De Post van den Helicon
(1788)–Johannes Kinker– Auteursrechtvrij
[pagina 241]
| |
Feithophila (welke door Dementia gevolgt wordt, zoekt haar te vergeefs te ontloopen.)
| |
Dementia.Aangenaame ijlhoofdigheid, waar in ik door u gebracht ben! Ik zal het oogenblik nooit vergeten, toen ik, het geen de Prosaïsmieten bon sens noemen, in de armen der droefgeestigheid aflei, en alleen begon te gevoelen zonder me de moeite te geven van te onderzoeken, wat ik gevoelde. Sints is de Naarheid mijne gezellin, en eene betoverende wolk - als een nevel - zweeft mijn verstand om - en hijgt de Melancolie aan, gelijk....
| |
Feithophila.Nu?... gelijk?... Waar zal dit op neêr komen. Gelijk?...
| |
Dementia.Gelijk?... Wel! Gelijk een schreiend kind... Ja - hoe zal ik het nu adaequaat uitdrukken? Want indien ik de gelijkenis juist maak - dan zullen de woorden al te wonderlijk in uwe kiesche ooren klinken? Doch het is beter de woorden aan 't denkbeeld op te offeren, dan het denkbeeld aan de woorden. Hoor dan! - Mijn verstand hijgt de Melancolie aan, gelijk het schreiënd wigt, een zieke Baker.
| |
[pagina 242]
| |
Feithophila.Het idé is juist; maar de toepassing er van op u, is waarlijk niet voordeelig. Gij hebt uw waarde zeer wel gevoelt, en doet u recht; ongelukkig maar! - dat dat alles in navolging van mij genoemd wordt: want schoon de Bibliotheekschrijvers vriendelijk genoeg zijn van te zeggen: - ‘Dat, indien alle de sentimenteele Schrijvers op dezelfde wijze, als de Heer Feith dachten en schreven, huns bedunkens van dien schrijftrant geen nadeel te vreezen was’ - die goedkeuring (begrijp ik zelfs wel) zal weinig uitwerken: dewijl het geen zij er van zeggen, zo zwak is dat het van zelf vervallen moet. Een schrijftrant!... hoe kan men het in de gedachten krijgen? 't is immers meêr, dan alleen een trant van schrijven? ‘De geest van navolgen (zeggen zij) grijpt wel haast andere Schrijvers aan - en, zie daar een vloed van zoogenoemde sentimenteele Romans en Dichtstukken, die gretig aangenomen worden. Doch het misbruik van een zaak kan nimmer bij weldenkende menschen het gebruik wegnemen; en het is een wezenlijke belediging, wanneer men dat misbruik aan hem wijt, die geheel en al aan het zelve onschuldig is, die door de beste oogmerken bezield was, en die dezelve, met goedkeuring van alle bedaarde beöordeelaars, en op de gelukkigste wijze, ter uitvoer bracht.’ Had ik liever nooit een' weg op dit Poëtisch territoir gebaand, waaròp men niets dan ongevoelige of zotte Zangsters vindt, welke, zo wel de eerst- als laatstgenoemde geen' aanleg bezitten om denzelven met eenigen goeden uitslag te bewandelen! - Gepreezen te worden van lieden die beweeren dat de zanglievende Uitspanningen door O. Porjeeren niet kruipende en laag bij den grond zijn - is zo goed als niet gepreezen te worden, ja doet eer het tegendeel. Zeker ben ik meêr dan zij gevoelen kunnen: schoon zij mij schijnen de hand boven het hoofd te houden; en 't geen alleen geschied om dat zij tegen de meenigte niet aan durven druischen.
| |
Dementia.Neen - dan durf ik u geheel anders prijzen. | |
[pagina 243]
| |
Feithophila - geheel gevoel -
Verrukking - vuur - vol kracht en leven
Al valt gij prijs en spot ten doel.
Gij zult in onze harten zweven,
Wij dragen in 't gevoelig hart
U om - laat elk er van gewaagen!
Wij zijn de luchtbol die u draagen
Waar meê gij opvaart als Blanchard.
| |
Feithophila.Och ik bid u wees zo goed en vertrek maar weêr naar 't generaale Postcomptoir.
| |
Dementia.Was dat dan niet mooi, dat ik u daar gezegd heb?
| |
Feithophila (ter zijde)Ga naar voetnoot*Ach had mijn Poëtisch Naturel zich anders ontwikkeld als in dat niets beduidende schoonschijnende (en dit laatste nog maar voor sommigen) dan hadt al wat hier ademt mij niet naar kunnen zweemen. ‘Ik heb dit Naturel altijd als een plant aangemerkt, die wel vlijtig wil opgepast worden, als zij smaakelijke vruchten voort zal brengen, maar die nogtans haere ranken van zich zelve uitdrijft; dat wij met ons ter waereld brengen - ons aandrijft, drukt en stoot.’ - Ach had ik liever van die plant eenige voedselsteelende ranken en waterlooten afgesnoeit - dan had haar kroon luisterrijker en grootscher geweest als nu - en men zou haar met de Heestergewassen nooit vermengd gezien hebben. Maar neen - nu zit zij achter de Treurwillig van Klopstok te kijken, gelijk een aarbesieplant achter een besienboom!
