De talen van Suriname
(1983)–Eddy Charry, Geert Koefoed, Pieter Muysken– Auteursrechtelijk beschermd0 InleidingDit artikel beoogt een beter inzicht te verschaffen in de wordings-geschiedenis van het Sarnami, de moedertaal van de Hindoestaanse bevolkingsgroep in Suriname. Daarvoor is het belangrijk het Sarnami in zowel een historisch als een historisch-linguïstisch perspectief te plaatsen. Historisch, omdat dé bepalende factor in de wordings-geschiedenis van het Sarnami de immigratie van de Hindoestanen in Suriname is geweest. Historisch-linguïstisch, omdat de talen die de immigranten meebrachten vanuit hun land van herkomst, intra- en inter-etnisch taal- en cultuurcontact en verschijnselen als diglossie, taalattitude en taalkeuze vorm hebben gegeven aan het Sarnami. In het vervolg zullen we eerst de historische achtergronden van het Sarnami bespreken: oorzaken en achtergronden en verloop van de immigratie. Daarna komen de meer historisch-linguïstische onderwerpen aan de orde, waarbij veel aandacht wordt besteed aan de verschillende talen die de immigranten in een of meerdere taalsituaties bezigden, de invloed van intra- en inter-etnisch taal- en cultuurcontact, diglossie, taalattitude en taalkeuze op de vorming en verdere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 68]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ontwikkelingen van het Sarnami. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1 De immigratie van de Hindoestanen in Suriname | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.1 Oorzaken en achtergronden van de immigratieZoals bekend, begonnen in de zeventiende eeuw Europeanen, eerst Engelsen, later Nederlanders, Suriname te koloniseren en er hun plantages te vestigen die produkten voor de Europese stapelmarkt moesten leveren. Daar ze niet zelf op de plantages konden of wilden werken, moesten ze naar andere arbeidskrachten omzien. Een oplossing werd gevonden in een systeem van slavenarbeid, waarbij de produktiekosten ook laag konden worden gehouden. De eerste slachtoffers van dit systeem waren de oorspronkelijke bewoners van Suriname, de Indianen. Later werden in navolging van de Engelse en Franse kolonies, negerslaven uit Afrika gedwongen op de plantages te werken. Maar na verloop van tijd gingen in Europa en Amerika steeds meer stemmen op voor afschaffing van dit onmenselijk systeem. Protesten hiertegen hadden tot resultaat dat de slavernij in de negentiende eeuw in de verschillende Europese kolonies werd afgeschaft: in de Engelse in 1834, in de Franse in 1848 en in de Nederlandse (Suriname en de Nederlandse Antillen) in 1863. Door deze maatregel dreigde er echter een tekort aan arbeidskrachten op de plantages in Suriname te ontstaan. In de kolonies waar de slavernij eerder was afgeschaft, was namelijk gebleken dat de vrijgelatenen niet meer als vrijwillige arbeiders op de plantages wilden terugkeren. Om te voorkomen dat de plantages na de proclamatie tot afschaffing van de slavernij zouden leegstromen werden de vrijgelatenen verplicht nog tien jaar, tegen betaling, op een plantage van eigen keuze te werken.
In tussentijd werden er allerlei pogingen in het werk gesteld om andere arbeiders voor de plantages te werven. Vóór 1863 hadden de plantage-eigenaars die de afschaffing van de slavernij al hadden zien aankomen, enkele pogingen gedaan andere arbeiders voor hun plantages te werven door gebruikmaking van een systeem van contractarbeid. De allereerste groep contractarbeiders kwam al in 1853 in Suriname aan: 18 Chinezen uit Java en 120 Portugezen uit Madeira. Later kwamen ook uit andere landen arbeiders naar Suriname. Hun aantal was echter te gering om aan de grote vraag te kunnen voldoen. De plantagebezitters besloten toen in navolging van de Engelse en Franse kolonies arbeiders uit het toenmalige ‘Brits-India’, India, aan te trekken. Door een verdrag tussen de Nederlandse en de Britse regering verkregen ze het recht arbeiders in India te werven. Hiermee werd een aanvang gemaakt met de immigratie van de Hindoestanen in Suriname. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 69]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.2 De immigratie van de HindoestanenDe eerste groep Hindoestanen kwam in 1873Ga naar eindnoot2 in Suriname aan en vanaf dat tijdstip tot 1916 was er een geregelde emigratie van Indiërs naar Suriname. De immigranten waren hoofdzakelijk afkomstig uit het noorden van India, in het bijzonder de districten van de United Provinces, nu ‘Uttar Pradesh’ genoemd, en Bihar. De immigranten uit de United Provinces kwamen voornamelijk uit de districten Gorakhpur, Basti, Gonda, Fyzabad, Jaunpur, Benares, Azamgarh, Ghazipur en Ballia. De immigranten uit Bihar kwamen voornamelijk uit de districten Saran, Muzaffarpur, Darbhangah, Shahabad, Patna en Gaya. Verder waren er nog een aantal immigranten afkomstig uit het Himalayagebied en Nepal. Deze immigranten en afstammelingen van deze groep worden nog steeds ‘Pahariya’ (bergbewoners) genoemd. Ook kwamen er nog enkele honderden immigranten, voornamelijk Telugu's, uit Zuid-India, die allen, ongeacht van welke plaats ze vandaan kwamen ‘Madrasi’ (= afkomstig uit Madras, inwoner van Madras) werden genoemd. De voornaamste plaats van inscheping was de havenstad Calcutta. In deze stad was het kantoor van de Emigratie-agent gevestigd en hier bevond zich ook het hoofddepot waar de immigranten werden ondergebracht tot zij konden worden ingescheept. De wachttijd in het depot varieerde van enkele weken tot enkele maanden. De tijd werd dan doorgebracht met sporten als kusti (worstelen), elkaar khissâ (verhalen) vertellen, etc. Waarschijnlijk heeft het feit dat het grootste deel van de immigranten te Calcutta werd ingescheept en het feit dat ze ook enige tijd in deze stad moesten verblijven, de naam Kalkattiyā (= afkomstig uit Calcutta) opgeleverd als benaming voor alle in India geboren Hindoestanen. Deze naam duidt dus niet, zoals al uit het bovenstaande is gebleken, aan dat de immigranten uit Calcutta afkomstig zijn. De naam Puraniyā (= Ouden) wordt ook veel gebruikt ter aanduiding van deze categorie van Hindoestanen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1.3 Verloop van de immigratieOngeveer vijftig jaar nadat de eerste groep van Hindoestaanse immigranten voet op Surinaamse bodem had gezet, kwam er een einde aan de Hindoestaanse immigratie. Dit was een gevolg van het groeiend verzet van de Indiase nationalisten tegen een systeem van ‘indentured labour’ (contractarbeid). De protesten van de nationalisten resulteerden namelijk in 1922 in een wet die werving onder contract verbood. Maar in afwachting van deze wet werd al in 1916 de emigratie onder contract ‘in beginsel’ afgeschaft en in 1917 definitief stopgezet. De laatste boot met Hindoestaanse immigranten vertrok dan ook in 1916 naar Suriname. Van 1873 tot 1916 zijn circa 34.000 immigranten uit India, de mees- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 70]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ten als contractarbeidersGa naar eindnoot3, Suriname binnengekomen, waarvan een derde deel (circa 11.500) repatrieerde. De contractanten werden op verschillende plantages te werk gesteld en ze waren verplicht vijf jaar op de hun aangewezen plantage te arbeiden. Na deze periode konden ze terugkeren naar hun vaderland, een hercontract sluiten of zich als kolonist vestigen in Suriname. Velen maakten van de laatste mogelijkheid gebruik en vestigden zich, met succes, als kolonist in Suriname. Vestigingsplaatsen waren hoofdzakelijk gebieden rondom Paramaribo en de districten Suriname, Commewijne, Saramacca en Nickerie. Toen er geen verdere immigratie meer kon plaatsvinden, werden er geleidelijk aan maatregelen getroffen om de staatsrechtelijke positie van de immigranten te verbeteren. Dit resulteerde in een nivellering van de status van de immigranten en andere inwoners van Suriname, waardoor de in Suriname geboren Hindoestanen ook burgers van Suriname werden. Deze groep heeft vooral na de Tweede Wereldoorlog een zeer snelle ontwikkeling doorgemaakt en is nu in vrijwel elke sector van de Surinaamse samenleving vertegenwoordigd. