De talen van Suriname
(1983)–Eddy Charry, Geert Koefoed, Pieter Muysken– Auteursrechtelijk beschermd1 Inleiding | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1 De stigmatisering van de ‘Hollandse’ uitspraakIn Suriname wordt in het algemeen een ‘goede’ uitspraak van het Nederlands ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waardeerd. Er wordt aan degene die een dergelijke uitspraak van het Nederlands bezit, prestige toegekend. Dat wil zeggen dat hij doorgaat voor een ‘ontwikkeld en intelligent’ persoon. Ook wordt wel de kwalificatie ‘beschaafd’Ga naar eindnoot1 gegeven. Het is interessant na te gaan wat een ‘goede uitspraak’ van het Nederlands is. In het algemeen kan gesteld worden dat in elk geval een typisch Hollandse uitspraak van het Nederlands uit de mond van een Surinamer niet gewenst is. Blijkbaar is er sprake van een eigen zich ontwikkelende Surinaams-Nederlandse standaard-norm die geldt voor de uitspraak van het Surinaams-Nederlands, die de echte Hollandse uitspraak tegelijk afwijst. Nu is het maar de vraag wat deze afwijzing inhoudt. Naar mijn mening is de afwijzing van de Nederlandse normen gedeeltelijk, dus niet totaal. Een Surinamer kan zoals eerder gesteld prestige genieten als hij ‘goed Nederlands’ spreekt. Echter de grenzen waarbinnen hij mag blijven worden aangegeven door een aantal hele ‘duidelijke kenmerken’. Deze kenmerken zijn nog niet helemaal in kaart gebracht. Echter, negen van de tien Surinamers zullen als je ze vraagt aan te geven hoe een Surinamer spreekt die als een Hollander praat, de [υ] de [X̣] en de [R] als voorbeelden geven. Dit zijn de labiodentale, ‘platte’ w, een scherpe, nogal naar achteren geartikuleerde en schraperig klinkende ch (ook waar g wordt gespeld) en de huig-r. De gewaardeerde Surinaams-Nederlandse pendanten zijn: de bilabiale ‘ronde’ [w], een minder gespannen en minder naar achter geartikuleerde [X] (ook wel [g]) en de tongtriller [r]. Kennelijk zijn deze kenmerken van de Hollandse uitspraak niet gewaardeerd in Suriname of op z'n minst stereotypen. De zogenaamde ‘bakra-uitspraak’ van het Nederlands in Suriname door Surinamers wekt emoties die de vorm hebben van lachen, echt geïrriteerd raken of boos worden. Bijna een ieder is dan bereid één of meer voorbeelden te geven van iemand die zo'n verwaande uitspraak’ heeft. De mensen die een ‘bakra-uitspraak’ hebben worden meestal als verwaand, als mensen met ‘kapsones’ en als dikdoenerige vervelende mensen gekwalificeerd (bakra = Hollander). Toch is iemand die het Nederlands ‘goed’ spreekt erg gewenst. Concluderend zou gesteld kunnen worden dat men in Suriname goed Surinaams-Nederlands moet spreken maar dat men de fout niet mag maken geen rekening te houden met het feit dat er een aantal Hollandse kenmerken van het Nederlands zoals de [υ] de [X̣] en de [R] niet gewaardeerd worden. Surinamers in Nederland kennen de kenmerken die niet in Suriname gewenst zijn heel goed, ook als ze vele jaren in Nederland gewoond hebben. Vaak kunnen ze ook vele staaltjes van het (in Suriname) ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stigmatiseerde taalgebruik geven. Voorts geven ze de vaste overtuiging weer dat ze het praten als een ‘bakra’ afkeuren. In elk geval doen de meeste SurinamersGa naar eindnoot2 dat. Praten als een ‘bakra’ houdt voor de Surinamer in ongeveer zoiets als z'n eigen identiteit prijs geven, zich totaal aanpassen in Nederland en aan de Nederlanders. En dat is juist wat hij niet wil. Hij moet herkenbaar blijven. Z'n identiteit als Surinamer zowel naar buiten als naar binnen toe wil hij behouden. Daarom wil hij blijven spreken als een Surinamer. Dat betekent in elk geval naar de eigen groep toe dat hij in z'n taalgebruik net als in Suriname het ‘bakra-accent’ niet gebruikt, en binnen zijn eigen groep zijn Surinaams-Nederlandse uitspraak handhaaft. Naar buiten toe wil hij op een enkele uitzondering na ook zichzelf blijven. Dus zoveel mogelijk op zijn eigen Surinaams-Nederlandse wijze het Nederlands spreken. Hij heeft er absoluut geen zin in te praten als de bakra om die een plezier te doen. Hierbij komt dat Surinamers in het algemeen een tamelijk ideaal beeld hebben van hun Nederlands. Surinamers vinden in het algemeen dat ze het Nederlands ‘beter’ spreken dan de Nederlanders zelf. Vooral het feit dat Nederlanders ook wel ‘plat’ praten is een argument in hun voordeel. De mening dat Surinamers het Nederlands beter spreken dan Nederlanders is ook door Nederlanders zelf versterkt door talloze opmerkingen in deze richting.Ga naar eindnoot3 Dit soort complimenten zijn overigens mijns inziens enigzins bedenkelijk of op z'n minst dubbelzinnig. En in elk geval is de houding van Nederlanders tegenover de Surinaams-Nederlandse uitspraak niet puur positief. In het bijzonder de bilabiale [W] vormt het onderwerp van vele grappen en is dus van Nederlandse zijde gestigmatiseerd. De Surinamer heeft dus de keuze tussen de in eigen kring gestigmatiseerde [υ] en de daarbuiten gestigmatiseerde [W]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2 ProbleemstellingIn deze bijdrage zal ik kort de resultaten bespreken van een onderzoek dat ik voor mijn doctoraalscriptie (Charry 1979) heb gedaan. Hierin kijk ik of:
