De Post van den Helicon
(1788)–Johannes Kinker– Auteursrechtvrij
[pagina 145]
| |
De Post van den Helicon. No. 19.Gij weet, mijn lezer! - Of anders zie het in No. 11 maar eens na - dat ik in dat No. op hooger order zeven prijsvragen ter beantwoording gegeven heb, met bijvoeging, dat zij mij voor het uitkomen van 't twintigste Nommer toegezonden zouden worden; doch het schijnt dat zich weinigen bekwaam, of van hun eigenliefde afgerekend - onwaardig genoeg, gekend hebben, om er op te kunnen antwoorden: want ik heb alleen twee antwoorden op de zesde vraag uit de handen van mijn' Boekverkooper ontfangen. Namelijk: op ‘Wat is het beste Formulier, 't geen in 't generaal tot het zamenstellen van allerleij' Lierzangen zou kunnen gebezigt worden?’ - Van welken twee, het volgende 't beste gekeurd is.
| |
Antwoord op de 6de Prijsvraag inhoudende:
| |
[pagina 146]
| |
niet zonder grond, dat er in gemelde vraag van 't laatstgemelde zoort gesproken wordt. - De Lierzang (of liever) Draai-Orgelzang verdeel ik in mijn Formulier (dat ik niet twijffel of zal den Eereprijs verdienen Ga naar voetnoot* in 12 deelen, zijnde: 1. Aanspraak aan 't onderwerp. 2. Verheffing van 't voorgaande. 3. Beslissende sprong. 4. Metaphora. 5. Duizelige gewaarwordingen. 6. Alleenspraak. 7. Familiäare hervatting. 8. Vervloeking (of) zegening. (naar dat het onderwerp dit medebrengt.) 9. Terugg'sprong. 10. Twijffeling. 11. Gelijkenis, en 12. Uitsprong. - Deze verdeeling vooraf gemaakt hebbende, gaa ik over tot
| |
Het Formulier.1. Aanspraak. Gij! die... (zo voort te gaan, altijd voor oogen hebbende wie of wat het zij, waar tegen men spreekt. Lang of kort naar dat de zaak zulks vereischt.) 2. Verheffing. Gij! die, daar... dit of dat, zus of zo is... en... 't geen daar dan bij plaats kan hebben. Dit moet men zien. 3. Belissende sprong. Uw... aanzijn, of iets anders... was reeds toen in de... ('t een of 't ander) uw... wat het dan wezen mag... de grootheid, menigte (of iets diergelijks: hoe ontzachgelijker hoe beter! zich vertoonde... hier haalt men zo veel bij als mogelijk is. Als het er bij te pas komt... dit maakt het niet slechter. 4. Metaphora. De... kwam, verscheen... (of zo iets) ook zo, wanneer... enz. 5. Duizelige gewaarwordingen. Ik zink (of) verlies mij (ook wel) mijn oogen schemeren op... 6. Alleenspraak. Waar ben ik?... (anders) ben ik nog hier, daar?... (of wel) Gij zijt nog onder 't bereik van mijn... vervolgens, na dit of iets diergelijks - Ja, want... 't kan ook gebeuren dat het zijn moet: Neen, want... somtijds beiden (dit vaststellende dat men zich zelf bij die gelegenheid aanspreken moet.) 7. Familiäare hervatting. Heb ik niet... bij deze... gesteldheid - of iets dat daar naar zweemt. | |
[pagina 147]
| |
8. Vervloeking. De donder loeit om u te... naar dat het dan uitkomt te vervolgen. Zo het zo erg niet is - dan wat minder. Alles kan zo juist niet afgeperkt worden. Evenwel altijd in 't oog te houden, dat het een vervloeking is. Doch komt er in tegendeel een zegening te pas - dan zo mooi als het boven lelijk is. 9. Terugsprong. Waar berg ik mij?... Wat wilt ge?... is 't mijn bloed waar op gij?... Kan dit u? Of zo iets. 10. Twijffeling. Of zoudt gij ook... 11. Gelijkenis. Gelijk in de... Zo ook... 12. Uitsprong. Neen liever... Eens zal... Ja ik zie het... Mij dunkt ik zie u reeds enz. en dan...