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2 De talen van de immigranten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.1 Talen en taalfamiliesHet grootste deel van de immigranten sprak Bhojpuri, Awadhi en Hindustani, de lingua franca van Noord-India. Verder waren er nog een klein aantal sprekers van onder andere het Nepāli, Tamil en Telugu. Naast deze talen die in het dagelijks leven voor informele communicatie werden gebruikt, werd voor formele aangelegenheden het Sanskrit, Arabisch, Hindi en Urdu gebezigd. Het gebruik van het Sanskrit en Arabisch was wel beperkt tot religieuze aangelegenheden. Het Bhojpuri, Awadhi, Hindustāni, Hindi, Urdu en Nepāli behoren allen tot de Indo-Europese en het Tamil en Telugu tot de Dravidische taalfamilie. Een taalfamilie is een groep van talen die op grond van bepaalde eigenschappen zoals syntaxis, morfologie en lexicon, aan elkaar verwant zijn. Er zijn op de wereld elf grote taalfamilies, waarvan de Indo-Europese de meest invloedrijke is. In Suriname met zijn unieke samenleving zijn er vertegenwoordigers van zes taalfamilies, te weten de al genoemde Indo-Europese, de Semitische taalfamilie waartoe het Arabisch en Libanees behoren, de Sino-Tibetaanse taalfamilie met als vertegenwoordiger in Suriname het Hakka, een dialect van het Chinees, de Austronesische taalfamilie waar het Javaans en Indonesisch deel van uitmaken, de Indiaanse taalfamilie met vijf Indianentalen in Suriname en de Afrikaanse taalfamilie(s), die van belang zijn voor de creolentalen in Suriname. De Dravidische taalfamilie is niet van belang voor Suriname, daar het Tamil en Telu- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 71]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gu net als het Nepāli door een klein aantal sprekers werd gebezigd en weinig of geen invloed heeft gehad op het Sarnami, reden waarom ze in het vervolg buiten beschouwing zullen worden gelaten.
De Indo-Europese taalfamilie is uiteraard voor het Sarnami van grote betekenis. Deze taalfamilie wordt verder onderverdeeld in een Indo-Iraanse en een Europese taalgroep. Tot de Europese groep behoren voornamelijk de Westeuropese talen zoals het Nederlands, het Engels, Spaans, Duits, Frans en Portugees. De Indo-Iraanse tak van deze taalfamilie bestaat uit een Indische of Indo-Arische en een Iraanse taalgroep. Voor de Indo-ArischeGa naar eindnoot4 taalgroep is het Sanskrit van groot belang (zie verder 2.2). Van de Iraanse taalgroep is het Perzisch de voornaamste vertegenwoordiger. Deze taal heeft veel invloed uitgeoefend op de woordenschat van het Urdu (zie 2.4), maar is voor het Sarnami verder van geen betekenis. Om een beter inzicht te krijgen in de relatie tussen het Sarnami en de overige talen die in de Sarnami gemeenschap werden en/of worden gebruikt zullen we hieronder de geschiedenis en het gebruik van de verschillende talen afzonderlijk bespreken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.2 SanskritHet Sanskrit is de oudste vertegenwoordiger van de Indische taalgroep en van de Indo-Europese taalfamilie de op een na oudsteGa naar eindnoot5 taal die op schrift is gesteld. Het Sanskrit was de taal van de Ariërs die vermoedelijk via Centraal Azië India binnenkwamen. Deze taal ontwikkelde zich verder met vele invloeden van de al aanwezige, inheemse talen en werd een van de grote culturele erfenissen van het India van vandaag. De moderne Indo-Arische talen gaan allemaal terug op het Sanskrit. In de ontwikkeling van de Indo-Arische taalgroep kunnen drie fasen worden onderscheiden, namelijk Oud, Middel en Modern Indo-Arisch. Oud Indo-Arisch omvat Sanskrit in de ruimste zin, namelijk Klassiek Sanskrit en Vedisch, dat van circa 1500 v.Ch. dateert. In de loop der tijden begon de taal steeds meer te verschillen van die uit de oude teksten en aangezien een juiste uitspraak van de Heilige Teksten van wezenlijke betekenis werd en wordt geacht, werd een aanvang gemaakt met het bestuderen van de linguïstische principes van de taal, waarbij fonetische analyse centraal stond. De term Sam̱skṟta (Sanskrit), dat ‘gepolijst, (grammaticaal) correct’ betekent, werd gebruikt in tegenstelling tot Prākṟta (Prakrit), ‘vulgair, gewoon, ongecultiveerd’, om onderscheid te maken tussen de cultuurtaal en de gewone omgangstalen. Er ontwikkelde zich een wetenschap van de grammatica die in de 4e eeuw v.C. een hoogtepunt vond in de grammatica van Pāṉini. In een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
compact werk analyseerde hij de gehele fonologie en morfologie van het Sanskrit. Op grond van de fonologische studies werd een alfabet samengesteld dat op strikt fonetische principes was gebaseerd en de naam Devanāgarī kreeg. Dit alfabet werd later ook voor het op schrift stellen van het Hindi en andere Indo-Arische talen gebruikt. Het werk van Pāṉini gold als gezaghebbend en menig latere schrijver heeft zijn Sanskrit uit deze studie geleerd, want het Sanskrit bleef reeds lang nadat het niet meer als moedertaal werd geleerd een grote plaats innemen in het leven van de Indiërs als cultuurtaal en als taal van de Heilige Teksten. In het Sanskrit werd dan ook een enorme hoeveelheid religieuze/wereldbeschouwelijke, literaire, wetenschappelijke en grammaticale teksten geschreven, waarvan vele, in het bijzonder de religieuze/wereldbeschouwelijke teksten, nog steeds geraadpleegd, bestudeerd en gebruikt worden. In de Middel Indo-Arische fase werd de cultivering van de Prākrittalen ingezet met de optekening van de Buddhistische teksten in het Pāli. Godsdiensthervormers zoals de Buddhisten en Jaina's streefden ernaar hun teksten in de taal van het gewone volk te schrijven, waardoor de Prākrittalen ook tot cultuurtalen werden verheven. Uit deze Prākrittalen ontwikkelden zich tenslotte de moderne Indo-Arische talen zoals het Sinhi, Bengāli, Hindi en Gujarāti. Het Sanskrit wordt in Suriname door de Hindoes bij alle plechtigheden, waaronder ook geboorte, huwelijk, dood, etc. vallen, aangewend. Uitleg van de teksten geschiedt in het Hindi (Sarnami, Nederlands). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.3 ArabischHet Arabisch behoort, zoals hierboven al gezegd, tot de Semitische taalfamilie. Het is in de eerste eeuwen na de opkomst van de Islam (7e eeuw n.C.) tot cultuurtaal ontwikkeld doordat in deze taal de Koran, de Heilige Schrift van de Mohammedanen werd opgesteld. Het Arabisch is ook de meest verspreide van de Semitische talen, hetgeen een resultaat is van de religieuze veroveringsoorlogen van de Arabieren, die hun godsdienst, taal en cultuur in de door hun veroverde gebieden (Azië, Noord-Afrika) introduceerden. Het Arabisch wordt geschreven in het zogenaamde Arabische schrift, een Noord-Semitisch alfabet, dat van rechts naar links loopt in tegenstelling tot het Devanāgari en het Latijns alfabet die van links naar rechts lopen. Dit Arabisch schrift werd en wordt ook voor het op schrift stellen van verschillende andere talen gebruikt met aanpassingen aan de eigen klanksystemen, zoals het Nieuw-Perzisch, Urdu (zie 2.4), Maleis, Turks en verscheidene talen in Afrika. Voor een aantal van deze talen zoals het Maleis en Turks, heeft men echter het Arabisch schrift door het Latijnse alfabet vervangen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In Suriname is het Arabisch van belang als taal van de Koran, niet alleen voor de Hindoestanen, maar ook voor andere Islamieten in de gemeenschap, waaronder een groot aantal Javanen. De functie van het Arabisch is dat de Heilige Tekst uit de Koran in die taal gelezen en voorgelezen wordt. Uitleg van de tekst geschiedt, voor zover het de Hindoestaanse Islamieten betreft, in het Urdu (Sarnami, Nederlands), net zoals de Heilige Teksten bij de Hindu's van een uitleg in het Hindi (Sarnami, Nederlands) worden voorzien. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.4 Hindi, Urdu, HindustāniDe geschiedenis van het ontstaan van het Hindi, Urdu en Hindustāni is erg complex, maar we zullen hieronder trachten in een vereenvoudigde vorm wat meer duidelijkheid hierin te brengen, ook omdat er bij de Sarnami-sprekers zelf grote misvattingen bestaan over wat deze talen nu precies aanduiden. Deze talen kunnen eigenlijk niet los van elkaar gezien worden, zeker niet in de beginperiode, daar er toen nauwelijks sprake was van een scheiding tussen deze talen. Ze gaan namelijk alle drie terug op een dialect dat in Delhi en omstreken ontstond uit een aantal West-Hindi dialecten en later de naam Khari Boli kreeg. Terwille van de overzichtelijkheid en ook omdat ze zich later meer als aparte talen zijn gaan ontwikkelen, zullen we de geschiedenis van deze talen afzonderlijk bespreken.