| |
Dementia.Zo waarlijk? is het bij u maar een plant? wat is het dan bij mij, gevoelige ziel?
| |
Feithophila.Zoo een... soort van mosch dat om de boomen groeit.
| |
Dementia.Om de Treurwillig van Klopstock hoop ik toch?...
| |
[pagina 244]
| |
Feithophila.Ja, maar gaa dan heen.
| |
Dementia. (den Prosaïsmiet ziende)O jee! daar is die man die kookend water over dien schoonen Treurwillig gieten wil. (zij vertrekt)
| |
Feithophila.De Hemel bewaar den boom! laat het mosch verzengd worden.
| |
Zesde tooneel.De Prosaïsmiet, Feithophila.De Prosaïsmiet.Zo! dat heet spreken! ontdoe u toch eens van die lastige schepsels: en houd dan met een op lastig te zijn.
| |
Feithophila.Ik ben niet gewoon lessen te ontfangen.
| |
De Prosaïsmiet.Daarom juist wilde ik u overhaalen om die aan anderen te geven: want als gij keert valt alles wat sentimenteel is en gij zult blijven staan.
| |
Feithophila.Neen, ik zal niet wat gij ook aan moogt wenden. Zou ik mijn landgenooten uit de woestheid waar uit ik hen gered heb - waar uit ik hen ‘niet met raisonnementen Ga naar voetnoot* maar hen doende gevoelen,’ gered heb - zou ik hen door mijn voorbeeld daar weder in te rugg' roepen! - Ik weet wel waar gij heen wilt, wanneer gij van lastig zijn spreekt - gij zult met het zogenoemde onnatuurlijke, ge-outreerde, en overdrevene aankomen - maar 't is gelijk d'Arnaud zegt: Nous sommes dominés par une secrette inpulsion dont la cause nous est inconnue, & qui nous porte sans cesse à nous faire plus grands que nous sommes; voila l'origine dès feés, des genies, des enchanteurs, de ces géans attaquès par des hommes d'une taille ordinaire.
| |
[pagina 245]
| |
De Prosaïsmiet.Daar is 't geval, men wil grooter zijn dan men is, om kleinder te worden dan men geweest zou hebben. Geloof me! minder wartaal of minder Poësie, (als gij wilt) én meer gezond oordeel; minder maat en rijm (dat is) minder monotonie (eentonigheid) en meer vrijheid van uitdrukkingen, zou u minder na volgsters (dit is waar) maar tevens uw meester meer roem bij het meer verlicht gedeelte der natie (laat ik mij eens gelijk de recensenten uitdrukken!) verworven hebben. Men maakt Versen en wanneer zij gemaakt zijn, dan moet men de kunst weer te baat nemen om niet te doen opmerken dat het versen zijn: die dubbele moeite kan men uitwinnen met in Prosa te schrijven. Tot een voorbeeld - is het niet beter de vier Versen in de Merope van Voltaire, die ik om de rondheid die er in heerscht, schoon vindt; te declameeren of het Prosa was; op deeze manier: ‘Le ciel.... qui m'accabla du poids de sa disgrace
ne m'a point préparée... à ce comble d'audace.
Sujet de mon Epoux!
Vous m'osez proposer de trahir sa memoire...
Et de vous épouser!
Waar toe anders die kunstgreepen van de Acteurs; als om van die Versen goed prosa te maaken? Dikwils heb ik schoone Versen geleezen en ik verveelde me, zonder te weeten waarom: en 't is nog niet lang geleden, wanneer ik ontdekt heb, dat de maat en 't rijm door hun eeuwige cadans, die mij altijd nog twee uuren naderhand in de ooren nabromt, dit veroorzaakte.
| |
Feithophila.Verveelt u de musiek dan ook niet?
| |
De Prosaïsmiet.Veel al. Doch daar bemoei ik me niet meê.
| |
Feithophila.Daar doet gij zeer wel aan: want daar zoudt gij zeker geen grein gezond oordeel in vinden. Ja, mijn vriend! gij redeneert over de Poësie als of gij Trublet van buiten geleerd hadt. Gelooft gij ook even als hij dat Boileau al te Poëtisch is?
| |
[pagina 246]
| |
De Prosaïsmiet.Ja!
| |
Feithophila.Ik wil u wel verzekeren dat ik in dat geval mij niet verwonder over de antipathie die gij voor die goddelijke kunst gevoelt.