Ik zal proberen om het beeld dat ik zelf had ten aanzien van de bovengenoemde vragen weer te geven. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 141]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In de eerste plaats had ik het vermoeden dat naar opleidingsniveau de Surinamers meer de Hollandse variabelen zouden gaan realiseren. Misschien zou de verblijfsduur in Nederland invloed kunnen hebben: hoe langer men hier verblijft hoe meer men misschien verhollandst.Ga naar eindnoot4 Ik ben mij er voortdurend van bewust geweest dat ook solidariteits-verschijnselen een rol konden spelen (bij het wel of niet realiseren van bepaalde variabele klanken). Zo leek het mij best mogelijk dat sommige groepen Surinamers die sociaal-economisch gezien geen goede tijden in Nederland doormaken, de door Nederlanders gestigmatiseerde vormen nog meer zouden gebruiken als protest en betoging van ongenoegen met hun leefsituatie.Ga naar eindnoot5 Vaak vallen mensen juist door hun benarde positie terug op oude normen en waarden. Deze normen worden geïdealiseerd teneinde als het ware geestelijke steun te vinden in hun nood. Dit verschijnsel kan er toe leiden dat zelfs oude normen en waarden die in het moederland zelf werden verworpen juist nu in Nederland in bloei geraken. De taal en het taalgebruik dat hiermee samenhangt kan daardoor een opwaardering ondergaan. Dit is in elk geval het geval voor het Sranantongo, de Surinaamse lingua franca. In Nederland hebben Surinamers de neiging deze taal meer te spreken en 't liefst zo zuiver mogelijk. Surinamers bevinden zich niet allen in even rooskleurige situaties en zijn onder invloed van deze omstandigheden als minderheidsgroep allerlei culturele activiteiten gaan ondernemen waarin het Surinamer-zijn een sterk accent kreeg.Ga naar eindnoot6 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3 OnderzoeksmethodeIn het algemeen heb ik dit onderzoek gedaan binnen de traditie die Labov startte met zijn dissertatie. Zijn onderzoek heeft heel veel navolging gekregen en schijnt tot nu toe te voldoen aan de eisen die je kunt stellen aan dergelijke sociolinguïstische onderzoekingen. Men kan stellen dat de correlatieve sociolinguïstiek een verband ziet tussen linguïstische en sociale categorieën. Hoezeer ook nauw met elkaar verbonden vormen ze echter onafhankelijke systemen. Zowel een taal als sociale structuur kan worden beschouwd in termen van systeem. Systematische veranderingen kunnen duidelijk gemaakt worden door het gecombineerd maar onafhankelijk van elkaar verzamelen van variabelen. In dit onderzoek wordt van dat principe uitgegaan. Labov (1966a) heeft voor zijn veldwerk-experimenten een aantal technieken ontwikkeld om valide taalmateriaal te verzamelen.
Stilistische factor - Naarmate de aandacht van een taalgebruiker toeneemt voor het eigen taalgebruik, zal hij proberen de geïdealiseerde | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 142]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
taalnorm ten aanzien van zijn taalgebruik te realiseren. Dit betekent ook dat naarmate de aandacht voor het eigen taalgebruik daalt, er een verschuiving kan optreden naar de niet-geïdealiseerde norm. Concreet betekent dit dat een spreker zich kan bewegen op een lijn die aan het ene uiteinde formeel is, aan de andere informeel. Labov onderscheidt vier stijlen waarbij aandacht de graad van formaliteit bepaalt (Appel e.a. 1967: 116).
De interviews - Mensen hebben de gewoonte tijdens interviewsituaties bijzonder te letten op hun taalgebruik en daardoor formeel te gaan spreken. Eigenlijk leent de interviewsituatie zich voornamelijk voor het opnemen van formeel taalgebruik. Toch kan deze barrière tot het ‘verkrijgen’ van informeel taalgebruik doorbroken worden. Labov geeft hiertoe een aantal methoden. Zo zou je bij het interview pauzes kunnen inlassen terwijl je de band laat doorlopen. Als de druk van de interview-situatie wegvalt kunnen mensen gaan praten zoals ze het eigenlijk doen als ze niet geobserveerd worden. Een andere mogelijkheid is de zogenaamde ‘danger-of-death’ vraag: ‘Bent u weleens in doodsgevaar geweest?’ Een dergelijke vraag schijnt emotionele reacties te wekken en daardoor de controle op het eigen taalgebruik te minimaliseren. In het onderzoek houd ik rekening met deze gegevens bij het onderscheid tussen formeel taalgebruik en omgangstaal. De vragen in mijn interview werden wel nauwkeurig gesteld, maar dienden vaak als uitgangspunt tot praten zoals dat in meer open gesprekken plaatsvindt. In het algemeen werd al gauw duidelijk dat sommige vragen meer emotie uitlokten en daardoor meer informeel taalgebruik ontlokten. Dit bleek dan vooral uit de zogenaamde paralinguïstische aanwijzingen (grotere stembuigingen, gelach, ademhaling). Op sommige vragen werd bijna altijd vrij emotioneel gereageerd en dus kon het materiaal dat daaruit voort kwam als spontaan, informeel taalgebruik gekwalificeerd worden. Vragen als: Vindt u dat Surinamers zich in Nederland moeten aanpassen, dus ook in taalge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 143]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bruik, moeten leren spreken als Nederlanders?’ leverden heel wat heftige discussies op waarbij echter wel vrij zorgvuldig geredeneerd werd over het gegeven ‘aanpassen in Nederland’. De methode van Labov is bruikbaar maar ook onvolledig en voor een deel voor meerdere uitleg vatbaar. Geëmotioneerdheid kan samengaan met spontane spraak, maar kan zich juist ook uiten in een grote bewustheid in spreken gericht op de norm die bij de situatie past. Ik heb ernaar gestreefd in het interview een aantal taalattitude vragen in te bouwen die rechtstreeks met het onderzoek verband hielden. Zo werden vragen gesteld die zowel de taalattitude naar ‘binnen’ toe als die naar ‘buiten’ onderzoeken. Een belangrijke vraag is naar mijn mening hoe Surinamers denken zich op te stellen als ze teruggaan naar Suriname. Juist daar wordt de Surinamer geconfronteerd met zijn concreet taalgedrag. In Paramaribo blijkt of hij wel of niet die vermaledijde ‘blaka bakra’ is geworden. Ook deze vraag lokte aardig wat emoties uit. Het informele interview had als onderwerp ‘discriminatie’. Aan de informanten werd gevraagd hun ervaring omtrent discriminatie te vertellen. Dit onderwerp bleek zich uitstekend er toe te lenen spontane taal uit te lokken.