Hindi - Bij het gebruik van de term Hindi moeten we een duidelijk onderscheid maken tussen Hindi als verzamelnaam voor een aantal aan elkaar verwante Noord-Indische dialecten of talen en Hindi als naam voor één specifieke taal, die nu de officiële taal van India is. De Noord-Indische dialecten of talen die tot de Hindi taalgroep behoren kunnen in twee grote groepen onderverdeeld worden, namelijk West-Hindi en Oost-Hindi. Tot het West-Hindi behoren talen/dialecten als Braj Bhāsha, Kanauji, Khari Boli, Hindi, Hindustāni en ook Urdu. Tot het Oost-Hindi worden onder andere het Awadhi en Bhojpuri gerekend. Hindi heeft zich van circa 1100 tot 1800 n.C. geleidelijk aan ontwikkeld, maar pas in de negentiende eeuw zijn huidige vorm gekregen. Het is, zoals hierboven al gezegd, gebaseerd op het Khari Boli dat in Delhi en omstreken werd gesproken. De naam Hindi (Hindwi, Hindawi), dat de taal van Hind, de Perzische naam voor India aanduidt, schijnt voor het eerst gebruikt te zijn in de twaalfde eeuw n.C. na de inval van de Turken in India. Deze naam duidde echter in die tijd geenszins een of andere vorm van het Hindi aan, maar eerder een in die tijd veel gebruikte literaire taal. De uiteindelijke vorming van het Hindi in de negentiende eeuw en de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
snelle ontwikkeling die het in die periode heeft doorgemaakt, kan gezien worden als een reactie van vooral de Hindu nationalisten tegen de Britse overheersing en de grote rol die aan het Urdu werd toegekend. De Engelsen stimuleerden namelijk het gebruik van het Urdu (in zijn sterk verperzischte vorm) omdat het vóór de komst van de Engelsen aan de hoven van de Mogul heersers werd gebezigd. Het Urdu werd dan ook gebruikt in het Brits-Indisch leger, het rechtswezen, op scholen, universiteiten, etc. Hindu nationalisten zagen hierin een bedreiging voor de eigen culturele identiteit, want het Urdu werd veelal geassocieerd met de Mohammedaanse godsdienst en cultuur. Ze begonnen zich steeds meer van deze taal af te keren en te schrijven in het Devanāgari-schrift, waarbij ze putten uit de rijke woordenschat van het Khari Boli en het Sanskrit. Het belang van het Hindi als unificerende taal werd al vroeg door de Indische nationalisten onderkend en ook Gandhi zag in deze taal een belangrijk instrument om het politiek bewustzijn van de massa in vooral Noord-India op te wekken. Er werd ook een grote betekenis gehecht aan het Devanāgari-schrift omdat dit een sterke band met het Sanskrit en de oude Hindoe-cultuur kon bewerkstelligen. Het Devanāgari-schrift maakte het bovendien mogelijk om Sanskritwoorden zonder al te veel moeite in het Hindi te introduceren. Het Hindi wordt daarom ook vaak Nāgari-Hindi of Nāgari Bhāshā (‘Nāgari-taal’) genoemd om het te kunnen onderscheiden van het Urdu dat in het Perzisch-Arabisch schrift wordt geschreven. Later werd ook de term Hoog-Hindi geïntroduceerd, naar analogie van het onderscheid Hoogen Laag-Duits, om het Hindi te onderscheiden van andere vormen, vooral de vernaculars (spreektalen) van de Hindi-taalgroep. De Hindi-supporters probeerden de eigen Hindi-elementen zo uitputtend mogelijk te benutten en Perzisch-Arabische woorden zo veel mogelijk uit de taal te weren. Voor woorden van hogere cultuur werd het Sanskrit en niet het Perzisch of Arabisch als bron gebruikt. Puristen gingen zelfs zo ver ook Perzisch-Arabische woorden die helemaal ingeburgerd waren te vervangen door eigen Hindi of Sanskrit woorden. Dit alles heeft ertoe bijgedragen dat het Hindi in korte tijd zo'n snelle ontwikkeling kon doormaken en tenslotte de status van officiële taal van India verwierf. Hindi is nu de moedertaal van een relatief klein deel, maar de tweede taal van een groot deel van de Indiase bevolking. Het wordt ook gesproken in andere delen van de wereld waar Indiërs naar toe geëmigreerd zijn. Behalve Suriname kunnen we ook noemen Guyana, Trinidad, Fiji, Mauritius, Zuid-Afrika, etc. Exacte cijfers over aantallen sprekers zijn niet zo goed aan te geven te meer daar in zulke ge- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vallen Hindi vaker als verzamelnaam wordt gehanteerd. We zijn cijfers tegengekomen van 600 en zelfs 800 miljoen sprekers van het Hindi verspreid over de hele wereld. Deze aantallen zijn duidelijk sterk overdreven en een aantal van drie tot vierhonderd miljoen ligt waarschijnlijk dichter bij de werkelijkheid. Het Hindi wordt in Suriname vooral door de Hindoe's bij formele aangelegenheden en als taal van de massa-media gebruikt. Er zijn ook speciale Hindi-scholen waar Hindi wordt onderwezen en waar er ook examens in worden afgenomen.
