Gedichten(1819-1821)–Johannes Kinker– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 159] [p. 159] De gestafte nieuwsgierigheid. Laat de Wijsgeer ons verachten, Daar hij schimpend op ons ziet; En zich boven ons verheffen! Kloë! och, ontrust u niet. Zaagt gij wel, toen we uit dat boschje Gistren kwamen - hoe hij mij Met een nijdig oog begluurde?.... Maar ik liep hem trotsch voorbij. 'k Geef hem vrijheid om te gissen, Wat hij wil, uit ons gelaat; 'k Wed, dat hij uit twintig keeren Nog niet eens de waarheid raadt. [pagina 160] [p. 160] Ja - onze oogen stonden kwijnend; 't Haar hing achtloos golvend neêr; Uw gelaat - was als de rozen In het zoele zomerweêr. 'k Hield mijn arm om u geslagen; En als 'k u een lonkje gaf - Wendde gij somtijds uwe oogen Met een lachje van mij af. - Ja - dit zag hij. Maar verbeeldt ge u Dat hij alles weet? - ô Neen! Uit uwe oogen iets te lezen.... Dat geheim weet ik alleen. Hij benijdt mij een genoegen Dat hij nooit beseffen kan. Hoe toch zou hij het dan gissen? Lieve kloë, troost u dan! - ô Die toestand, als de liefde Zelfs voor ons een raadsel wordt, Als ze ons uit haar hevigste onrust In den schoot der kalmte stort - Als in vlugtige oogenblikken Zich het hoogst gevoel verliest [pagina 161] [p. 161] In die onbeschrijfbre stemming Die ons beider hart verkiest Boven 't bruisen van de driften.... Kloë.... denkt gij dat die staat Een verbeelding treft, die ophoudt Als 't verstand niet verder gaat? - Kon hij ons alleen verachten, In zijn' hoogren kring verblijd! - Maar wij zien het, hoe hij, schimpend, Tandenknarzend, ons benijdt. Waarom kwam hij zich ontrusten En - zich tergend - ons bespiên? ô Hoe wreed waar' niet zijn lijden, Zoo hij alles had gezien!.... Kloë, laat hij ons verachten, Daar hij schimpend op ons ziet! Zich verr' boven ons verheffen! Waarlijk.... ik benij' hem niet. 1786. Vorige Volgende