De leestekst - Als leestekst heb ik een fragment gekozen van Marga Minco: ‘Het adres’. Het voordeel van een dergelijk stuk was dat er vrij formeel op gereageerd werd. Het stuk is te omschrijven als interessant maar zakelijk. De tekst werd vrij consciëntieus gelezen, met maximale aandacht. Veel moeite deed men om fouten te vermijden.
De woordenlijst - Bij Labov vormt de woordenlijst de meest formele trap in de opgaande lijn van stijlen (afgezien van de lijst van minimale paren, ook een soort woordenlijst, die in mijn onderzoek niet in aanmerking kwam). Er zijn immers geen kwesties van betekenis zodat de aandacht op het uitspreken van de woorden is gericht. Het gevolg is dat de uitgesproken losse woorden het meest de geïnternaliseerde ‘ideale’ taalnormen laten zien. Mijn indruk is dat dit niet altijd hoeft te gelden. Als leesopdracht is het voorlezen van losse woorden makkelijker dan het voorlezen van een aaneengesloten tekst.
De keuze van informanten - Het totaal aantal informanten is 16.Ga naar eindnoot8 Allen zijn creoolse mannen. Ze zijn te verdelen in vier groepen van vier, op grond van leeftijd en opleidingsniveau. De twee leeftijdscategorieën die ik hier gebruik zijn 15-20 jaar (Jong) en 30-40 jaar (Oud). De twee opleidingsniveaus geven een heel globale indeling in: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 144]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hoog (H): zij die een Mulo-diploma bezitten of Mavo. Verder Havo of hoger. Laag (L): zij die een lagere school diploma bezitten alsook Ulo of 1-4 jaren LTS. Tabel 1 geeft een opsomming van de informanten, met de aanduiding waarmee ik in paragraaf 3 naar hen verwijs. Tabel 1
Ik betrek in het onderzoek slechts informanten die afkomstig zijn uit de stad Paramaribo en er minstens vijf jaar gewoond hebben. Ik neem aan dat in een stad als Paramaribo een zekere Sociale Code bestaat die historisch en geografisch bepaald is (Labov 1972a). Het is vooral deze groep, afkomstig uit Paramaribo, die tamelijk uitgesproken ideeën heeft over haar taalgebruik (zie Koefoed en May 1977). De betrokken leeftijdsgroepen hebben vele interessante kenmerken voor sociolinguïstisch onderzoek. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 Resultaten van het onderzoekIn het navolgende geef ik verkort de belangrijkste resultaten van het onderzoek weer. Het originele verslag bevat een lijst van alle individuele scores van de informanten voor de vier stijlen. In tabel 2 (zie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 145]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
par. 3) zijn wel de scores van de informanten in percentages (gemiddeld over de vier stijlen) opgenomen. Hier beperken wij ons tot grafieken die per variabele het effect van leeftijd en van opleidingsniveau weergeven.
Figuur 1a: Het effect van leeftijd op de drie variabelen
II = informeel interview FI = formeel interview LT = leestekst WL = woordenlijst
Deze grafiek vertoont in het algemeen een vrij groot aantal realiseringen van de [υ]. De leestekst laat een formeler taalgebruik zien dan de woordenlijst. Jong scoort in de formele stijlen Nederlandser dan oud. In de informele stijl is er ook een verschil, maar kleiner.
Figuur 1b
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 146]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Opvallend is de sterke stijging van het aantal Hollandse [X̣] 's voor de jongeren ten opzichte van de ouderen. Waarschijnlijk is er over de totale groep genomen bij jongeren minder reserve tegen deze klank. Ook hier geeft de leestekst de meest Hollandse uitspraak. Toch is de totale score van deze variabele minder hoog dan bij de (w).
Figuur 1c
Over het algemeen wordt de [R] ten opzichte van de andere variabelen veel minder gescoord. Er is nauwelijks verschil tussen jong en oud. Samenvattend over deze drie vergelijkingen tussen jong en oud, kunnen we zeggen dat jong steeds Hollandser scoort dan oud. De ouderen houden dus sterker vast aan de Surinaamse norm, hebben wellicht meer behoefte hun identiteit als Surinamer in hun taal te demonstreren.
De grafiek van figuur 2a is opvallend alleen al om het feit dat de hogeren zo ‘Hollands’ scoren in alle stijlen vergeleken bij de lageren. Hier is dus sprake van een overtuigde keuze van de Hollandse [υ] door de hogeren. Dit blijkt ook uit de grote stijlverschuiving. Dit is niet zo opmerkelijk aangezien de hogeren het meest gevoelig zijn voor sociale mobiliteit. Sociale mobiliteit kun je uitdrukken door de taal van de boven liggende groep over te nemen. Dit zien we dan ook gebeuren in deze grafiek. Het Nederlands is nog steeds de taal waarmee maatschappelijke vooruitgang geboekt kan worden. De in de Nederlandse samenleving gestigmatiseerde bi-labiale [W] zou in het pogen vooruit te komen zeker in de omgang met Nederlanders negatieve kwalificaties kunnen uitlokken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 147]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 2a: Het effect van opleidingsniveau op de drie variabelen
Daarentegen blijkt de lage groep relatief minder gevoelig te zijn voor dit Nederlandse stigma. Ook zou door hun relatief lagere score van de typisch Hollandse klank tevens een grotere solidariteit uitgedrukt kunnen zijn. Vergelijken we deze grafiek met die uit figuur 1a dan zien we dat opleiding een groter verschil maakt dan leeftijd.
