Mijne zondagen in het Vereenigde Koninkrijk
(1859)–Johannes Kneppelhout– Auteursrechtvrij
[pagina 6]
| |
Londen, 27 Mei 1857.We zijn wel en uiterst tevreden op onze kamers, die alleen iets ruimer konden wezen. Gewoonlijk eten wij ten zes ure, alleen van daag een uurtje vroeger, omdat wij bij vrienden gaan thee drinken, wier woning niet binnen het uur te bereiken valt. Onze hospita is eene bejaarde, maar buitengewoon goed geconserveerde weduwe van een kleedermaker; als men het niet beter wist, zou men meenen: eene deftige Amsterdamsche dame, zoo fatsoenlijk als 't maar hoeft, gelijk mijne arbeiders zouden zeggen, en ik wil haar te logeren vragen en naast de eersten aan tafel zetten, zonder dat deze bespeuren zullen, hoe laat het is. Over het algemeen zijn de Engelschen een razend fatsoenlijk volk. Ils ont de la tenue, de la dignité, en hebben te dezen aanzien veel op de Franschen vooruit. Terwijl ik zit te schrijven, snorren hoog opgepakte omnibussen met vier en zes paarden bespannen en bonte jockeys van het zaal, prachtige calechen met printanière dames, kostbare livereiknechts en viervoetige gentlemen, benevens ontelbare cavaliers, mijne vensters voorbij, die zich naar de Epsom-races begeven. Wij, voor deze vermaken overgefelijk onverschillige Hollanders, hou- | |
[pagina 7]
| |
den ons buiten het genoegen van een geheelen dag in de barre zon te braden en tien guineas voor een rijtuig op den koop toe te betalen. Liever gaan wij naar eene zoogenaamde promenade in the Botanical Gardens, waarvoor we door de goedheid van vrienden toegangkaartjes kregen. Gisteren avond zijn we naar Princess'-theater geweest. Men voerde den Richard II van Shakespeare op, door den directeur, Charles Kean, zoon van den bekenden treurspeler, voor het tooneel bekort en geheel nieuw, misschien wel sedert onheugelijke jaren, voor het eerst weder gemonteerd. Hetgeen ik vooral in die vertooning en haar geheele decoratief op prijs stel, is de studie, de letterkundige, oudheidkundige, geschiedkundige preoccupatie, welke er aan ten grondslag ligt. Vooreerst is het stuk met zeer bruikbare verklaringen en belangrijke aanteekeningen ten behoeve der toeschouwers uitgegeven. In het Voorberigt zegt Kean, dat hij na de Winterstale, de Midsummernightsdream, de Tempest op het tooneel te hebben doen herleven, nu terugkeert tot the homestead history en voegt er daarna bij: ‘An increasing taste for recreation, wherein instruction is blended with amusement, has for some time been conspicuous in the English public; and surely an attempt to make dramatic representations conducive to the diffusion of knowledge, exhibiting men as they once lived, can scarcely detract from the enduring influence of Shakespeare's genius.’ De kostumen zijn genomen naar echte portretten; de oude gedenkteekenen, naar gekleurde manuscrip- | |
[pagina 8]
| |
ten en kronieken. De schermen evenzoo; de tuin b.v. van den hertog van York is trouw gevolgd naareene teekening uit een handschrift van den roman van Alexander, aanwezig in de Bodleiaansche boekerij. Ik stip in het voorbijgaan aan, dat al de decoratiën overhoeksch naar de loge van de koningin waren genomen, die alles daardoor vlak van voren ziet. Iets hetwelk uit een oogpunt van degelijke liefhebberij, bekroond door eene gelukkige uitkomst, inderdaad wel het merkwaardigst van de geheele voorstelling mogt heeten, was de, naar het verhaal van den hertog van York Ga naar voetnoot1), door den directeur ingevlochtene blijde Incomste van den overwinnaar, Bolingbroke, den ongelukkigen Richard achter zich aanvoerende, thus, zegt Kean, embodying in action what Shakespeare has so beautifully described towards the close of the play. Naauwelijks kon ik mij bij dit zoo vernuftig uitgedachte en zamengestelde tusschenspel verbeelden in de comedie te zitten. Er werden op de straat, die wemelde van menschen, volksvermaken en dansen uitgevoerd van den tijd en muziek van den tijd op instrumenten van den tijd. De verschillende gilden trokken voorbij, ook de lord-mayor en de aldermen. De klokken sonnaient à grandes volées. Op het balcon van het eerste huis bevond zich eene fatsoenlijke familie, die, gelijk de minste figurant in dit stomme tusschenspel, met de grootste handigheid | |
[pagina 9]
| |
de belangstelling van het publiek gaande hield. Bolingbroke was werkelijk de koning, de man der geschiedenis, geen theaterheld; werkelijk de kat, die voor het volk patte de velours maakt. De weinige woorden, die gesproken werden, zijn volgens de oorkonden inderdaad gesproken geworden. Ik heb nooit iets zoo waars en reëels gezien. Toen volgde de arme, onttroonde sukkel, die naauwelijks aan de volkswoede ontkwam en met vuil gegooid werd, dat het stof hem om de ooren vloog, toestand door Shakespeare's poëzy zoo aandoenlijk veredeld, maar hier, oculis subjecta fidelibus, wegens het beginsel van legitimiteit door den dichter volgehouden, toch eenigzins revoltant, volgehouden namelijk door het medelijden op den onwaardigen Richard te leggen. Shakespeare kon zulks gemakkelijk, volgens zijne theorie, van de geschiedenis bij zijne toeschouwers bekend te onderstellen, waardoor hij zich niet omtrent beweegredenen behoefde uit te laten, zich van alle expositie ontsloeg en met de deur in het huis viel. Een dergelijk stuk zou te Parijs, uit hoofde van staatkundige toespelingen, althans vóór 1848, onvertoonbaar zijn geweest, maar Victoria zit boven de wolken en aanschouwt de buijen aan hare voeten zonder ontroering: haar troon stort niet in, als de Muette gespeeld wordt. De uitvoering was middelmatig; Kean alleen toonde van de goede school te zijn; zijn reciet was fraai, zijne mimiek had gelukkige oogenblikken en de besluiteloosheid van den vorst drukte hij meesterlijk uit. |
|