Over Werther geschreven...
(1985)–J.J. Kloek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||
Bibliografische beschrijvingGa naar eind1Hieronder worden beschreven de 18e-eeuwse Nederlandse Werther-drukken en de respectieve uitgaven daarvan.Ga naar eind2 Men vindt achtereenvolgens een volledige beschrijving van de titelpagina van het hele werk en van de pagina's die een nieuw deel aankondigen (waarbij spelling en interpunctie gehandhaafd zijn, maar het gebruik van kapitaal, onderkast, cursief etc. is genormaliseerd), een beschrijving van het colofon indien aanwezig, een vermelding van het aantal pagina's zoals in het boek zelf opgegeven, een collatieformule, en een korte inhoudsbeschrijving. Reproducties van de titelpagina's treft men aan in deel 2, op p. 12, 38, 43, 75, 93 en 97. 1. De eerste druk van de Utrechtse vertaling van 1776 titelpagina deel 1: Het lyden van den jongen Werther. Uit het Hoogduitsch. Eerste deel. Moest dan de Liefde, een drift zoo heilig en zoo rein Moest die helaes! een bron van zoo veel jammers zijn! Te Utrecht, by H. van Emenes, boekverkoper aen de Maertensbrug 1776. titelpagina deel 2: Het lyden van den jongen Werther. Tweede deel. Weerhou geen traen die bij zijn graf u 't oog ontvliet, Maer echter wees een man, en volg zijn voorbeeld niet! Te Utrecht, by H. van Emenes, boekverkoper aen de Maertensbrug 1776. 225 p. 8o: [1]2 A-O8 χ1 [1]1r titelpagina dl. 1; [1]1v blank; [1]2r Al wat ik van de geschiedenis...; A1r tekst dl. 1; G7r titelpagina dl. 2; G7v blank; G8r tekst dl. 2; χ1v blank.
2. De tweede druk van de Utrechtse vertaling, 1786, 1787 a. Eerste uitgave, 1786 titelpagina: Het lijden van den jongen Werther. Uit het Hoogduitsch. Tweede druk. Vermeerdert met een gesprek over het zelve. | |||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||
Te Utrecht, bij B. Wild. mdcclxxxvi titelpagina deel 2: Het lijden van den jongen Werther. Tweede deel. titelpagina deel 3: Het lijden van den jongen Werther onderzocht, of de zelfmoord veroordeeld. Derde deel. colofon: Ter boekdrukkerije, van Evert Tijhoff, te Harderwijck. 270 p. 8o: A-R8 A1r titelpagina; A1v blank; A2r Al wat ik van de geschiedenis...; A3r tekst dl. 1; G4r titelpagina dl. 2; G4v blank; G5r tekst dl. 2; O1r titelpagina dl. 3; O1v blank; O2r Inleiding; O3r tekst dl. 3; R7v colofon; R8 blank. b. Tweede uitgave, 1787 Heruitgave van 2a, waarbij het buitenste folium van katern A (A1 en A8) en geheel katern R opnieuw (pagina-voor-pagina) gezet zijn. De beschrijving is gelijk aan die van 2a, met uitzondering van de titelpagina en het colofon. titelpagina: Het lijden van den jongen Werther. Uit het Hoogduitsch. Tweede druk. Vermeerdert met een gesprek over het zelve en vier fraaie platen. Te Utrecht, bij B. Wild. mdcclxxxvii colofon: Ter boekdrukkerije, van J. Altheer, te Utrecht,
3. De derde druk van de Utrechtse vertaling, 1790 titelpagina: Het lijden van den jongen Werther. Uit het Hoogduitsch. Vermeerdert met een gesprek over het zelve, en vier fraeie platen. Derde druk. Te Utrecht, bij B. Wild en J. Altheer. mdcclxxxx. op de verso-zijde: Moest dan de Liefde, een Drift zo Heilig, en zo rein Moest die helaes! een Bron van zo veel jammers zijn. titelpagina deel 2: Het lijden van den jongen Werther. Tweede deel. op de verso-zijde: Weerhoud geen Traen die op zijn Graf u 't oog ontvliedt. Maer weest een Man en volgd Zijn voorbeeld niet. titelpagina deel 3: Het lijden van den jongen Werther onderzocht, of de zelfmoord | |||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||
veroordeeld. Derde deel. colofon: Ter boekdrukkerije, van J. Altheer, te Utrecht, 270 p. 8o: A-R8 A1r titelpagina; A1v Moest dan de Liefde...; A2r Al wat ik van de geschiedenis...; A3r tekst dl. 1; G4r titelpagina dl. 2; G4v Weerhoud geen Traen...; G5r tekst dl. 2; O1r titelpagina dl. 3; O1v blank; O2r Inleiding; O3r tekst dl. 3; R7v colofon; R8 blank.