Figuur 2b:
Het vertrouwde beeld van de leestekst als meest formele stijl. De hogeren vertonen weer een grotere stijlverschuiving dan de lageren en scoren ook over alle stijlen genomen hogere percentages. Het effect van het opleidingsniveau is weer groter dan dat van de leeftijd (zie figuur 1b). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 2c:
Laag scoort geen enkele [R] in de informele stijl. Hoog doet dit daarentegen wel. Overigens zien we eenzelfde tendens in de curve namelijk dat de leestekst weer hoger scoort dan de woordenlijst. Hoger opgeleiden spreken dus ‘Hollandser’ dan lager opgeleiden en ouderen spreken ‘Surinaamser’ dan jongeren. In de algemene discussie kom ik terug op de grote verschillen tussen de variabelen die pas te begrijpen zijn vanuit de houding ten op zichte van het Surinaams-Nederlands. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 De taalattitude van de informanten Ga naar eindnoot9Verder wilde ik iets te weten komen over de houding van Surinamers tegenover het Surinaams-Nederlands. In het formele interview zijn daarom voornamelijk vragen ingebouwd die antwoorden en reacties moeten uitlokken teneinde iets meer inzicht te verkrijgen op dit punt. In Tabel 2 wordt gepoogd de gegevens van dit onderzoek weer te geven.
In de eerste kolom worden coderingen gegeven voor de 16 informanten, zoals eerder gezegd te verdelen in vier groepen. In 1H1 bijvoorbeeld, verwijst het eerste cijfer naar het nummer binnen de groep, de H naar opleiding (H = hoger, L = lager) en de derde cijfers naar de leeftijd (1 = jong, 2 = ouder). 1H1 is dus de eerste informant van de jongere hogeropgeleiden. In de daarop volgende kolommen volgen gegevens uit de attitude-gesprekken. Tenslotte geef ik de percentages van gemiddelde realisering op de drie fonologische variabelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 2:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hierna volgt dan wat commentaar op de kolommen in tabel 2, in afzonderlijke hoofdstukjes. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1 Welke voorkeur-taalVan de zestien creolen gaven er totaal zeven op het Nederlands als voorkeur-taal te beschouwen. Daarentegen zijn er slechts twee mensen die het Surinaams kiezen als voorkeurtaal. Zeven mensen doen geen keuze voor òf het Surinaams òf het Nederlands, maar zeggen beide talen gelijk te waarderen. Opvallend is hierbij dat de leeftijdsgroep van 30-45 jaar met een hogere scholing hier volledig toe hoort. Terwijl bij de jongeren met hogere scholing van 15-25 jaar slechts één man geen keuze doet voor òf het Surinaams of het Nederlands. Hieruit kunnen we in elk geval concluderen dat de jongeren in het algemeen ten opzichte van de ouderen een meer uitgesproken keuze doen als het gaat om Nederlands en Surinaams. Bij de jongeren met hogere opleiding valt toch een grotere voorkeur voor het Nederlands te zien. Slechts één man kiest voor het Sranantongo. De jongeren in de leeftijd van 15-25 jaar met een lagere opleiding kiezen voor 50% òf het Surinaams òf het Nederlands. Voor 50% spreken ze geen bepaalde voorkeur uit voor één van die twee talen. De oudere groep met een lagere opleiding kiest in alle gevallen voor het Nederlands. Dit gegeven is natuurlijk merkwaardig omdat het ook deze groep is die laag scoort voor de Nederlandse varianten van de gekozen fonologische variabelen. Er doet zich hier iets zeer merkwaardigs voor, namelijk dat de groep die in taalgebruik over alle stijlen genomen het minst Nederlandse kenmerken vertoont, juist het meest de voorkeur uitspreekt voor deze taal. Als men deze groepen vergelijkt zou men tot de conclusie kunnen komen, dat de hoger ontwikkelden kennelijk vooruitgegaan zijn wat betreft hun waardering van het Surinaams. Immers ze wijzen deze taal niet af als voorkeur-taal. Echter, geenszins is hun voorkeur voor het Nederlands gedaald. Blijkbaar is de wetenschap dat het Nederlands de taal is waarmee sociale prestige en vooruitgang verkregen kan worden niet veranderd. Integendeel zelfs. Juist in Nederland moet men het Nederlands goed beheersen wil men een kans maken op verdere scholing en opleiding. Misschien kan 't eh, een concreet antwoord inhouden enerzijds maar eh dan eh ben ik met mezelf in tweespraak namelijk vanuit mijn koloniaal verleden spreek ik toch eerder nog 't Nederlands dan 't Surinaams. Ik dacht dat eh de bereikbaarheid vanuit 't Nederlands naar degene die tegenover mij zit of staat en groter is wat taal betreft dan 't eh Surinaams. Ik zal 't niet onder stoelen of banken en eh... ik... Mijn hele opleiding natuurlijk en zo van de meeste Surinamers gestoeld | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
was op 't Nederlands en daardoor dacht ik eh... (1H2) Iemand uit de lagere opleiding-groep van 30-40 jaar heeft het volgende: Wel, - Ik spreek eh Nederlands 't liefst maar merendeels Surinaams ja. Omdat ja, we zijn in een plaats waar veel Surinamers zitten dus eh... 't gaat ja... je hebt eerder de neiging dus eh om Surinaams te spreken. Maar ik heb liever Nederlands. (2L2) De jongeren hebben in het algemeen een vrij pragmatische opstelling. Voor hun is doorgaans belangrijk met wie ze op dat moment te maken hebben. Hun voorkeur voor één van de twee talen hangt af van de situatie die bepaalt welke taal gesproken zal worden. Ligt er aan in wat voor milieu ik ben. Als ik met Surinamers ben spreek ik natuurlijk meestal eh... Surinaams. En eh... onder Nederlanders, spreek ik gewoon Nederlands. Ik pas me aan. (3H1) Dus ik vind as je thuis bent dat je gewoon Surinaams moet praten, maar op school dat je Nederlands moeten praten. Dan moet je niet gaan overdrijven. Alle twee Nederlands. (3L1) Het zou best kunnen dat de obligate scheiding in onderwerpen die gereserveerd zijn voor het Nederlands en die voor Sranan bij de jongeren enigzins losser wordt binnen de eigen groep. De ouderen (betergeschoolden) spreken nog van een gescheiden gebruik van Surinaams-Nederlands en Sranantongo. Zie hiervoor Koefoed e.a. 1977: 18. