatis. 1. |
peremptie, Siet peremptio. 1. |
peremptoirlijk, Siet peremptorie. 1. |
peremptoir, Siet peremptorie. 1. |
peremptoirlijk, ofte ten principalen antwoorden, Siet peremptorie aut ad causam ipsam respondere. 1. |
persisteren voor replijk en duplijk, Siet inhaerere iis, quae prioribus libellis complexa sunt. 2. |
persisteren, Siet persistere. 1. |
personelijk, Siet in persona. 1. |
personele comparitie, Siet comparitio personalis. 1. |
peters, Siet susceptores infantium in baptismo. 1. |
petitoir, Siet petitorium. 1. |
placcaten, Siet edicta. 1. |
placet, Siet edicta of placita. 1. |
praesipiael hof, Siet curia praesidialis. 1. |
| |
| |
|
pointen van officie ofte difficulteyten openen, Siet probationes in quibus causae cardo vertitur, deesse, partibus indicare. 1. |
police van assurantie, Siet assecuratoriae literae. 1. |
politie, Siet politia. 1. |
politijke ordonnantien, Siet constitutiones politicae. 1. |
positien, Siet positiones. 1. |
positiven, Siet positiones. 1. |
practijcq, Siet praxis juris. 1. |
prejudicie, Siet praejudicium. 1. |
premie, Siet premium. 1. |
premonitie, Siet praemonitio. 1. |
praerogatijf, Siet praerogativa. 1. |
praescriptie, Siet praescriptio. 1. |
presenteren, Siet offerre. 1. |
presentatie doen, Siet offerre conditionem. 1. |
presentatie, Siet oblatio. 1. |
president, Siet praeses. 1. |
presumptie, Siet praesumptio. 1. |
pretenderen, Siet praetendere. 1. |
pretext, Siet pretextus. 1. |
preventie, Siet praeventio. 1. |
prevenieren, Siet praevenire. 1. |
principael, Siet principalis. 1. |
principale debiteur, Siet debitor principalis. 1. |
| |
| |
|
principalijk, Siet principaliter. 1. |
privatijf, Siet privative. 1. |
privilegien, Siet privilegia. 1. |
procederen, Siet litigare, of litem agere. 1. |
procederende personae, Siet litigatores, of litigantes. 1. |
processen, Siet lites. 1. |
proces crimineel, Siet lis criminalis. 2. |
proclamatie, Siet proclamatio. 1. |
procuratie, Siet procuratio. 1. |
procuratie generael, Siet procuratio generalis. 1. |
procuratie speciael, Siet procuratio specialis. 1. |
procuratie op den procureur, Siet mandatum procuratorium. 1. |
procureur acceptant stellen, Siet procuratorem alium constituere in loco prioris mortui. 1. |
procureur, Siet procurator. 1. |
produisant, Siet producens testes. 2. |
productie van getuygen, Siet productio testium. 1. |
propositie van erreur, Siet propositio erroris. 1. |
prorogatie van jurisdictie, Siet jurisdictionis prorogatio. 1. |
protest, Siet protestus. 1. |
protestatie, Siet protestatio. 1. |
protesteren, Siet protestari. 1. |
| |
| |
|
protectie, Siet protectio, of clientela. 1. |
protocol, Siet protocollum. 1. |
provisie, Siet provisio. 1. |
provisioneel, Siet provisionalis. 1. |
provisie van justitie te bekomen, Siet impetrare provisionalem justitiam. 1. |
provocatie, Siet provocatio. 1. |
provoceren, Siet provocare. 2. |
publicatie, Siet edictio, en publicatio. 1. |
puyr, Siet purus. 1. |
purge civil, Siet mandatum ad instituendam actionem. 1. |
purge crimineel, Siet mandatum purgationis alicujus criminis. 1. |
| |
Q.
quadruplijcq, Siet quadruplicatio. 2. |
qualiteyt, Siet qualitas. 1. |
qualiteyt, Siet status. 1. |
quitancie, Siet apocha. 1. |
quinquenellen, Siet literae quinquennalem dilationem sententiae continentes. 1. |
quiteren, Siet aes alienum remittere. 1. |
| |
R.