4. De Amsterdamse vertaling van 1792-1793 a. Exemplaren gedateerd 1792 titelpagina: Het lijden, van den jongen Werther. Uit het Hoogduitsch. [Vignet, voorstellende een Cupido die zijn boog breekt, met daaronder de regel: Moest dan de liefde - een bron van zo veel jammers zijn.] Te Amsterdam, bij Johannes Allart, mdccxcii. ‘titel’-pagina deel 2: Tweede deel. op de verso-zijde: Weêrhou geen traan die op zijn graf u 't oog ontvliet; Maar wees een Man, en volg zijn voorbeeld niet. xiv, 270 p. (p. 241-260 genummerd: 251-270) 8o: π1 *6 2π1 A-Q8 R2 π1r titelpagina; π1v blank; *1r Voorrede des vertaalers van deeze uitgaave; A1r tekst dl. 1; I1r ‘titel’-pagina dl. 2; I1v Weêrhou geen traan...; I2r tekst dl. 2. b. Exemplaren gedateerd 1793 Geheel identiek aan 4a, van hetzelfde zetsel. Het enige verschil is dat er in het jaartal op de (gegraveerde) titelpagina een Romeinse i is bijgestoken: mdccxciii. (De oorspronkelijke punt is in deze laatste i nog vaag zichtbaar.) Hoogstwaarschijnlijk hebben we hier te maken met een correctie tijdens het drukken, en gaat het dus niet om twee uitgaven maar om twee staten.Ga naar eind3 | |||||||||||||||||||
ExemplarenVan 1, de editie van Van Emenes, zijn mij twee exemplaren bekend: één in de Nationale Forschungs- und Gedenkstätten der klassischen Literatur in Weimar, en één in het Frankfurter Goethemuseum. Dit laatste exemplaar is hier beschreven.Ga naar eind4 | |||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||
Het enige door mij gevonden exemplaar van 2a (Utrecht 1786) bevindt zich in de bibliotheek van Yale University.Ga naar eind5 Ook van 2b (Utrecht 1787) ken ik slechts één exemplaar, aanwezig in het Frankfurter Goethemuseum.Ga naar eind6 Van de overige edities noteerde ik - zonder volledigheid na te streven - de volgende exemplaren: 3 (Utrecht 1790) bevindt zich in de Koninklijke Bibliotheek, in de Universiteitsbibliotheken van Leiden en Utrecht, en in het Goethemuseum te Düsseldorf. Beschreven is een exemplaar uit eigen bezit, afkomstig uit de verzameling Buisman. Van 4a (Amsterdam 1792) zijn exemplaren aanwezig in de Bibliothèque Nationale te Parijs, de bibliotheek van Yale University, en in de Nationale Forschungs- und Gedenkstätten in Weimar. Het beschreven exemplaar is eigen bezit, eveneens afkomstig uit de verzameling Buisman. 4b (Amsterdam 1793) tenslotte is te vinden in de Koninklijke Bibliotheek (2 exx.), de universiteitsbibliotheken van Leiden en Amsterdam, de Provinciale Bibliotheek te Leeuwarden, en op het Instituut De Vooys van de Universiteit van Utrecht; voorts in de bibliotheek van Princeton University en in het Goethemuseum te Düsseldorf. Het Utrechtse exemplaar is beschreven. In geen van de door mij geraadpleegde exemplaren waren 18e- of 19e-eeuwse provenancegegevens of significante gebruikerssporen te vinden. | |||||||||||||||||||
Nadere beschrijving van de respectieve editiesZoals uit de beschrijving al is gebleken, zijn er twee groepen Nederlandse Werther-edities te onderscheiden, respectievelijk uitgegeven te Utrecht en te Amsterdam. De Utrechtse editie beleefde drie drukken, waarvan de eerste is uitgegeven door H. van Emenes, de tweede door B. Wild, en de derde door B. Wild en J. Altheer. Altheer, een neef van Wild, was inmiddels - in 1788 - als compagnon bij zijn oom in de zaak opgenomen.Ga naar eind7 Gegevens omtrent een eventuele transactie tussen Van Emenes en Wild heb ik niet kunnen achterhalen. Van de tweede druk zijn twee uitgaven bekend. De tweede onderscheidt zich van de eerste doordat het buitenste dubbelblad van het eerste katern opnieuw gezet is, evenals het gehele laatste katern. De eerste wijziging is verklaarbaar uit het feit dat aan deze uitgave vier platen waren toegevoegd, waarvan Wild melding maakte op de titel- | |||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||