Urdu - Urdu heeft zoals hierboven al gezegd, net als het Hindi ook zijn oorsprong in het Khari Boli dialect dat in Delhi en omstreken gesproken werd. De naam Urdu is afgeleid van Zabān-e-Urdu, ‘taal van het kamp’, of Zabān-e-Urdu-eMu'alla, ‘taal van het verheven kamp’, de namen die gegeven werden aan de taal die in de kampen van de Turkse invallers werd gebezigd. Het is niet, zoals vaker wordt aangenomen, de taal die in de kampen of hoven van de Turkse invallers is ontstaan. De omgangstaal was al, zij het in meer rudimentaire vorm, aanwezig en de Turken hebben het verder ontwikkeld door het steeds meer als verkeerstaal te gebruiken. Aanvankelijk bevatte deze taal voor het grootste deel inheemse elementen, maar gaandeweg begon het steeds meer invloed te ondervinden van het Perzisch dat toentertijd de officiële taal en taal van de Mogul-adel was. Het Urdu wordt geschreven in het Perzisch-Arabisch schrift, dat het Arabisch schrift is met toevoeging van enkele tekens voor niet in het Arabisch voorkomende klanken. Door dit schrift was het gemakkelijk vele Perzische en Arabische woorden in het Urdu te introduceren. De Engelsen stimuleerden later net als hun voorgangers, de Mogul-heersers, het gebruik van het Urdu en deze taal werd naast het Engels de officiële taal todat het door het Hindi werd vervangen. In het Brits-Indisch leger werd het Urdu ook geschreven in het Romaans schrift en gebruikt voor publikaties ten behoeve van de Indische soldaten. Urdu wordt door de Hindoestaanse Mohammedanen in Suriname, net als het Hindi bij de Hindoes, bij formele aangelegenheden en als taal van de massa-media gebezigd. Hoewel het Hindi en Urdu door hun respectieve sprekers als totaal verschillende talen worden beschouwd, zouden ze ook wel als twee varianten van het Khari Boli kunnen worden gezien. De grammaticale structuur van beide talen is vrijwel identiek en ze hebben ook een groot deel van de vocabulaire gemeen. Het verschil tussen beide talen ligt in het gebruik van verschillende schriftsoorten en het feit | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat het Urdu veel Perzisch-Arabische leenwoorden heeft en in het Hindi daarentegen Perzisch-Arabische leenwoorden zo veel mogelijk worden geweerd of vervangen door Sanskrit leenwoorden. Door linguïsten wordt daarom vaak de term Hindi-Urdu gebruikt om het gemeenschappelijk element van beide talen aan te duiden. Zoals eerder opgemerkt, hangt het onderscheid tussen het Hindi en Urdu ook samen met het verschil in godsdienst. Urdu wordt met de Islam en Mohammedaanse cultuur geassocieerd en Hindi met het Hindoeïsme en de Hindoe cultuur. Dit was dan ook de reden dat na de splitsing van India in India en Pakistan, in India het Hindi en in Pakistan het Urdu als officiële taal werd gepropageerd. Omdat religie en cultuur op het Indiase subcontinent nauw met elkaar verbonden zijn, kunnen we, gelet op de twee genoemde religies spreken van twee subculturen waarbij respectievelijk het Hindoeisme en de Islam de dominerende factoren zijn. Daar er zowel Hindoes als Moslems naar Suriname emigreerden, kwamen deze subculturen en de daarmee verbonden talen (Hindi/Sanskrit en Urdu/Arabisch) ook mee.
Hindustāni - De naam Hindustāni duidt aan een taal die de eigenlijke lingua franca van Noord-India is. We moeten deze naam niet verwarren met dezelfde naam die vroeger vaak werd gebruikt als synoniem van het Urdu. Het Hindustāni kunnen we beschouwen als een tussenvorm van het Hindi en Urdu: het is noch sterk gesanskritiseerd, noch sterk verperzischt. Deze taal wordt ook wel Bāzār Hindi, Bāzār Hindustāni, Laghu Hindi of Hindustāni van de massa genoemd, daar het overal in Noord-India op de markten, in de winkels en op straat vooral door de massa gebruikt wordt als verkeerstaal. In vergelijking met het Hindi en Urdu is het Hindustani een gesimplificeerde vorm die overal waar het gesproken wordt gekleurd is door de locale talen of dialecten. Tegenwoordig wordt het Hindustāni als de niet-literaire variant en als de basis van het Hindi en Urdu beschouwd. De Hindoestaanse immigranten brachten deze lingua franca met zich mee naar Suriname waar het een bijdrage kon leveren aan de vorming van het Sarnami. De Sarnami gemeenschap wordt eigenlijk nog steeds met deze taal geconfronteerd omdat in de vele (commerciële) Indiase films die zeer frequent in de bioscopen en tegenwoordig ook thuis op de video te zien zijn, meer Hindustāni dan echt Hindi of Urdu gesproken wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.5 AwadhiAwadhi is een van de belangrijke dialecten van de Oost-Hindi taalgroep. De term Awadhi duidt aan de taal van Awadh | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
of Oudh, een oude stad in Noord-India die ook wel wordt geassocieerd met Ayodhyā, het koninkrijk van Rāma. Awadhi wordt voornamelijk in dit gebied gesproken en verder in de districten van Fatehpur, Allahabad, Jaunpur en Agra. Het Awadhi-gebied grenst in het noorden aan het Nepāli, in het westen aan enkele dialecten van het West-Hindi, namelijk Kanauji, Bundeli en Khari Boli, in het zuiden aan een ander Oost-Hindi dialect en in het oosten aan het Bhojpuri. De verschillende dialecten van de Hindi-taalgroep zijn onderling redelijk verstaanbaar en er vindt ook veel wederzijdse beïnvloeding van talen plaats. In een deel van het Mirzāpurdistrict wordt zelfs Awadhi gesproken gemengd met Bhojpuri, een verschijnsel dat voor de vorming van het Sarnami waarschijnlijk ook van belang is. Op literair gebied is het Awadhi in een oudere vorm in 1575 A.D. vereeuwigd door Tulsidās in zijn Rāmacarita-Mānasa (populair: Tulsidās Ramāyana), een werk dat tot de Heilige Teksten van de Hindoes behoort en ook voor de Hindoes in Suriname van grote betekenis is. Tegenwoordig is het gebruik van het Awadhi beperkt tot het alledaagse leven. Het is nu meer een spreektaal en heeft niet meer de status van een literaire taal. Deze functie is overgenomen door het Hindi en Urdu. In bepaalde gevallen wordt het nog wel geschreven, maar dit betreft meer korte berichten die van dorp tot dorp verzonden worden. In deze gevallen hanteert men het schrift van de Schrijverskaste, het Kaithi, of het schrift van de Koopmanskaste, het Huṉdiwali of Muṟiya. Beide schriftsoorten zijn varianten van het Devanagāri. Ontwikkelde Awadhi-sprekers zullen echter eerder het Devanāgari gebruiken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.6 BohjpuriBhojpuri of Bhojpuriyā is afgeleid van Bhojpur, de naam voor een oude stad in Noord-Oost India. Deze stad is genoemd naar de Ujjaini Bhojā die zich in dit gebied, dat later een belangrijk vorstendom werd, hadden gevestigd. De naam werd later gebruikt voor het gehele gebied ten zuiden van Bhojpur en geleidelijk aan kreeg het adjectief Bhojpuri of Bhojpuriyā ook de betekenis van de mensen die in dit gebied wonen en de taal die daar gesproken wordt. Bhojpuri werd door de bekende linguïst G.A. Grierson in zijn monumentale werk ‘Linguistic Survey of India’ (Calcutta, 1903 e.v.), samen met twee nauw verwante talen onder de naam Bihāri gerangschikt. Andere linguïsten rekenen deze talen tot de Oost-Hindi dialecten. Het Bhojpuri is tegenwoordig meer een omgangstaal. Het is net als het Awadhi ook voor literaire doeleinden aangewend, onder andere in het werk van de bekende schrijver-mysticus Kabir in de 15e/16e | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eeuw. Het wordt nu nog voor allerlei kleine literaire werkjes als schrijftaal gehanteerd. Onderwijs wordt echter in het Hindi en Urdu gegeven en als een Bhojpuri-spreker geletterd is, is hij dat eerder in het