rappel, Siet revocatio. 1. |
rapporteren, Siet referre. 1. |
rapporteur, Siet referendarius. 1. |
| |
| |
|
ratificeren, Siet ratum habere. 1. |
rauw actie, Siet actio primae instantiae. 1. |
reauditie, Siet retractatio, en reauditio. 1. |
reciproque, Siet reciprocus. 1. en mutua obligatio. 1. |
recolement van getuygen, Siet reauditio testium. 2. |
recolement van rekening, Siet revisio computationis, of recognitio rationum. 2. |
recoleren de getuygen, Siet reaudire testes. 2. |
recoleren een rekening, Siet revisere computationem, of recognoscere rationes. 2. |
recommandatie, Siet detentio renovata. 1. |
reconvenieren, Siet reconvenire. 1. |
reconventie, Siet reconventio. 1. |
recreance, Siet fiduciaria possessio. 1. |
recredentie, Siet fiduciaria possessio. 1. |
recuil, Siet catalogus. 1. |
rediten, Siet redicta. 1. |
redoublement van interdict, Siet duplicatio interdicti. 1. |
reductie, Siet reductio. 1. |
reformatie, Siet reformatio. 1. |
refuys, of refusie, Siet recusatio. 1. |
refuseren, Siet recusare. 1. |
regres, Siet regressus. 1. |
| |
| |
|
regt van praeferentie, Siet jus praelationis. 1. |
reitereren, Siet reiterare. 2. |
relaes, of relatie, Siet relatio. 1. |
relateren, Siet referre. 1. |
relaxatie, Siet relaxatio. 1. |
releveren, Siet restituere in integrum. 1. |
relief, Siet restitutio. 1. |
relief tegens de indebite verheffing, Siet restitutio adversus indebitam impetrationem mandati. 1. |
relief tegens de indebite interjectie van de appellatie, Siet restitutio adversus intempestivam, aut indebitam interjectionem appellationis. 1. |
relief tegens de indebite exploicteringe van de appellatie, Siet restitutio adversus indebitam intempestivam insinuationem appellationis. 1. |
remis, of remissie, Siet remissio. 1. |
remissie debatteren, Siet remissionis diplomati contradicere. 1. |
remittent, Siet remittens. 1. |
renovatie, Siet monitus secundus. 1. |
renvoieren, Siet remittere ad judicem competentem. 1. |
renvoy, Siet remissio. 1. |
reparatie, Siet reparatio. 1. |
reparatie van attentaten, Siet reparatio attentatorum. 1. |
| |
| |
|
replijk, Siet replicatio. 1. |
replijcq met middelen, Siet replicatio cum mediis & probationibus. 1. |
represailien, Siet repressaliae. 1. |
representatie, Siet representatio. 1. |
reprochant, of reprochante partie, Siet reprobans. 2. |
reprocheren, Siet reprobare. 1. |
reproche, Siet reprobatio. 1. |
reprochen maaken, Siet refutationem aut reprobationem testium facere. 1. |
reproductie van getuygen, Siet reproductio testium. 1. |
request, Siet libellus. 1. |
request civil, Siet libellus supplex. 1. |
request in judicie, Siet petitio judicialis, of libellus scriptus. 1. |
request civil tegens de indebite interjectie van de appellatie, Siet libellus supplex adversus indebitam interjectionem appellationis. 1. |
request om mandement of provisie van justitiae te bekomen, Siet libellus ad impetrandum mandatum, aut provisionalem justitiam. 1. |
request van interruptie, Siet libellus interruptionis. 1. |
request civil om de conclusie te amplieren of te altereren, Siet libellus supplex ad ampliandam aut alterandam conclusionem. 1. |
| |
| |
|
request om nieuwe feyten te mogen poseren ende des noots te verifieren, Siet libellus ut novas positiones facere, easque probare liceat. 1. |
request om de arrementen van den processe an te nemen, Siet libellus ad suscipiendas litis reliquias. 1. |
requirant, Siet requirens. 1. |
requireerde, Siet requisitus. 1. |
rescriberen, Siet rescribere. 1. |
rescriptie, Siet rescriptio. 1. |
resolutien, Siet resolutio. 1. |
resort, Siet ditio, en jurisditio. 1. |
respijt, Siet atterminatio. 1. |
restablissement, Siet possessio momentanae, of reparatio damni illati. 1. |
restablissement decerneren, Siet momentaneam possessionem adjudicare, of possessorem illico pristinae possessioni restituere, illataque damna reparari jubere. 1. |
restitueren, Siet restituere. 1. |
restitutie, Siet restitutio. 1. |
restoir, Siet restitutio. 1. |
retentie, Siet retentio. 1. |
retractatie, Siet retractatio. 1. |
retroacten, Siet retroacta. 1. |
revisie, Siet revisio. 1. |
revocatie, Siet revocatio. 1. |
| |
| |
| |
S.
