| |
| |
| |
Rhyll, 29 Julij 1857.
Als wij eens krom lagen, hetgeen toch maar zeldzaam gebeurde, was Bangor altijd het lichtpunt, dat aan den gezigteinder schitterde; Bangor, vertegenwoordigd in deszelfs voortreffelijk hôtel: the Penrrhyn arms. Maar het scheen besloten, dat in Noord-Wales, en juist in de schoonste gedeelten, onze gelukster zou uitgeschenen hebben, want toen eindelijk het uitgestrekte hôtel, dat Capua van rust en van gemak, zich aan onze blikken vertoonde, was het: no rooms! uit den mond van een hondschen kastelein, genoeg om onze vooruitzigten in dissolving views te veranderen, en we belandden - het was reeds schemeravond - in een ander, maar vuil en propvol logement, hetwelk wij 'smorgens zoo vroeg mogelijk ontvlugtten, om ons hoofdkwartier te Carnaervon te gaan vestigen, vanwaar uit wij het plan vormden een uitstapje naar Beddgelert, Dolgelley, Llanberris en den Snowdon te maken.
We hebben het dan ook gemaakt, maar, helaas! te midden van schrikkelijke regenvlagen, welke ons dagen gekost en van veel fraais beroofd hebben. Thans evenwel schijnt het kwade oog, ons door den kastelein van Bangor toegeworpen, uitgewerkt; althans gis- | |
| |
teren, toen we Carnaervon voor goed verlieten, was de lucht lekker warm en scheen de zon, dat het een lust was. Ten acht ure gingen wij aan boord van een heel klein stoombootje, hetwelk ons een kwartier verder dan de Menaibrug op de boot naar Liverpool zou brengen. Daar we evenwel vóór Liverpool Chester moesten zien, zouden we te Llandudno, de eenige plaats, welke het vaartuig aandeed, aan wal gaan en ons langs Conway per spoor naar Rhyll begeven, een klein zeebadplaatsje, op een uurtje van Chester, waarvan we réclames hadden gelezen en hetwelk ons bijzonder geschikt tot het schrijven van brieven voorkwam, de eenige rust, die een reiziger, en dan nog maar alleen des Zondags, zich mag veroorloven. Het was een allerliefste togt. Eerst de Brittannia-tubular-en Menai-suspension- bruggen. Wat zal ik u van die meesterwerken zeggen, welke in den kring uwer studiën vallen? Liever niets dan dat ik heel blij zal zijn, als gij er mij na mijn retour eens iets wetenschappelijks over kunt laten lezen. Gij weet, dat ik de noodige kennis mis, waarop zich de regte bewondering voor dergelijke gewrochten grondt. Daarbij is men door de afbeeldingen zoodanig met hunne gedaante vertrouwd geraakt, dat men zich eigenlijk de moeite zou kunnen besparen de voorwerpen zelven te gaan contrôleren, waarop het reizen tegenwoordig toch veelal neêrkomt. Desniettegenstaande en ofschoon we er gisteren onder door voeren, hadden we er toch een opzettelijken rid naar toe gemaakt. De hangbrug vonden we een sierlijk geheel, maar de kokerbrug be- | |
| |
derft het landschap, al geeft de Egyptische stijl der gemetselde deelen er een monumentaal karakter aan.
Over het algemeen is Wales een allerbelangrijkst land, niet alleen voor den eenvoudigen tourist, die schoone natuur of enkel maar verstrooijing en verplaatsing zoekt, doch tevens voor den wetenschappelijken man, wegens deszelfs rijkdommen in mineralogie en talrijke openbare werken, deszelfs vele kolenmijnen en koper- en ijzersmelterijen op kolossalen voet, waarvan de smook uren ver de lucht verwt, erger dan geheel de City van Londen doet. Voor vijf en twintig jaar werd een weg van Londen naar Holyhead aangelegd, voornamelijk ten dienste der leden van het Parlement. Door den spoorweg wordt die chaussée thans natuurlijk minder gebruikt, maar behoort toch evenwel tot een der schoonste werken van Engeland, vooral daar, waar hij zich tusschen de bergen van Wales doorworstelt. Ook zagen wij te Llangollen een aquaduct, dat het water van een kanaal over eene vallei heenbrengt, hetwelk van tijd tot tijd halverwege de bergen loopt, zoodat men den voet van deze langs rijdt, terwijl de schepen boven uw hoofd de kolen transporteren.