Hindi of Urdu en niet in het Bhojpuri. Er worden wel pogingen in het werk gesteld meer onderricht in de moedertaal te geven, maar de druk van het Hindi blijft groot, mede onder invloed van de taalpolitiek die in India van overheidswege wordt gevoerd. Dit alles en het feit dat er wat de vocabulaire betreft veel overeenkomsten tussen het Bhojpuri en Hindi zijn, is de reden dat veel Bhojpuri-sprekers denken dat hun taal een inferieur soort Hindi is. Deze negatieve taalattitude is ook naar Suriname meegenomen en is, zoals in het volgende hoofdstuk zal blijken, nog steeds aanwezig in de Sarnami-gemeenschap. Er zijn ook andere namen voor de Bhojpuri's en hun taal. In Bengāl bijvoorbeeld, worden de Bhojpuri's Hindoestanen of pashcima's (Westerlingen) genoemd. Dit verklaart misschien ook waarom de Hindoestanen in Suriname zichzelf en hun taal ook Hindustāni noemen. Andere verklaringen hiervoor kunnen ook gezocht worden in het feit dat de term Hindustān een synoniem is van India. Hindustāni duidt in deze context dan ‘bewoners van Hindustān/ afkomstig uit Hindustān’ aan. Verder wordt de naam Hindustāni, zoals al opgemerkt (zie 2.4), ook gebruikt voor de lingua franca van Noord-India die waarschijnlijk door de meeste immigranten werd gesproken. Bhojpuri kan in vier dialecten onderverdeeld worden:
Bhojpuri wordt geschreven in het Kaithi-schrift dat ook voor het Awadhi wordt gebruikt. Voor het drukken is dit schrift al vervangen door het Devanāgari en ontwikkelde Bhojpuri-sprekers zullen eerder het Devanāgari hanteren. We zijn bij de bespreking van het Bhojpuri iets meer in detail getreden daar deze taal, zoals we verder zullen zien, een grote rol heeft gespeeld bij de vorming van het Sarnami. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hierna volgt een schema van de talen van Zuid-Azië, in het bijzonder die van India, dat een duidelijk overzicht geeft van de verschillende moderne Indiase talen. De talen die tot de Hindi-taalgroep behoren worden door een dikke zwarte lijn aangegeven. We zien ook dat deze talen in het noorden van India geconcentreerd zijn. Het gearceerd
Figuur 1: Schema van de voornaamste talen van het Indiase subcontinent.
- geeft aan de dialecten van het Hindi (inclusief Nepali). Het gearceerd gedeelte geeft aan de talen die van belang zijn voor het Sarnami: Bhojpuri, Awadhi en Khari Boli, de basis van Hindi, Urdu en Hindustāni. (Uit: Ramanujan en Masica (1969)). | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gedeelte geeft aan de talen die voor het Sarnami van belang zijn: Bhojpuri, Awadhi en Khari Boli, de basis van Hindi, Urdu en Hindustāni. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3 Taal-en cultuurcontact: ontstaan van het SarnamiAlgemeen kan worden gesteld dat wanneer er in een gemeenschap meer dan één taal dagelijks gesproken wordt er vroeg of laat taalcontact zal optreden en wanneer er in een gemeenschap meer dan één cultuur voorkomt, er cultuurcontact zal optreden. Taalcontact kan als volgt gedefinieerd worden: ‘twee of meer talen zijn in contact als ze afwisselend door een en dezelfde persoon worden gebruikt’ (Weinreich (1953)). Cultuurcontact zouden we op dezelfde wijze kunnen definiëren. Taalcontact en cultuurcontact gaan meestal samen en wanneer er verschillende talen en culturen in het geding zijn, kunnen we taalcontact, zoals gebruikelijk in de antropologie, eerder als een aspect cultuurcontact zien. Langdurig taal- en cultuurcontact kan (systematische) veranderingen teweegbrengen in de betreffende talen en culturen, zoals in het vervolg zal blijken. De plaats van contact is in deze gevallen vooral de taal- en cultuurgebruiker. De mate waarin er systematische veranderingen optreden is uiteraard niet afhankelijk van één individu, maar van de gehele gemeenschap waarin zo'n contact plaatsvindt. We zullen in het vervolg niet verder op cultuurcontact ingaan daar het talig aspect hier centraal staat, maar gaan er van uit dat taalcontact cultuurcontact vooronderstelt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.1 Intra-etnisch taal- en cultuurcontactAanvankelijk hadden de immigranten weinig contact met de andere etnische groepen in de Surinaamse samenleving door onder andere de taalbarrière, sterk verschillende cultuur en geografische isolatie. Onderling daarentegen, hadden ze des te meer contact. Dit contact begon al in de depots in Calcutta, waar ze enkele weken tot enkele maanden verbleven voor er kon worden ingescheept. De reizen naar Suriname duurden per zeilschip gemiddeld drie maanden en per stoomschip vijfeneenhalf tot acht weken, zodat het contact op de schepen geïntensiveerd kon worden en zo de basis gelegd kon worden voor de vorming van één taal. De talen van de Hindi-taalgroep hebben bovendien door hun gemeenschappelijke taalkundige en culturele achtergrond een gemeenschappelijke woordenschat en zijn onderling verstaanbaar, hetgeen contact nog meer vergemakkelijkte. De verschillen tussen deze talen liggen meer op het gebied van syntaxis, morfologie en fonologie en minder op het gebied van het lexicon, hoewel uiteraard ook hier verschillen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zijn aan te wijzen. Het Hindi bijvoorbeeld, heeft meer gesanskritiseerde woorden dan de overige talen. Verder moeten we wijzen op een bepaalde ontwikkeling in India zelf, waar, zoals al in 2.5 gezegd, in bijvoorbeeld het Mirzāpurdistrict Awadhi gemengd met Bhojpuri gesproken wordt. Dit is een indicatie dat vermenging van dialecten of talen een gewoon verschijnsel is in de gebieden waar de immigranten vandaan kwamen. Ontwikkeling in de richting van één taal in Suriname ligt hier dus al eigenlijk voor de hand. Het wetenschappelijk onderzoek van het Sarnami is niet zo lang geleden van start gegaan en we kunnen in dit stadium dus niet precies aangeven hoe alles in het werk is gegaan, maar we kunnen nu wel aannemen dat door een intensief contact van de immigranten onderling, eerst in de depots in Calcutta en later op de schepen en de plantages, door een convergentie van de verschillende talen die voor het dagelijks leven werden gebruikt het Sarnami zich uiteindelijk heeft gevormd. De talen die het meest tot de vorming van het Sarnami hebben bijgedragen zijn hoogstwaarschijnlijk het Bhojpuri, Awadhi en Hindustāni. Verder hebben het Hindi en Urdu ook wel invloed uitgeoefend, maar in mindere mate dan de eerste drie talen. De veronderstelling dat al deze talen in meer of mindere mate hebben bijgedragen tot de vorming van het Sarnami wordt gesteund door het feit dat in het Sarnami van al deze talen invloeden in een of andere vorm zijn aan te wijzen. Bij een vergelijkend onderzoek is het eerste wat opvalt de grote overeenkomsten in syntaxis, morfologie en fonologie tussen het Bhojpuri en het Sarnami. Dit kan een indicatie zijn dat het gros van de immigranten Bhojpuri sprak. Het is zelfs zeer waarschijnlijk dat grote groepen Bhojpuri-sprekers in de negentiende eeuw uit Uttar Pradesh en Bihar naar verschillende delen van de wereld, onder andere Suriname, Guyana, Trinidad zijn geëmigreerd. Uit oppervlakkige observatie en vergelijking met de taal die afstammelingen van immigranten uit India in Trinidad en Guyana spreken, blijken er grote overeenkomsten te zijn tussen de talen die in deze gebieden gesproken worden en het Sarnami. In Guyana en Trinidad spreekt men ook wel van respectievelijk Guyanese en Trinidadian Bhojpuri. Auteur dezes kon gemakkelijk converseren met sprekers uit Trinidad en Guyana en ook op de band opgenomen stukken tekst konden gemakkelijk worden verstaan. Gezien de grote overeenkomsten tussen het Bhojpuri en Sarnami kunnen we aannemen dat het Bhojpuri de basis heeft gevormd van het Sarnami. Dat het evenwel niet de enige taal was die aan de vorming van het Sarnami heeft bijgedragen blijkt uit kenmerken van het Sarnami die niet op het Bhojpuri zijn terug te voeren. Vergelijk de | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