salaris, Siet salarium. 1. |
salvatie, Siet comprobatio. 1. |
sauvegarde, Siet clientela. 1. |
secretaris, Siet secretarius. 1. |
secretaris van ’t hof, Siet secretarius curiae. 1. |
sententie, Siet sententia. 1. |
sententie definityf, Siet sententia definitiva. 1. |
sententie interlocutoir, Siet sententia interlocutoria. 1. |
sequestratie, Siet sequestratio. 1. |
seurte, Siet salvus conductus. 1. |
simpel bevel, Siet mandatum (scil. curiae) simplex. 1. |
simpelijk, Siet simpliciter. 1. |
sisteren, Siet sistere. 1. |
solliciteur, Siet solicitator. 1. |
solutien, Siet solutio. 1. |
sommatie, Siet monitus primus. 1. |
sommierelijk, Siet summarie. 1. |
speciael, Siet specialis. 1. |
speciale procuratie, Siet procuratio specialis, of mandatum speciale. 1. |
speculatie, Siet speculatio. 1. |
spolie, Siet spolium. 1. |
statuten, Siet statutum. 1. |
styl, Siet stylus curiae. 1. |
| |
| |
subjectie, Siet subjectio. 1. |
submissie, Siet submissio. 1. |
subordinatie, Siet subordinatio. 1. |
subreptie en obreptie, Siet subreptio & obreptio. 1. 2. |
substantiel relief, Siet restitutio meritae causae concernens. 1. |
substitutie, Siet substitutio. 1. |
substitutie feudal, Siet feudalis substitutio. |
successie ab intestato, Siet successio ab intestato. 1. |
sufficiente cautie, Siet cautio sufficiens. 1. |
supersolutien, Siet solutio solutionis. 1. |
suppliant, Siet supplicator. 1. |
suppoosten van ’t hof, Siet curiales. 2. |
surceantie, Siet suspensio executionis sententiae, of inhibitio. 1. |
suspicie, Siet suspicio. 1. |
| |
T.
taxeren, Siet taxare. 1. |
taxatie, Siet taxatio. 1. |
ten fine van niet ontfankelijk, Siet ut necdum sit admissibilis agendi. 1. |
ten fine van accoord, Siet ad ineundam si fieri possit transactionem. 1. |
ten principale op de saak antwoorde, Siet ad ipsam rem litigiosam respondere. 1. |
| |
| |
|
ten tween fine te antwoorde, Siet sine exceptionis praejudicio, ulteriores defensiones proponere. 1. |
teneur, Siet tenor. 1. |
termineren, Siet terminare. 1. |
termijnen, Siet terminus. 1. |
testament, Siet testamentum. 1. |
testateur, Siet testator. 1. |
testatrice, Siet testatrix. 1. |
theorie, Siet theoria. 1. |
tot subreptie en obreptie ten fine van niet ontfankelijk, Siet ad subreptionem & obreptionem, & ut necdum agere possit reus. 1. |
tractaet van vreede, Siet pactum induciarum. 1. |
transactie, Siet transactio. 1. |
transporte, Siet translatio dominii, en cessio. 1. |
triplijcq, Siet triplicatio. 2. |
triumphant, Siet victor. 1. |
tumult, Siet tumultus. 2. |
turbatie, of turbel, Siet spolium, of turbatio. 1. 2. |
tweede instantie, Siet instantia secunda. 1. |
| |
V.
vacantien, Siet nefasti dies. 1. |
vasallen, Siet clientes fiduciarii, of vasallus. 1. 2. |
| |
| |
|
venu en cour, Siet mandatum. 1. |
verbalen, of processen verbael, Siet acta coram judicibus deputatis. 1. |
verder instantie, Siet instantia ulterior. 1. |
verheffen van appel, Siet relevatio appellationis. 1. |
verifieren, Siet probare, of verificari. 1. |
versoek van reauditie, Siet retractationis postulatio. 1. |
versoek van recredentie, Siet fiduciariae possessionis petitio. 1. |
violeren, Siet violare. 1. |
vonnis, Siet sententia. 1. |
vonnis definitijf, Siet sententia definitiva. 1. |
vsantie, Siet stilus curiae. 1. |
| |
W.
willig decreet, Siet decretum voluntarium. 1. |
|
|