De verdeeling van dit bovenstaande Formulier, is het voornaamste. Wat voorts de behandeling aangaat - het geene met capitaale letters geschreven is, zijn de aanhefwoorden, waar van men zich gevoegelijk bedienen kan; doch men moet altijd zien in hoe verre het onderwerp dit toelaat. Ik heb thans een Ode onder handen, die ik voornemens ben naar het opgegeven Formulier te behandelen. Ik kon er zo schielijk, als ik wenschte, niet meê klaar komen, anders zou ik dezelve tot een staaltjen er bij gezonden hebben; doch zal dezelve zo dra mogelijk, ter plaatsing in den Post; afvaardigen: ten minste zo dit antwoord op de zesde vraage voorn. den prijs waardig gekeurd wordt. Ik ben de geen dien ik mij in 't verzegelde briefjen, onder mijn Zinspreuk teken te zijn.
Om alle Bedrog voor te komen - want hoe makkelijk zou dit Formulier uit de een of andre Ode zijn' oorsprong gekregen hebben - zal het verzegelde briefjen niet geopend, noch den prijs niet uitgedeeld, worden; eer ons een Ode naar dit Formulier opgesteld, toegezonden zij, en wel tot opschrift hebbende Aan de Nijd. ‘Men kan niet te voorzichtig zijn’, zegt het Gezelschap, dat de zeven vragen ter beantwoording uitgegeven heeft. - Ik kan niet nalaten bij deeze gelegenheid de volgende brief te plaatsen.
| |
Mijnheer Mercurius!Zederd ik vernomen heb, dat uwe Eerprijzen in Diplomaas | |
[pagina 148]
| |
bestaan, ben ik begeerig geworden, ook met eenige uwer prijzen te praalen: want het is bij ons ten uitterste moeielijk geworden: zulke waardige perkamenten te verkrijgen: vooral, nu men, onder de weinige Genootschappen waaronder ons Vaderland zucht, zo kiesch is in het aannemen van leden; dat er zelfs Dichtgenootschappen gevonden worden, alleen of immers grootendeels bestaande uit Zangsters uit uw' Rijmelaarshoek. Dit in 't voorbij gaan. Gij kunt nu welligt begrijpen, met welk een blijdschap ik uw No. 11 gelezen heb. Zeven Prijsvragen voor één - Hier valt wat te verdienen! Ik zette mij terstond aan het werk; doch het koste mij veel moeite mijne keuze te bepaalen. Aan allen te werken, zoude mij te veel tijd wegnemen; en hoe veele hongerige Autheurs zoude ik dan niet wel van de zo gezochte Eerlovers doen verstoken blijven. Noch Natuurkundige noch Medecinae Doctor zijnde zag ik van de 1ste en 2de geheel af. De 5de en 6de wilde ik niet voor mijn rekening hebben. De Tallooze bende Beöordeelaars, Recensenten en geleerde Maatschappijen hebben mij zints een' geruimen tijd in zulk een verwarring over de Dichtkunst en Dichters gebracht; dat ik mijne Zangster behoudens rang en zitting provisioneel van den Dienst heb geëxcuseerd. Er bleef dus niets over dan de 3de en 4de: welke beide stukken ik met zeer veel genoegen zou behandeld hebben, indien ik niet door twee zwarigheden daar in was verhinderd. Na de opgegeven Vraagen zegt gij pag. 8 van No. 11. De geenen, welke naar deze Prijsvaarzen enz. Prijsvaarzen, dacht ik, hebben voorlang haar roem verlooren: Indien het Theoretische