volgende voorbeelden (Bh. = Bhojpuri, Sa. = Sarnami, Aw. = Awadhi, Hi. = Hindi):
Uit bovenstaande voorbeelden kunnen we zien dat er vele overeenkomsten zijn tussen het Sarnami en het Bhojpuri en dat ze hier in deze gevallen vrijwel identiek zijn. De grammaticale vorm voor de eerste persoon op -lā in voorbeeld (1), is een karakteristiek van West Standaard Bhojpori, wat natuurlijk niet wil zeggen dat alle vormen op dit dialect zijn terug te voeren. We hebben ook equivalenten in het Hindi opgenomen om te laten zien dat het Sarnami dichter bij het Bhojpuri staat en ook om aan te tonen dat er vele grammaticale verschillen tussen enerzijds het Sarnami en Bhojpuri en anderzijds het Hindi zijn en dat we niet zomaar, zoals zo vaak wordt gedaan, kunnen zeggen dat het Hindi in Suriname is ‘verbasterd’ tot een inferieur soort Hindi dat we nu voor dagelijkse communicatie in de Sarnami taalgemeenschap gebruiken. We kunnen nu dus aannemen dat de syntactische, morfologische en fonologische structuur van het Sarnami voor het grootste deel zijn terug te voeren tot het Bhojpuri. Grammaticale vormen die van andere talen afkomstig zijn zijn uiteraard ook in het Sarnami aan te wijzen. Zo is bijvoorbeeld de verledentijdsvorm voor de derde persoon op -(i)s waarschijnlijk van het Awadhi afkomstig:
De slot -i die in het Awadhi al heel kort was is waarschijnlijk in het Sarnami weggevallen. Ook bij de zelfstandige naamwoorden kunnen we verschillende invloeden aanwijzen. In het Sarnami hebben de zelfstandige naamwoorden net als in het Bhojpuri en Awadhi een korte en een of meer langere vormen. De langere vormen worden gevormd door toevoeging van de suffixen -wā of -yā. Voor een woord als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hond vinden we naast de neutrale, korte vorm kuttā, ook kuttawā en kutaunā. De vormen kuttā en kuttawā komen zowel in het Awadhi als in het Bhojpuri voor. De vormen met -au- blijken echter Awadhi-vormen te zijn. Het Sarnami vertoont, juist omdat het uit verschillende talen is ontstaan veel variatie en er zijn verder ook regionale verschillen aan te wijzen. De naam Sarnami-Hindustāni, afgekort Sarnami (= ‘Surinaams’), werd het eerst genoemd in 1961 in een van de stellingen van J.H. Adhin in zijn proefschrift ‘Development planning in Surinam in historical perspective’. Sindsdien is deze naam steeds meer ingeburgerd geraakt in de Hindoestaanse gemeenschap, hoewel men daarnaast ook de oude benaming Hindustani (zie 2.6) blijft gebruiken. Verder spreekt men ook wel van Hindi en Sarnami-Hindi. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.2 Inter-etnisch taal- en cultuurcontactNaast de Hindoestanen zijn er in Suriname nog de volgende etnische groepen, elk met zijn eigen taal (talen) en cultuur te onderscheiden, namelijk Indianen, Bosnegers, Javanen, Chinezen, creolen en Libanezen. De talen die gesproken worden zijn: vijf Indianentalen, vijf creolentalen, het Javaans, het Hakka, een dialect van het Chinees en het Libanees, een dialect van het Arabisch (zie Eersel (1969)). Het Nederlands vervult de functie van officiële taal, het is de taal van instructie en administratie en wordt door alle groepen in meer of mindere mate gesproken. Door zijn officiële status is het Nederlands de dominante taal in de Surinaamse samenleving, hetgeen ook samenhangt met de grote druk die de Westerse cultuur uitoefent op de andere culturen in de Surinaamse samenleving. Het Sranan, een der creolentalen, ook wel genoemd Taki-Taki of Neger-Engels (zie de artikelen over het Sranan in deze bundel), begon steeds meer de functie van lingua franca te vervullen en de Hindoestanen leerden deze taal voor inter-etnische communicatie in het dagelijks leven. Daarnaast waren zij ook genoodzaakt om het Nederlands te leren om beter onderwijs te kunnen volgen om hun sociaal-economische positie te kunnen verbeteren of te versterken. Voor intra-etnisch contact bleven de Hindoestanen wel hun eigen talen hanteren. Het gevolg van het inter-etnisch contact was dat de Hindoestanen die eerst multilinguaal waren in talen die zij uit India hadden meegenomen, multi-linguaal werden in andere dan de eigen groepstalen. Ook de eigen cultuurpatronen waren door het leven in een multiculturele samenleving aan veranderingen onderhevig, hoewel de groep als geheel, onder andere door de goede banden die met het land van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
herkomst werden onderhouden en het vasthouden aan de eigen cultuur, niet haar eigen karakter verloor. Door een intensiever contact met de overige bevolkingsgroepen begonnen de Hindoestanen ook meer Sranan en Nederlands te gebruiken. Door het dagelijks hanteren van verschillende talen is het dan ook niet verwonderlijk dat invloeden van de ene taal in de andere zijn aan te wijzen. Zo ook in het Sarnami. In deze taal zijn invloeden van het Nederlands en Sranan aan te wijzen, hoewel deze meer op het vlak van het lexicon liggen. Hierbij moet worden opgemerkt dat er in zeer heterogene gebieden, zoals Paramaribo en omstreken, er meer invloeden zijn aan te wijzen dan in de meer homogene gebieden, zoals in de districten. Verder spelen bij het gebruik van niet-Sarnami woorden ook factoren als leeftijd en opleiding een rol (zie Kishna (1979)). In het district Nickerie dat aan het buurland Guyana grenst is er invloed van het Engels te zien doordat er intensieve contacten zijn tussen Guyanezen en Sarnami-sprekers. Het Engels heeft verder ook door de Britse overheersing in India invloed uitgeoefend op de daar gesproken talen. Oorspronkelijk Engelse woorden zijn ook via de talen van de immigranten in het Sarnami terechtgekomen, zoals het woord skul voor school. Wat betreft de invloeden van het Nederlands en Sranan is het vaak moeilijk aan te geven of we nu te maken hebben met een geval van ontlening of gewoon code-switching, het afwisselend gebruik van, in het geval van het Sarnami, drie talen. Onzes inziens is het juister van code-switching te spreken, vooral omdat het gebruik van Nederlandse of Sranan zinnen, woorden, etc. niet systematisch is. Daar waar er wel een systematisch gebruik van bijvoorbeeld Nederlandse of Sranan woorden is aan te wijzen kunnen we van ontlening spreken, zoals het geval van het woord tafra, ‘tafel’, waarvoor er normaal geen ander woord gebruikt wordt (maar zie 4.2). De historische ontwikkeling van het Sarnami is in nevenstaand, sterk gesimplificeerd, schema weergegeven, waarbij ook de talen die invloed uitoefenen op het Sarnami zijn aangegeven. Over het aantal Sarnami-sprekers zijn er geen exacte gegevens voorhanden. We kunnen enkel een schatting maken als we afgaan op het aantal Hindoestanen in de samenleving. Als we aannemen dat de meesten het Sarnami in meer of mindere mate spreken, dan zouden we kunnen zeggen dat er ongeveer 180.000 Hindoestanen zijn die, vermoedelijk, Sarnami spreken. Bij dit aantal zijn ook begrepen Hindoestanen die in Nederland wonen. Deze schatting is namelijk gebaseerd op groeipercentages berekend uit de 3e en 4e Algemene Volkstelling in Suriname en houdt géén rekening met de extreme | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 2: Schema van de historische ontwikkeling van het Sarnami met daarbij de talen die het Sarnami beïnvloeden.