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 Welke taal spreekt men het besteVan de zestien informanten gaf precies 50% op dat het Sranantongo de taal is die ze het best spreken. Slechts één persoon kon niet zeggen welke z'n best gesproken taal was. Totaal zeven personen gaven 't Nederlands op als hun beste taal. Opvallend was het tijdens het interview dat in het algemeen de informanten vrij overtuigd hun antwoord op deze vraag gaven. Deze vraag hangt samen met de schatting die men gaf aan het eigen taalgebruik in het Nederlands. Een blik op de tabel toont aan dat een ieder met uitzondering van één, een positieve waardering geeft aan het eigen Nederlands taalgebruik. Deze enige uitzondering behoort tot de groep lager geschoolden. Deze tabel leert ook dat een meerderheid van de hoger geschoolden 30-40 jarigen vonden dat zij het Nederlands als beste taal spreken. Hier tegenover staat de mening van eenzelfde meerderheid van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30-40 jarige lager geschoolden die kiezen voor het Sranan als hun beste gesproken taal. Het gedrag van de beter geschoolde jongeren komt hier overeen met dat van de beter geschoolde ouderen. We zien dat ook driekwart van deze jongeren het Nederlands als beste taal aanwijzen. De lager geschoolde ouderen gedragen zich conform de lager geschoolde jongeren. Hieruit kunnen we concluderen dat het gebruik van het Sranan voor deze groep ten opzichte van de beter geschoolden hetzelfde is. Misschien kan hieruit ook geconcludeerd worden dat het Sranan voor deze groep meer de solidariteitstaal is dan voor de hoger geschoolden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.3 Bewustheid van het verschil tussen Surinaams-Nederlands en het Algemeen Beschaafd NederlandsRuim 12 informanten zijn zich bewust van het verschil tussen het Surinaams-Nederlands en het Algemeen Beschaafd Nederlands. Dit verschil wordt ook voor 75% als ‘klein’ gekwalificeerd. Dit betekent dat het Surinaams-Nederlands naar hun mening slechts op grond van een klein accent verschil van het Nederlands afwijkt. De meeste mensen vonden dat het Surinaams-Nederlands slechts een beetje afwijkt van het Algemeen Beschaafd Nederlands. Wel ergens wel hoor eh want enne ik bedoel 't Nederlands wat eh (...) hier hebben is eh diepGa naar eindnoot10 Nederlands met die hoge woorden begrijp je. Maar 't eh Nederlands van Suriname die en eh is ook bepaald goed, maar toch krijg je bepaalde dus als je met eh Nederlanders zou spreken dat je toch met bepaalde dingen vast gaat zitten. (2L2) Bewustheid van 't verschil tussen de twee variëteiten Algemeen Beschaafd Nederlands en Surinaams-Nederlands kan ook gedemonsteerd worden aan de hand van de antwoorden op de vraag wanneer je iemand op een Surinaamse wijze het Nederlands vindt spreken. Je hoort precies... ik dacht dat je precies onze W kon horen en of een N of zo. Maar ja, je houdt ze gewoon niet bij. (1L2) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vraag vijf ontlokte wat emoties omdat de meesten aan den lijve hadden gevoeld wat het betekende als men je uitmaakte voor iemand die als een ‘bakra’ praat. Het algemene gedrag bij deze vraag was dat mensen vaak een voorbeeld of een ‘story’ kenden van ‘iemand’ die als een ‘bakra’ praat. Slechts twee informanten in de hogere jongeren groep gaven toe dat niet een ‘ander’ maar zijzelf ervoor uitgemaakt geweest zijn te praten als een ‘bakra’. Nou ik, nou ik... hoor weles dat ik eh als een Hollander praat dus zal het wel, ik weet niet. (JH1) De reacties op het stereotype praten van Surinamers die als een ‘bakra’ willen of wilden praten zijn òf absolute afwijzing of ze worden uitgelachen of belachelijk gemaakt. Deze houding kan ernstige problemen opleveren voor studenten die na lang verblijf in Nederland thuiskomen met een onbewust aangeleerde Europese uitspraak. Hen wordt vaak verweten dat zij geaffecteerd en gekunsteld spreken. Deze verwijten komen voornamelijk van hun vrienden en familieleden. Het volkstoneel zit vol personages die de spot drijven met deze ‘gekleurde Europeanen’! (Eersel in zijn bijdrage aan afdeling V.) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.4 De waardering naar ‘binnen’ en ‘buiten’ toe van het Surinaams-NederlandsOnder waardering naar binnen toe versta ik in het algemeen de waardering die men z'n groepstaal geeft en wel hoe men vindt dat groepsleden die taal bezigen: positief, negatief of neutraal. Onder de waardering naar buiten toe versta ik het beeld dat de taalgebruikers hebben van hun taalgebruik wanneer anderen daarover uitspraak over zouden moeten doen. Ongeveer 80% van alle informanten waarderen het taalgebruik van hun groep naar binnen toe als positief. Dat betekent dat deze mensen vinden dat zij als groep het best goed doen met het Surinaams-Nederlands. Ze vinden ook dat het erg belangrijk is voor de groep dat ze elkaar kunnen identificeren als een groep die op een bepaalde manier spreekt. Dit gegeven wijkt enigszins af van dat van Koefoed e.a. (1977: 22). In dit onderzoek kwam naar voren dat de meerderheid van de informanten geen autonomie toekent aan Surinaams-Nederlands. En bovendien ziet men deze variëteit niet als een taal die zijn norm voortaan | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan zichzelf kan ontlenen. Men tolereert hoogstens enkele elementen ervan, als een linguïstische ‘couleur locale’; maar een toch meer frequente en beslist niet tot de lagere milieus beperkte constructie als ‘ga gaan’ wordt door bijna iedereen afgekeurd. Overigens kan het zijn dat het verschil in uitkomst hier tussen Koefoed en mij komt doordat in zijn onderzoek de informanten met een concreet stukje tekst in het Surinaams-Nederlands gesteld werden geconfronteerd, dat vooral duidelijke syntactische kenmerken had. Nou ik spreek het liever op een Surinaamse manier. Dan eh kan mensen tenminste weten waar ik het over heb. (1L1) De waardering naar buiten toe is over het algemeen ook positief te noemen. Slechts 4 informanten, dus 25% vindt dat het Surinaams-Nederlands, door anderen dan Surinamers - meestal Nederlanders negatief zal worden gewaardeerd: Eigenlijk sta ik verbaasd over dit positieve resultaat, aangezien mijn verwachting was dat gezien de niet rooskleurige positie die Surinamers in Nederland hebben, zij allicht hun problemen zouden willen verklaren vanuit de overtuiging dat een verschil in taalgebruik tussen hen en de Nederlanders deze problemen mede met zich meebrengen. Echter juist bleek de grote overtuiging waarmee mensen betoogden dat het zeker niet nodig is te moeten praten als de Hollanders. Men vindt dat Surinamers het Nederlands goed genoeg spreken. Vandaar dat een Teleac-cursus Nederlands door een meerderheid als ‘belachelijk’ gekwalificeerd werd. Nou, zou ik waardeloos vinden. Omdat de meeste van ons al goed Nederlands kunnen. En voor die buitenlanders bijvoorbeeld die Turken, die hebben helemaal geen Nederlands vroeger gehad op school of in hun jongere jaren om zo te zeggen. Voor hun is 't eh belangrijker dat ze eerder leren om goed Nederlands te leren. (4L1) Hier volgen enige reacties naar aanleiding van de vraag of Surinamers moeten leren praten als Nederlanders. Nee 't hoeft niet. 't Hoeft niet. We kunnen normaal praten, ons accent blijft behouden. Als wij Surinamers praten tot die Nederlander dan hebben ze geen problemen want ze verstaan het heel duidelijk. Maar wanneer zij praten, dat geeft dat eh problemen. Dus eh wat dat betreft is van aanpassen geen sprake we praten vrij duidelijk. (1L2) Deze vraag had als doel te weten te komen hoe mijn informanten konden reageren op een mening die doorgaans impliciet door Nederlanders wordt geponeerd. Aangezien men zich bij een ‘totale aanpas- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sing’ er niet buiten zou kunnen ook op taalgebied er naar toe te streven die aanpassing te completeren, kunnen uitspraken over deze vraag aangeven welke ‘richting’ de respondenten zelf menen op te mogen gaan. Geen respondent gaf te kennen dat Surinamers in Nederland er naar moeten streven, zich qua taal totaal aan te passen aan de Nederlanders, integendeel. Op een enkele uitzondering na is duidelijk naar voren gekomen dat een ieder het bepaald onzinnig vindt te moeten spreken als de Nederlanders in het kader van aanpassing. Ik vind eh... als je hier. Voordat je hier komt op 't eerste gezicht moet je sowieso aanpassen wat betreft onderwijs en dat soort gedoe. Aan de andere kant vind ik echt niet dat je zo moet doen dat je als de Hollanders 't doen. (4H1) Een iets krachtiger reactie van een jongeman: Vind ik... Nee, ik vind niet dat wij eh persé op het Nederlands moeten gaan spreken. Want as ik as ik in een nee... als ik ergens ben en ik wil met een Surinamer praten in het Surinaams dan moet ik net zo vrij zijn as een Turk (...) (1L1) Hoewel deze reactie niet geheel slaat op het Surinaams-Nederlands vind ik hem toch terzake. Hier volgt een begrijpelijke reactie van een welzijnswerker: Ja 't is (...) zo dat om te overleven in Nederland eh... de taal... Je Nederlands dat veel tenminste veel inhoud (...) Ga je ook solliciteren en spreek je gebrekkig Nederlands dan ja, dan maak je meer kans dat iemand die wel vloeiend Nederlands kan spreken. Dus mensen die doen extra moeite om 't eh goed te spreken. Het is een ‘way’ om te overleven, om een baan te krijgen, je verstaanbaar te maken of een beetje prettig te zijn tussen die Nederlanders (...) (1H2) En iets meer toegespitst op de ‘identiteit’ van Surinamers verklaart dezelfde welzijnswerker: (...) Die mensen waken over hun eigen identiteit ze weten wel hoever ze kunnen gaan. Sommige mensen worden helemaal opgenomen in de Nederlandse samenleving eh... Ze geven misschien helft of driekwart. Maar je merkt ook dat ze een grens hebben, hoever ze kunnen gaan. (1H2) Uit de antwoorden op de vraag of Surinamers ‘mogen’ of ‘moeten’ blijven spreken zoals ze dat gewend zijn het volgende. Een meerderheid van alle informanten vindt dat Surinamers hun ‘Nederlands mogen’ spreken zoals ze dat willen. Opvallend is dat hierbij een meerderheid van degenen die vinden dat het ‘mag’ en niet ‘moet’ bij de jongeren gevonden wordt. Misschien zou je hieruit kunnen afleiden dat de jongeren, doordat ze nog voornamelijk schoolgaand | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn, zich minder bedreigd voelen in tegenstelling tot de anderen die in de praktijk het meer aan den lijve voelen wat het betekent zich staande te houden in deze samenleving. Tot slot een opmerking over het Nederlands van de Nederlanders. Alle respondenten antwoorden in het algemeen Nederlanders goed te kunnen verstaan, mits ze geen dialect spreken of beroerd of plat praten. Ze praten gewoon slordig te snel. Ja. En die snelheid brengt slordigheid. Dat is alles. Maar as ik ook een woord d'r tussen versta begrijp ik