Verhandelingen mogten zijn, dan was het nog in de geleerde smaak: de Theorie is het waare! In Proza kan men ook beter zijn belezenheid, door Noten, ophelderende aanmerkingen, aanhalingen, bijvoegzels enz. aan den Lezer opdringen. De tweede zwarigheid is: dat ik voor het twintigste Nommer, door drukke bezigheden, niet gereed kan zijn. Indien Gij, Mijnheer! nu genegen zijt antwoorden op vraag 3 en 4 van mij te ontfangen, verzoeke ik door den Post van den Helicon bericht te erlangen; of mijne antwoorden in Proza-Verhandelingen voldoende zullen zijn, en of men ten mijnen gevalle den tijd der inlevering niet voor eenige weeken zoude kunnen verschuiven? Ik verzeker u, dat gij u geenszints over mij zult beklaagen. Al waare het dat tot verkrijging van surcheance bij Apollo, of wien hier anders jurisdictie competeert, moest gevraagd worden; waartoe ik u bij deze volmagt | |
[pagina 149]
| |
geef, met belofte de kosten mildelijk te zullen rembourseeren. In verwachting noeme mij
Uw' in hoop verplichten Dienaar Waag het Maar. Lid van veele aanzienlijke Genootschappen. Overal, den 32 van Schrijfmaand.
PS. Als de Secretarissen der Genootschappen en Schrijvers der Verhandelingen elkander wel verstaan, is het aan beiden voordeelig. Indien Gij dus met mij eenige nadere kennis wilt maaken, kunt Gij mij in 't geheim beschrijven bij de Leden van de Maatschappij tot nut van 't algemeen. Om u evenwel niet geheel onbewust te laten van het Plan mijner antwoorden: zie hier waar de zaak op neêrkomt. Op vr. 3. Wandel dagelijks met uwe Zangster op de Broodmarkt bij de Boekverkooperssteeg; en keer weder langs de Beoordeelaarsbuurt. Op de eene plaats zal haar lighaam en bij de andere haar geest zodanig gepijnigd worden, dat zij spoedig aan een kwijnende ziekte zal vertrekken. Antw. op 4. Eerste Voordeel. In den Koophandel en het Italiaansch Boekhouden komen de figuuren O : - = en diergelijke voor, met welke men inzonderheid in de Sentimenteele stukken en Romancen veel effect doen kan. Tweede Voordeel. In den Koophandel heeft men dikwerf een ingebeelde hoofdsom, op welke men zich versterkt even als of het iets wezenlijks was. Dit kan ook in de Poëzij gebezigd worden. Derde Voordeel. In het Italiaansch Boekhouden word een post meermalen bij verzetting of omkeering geboekt. Dit zoude met zeer veel nut in de Poëzij, bij gebrek van eige gedachten, nagevolgd kunnen worden. Hoe gemaklijk zoude men met het kleed en de cieraaden van een ander kunnen pronken, indien het omgekeerd of verzet zijnde een' anderen vorm verkreeg.
Deze Plans zouden echter in de behandeling vrij wat | |
[pagina 150]
| |
verfraaid, vermeerderd en opgehelderd kunnen worden; waartoe onze geheime Correspondentie bevorderlijk moet zijn. Tot slot! - een kleine herinnering nopens de 5de vraag. Deze is te vernederende voor onzen landaart. Hij kan alles (ten minsten navolgen). Ontbreeken er eenig soort van Dichtstukken in de meenigte van Poëtische werken? Vale.