pagina. Derhalve moest blad A1 met het conjuncte A8 worden vervangen. Tevens is het jaartal aangepast. De tweede wijziging kan ik niet goed verklaren. Het ziet ernaar uit dat Altheer, die we voor het eerst als drukker tegenkomen wanneer hij begin 1787 benoemd wordt tot adjunct-drukker van de Staten van UtrechtGa naar eind8, zich als zodanig heeft willen afficheren door het restant van de druk van Tyhoff op zijn eigen naam te stellen. Daarvoor was het echter voldoende geweest om het blad met het colofon te vervangen, eventueel met het conjuncte blad R2. Heeft Altheer mogelijk het hele laatste katern opnieuw gezet en gedrukt om zich in te dekken tegen aanspraken van Tyhoff? Ook omtrent de contacten tussen Wild en Altheer aan de ene en Tyhoff aan de andere kant ben ik verder niets te weten kunnen komen. Het belangrijkste verschil tussen de eerste en de tweede druk is de toevoeging van wat het ‘derde deel’ wordt genoemd. In feite is dit de vertaling van een van de Duitse ‘Gegenschriften’ tegen de roman, en wel Über die Leiden des jungen Werthers. Gespräche van een zekere Riebe.Ga naar eind9 Verder zijn de gedichtjes op de beide titelpagina's in de tweede druk komen te vervallen, zijn spelling en interpunctie enigszins gewijzigd, en is er een aantal zetfouten ingeslopen. De zetspiegel van de tweede druk is iets ruimer: die van de eerste druk meet ca. 113 bij 64 mm., met 28 regels per bladzij uit een 10 punts letter, die van de tweede druk ca. 116 bij 72 mm., met 26 regels per bladzij eveneens uit 10 punts. Aan de tweede oplage van de tweede druk zijn, als gezegd, vier platen toegevoegd van de hand van J.E. Grave, achtereenvolgens voorstellende Werther die de te Wahlheim op hun moeder wachtende kinderen tekent, Werthers kennismaking met de broodsnijdende Lotte, de knecht die de stervende Werther vindt, en de gesprekspartners uit het ‘derde deel’, Alcimor en Philantropus, bij Werthers graf.Ga naar eind10 Deze gravures zijn genummerd I-IVGa naar eind11, men vindt een reproductie ervan in deel 2, p. 45-51. Overigens bevat ook het beschreven exemplaar van 2a deze platen; vermoedelijk betreft het hier een afzonderlijk gekochte set (cf. 1787-1), die de koper zelf heeft laten meebinden. De derde druk van 1790 (een pagina-voor-pagina-herdruk van de tweede) is in principe niet veranderd: ook deze bevat het ‘derde deel’ en de platen. De twee gedichtjes van de eerste druk zijn hier echter teruggekeerd, nu op de verso-zijden van de beide titelpagina's. Tot de niet-intentionele veranderingen moet worden gerekend de aanzienlijke toename van het aantal zetfouten, soms met consequenties voor de betekenis van de tekst.Ga naar eind12 De zetspiegel is gelijk aan die van de tweede druk. De platen zijn in de door mij geraadpleegde exemplaren | |||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||
(dat zijn de daarstraks genoemde voor zover in Nederland aanwezig) voorzien van het paginanummer van de bladzijde waarop zij betrekking hebbenGa naar eind13, met uitzondering van het Leidse exemplaar, waarin de platen genummerd zijn als in de tweede druk.Ga naar eind14 De Amsterdamse druk, tenslotte, pretendeerde ‘in eene betere gedaante [...] te verschijnen, dan de twee voorige uitgaaven, welke onze Nederlanders reeds daarvan bezitten’.Ga naar eind15 Inderdaad ziet deze editie er aantrekkelijker uit dan haar voorgangsters: zij is veel royaler van formaat, erg ruim gezet - een zetspiegel van ca. 137 bij 72 mm., met 26 regels uit een 12 punts letter, en met zeer brede marges en opvallend veel regels wit - en de eraan toegevoegde platen zijn artistiek onmiskenbaar van een hoger gehalte dan die van Grave. Deze vier gravures, naar een ontwerp van J. Buys uitgevoerd door Reinier Vinkeles en D. Vrydag, zijn ondertiteld met de tekst waarop zij betrekking hebben. Zij stellen voor Werthers kennismaking met Lotte, zijn afscheid van Lotte en Albert, zijn ontmoeting met de krankzinnige, en de knecht bij de stervende Werther.Ga naar eind16 Zij zijn in deel 2 gereproduceerd, p. 99-105. | |||||||||||||||||||