direct wat ze bedoelen. Maar ja kijk je hebt Amsterdammers die normaal Nederlands praten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.5 Hoe denkt men zich op te stellen in SurinameHet praten als een ‘bakra’ is zoals we eerder zagen niet gewenst. Als mensen dit toch doen lopen ze de kans afgewezen of uitgelachen te worden. De verschuiving van de uitspraak van het Nederlands van Surinamers in de richting van die van de Hollanders is evident, zoals we uit voorgaande gegevens zagen. Echter, de meeste onderzochten menen nog steeds dat hun uitspraak van het Nederlands niet of niet noemenswaardig is veranderd. Confronteer je de informanten met de vraag wat ze zouden doen wanneer ze in Suriname aankwamen en bleek dat ze als een ‘bakra’ waren gaan praten, dan kwamen er drie typen reacties naar voren. a Men verklaart dat het hun niets kan schelen. b Men ontkent dat het mogelijk is dat ze in Suriname zoiets kunnen beweren. c Men is bereid uitleg te geven. Men wil verklaren hoe dit zou kunnen komen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hij gaat zelfs er toe over Engelse en Sranantongo elementen in z'n taal te geven. Ik heb hem dan gevraagd wat hij dan doet als hij merkt dat ondanks zijn laconieke houding men hem toch ‘uitsluit’. Een oudere lager geschoolde die in z'n taalgebruik van elf jaar verrassend Surinaams-Nederlands is blijven spreken zegt het volgende: Wel ik zou tegen die man zeggen. Kijk je moet me niet kwalijk nemen. Want als je een tijdje in Nederland verblijft en merendeels met Nederlanders om gaat, dus met die Hollanders zelf ja natuurlijk krijg je dat. (2L2) De meeste mensen zijn, zoals bleek, bereid uitleg te geven over hun Hollandse tongval. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Algemene conclusieDe inbedding van het verschijnsel taal in het totale menselijk gedrag is evident. Het communicatie-middel bij uitstek: taal, staat niet los van andere gedragsvarianten. Taal is voor een deel manipuleerbaar door de gebruiker. Echter, voor een nog groter deel zien we dat er onbewuste processen plaatsvinden waarbij taal een belangrijke rol speelt. Zo hoeft wat lijkt op een ‘bewuste’ keuze voor een bepaalde variant van een ‘klank’ bijvoorbeelde de [υ] boven de [W], dit niet zo te zijn. Er is bijkans geen ‘neutraal’ gedrag t.o.v. taal te onderkennen. Er is wel altijd sprake van bewuste en onbewuste processen die heel subtiel met elkaar versmolten zijn en het taalgedrag vormen. Mensen hebben tot op zekere hoogte vat op hun eigen gedrag en daardoor ook op hun eigen taalgebruik. Evenzo wordt dit taalgebruik bepaald door vele factoren die zowel extern als intern te noemen zijn. De sociaal-economische positie die mensen innemen in een samenleving is van invloed op hun taalgedrag (Labov 1971). De historisch-culturele positie heeft evenzo haar invloed op die mensen. Terwijl de gevolgen van deze factoren (er zijn er meer) extern lijken te zijn, zijn ze opgenomen door de gemeenschap en door elk individu daarbinnen. Het is de positie van elk individu in deze gemeenschap, alsook de positie van de groep waartoe hij behoort die zal bepalen hoe men zich zal voelen binnen de gemeenschap. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In deze scriptie is er naar gestreefd op een systematische wijze iets meer te weten van de taalattitude van een groepering uit de Surinaamse samenleving, die zich momenteel bevindt in een andere leefgemeenschap: de Nederlandse. Zoals in de inleiding van dit onderzoek naar voren kwam, blijkt dat er een bepaalde houding bestaat van Surinamers t.o.v. het Nederlands. Voorts is er gesteld dat deze houding bepaald wordt door een aantal factoren zoals opleidingsniveau, leeftijd enz. Uit dit onderzoek is in elk geval gebleken dat de variabelen leeftijd en opleidingsniveau invloed hebben op de houding t.o.v. het Nederlands. In het algemeen mag uit dit onderzoek geconcludeerd worden dat de factor opleidingsniveau van invloed is op de mate van verhollandsing. Dus, hoe beter geschoold, hoe Hollandser de uitspraak van het Nederlands kan zijn. Deze factor heeft bij de jongeren een grotere invloed dan bij de ouderen. Dit is te verklaren vanuit het feit dat de jongeren nog steeds op school zitten en daardoor meer dan de ouderen zich moeten richten op de Nederlandse norm. Minder geschoolde jongeren onderscheiden zich in die zin dat ze minder Hollands spreken dan hun beter geschoolde leeftijdgenoten. Eenzelfde gedrag zien we bij de lager geschoolde ouderen ten opzichte van hun beter geschoolde leeftijdgenoten. Voorts is gebleken dat opleidingsniveau een grotere invloed heeft dan leeftijd. De verklaring hiervoor ligt in het feit dat de toegang tot scholing in het algemeen zowel in Suriname als in Nederland slechts via de Nederlandse taal kan geschieden. Mensen die een betere opleiding genieten zullen dan ook in het algemeen een betere beheersing van het Nederlands (moeten) bezitten. De variabele [υ] is in Nederland gestigmatiseerd. We zien ook dat deze variabele het meest Hollands wordt gerealiseerd. De verklaring hiervoor kan gezocht worden in het feit dat de negatieve reactie van Hollanders op de zogenaamde ‘Surinaamse [W]’ van zeer grote invloed is. Hiermede hangt natuurlijk ook samen de veroordeling die de Surinaamse gemeenschap in Nederland met zich mee torst dat ze naar Nederland kwam om W.W. te ontvangen.Ga naar eindnoot12 De [R] daarentegen is weer onder de Surinaamse groep belast. Nog meer dan de [X̣] verraadt de [R] uit de mond van een Surinamer verhollandsing. Surinamers die een velaire [R] gebruiken worden ervan verdacht zich in verregaander mate te willen