an den Drukker heb gegeeven, om door den druk gemeen te maaken, is, om dat ik dagte, ofse iemand meer mogt behagen en een wel-gevallen daar in hebben, dog diese niet en behaagt, om de geringheyds wil, de zelve en kan ik geen groot ongelijk geeven, maar wil alleen op die versoeken, dat hy de selve eens verbetere en vermeerdere, ’t welk my ten hoogsten angenaam zoude zijn, te meer de wijle ik selve dit werk soo volkomen ten eersten niet heb konnen maaken, sonder dat soo hier of daar, niet wel een misslag soude in gesloopen zijn, want hebbende maar moe-