| |
Mijnheer! tot antwoord dient kortelijk uw eigen ondertekening: Waag het Maar! Mits uwe verhandelingen (antwoorden op vraag 3 en 4) voor No. 25 in den winkel van mijn' Boekverkooper zó gereed liggen; dat ik in mijn te rugg'reis naar den Helicon dezelve zonder eenige verdere mitsen of maaren in mijn valies bergen, en dus bij mijn aankomst den Gezelschappe voorn. overhandigen, kan. Ik hoop dat deeze Vertoogen (want het behoeven geen Prijsvaarzen te zijn) zodanig zullen ingericht weezen: dat ik die bij wijze van quintessentie in mijn tweede deel, beginnende met No. 26, aan mijn' lezer zal kunnen mededeelen. Dit uitstel wordt u van 't Gezelschap gegeven, overminderd uw recht op den eereprijs. Denk echter niet, Mijnheer! dat, schoon gij (gelijk het zich waarschijnelijkst voordoet) de eenigste dinger naar dien eerlauwer zult zijn; uw alleenheid genoeg zal zijn om u dien waardig te doen keuren. Waar hij in bestaan zal, weet ik nog niet: Dit wordt bij ons nooit vooruit gezegd. Die geheime Correspondentie?... zeg eens! Die andre brief, die ik bij de uwe onder 't zelfde couvert gevonden heb, van 't leesgezelschap, onder de Spreuk: Ter voldoening onzer weetlust en der behoefte van Schrijvers en Boekverkoopers - indien gij dezelve bij mijn' Boekverkooper op het vertoonen van gemelden speelkaart te rug begeert... zij is tot uw' dienst: zij heeft geen betrekking tot het territoir van den Helicon. Ik ben het echter met die lieden eens; dat Schrijvers, die onder verscheiden titels met het zelfde boek (noemende het B. v. bij de eerste uitgaaf een geschiedenis, en bij de tweede een Catechismus) volmondig, ja met open keelen, een huis - zo als gij 't wel, en zo als ik het niet, durf noemen: om dat het tegen mijn instructie is - in het Prosaïsch district schijnen te eisschen. Wees zo goed, bij die gelegenheid als die brief van mijn' Boekverkooper afgehaald wordt; hem iets duidelijkers aangaande die Correspondentie te melden. Ik ben
Mercurius.
| |
[pagina 151]
| |
Vervolg van het voorgevallene in de Vergadering van den 18 Augustus.Maar (vervolgde Thalia) indien gij ons nu niet duidelijk genoeg begrijpt - dan is het beter, dat gij niets aan uwe Principaalen aangaande het gesproken boodschapt: dewijl een gebrekkig verhaal zeer ligt oorzaak zou kunnen zijn; dat de laatste dwaling erger dan de eerste wierdt. Zeg hen dan maar alleen, dat de natuur volgen juist altijd niet zeggen wil, de Natuur op de hielen trappen bij ieder tred die zij doet. Men kan haar van verre wel in 't oog houden en met een kunstig oog alle haare gangen gade slaan: en dit, is ook volgen. Ook kan men alles wat zij goedvindt uit te werken gevoelen: En dit gevoel onvervalscht naar de gesteldheid van den gevoelenden is, mededeelen: dit is ook volgen. Geloof mij vrij: de handelwijze van Diderot, dien de Heeren van Natuur en Kunst, wel braaf de waarheid meenen gezegd te hebben, heeft nergens anders als uit zulk eene schraale Theörie als de hunne is, zijn' oorsprong kunnen nemen. Menschen, van geen grooter gevoel als uw meesters, hebben hem op dien dwaalweg geleid. Hoe schoon staat het hen nu, dien man door te haalen! En met een Ironische bespotting, op een onhandige manier, de versen van Horatius: Versibus exponi tragicis res comica non vult e.z.v. op hem toe te passen. Op het geen zij zeggen (voornamelijk van pag. 39 tot 61) kunnen zij met recht zodanig een Satyre niet belachlijk vinden. Neen, die spotternij' staat hen lelijk! Rira 'bien, qui le dernier rira! - Hier sprak Terpsichore, na zij alvorens een teken aan Euterpe en Polyhymnia gegeven had. (deeze Zanggodinnen