aanpassen dan wanneer ze de Hollandse [X̣] zouden bezigen. Deze variabele wordt daarom zoveel mogelijk vermeden. Jongeren hebben over het algemeen hier minder last van. Ik denk dat de school, de leerkracht en de klasgenoten hun invloed doen gelden. Hieruit valt ook af te leiden dat de jongeren zich makkelijker aanpassen aan de Nederlandse normen in het algemeen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een deel van de jongeren, de lager-geschoolden, demonstreert meer solidair te zijn met de Surinaamse normen. De gegevens (zie grafieken) laten zien dat ze percentueel lager de Nederlandse uitspraak scoren dan hun leeftijdgenoten. Terwijl zij loyaler staan tegenover het Surinaams (zie tabel 2). De algemene regel zoals eerder gesteld: ‘Hoe beter geschoold, hoe Hollandser’ behoeft enige nadere verklaring. We zien dat mensen met een betere scholing in staat zijn te dalen naar de Surinaamse norm. Dit doen ze vooral in situaties waar ze weten dat de Nederlandse norm niet gewenst is en dat daardoor degene tot wie men zich richt, niet bereikt zou kunnen worden. Daar tegenover staan de situaties waarin men juist door zo Hollands mogelijk te praten een zekere ‘indruk’ wil maken op de gesprekspartner. Deze vorm van manipulatief taalgebruik vinden we vaak bij de Surinaamse welzijnswerkers die bij dit onderzoek betrokken zijn geweest. Een van de meest curieuze ontdekkingen van dit onderzoek is naar mijn mening het feit dat bij de onderzochte groep de leestekst formeler scoort dan de woordenlijst. Opvallend is hier dat dit verschijnsel zich in meerderheid voordoet bij de totale groep lager geschoolden. Dit is niet verwonderlijk als men een blik werpt op de manier waarop vele generaties Surinamers hebben leren lezen. Vooral voor de groep waarvoor er een duidelijke scheiding bestaat tussen school- en thuistaal is het leren lezen van het Nederlands een uiterst formele zaak geweest. Leren lezen was niets meer dan het opdreunen van woorden in een bepaalde volgorde. De betekenis-inhoud van het verhaal bleef achterwege en trad veel later of nooit op. Juist hierdoor kwam men niet toe aan het expressieve lezen van een tekst. Taken als leestekens, intonatie, zinsmelodie werden in opdracht toegepast en waren niet functioneel en leefden niet voor de lezer. Lezen was een uiterst hachelijke zaak die de maximale aandacht vroeg. Ook de uiterst formele houding van de leerkracht heeft hier z'n invloed gehad.Ga naar eindnoot13 Bij de beter geschoolde ouderen en jongeren is er van enige verlichting in de ‘dwangmatige’ wijze van lezen te constateren, daardoor manifesteert zich meer variatie in leesstijl. In het algemeen mag ook gesteld worden dat de onderzochte proefpersonen een ambivalente houding hebben t.o.v. hun taalgebruik. Er bestaat een groot verschil tussen de norm die men zich oplegt en het echte taalgedrag, echter ook omgekeerd. Voor alle respondenten is de Nederlandse norm in feitelijk gedrag het ideaal, hoezeer men het tegendeel beweert. Tegelijkertijd bestaat er lijnrecht hier tegenover ook een Surinaamse norm. Algemeen kan worden gesteld dat de onderzochte informanten twee normen hanteren, namelijk: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Er bestaat echter een waarde-verschil tussen deze twee normen. De Surinaamse norm hangt samen met behoud van eigen identiteit en cultuur. Zou men deze norm ontkennen dan is men ‘vervreemd’ en maakt men niet echt meer deel uit van die groep. Echter, demonstreert men deze norm, dan vertoont men solidariteit met de groep en is men er dan ook automatisch lid van. Solidair zijn met de groep sluit echter niet uit dat men de Hollandse norm nastreeft en vertoont in zijn taalgebruik, aangezien maatschappelijke vooruitgang slechts via deze taal zowel in Nederland als in Suriname bereikt kan worden. Dit verklaart ook waarom de lager geschoolde ouderen, hoewel ze bijna 100% Surinaams scoren, het Nederlands als ideaal beschouwen. De lager geschoolde jongeren scoren hier weliswaar veel Hollandser, maar vertonen een zelfde tendens. Dit gegeven geeft ook inzichten voor het gedrag op niet talig gebied. Men zou hieruit kunnen afleiden dat er een zeer ambivalent gedrag t.o.v. Nederland en de Nederlanders vertoond wordt door de groep onderzochte Surinamers. Het is vooral de marginale positie van deze groep die maakt dat de ambivalente houding groter wordt. Thus the bilingual is driven into a situation of marginality in society in which he lives. The language he speaks is an indicator of his affiliation to the society (146:155) and he is torn between his wish for confornity and his allegrance to his native language. (M.K. Adler 1977:39) Naar de Surinaamse situatie toe lijdt de Nederlandse Surinamer ook aan ambivalentie. Omdat hij eigenlijk solidair wil zijn met z'n landgenoten. Echter daar aangekomen ontdekt hij dat hij anders gewaardeerd wordt. Hij is vervreemd. Het instrument bij uitstek voor communicatie verraadt zijn anders-zijn. Bij voorkeur vermijdt hij bepaalde uitspraak-varianten die typisch Nederlands zijn, echter zijn vocabulair bezit woorden die beslist niet Surinaams zijn. Woorden als joch, pils, hoi, uitdrukkingen als te gek, enz. verraden zijn vervreemding aan de Surinaamse situatie en bestempelen hen tot ‘import’. Daartegenover staat weer het ‘gemaakte’ taalgebruik teneinde ‘indruk’ te maken op de omgeving. Naarmate de migratie van Surinamers naar Nederland is toegenomen, en er relatief meer mensen voor vakantie of remigratie terug gingen naar Suriname, is de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘indrukmaker’ aan prestige gaan inboeten.
Eddy Charry |
|