migratie of andere demografische verschijnselen. Het geeft dus aan het aantal Hindoestanen dat in Suriname zou wonen als de bevolkingsgroei gelijke tred had gehouden met voorgaande jaren en er geen extreme migratie had plaatsgevonden.Ga naar eindnoot6 | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4 Verdere ontwikkelingen van het Sarnami | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.1 Diglossie, taalattitude en taalkeuzeDiglossie is een verschijnsel dat wordt gekenmerkt door het naast elkaar voorkomen van twee talen die zowel in functie als in status verschillen. De ene taal heeft een hogere status en is meestal een officiële, gestandaardiseerde taal, die voor de meeste geschreven en gesproken formele doeleinden, maar niet voor gewone conversatie in het alledaags leven wordt gehanteerd. De andere taal heeft een lagere status en wordt alleen voor de dagelijkse communicatie gebruikt (Ferguson (1959)). In de Sarnami taalgemeenschap is ook een dergelijke situatie terug te vinden, alleen in complexere vorm (zie hierover in het artikel van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Marhé in deze sectie). Sarnami werd tot voor kort alleen als omgangstaal, bij informele aanlegenheden dus, gehanteerd, in tegenstelling tot het Hindi, Urdu en Nederlands. Het heeft bovendien in tegenstelling tot deze talen een lage status en wordt als minderwaardig gezien. Er is al in het voorafgaande op gewezen dat de Bhojpuri-sprekers in India hun taal vaak als een inferieur soort Hindi beschouwden, vooral omdat het Hindi vanaf de negentiende eeuw een steeds hogere status begon te krijgen en tenslotte als officiële taal ging fungeren. Als een Bhojpuri-spreker geletterd was, dan was hij dat in het Hindi en niet in het Bhojpuri, hetgeen de idee dat het Bhojpuri een inferieure taal was, nog versterkte. Deze negatieve attitude was (en is nog steeds) ook bij sprekers van andere vernaculars in India aanwezig en is ook naar Suriname meegenomen, waar het werd gehandhaafd en versterkt doordat onderwijs in het Hindi of Urdu en niet in een van de andere talen of dialecten werd verzorgd. Het Sarnami wordt mede hierdoor vaak beschouwd als een ‘verbastering’ van het HindiGa naar eindnoot7 dat niet geschikt is voor formele doeleinden. De negatieve houding ten opzichte van het Sarnami komt tot uitdrukking in de pejoratieve benamingen die door zijn eigen sprekers aan deze taal worden gegeven. Vooral het gebruik van Nederlandse en Sranan woorden geeft aanleiding het Sarnami in vergelijking met het Hindi als een ‘gebroken taaltje’ te kwalificeren, waarbij men voorbij gaat aan het feit dat ook in het Hindi woorden uit een andere taal, namelijk het Engels, worden gebruikt. De van het Hindi zo verschillende grammaticale vormen bezorgden het Sarnami ook een pejoratieve benaming: ‘aili-gaili’ (‘ik kwam-ik ging’). De diglossie-situatie die samenhangt met de negatieve taalattitude ten opzichte van het Sarnami en daardoor weer doorwerkte op de taalkeuze, was de voornaamste oorzaak dat het Sarnami zich niet verder kon ontwikkelen in de richting van een standaardtaal. Ten aanzien van de taalattitude is er de laatste jaren een verandering naar een meer positieve taalattitude ten opzichte van het Sarnami te constateren en er is al een flinke stap gezet in de richting van cultivering van het Sarnami (zie verder 4.2 en de bijdrage van M. Marhé in deze sectie). De hierboven geschetste taalsituatie heeft alleen betrekking op het intra-etnisch taalverkeer; want voor het inter-etnisch taalverkeer hebben de Sarnami-sprekers over het algemeen alleen de beschikking over het Nederlands en Sranan. Het Sranan verkeert echter ten opzichte van het Nederlands ook in een diglossie-verhouding en dit heeft uiteraard weer invloed op de taalkeuze, want deze taal wordt meer voor informeel contact gehanteerd. Dit schijnt de laatste tijd ook aan veranderingen onderhevig te zijn (zie ook sectie Sranan) als | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
we kijken naar recente ontwikkelingen binnen de Surinaamse gemeenschap, waar het gebruik van het Sranan bij formele aangelegenheden, veelal toespraken, door de huidige machthebbers wordt gestimuleerd. In Suriname is er mede onder invloed van deze ontwikkelingen vooral bij (mannelijke) jongeren en intellectuelen in de Sarnami gemeenschap een tendens ook Sranan in intra-etnisch contact te gebruiken. Eenzelfde verschijnsel is ook in Nederland waar te nemen, zij het dat de oorzaak meer in een solidariteitsgevoel met de Surinaamse gemeenschap en een zich afzetten tegen de Nederlandse maatschappij gezocht moet worden.
Uit het voorgaande blijkt dat een lid van de Sarnami gemeenschap steeds een bepaalde taalkeuze zal moeten maken. Deze keuze is niet helemaal vrij, maar wordt beperkt door allerlei factoren zoals de gesprekssituatie, status en leeftijd van spreker en toegesprokene, etc. Er is dus ten opzichte van het taalgedrag, net zoals ten opzichte van het sociaal gedrag een bepaald verwachtingspatroon in de gemeenschap. Naast de min of meer vaststaande taalkeuzes, die dus aan het verwachtingspatroon beantwoorden, zijn er onder invloed van de veranderende taalsituaties ook andere, optionele taalkeuzes mogelijk. Zowel de verwachte als de optionele taalkeuzes zijn in onderstaand, op Sankoff (1972) gebaseerd schema weergegeven. Bij de taalkeuze is er onderscheid gemaakt in intra- en inter-etnisch taalcontact, dat weer naar gesprekssituatie in formeel of informeel is onderverdeeld. De formele gesprekssituaties zijn weer opgeplitst in religieus, administratie/school en massa media. De optionele taalkeuzes staan tussen haakjes. In dit schema zijn onder de intra-etnische contactsituatie in de religieuze sfeer Sanskrit en Arabisch eerst vermeld. We hebben deze talen bij de bespreking van de diglossie-situatie niet vermeld omdat ze verder niet zo'n grote rol spelen. Ze worden namelijk alleen gebruikt om de religieuze teksten in te lezen of voor te lezen, en worden verder niet gesproken. Wat belangrijker is, is dat uitleg van deze teksten in het Hindi of Urdu geschiedt. De laatste tijd wordt ook het Sarnami of Nederlands gehanteerd door sommige pandits of molbi's (respectievelijk Hindu en Moslem priesters). Deze twee mogelijkheden staan als optionele taalkeuzes aangegeven in het schema. Dit schema moet niet als absoluut worden gezien, daar functies van talen in diglossie-situaties, zoals uit het voorgaande duidelijk naar voren is gekomen, niet altijd strikt gescheiden, maar aan allerlei veranderingen onderhevig zijn. Deze veranderingen hangen samen met | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Figuur 3: Schema van de taalkeuze van Sarnami-sprekers bij intra- en inter-etnisch contact.