spreken nooit tegen elkander; tekens en klanken verkiezen zij boven woorden.) Hoe zou de Courier het gemaakt hebben; had de eerstgenoemde dit eens met hem willen volhouden! - Zij sprak dus, om hem niet geheel buiten zich zelf te brengen, het volgende: De Natuur volgen, is niets anders dan den weg in slaan dien zij aantoont. Dien weg goed ingeslagen hebbende dwaalt men nooit af: want de Natuur kent geen andre wegen als die zij zelfs bewandelt. Haar lievelingen mogen niet bijziende zijn: zij haat allen die haar op de handen zien. Deezen zal zij ten minsten nooit naar den Helicon wijzen; maar schrijven zij een Natuurlijke Historie - hier heeft zij niets tegen, al zien zij dan ook nog zo mis: want men liegt niet wanneer men iets zegt te zien, dat zo niet is; genoeg! zo men zich verbeeldt het te zien. De geen die zij niet verr' van zich af vertrouwt, wijst zij een' weg, geschikt naar hunne krachten. Zij wordt toornig indien zij daar van afwijken, alleen, om, bij de minste moeielijkheid die zij ondervinden, te rug te keeren. Geen dier wegen is onvermakelijk voor den aandachtigen Bewandelaar. Zo slecht als het een' blinden staat met een' beslissenden toon over de kleuren te spreken - Zo slecht het J. Nomsz aanzicht, wanneer hij de Operaas onnatuurlijk en belachgelijk noemt - Even zoo'n kwaade houding neemt een Theörist aan, die regels voor werken van smaak aan de hand geeft, zonder dat gevoel te hebben, dat in dit laatste geval 't zelfde is als de oogen in het eerste. - Dat is nu alles mooi en wel (zei Thalia) maar gij begrijpt | |
[pagina 152]
| |
mij immers veel duidelijker: En wanneer gij met mijn onderwijs raad weet - dan is 't geen moeite meêr om ons allen negen te begrijpen: want al is onze aart verschillend - onze Theörie is één. Nu nam Melpomene het papiertjen, 't geen ik (pag. 141 van 't vorig No.) afgetekend heb, en ging aldus voort: - - - Ja de Theörie is één, 't zijn de afstand, de hoogte, alleen die verschillen. Dit merkt men niet genoeg op; en daarom komen er zulke wonderlijke uitleggingen voort, van vrij algemeen aangenomen regelen omtrent het toneelweezen, en vooral van die, welke tot het Treurspel betrekking hebben. - Gaa aan deeze zij' staan, dan kan ik u een beter denkbeeld geven van iets dat ik nog vergeten heb te zeggen, en 't geen naar 't mij toeschijnt, veel tot opheldering van het reeds verhandelde zou toebrengen! - Stel een oogenblik... Hemel! - wat zijt gij klein geworden! ... Dit begrijpt gij zekerlijk niet, mijn lezer! - Doch Thalia wenkte mij terwijl zij en Terpsichore met den Courier in gesprek waren zijn laarsen van achtren los te tarnen; 't geen hij door een' te diepen aandacht niet of zeer flaauw merkte. Wanneer nu Melpomene hem verzocht aan de andere zij' te komen, bleven zijn genootschappelijke laarsen met hooge hielen bij de dartele Zanggodin staan; terwijl hij, op zijn kousen aan de andere kant van Melpomenees stoel, met een gezicht dat medelijden verwekte, op nieuw zijn' aandacht scherpte. - Nu zal u deeze vraag niet meêr vreemd voorkomen. O! gij kunt u niet verbeelden, hoe hoog de hielen van genootschappelijke laarsen zijn!
('t Vervolg in No. 20.)
NB. Aan allen de geenen die er bij geïnterresseerd zouden mogen zijn, wordt bekend gemaakt dat Mijnheer Ismaël (men weet nog niet met of zonder Zangster) gelogeert is op de vijfde verdieping van 't logement van 't Genootschap met een verdronken kalf is goed sollen; in den Duivelshoek. Ga naar voetnoot*
Te Amsterdam, bij den Boekverkooper J. ten Brink Gz., en verder alöm, word deeze Post van den Helicon, des Vrijdags à 1 ½ stuiver uitgegeven. |
|