De verhouding tot het origineelDe eerste editie van Die Leiden des jungen Werthers verscheen in de herfst van 1774 bij Weygand te Leipzig, en zij werd onmiddellijk gevolgd door een reeks herdrukken bij Weygand zelf en door nog meer roofdrukken elders.Ga naar eind17 De Nederlandse vertaling zag het licht in september 1776 (cf. 1776-2). De door de vertaler gebruikte Duitse editie zal dus naar alle waarschijnlijkheid uiterlijk in de eerste maanden van 1776 verschenen zijn. Een terminus post quem wordt gegeven door de dichtregels op de beide titelpagina's van de vertaling. Van der Laan (Goethe in de Nederlandsche letterkunde p. 37-38) heeft al opgemerkt dat het bewerkingen zijn van de gedichtjes die Goethe, naar het schijnt uit verontrusting over de bijval voor zijn personage, op de Duitse titelpagina's had laten zetten. Ze figureren daar voor het eerst in de ‘zweyte ächte Auflage’ van Weygand, die het licht zag in het begin van 1775. De tekst voor het eerste deel luidt: Jeder Jüngling sehnt sich, so zu lieben,
Jedes Mädchen, so geliebt zu sein.
Ach, der heiligste von unsern Trieben,
Warum quillt aus ihm die grimme Pein?
| |||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||
Die voor het tweede deel: Du beweinst, du liebst ihn, liebe Seele,
Rettest sein Gedächtnis von der Schmach;
Sieh, dir winkt sein Geist aus seiner Höhle:
Sei ein Mann und folge mir nicht nach.Ga naar eind18
Een tweede aanwijzing dat voor de vertaling geen eerdere editie dan de ‘zweyte ächte Auflage’ gebruikt kan zijn, wordt gegeven door het feit dat een hierin voor het eerst opgenomen tussenzinnetje (‘- dir darf ich's wohl sagen, du hast Sinn für so etwas -’; Werther i br. 13 juli) ook in de vertaling is te vinden (p. 63).Ga naar eind19 Een nog iets verdergaande precisering is mogelijk. De eerste oplage van de ‘zweyte ächte Auflage’ - de zgn. E3 - heeft, evenals zijn voorgangers, als datering voor een brief in het tweede deel am 18. Juni. In de volgende oplagen - in de ‘Werther-Forschung’ gecodeerd E4 tot en met E6 maar alle nog steeds met op de titelpagina zweyte ächte Auflage - is deze dagtekening veranderd in am 18. Juli. De vertaling heeft Den 18. Julij. Tenzij er een heel toevallige zetfout in het geding is, mag men concluderen dat de vertaler van Van Emenes als bron heeft gebruikt een exemplaar van E4, E5 of E6, of van een van de daarvan afgeleide nadrukken. De onderlinge verschillen hiertussen zijn zo gering dat nauwkeuriger bepaling haast niet mogelijk lijkt, en in ieder geval niet tot verrassende resultaten zou leiden. Voor de germanistiek mag nog de gevolgtrekking gemaakt worden, dat de vroegste van deze oplagen, E4, derhalve niet veel later dan begin 1776 verschenen kan zijn.Ga naar eind20
De door Van Emenes gepresenteerde vertaling mag zeer getrouw worden genoemd in die zin dat de vertaler zich geen enkele ingreep in de tekst veroorloofd heeft, en evenmin commentaar geeft in een voor- of nawoord, in toegevoegde voetnoten etc. De enige inhoudelijke afwijking van het origineel wordt gevormd door het comprimeren van de titelgedichtjes. Met uitsluitend deze geringe ingreepGa naar eind21 onderscheidt de Nederlandse Werther-vertaler zich van zijn contemporaine Franse en Engelse collega's.Ga naar eind22 Voorts is de kwaliteit van de vertaling naar mijn indruk relatief zeer redelijk: er zijn weinig aperte fouten in te vinden en ook het aantal evidente germanismen is gering. Van der Laan wijst erop hoe gunstig de vertaling van Werther afsteekt bij die van Clavigo en Egmont (p. 38). Toch geeft de Nederlandse versie van Werther maar een flauw beeld van het oorspronkelijk, en wel omdat er niets in doorklinkt van de karakteristieke stijl daarvan. De vertaler heeft - opzettelijk? uit onvermogen? - Goethes pregnante, | |||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||
hartstochtelijke Sturm und Drangtaal omgesmolten in traditionele gietvormen, en het resultaat is - naar 20e-eeuwse smaak - veelal een krachteloze omslachtigheid. Veelzeggend is dat de vertaling bijna 25% meer woorden telt dan het origineel (niet meegerekend de vele in het Nederlands onmogelijke gevallen van enclisis). Enkele voorbeelden:
| |||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||
Dit zij genoeg voor een indruk - veel méér dan een indruk is trouwens niet te geven, bij gebrek aan studies over 18e-eeuwse stilistiek en aan historisch vertaalonderzoek.