sociaal-economische en politieke veranderingen in de maatschappij. Een L-taal kan bijvoorbeeld een opwaardering krijgen en functies van de H-taal overnemen. Wanneer moedertaalsprekers van de L.-taal de H-taal beter gaan beheersen, kan er omgekeerd ook een verschuiving plaatsvinden, waarbij het taalgebruiksdomein van de H-taal zich ook kan gaan uitstrekken tot de dagelijkse communicatie. De dominante positie van de H-taal versterkt bovendien het geleidelijk aan infiltreren in informele contactsituaties. Deze ontwikkeling is ook in de Sarnami gemeenschap te zien. Niet alleen in intra- en inter-etnisch formeel contact, maar ook in inter-etnisch informeel en intra-etnisch formeel en informeel contact wordt Nederlands gesproken. In Nederland, waar de druk van het Nederlands nog groter is dan in Suriname, zal het taalgebruiksdomein van deze taal zich waarschijnlijk meer en meer gaan uitstrekken tot de dagelijkse communicatie. Er is bijvoorbeeld nu al te zien dat kinderen monolinguaal in het Nederlands worden opgevoed. In het voorgaande hebben we er al op gewezen dat ook het Sranan infiltreert in gesprekssituaties waar het vroeger normaal niet of nauwelijks werd gehanteerd. Het gebruik van deze taal is niet meer beperkt tot uitsluitend inter-etnisch informeel contact, want vooral onder de (mannelijke) jongeren en intellectuelen is er een neiging ook in intra-etnisch informeel contact het Sranan te hanteren. We zien dus aan de ene kant een opwaardering van het Sarnami, maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aan de andere kant een infiltreren van andere talen in gesprekssituaties waar normaal Sarnami wordt gebruikt. Deze veranderende taalsituaties vormen daardoor een bedreiging voor de verdere ontwikkeling van het Sarnami. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.2 Cultivering van het SarnamiIn het bovenstaande hebben we er al op gewezen dat er ten aanzien van de taalattitude ten opzichte van het Sarnami een verandering van een negatieve naar een meer positieve te constateren is. De laatste tien jaar hebben vooral moedertaalsprekers van het Sarnami zich beijverd het Sarnami te cultiveren. In 1978 is er zelfs een ‘Sarnami collectief’, Jumpa Rajguru, in Nederland opgericht, dat onder andere streeft naar ‘emancipatie’ van het Sarnami, de zogenaamde ‘Sarnami-beweging’ (zie verder de bijdrage van M. Marhé in deze sectie voor de emancipatie van het Sarnami). Exponenten van deze beweging zijn onder andere M. Marhé en de dichter Jit Narain, pseudoniem van J. Baldewsingh, die veel bekendheid hebben gegeven aan het Sarnami. Het Sarnami wordt door steeds meer dichter/schrijvers als literaire taal gehanteerd naast of in plaats van het Hindi. Er zijn gedichtenbundels verschenen van de hand van onder andere Rini Shtiam, pseudoniem van Soerdjan Parohi, getiteld Mohini, Gharietje Choenni met Asa, Jit Narain met Dal bhat chatni, Hinsa Parsad (of ‘Geweld loont’) en Jatne ujjar joti otane gahra jhalka (of ‘Hoe blanker het licht hoe dieper dieper de blaren’). Jit Narain is ook de drijfveer achter een tijdschrift, Sarnami, dat geheel in het Sarnami verschijnt. Verder zijn er nog een aantal dichters te noemen die naast andere talen ook het Sarnami hanteren zoals Shrinivasi, pseudoniem van M. Lutchman, een van de weinige Surinaamse dichters die werk op niveau schrijft. Binnenkort verschijnt er ook een bundel van de hand van Suraj, de schrijversnaam van J.S. Soebhag, met de titel Meri Awaz, een verzameling gedichten in het Hindi vermengd met Sarnami-elementen en enkele gedichten geheel in het Sarnami. Ook toneelschrijvers als Gurudath Kallasingh en Ramdew Ragoebier wisselen het Hindi in hun werken af met stukken in het Sarnami. Verder zijn er educatieve boekjes in het Sarnami verschenen van onder andere het Summer Institute of Linguistics, waaronder een audio-visuele cursus Sarnami-Hindustani. Ook op wetenschappelijk gebied wordt er aandacht besteed aan het Sarnami. Er zijn bijvoorbeeld doctoraal- en bijvakscripties en wetenschappelijke artikelen over het Sarnami verschenen. We kunnen onder andere noemen: Sahtoe-Bainathsah (1975), Bajnath (1979) en Kishna (l979, 1981 en 1982). Er zijn ook M.O.-scripties met het Sarnami als onderwerp geschreven, zoals Ammersingh-Mungra | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(1977). Op het project Taal en Taalgedrag als funktie van de multilinguale samenleving van de Universiteit van Suriname, wordt onder andere gewerkt aan onderzoek van het Sarnami met als voornaamste doel een lexicografische en grammaticale beschrijving van het Sarnami. Het is de bedoeling dat de resultaten van dit onderzoek uitmonden in een bilinguaal woordenboek Sarnami-Nederlands en een grammatica van het Sarnami. In dit kader zijn ook onder andere zaken als de spelling van het Sarnami en andere nationale talen van Suriname (Sranan en Surinaams-Javaans), zowel nationaal, tijdens een lezingencyclus georganiseerd door het Taalproject in 1981, als internationaal, tijdens de 4e tweejaarlijkse conferentie van de Society for Caribbean Linguistics in september van dit jaar in Paramaribo gehouden, besproken. We zien verder dat in mondelinge communicatie sprekers steeds bewuster het Sarnami gaan hanteren en er wordt naar gestreefd zo veel mogelijk niet-Sarnami woorden te vermijden. We hebben bij sommige sprekers geobserveerd dat zelfs een in het Sarnami ingeburgerd woord als tafra, ‘tafel’, wordt vervangen door mez. Ook hebben we waargenomen dat voor begrippen waarvoor men geen Sarnami woord kent, een woord aan het Hindi wordt ontleend, zoals bijvoorbeeld kranti, ‘revolutie’. Ook in de gedichtenbundels die hierboven zijn genoemd, is deze tendens te zien, vooral bij dichters die het Hindi goed beheersen. Dit alles zou kunnen betekenen, dat een van de H-talen, het Hindi, in de verdere ontwikkeling van het Sarnami, vooral op het gebied van het lexicon, een steeds grotere rol kan gaan spelen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5 ConclusieIn dit artikel hebben we getracht een beter inzicht te verschaffen in de historisch en historisch-linguïstische achtergronden van het Sarnami. We hebben daarbij aandacht besteed aan de immigratie van de Hindoestanen in Suriname en de vele talen die de immigranten in hun culturele bagage hebben meegenomen. Verder hebben we aandacht besteed aan verschijnselen die een belangrijke rol hebben gespeeld bij het ontstaan en de verdere ontwikkeling van het Sarnami, namelijk intra- en inter-etnisch taal- en cultuurcontact, diglossie, taalattitude, taalkeuze en de veranderende taalsituaties binnen de Surinaamse gemeenschap. Het onderzoek van het Sarnami is een vrijwel braakliggend terrein en een aantal van de zaken die hier naar voren zijn gebracht moeten nog verder worden onderzocht. We kunnen nu ten aanzien van het ontstaan van het Sarnami in elk geval zeggen dat door intra-etnisch taalen cultuurcontact vorm werd gegeven aan een taal met een eigen Surinaams karakter, dat wil zeggen, verschillend van de afzonderlijke | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
talen zoals die in de verschillende streken in Noord-India gesproken worden. Door inter-etnisch taal- en cultuurcontact onderging deze taal ook invloed van andere in de Surinaamse samenleving gesproken talen. Met de eerste stappen die in de richting van cultivering van het Sarnami zijn gezet, is er een aanvang gemaakt met een zeer belangrijke fase in de historisch-linguïstische ontwikkeling van het Sarnami.
Sita Kishna | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuurverwijzing
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|