| |
De Prosaïsmiet.Om den tijd niet met disputeeren door te brengen; is de vraag alleen deeze; of gij met uw' meester tot ons over wilt komen? Zo ja - dan zal deeze weg zich wel van zelve ontvolken en te niet loopen: zo neen; dan eisch ik uit naam van het Oratorie kasteel den weg op. Vel nu uw eigen vonnis en kies.
| |
Feithophila.Wij zullen strijden?
| |
De Prosaïsmiet.Bedenk dat wij met al de middelen die het Corps van Auctores classici ons aan de hand geeft, deeze plaats bestormen zullen. Wij weeten zeer wel uw zwakte en sterkte, om niet illotis manibus voor den dag te komen. De Latijnsche Zanggodinnen zijn oud (ik beken het) maar niet minder ondernemend als het Hollandsche negental. Deeze hebben wij in ons belang. En 't is zeer mogelijk dat wij een oorlogsdeclaratie in enkele versus Heroici doen zullen om ontzag in te boezemen, en dan vervolgens met een krijgsgeschrei geheel uit versus adonii bestaande, een terreur panique aan al wat hier ademt aanjagen. Labor improbus omnia vincit.
En welk een tegenstand zullen wij hier aantreffen? - Traanen! ha! ha! ha! Traanen!
| |
Feithophila.Ja komt ons maar bestrijden met wapenen waar van gij u door een traag en onvermoeid zoeken meester gemaakt hebt. Ligt slaagt gij, zelfs zonder de kracht te gevoelen, die gij, gelijk een dommekracht, te weeg brengen zult. Al wat gij in uw voordeel hebt, is dat gij in uw kring volmaakter wezens zijt dan wij. Maar onze nederlaag zal ten minste uw overwinning | |
[pagina 247]
| |
verduisteren. Dit volgende is mijn antwoord: Vous élevez, vous enchantez mon ame,
Rapide Homere, audacieux Milton,
Torrens mêles de fumée & de flame.
A ce mêlange envain préfere-t-on
La purcié d'un gout puillanime:
Du caer brulant du Dieu qui vous anime
Si vous tomber, c'est comme Phaëton;
Et votre chute annonçe un vol sublime.
| |
Zevende tooneel.Feithophila, de Prosaïsmiet, Thalia, Mercurius.Thalia.Zou ik wel weeten mogen, waarom hier zo ijsselijk geschreeuwt wordt, en dat zo geheel in 't Fransch?
| |
De Prosaïsmiet.Laat ik de eer hebben, Mevrouw! van u te zeggen dat wij Prosaïsmieten voorgenomen hebben deezen weg in te nemen, de Zangsters er af te jagen, de omgehakte boomen weg te dragen; het Dolhuis tot een Templum honoris te maaken, op de vuursteen een monumentum aere perennius op te richten, daar alle de oude Schrijvers, zo Grieksche als Latijnsche, in Plijster op doen praalen, en nog iets... dat een secreet point is. En dewijl ik nu het geluk heb u te ontmoeten, kan ik niet nalaaten te vragen hoe gij er over denkt.
| |
Thalia.Ik mag het wel lijen.
| |
Feithophila (ter zijde)Een Cabaal! - zelfs onder 't zangkundig Godendom. Vaarwel verrukkelijk oord, u wacht een ijslijk lot!
| |
Thalia.Neen, blijf Mejuffrouw, 't is altijd tijds genoeg heen te gaan, wanneer men niet langer blijven | |
[pagina 248]
| |
kan. Mercurius haal mijn' stoel uit den Tempel... en... neen ik zal geen maske nodig hebben.
| |
Mercurius.Welken stoel, Mevrouw?
| |
Thalia.Dien grooten Fauteuil met rood satijn bekleed: want ik ben voornemens bij deeze Expeditie op mijn gemak te zitten lachgen.
| |
De Prosaïsmiet. (ter zijde)Zonder maske... dit voorspelt iets... wonders.
| |
Feithophila.Wat zal nu voortaan Ga naar voetnoot*de brief van Mevrouw *** uitwerken? ô Feith gij moogt voortaan met de woorden van Voltaire wel van mij zeggen: Mais elle etoit du monde, ou les plus belles choses,
Ont le pire destin;
Et rose, elle a veçu ce que vivent les roses,
L'espace d'un matin.
* * * Zo op het oogenblik, eer ik deezen afzende ontfang ik een' nameloozen brief, dien in zeer onvriendelijke termen geschreven hier op neêrkomt: namelijk; - dat men de Romance in 't vorige No. geplaatst, met zeer veel ongenoegen daar in gezien heeft, als niet gedestineert om in mijn Weekblad te pronken. Bij deeze gelegenheid verzoek ik een ieder, mij nooit weêr Romances over te zenden.
Te Amsterdam, Bij J. ten Brink Gz., word dit No. à 1 ½ st. uitgegeven. |