De tweede en derde druk van de vertaling vertonen inhoudelijk geen afwijkingen, al betekent de toevoeging van een geschrift waarin Werthers theorie en praktijk van de zelfmoord worden veroordeeld, natuurlijk wel een belangrijke editorische ingreep. Wat de editie van Allart betreft: in de voorrede daarbij wordt niet alleen geclaimd dat de ‘gedaante’ beter is dan die van de Utrechtse drukken, maar ook dat hetzelfde geldt voor de kwaliteit van de vertaling. Dit is een wel heel brutale aanmatiging: Allart blijkt namelijk hier een van zijn beruchte piratenstreken te hebben uitgehaald door de Utrechtse vertaling schaamteloos te plunderen, waarbij misschien genoeg is veranderd om aan de beschuldiging van plagiaat te ontkomen, maar ook vooral genoeg ongewijzigd is overgenomen om de kosten laag te houden.Ga naar eind23 Veruit de meeste veranderingen betreffen formuleringskwesties van ondergeschikt belang, waarbij Allarts ‘vertaler’ geen Duits voorbeeld bij de hand hoeft te hebben gehad. Verscheidene fouten in de Utrechtse edities zijn dan ook bij hem blijven staan, en door slordig overnemen zijn er bovendien nog een paar bijgekomen.Ga naar eind24 Zelfs de titelversjes zijnzij het met een nog verdere reductie van de eerste strofe - overgenomen. Bij dit alles moet overigens worden erkend dat het Nederlands vaak wat soepeler is gemaakt, terwijl er bovendien weinig zetfouten zijn te vinden. Gezien de apologie van Werther in de voorrede, is het niet te verwonderen dat Allart Wilds ‘derde deel’ achterwege heeft gelaten; niet goed te verklaren is waarom hij het ‘uitgeversbericht’ - ‘Was ich von der Geschichte des armen Werthers’ etc. - niet heeft opgenomen. Er zijn echter een paar afwijkingen bij Allart die erop wijzen dat zijn ‘vertaler’ toch ook een Duits origineel bij de hand moet hebben gehad. Die zijn uitsluitend in het eerste deel te vinden. Het gaat om enkele formuleringen die niet als varianten van de Utrechtse vertaling kunnen worden beschouwd, verder om een paar kleine toevoegingen, en zelfs om drie geheel nieuwe brieven. Al deze noviteiten zijn zonder uitzondering afkomstig uit de inmiddels - in 1787 - verschenen zweite Fassung van Werther. Merkwaardigerwijs is dus juist voor het tweede | |||||||||||||||||||
[pagina 228]
| |||||||||||||||||||
deel, dat Goethe veel ingrijpender heeft herschreven dan het eerste, getrouw de oorspronkelijke versie gevolgd.Ga naar eind25 De verklaring voor Allarts vreemde hybridisatie van Werther blijkt te vinden te zijn in Duitsland. Zijn versie klopt exact met een van de meest verknoeide roofdrukken aldaar, verschenen in 1790 in Frankfurt en Leipzig.Ga naar eind26 Heeft Allart toevallig een al heel ongelukkige keuze gedaan, of heeft deze uitgekiende zakenman welbewust een editie gebruikt die níet een nieuwe vertaling vereiste, maar toch een Nederlandse versie opleverde die kon pretenderen dat wél te zijn? Hoe dit ook zij: de Nederlandse lezer die geen vreemde talen machtig was, heeft in de 18e eeuw geen kennis kunnen nemen van de zweite Fassung van Werther.Ga naar eind27 In de 19e eeuw trouwens evenmin - Allarts Werther bleef de laatste tot 1916, toen de vertaling van S. Person het licht zagGa naar eind28, die op haar beurt pas in 1975 werd gevolgd door een overzetting van Thérèse Cornips.Ga naar eind29 Beide volgen de zweite Fassung. |
|