Na Bangor kwamen we alras in de opene zee, blaauw met witgekuifde baren, want het woei redelijk sterk en het water was nog al onrustig. Het gezigt over den ruimen plas, de heldere hemel, de prettige wind om u heen fladderend, de op en neder gaande oevers, verlevendigd met lustpaleizen en parken, cottages, bebouwde akkers, deze vereeniging bragt den mensch | |
| |
in eene allergelukkigste stemming. We voeren een eilandje, Priestholm, voorbij, stoomden een vooruitstekend gebergte, Ormshead, om, belangrijk voor den mineraloog en den oudheidkundige, en, ziedaar! lag de vrolijke baai van Llandudno voor ons, eindigende aan de overzijde in een even bevallig voorgebergte bevallig zoo van vorm als van kleur, den anderen horen der baai. Groote hôtels - ontbraken de gewone huizen? - schenen, van de boot gezien, op eene lange rij langs den zonnigen oever in slagorde geschaard; heeren en dames wandelden langs het strand, kinderen juichten van pleizier, legden vestingen aan met het natte, fijne zand, speelden met de keijen, males en females dartelden naast elkander in het zilte water, bands toeterden marschen en mazurka's. Gij kunt begrijpen of die beschaafde wereld en die badplaatsenpret ons in dit haast betwijfelde oord ook verraste. Ik verzeker u, dat het tafereel als decoratie zeer opwekkend was. Voeg daarbij de witte zeilen op de zee en de pleizierbootjes als dolfijnen om ons heen. Of dat, hetwelk ons opnam - want er is geene gelegenheid tot aanleggen - en ons al schommelend naar den vasten wal bragt, in die categorie viel, zal ik niet beslissen; zeker is het, dat de ontscheping aan eene vooruitstekende rotspunt alles behalve gastvrij was. Men strompelt daar over allerhande pijnlijke steenen en gladde keijen en moet dan nog door eene zee van pebbles waden voor men een blik van welgevallen kan werpen over het genoegelijke oord, hetwelk men reeds van verre met zoo veel pleizier aanschouwd heeft. | |
| |
Is het voor een enkel mensch al bezwarend en hagchelijk over dien glibberigen vlonder heen te komen, denk dan eens wat het zijn moet voor iemand met een koffer op zijn rugl Het gevolg was, dat de omnibus, welke de passagiers te Conway op den spoortrein brengt, juist voor onzen neus wegreed, toen de bagage boven en ter plaatse was, alwaar de omnibus, zoo het vroeger ware geweest, alles zeker graag had opgeladen. Gelukkig was het hôtel, in handen van welks kastelein wij vielen, zoo geducht bezet, dat de man geen belang had en dus ook geene moeite deed ons tegen onzen zin te houden, maar ons daarentegen binnen den kortst mogelijken tijd een uitmuntend rijtuig bezorgde, hetwelk ons in een half uur naar Conway bragt.
Alles is te Llandudno nieuw en in wording. Het hôtel, waar wij neêr waren komen vallen, was first rate. De plaats bestaat eerst sedert vijf jaren; ze ligt in eene allerbekoorlijkste landstreek; men is bezig ze door een zijtak met de groote spoorweglijn van Londen naar Holyhead te verbinden. Er moet een zekere lord Mostyn bestaan, die de onderneming heeft op touw gezet en al de hôtels bouwt.
Te Conway hadden we juist den tijd het kasteel te bezigtigen, zoo als dat van Beaumaris en van Carnaervon door Eduard I gesticht, en van deze drie, welke veel overeenkomst met elkander hebben, stellig wel het best in stand geblevene. De spoorweg loopt er door en langs. De rijtuigen en voetgangers naderen de stad door middel van eene hangbrug over de rivier | |
| |
van denzelfden naam, vlak naast de later er tegen aan gebouwde kokerbrug, hetgeen erg leelijk staat. Beiden heeft men gezocht met den gothischen stijl van het kasteel in overeenstemming te brengen, en zoo lang de suspension-bridge er nog maar alleen was, moet dit ook van eene vrij aardige uitwerking zijn geweest, maar de tubular, hare buur, heeft alles bedorven. We stoomden er doorheen. Het geeft nog al dreuning; maar als er een trein door de Brittannia gaat, is het alsof Jupiter met een bromtol speelt en davert het geheele land.
Nu zitten we hier te Rhyll, een evenbeeld van Llandudno, maar veel minder mooi en aanzienlijk, hoe veel meer leven men er ook van make. Het plaatsje bestaat sedert twintig jaren en is het zeebad der Liverpoolers geworden, die het per stoomboot binnen een uur of drie kunnen bereiken. Ook hier is het stikkend vol en alles bezet, maar de menschen hielpen ons zeer verpligtend teregt. Het badhuis, zonderling genoeg met eene slijterij en leesbibliotheek vereenigd, is uitmuntend, en de vrolijkheid neemt geen eind, daar het hier van 's morgens vroeg niet stilstaat van spelende kindertroepen, kinderen op ezels, in wagentjes, heeren en dames op ponies; voor het overige, gelijk te Llandudno, geene weelde hoegenaamd. De keijen, waaruit bijna overal het strand in Engeland bestaat, geven, zouden wij vinden, een onaangenaam zeebad, maar de Engelschman weet niet beter, en daarbij een onpleizierige shore, want, daar op de pebbles niet gewandeld kan worden, maakt men de duinen effen en legt daar over | |
| |
heen een wandelpad aan, in den smaak van een breeden dijk, en langs dien dijk een breede band gras, waarop banken geplaatst worden, zoodat men of niet in zee of de zee slechts in de verte kan zien, hetgeen iets zeer ongezelligs oplevert. De kleinesteentjes zijn hier grove, groote keijen en de straten een slecht en stoffig macadam. Hier is de dispositie van het strand al heel ongunstig en heeft de aanleg alleen van die onontbeerlijke wandeling £ 1000 gekost. Te Llandudno is het aspect der kust veel gelukkiger en vrolijker; te Brighton daarentegen rampzalig. En de ondernemingsgeest verwaarloost de voordeeligste gelegenheden, die, waar de kust zandig en zelfs hier en daar vrij van schelpen is, gelijk Sanddown of Barmouth. Doch in Engeland regelt de fashion alles en maakt die voorliefde voor pebbles eenigzins verklaarbaar. Daarbij heeft Rhyll volstrekt geene environs. Morgen komen wij te Chester.
|
|