Gedichten(1819-1821)–Johannes Kinker– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 156] [p. 156] De jonge Kloë. Kloë, zestien jaren oud, Sprak: ik zal de min ontvlugten: Want als men het wel beschouwt, Doen de minnaars niets dan zuchten. 't Is of elk zijn' tijd besteed In 't gevoelen van zijn leed. Waar ik slechts mijne oogen wend' - Nergens vind ik twee gelieven Die niet zuchten. Wat ellend' Mag hun teedre boezems grieven? Waarom staag de vreugde ontvlugt Door hun eindeloos gezucht? - Neen, nooit zal de liefde mij In haar nare kluisters binden: In die teedre slavernij Kan ik zoo veel heils niet vinden. Heeft de min er anders geen? - Liever blijf ik dan alleen. [pagina 157] [p. 157] Laatst vroeg lykas om een' zoen.... ('k Moet nog lagchen om dat vragen.) 'k Riep: Och, lykas, neen! - En toen Zuchtte hij, en sloeg aan 't klagen. ô Wat is het minnen dwaas! Al zijn antwoord was - helaas! Gistren zag ik lykas weêr. 'k Dacht: 't is best zijn oog te ontvlugten; Wijl ik ligt zijn smart vermeêr: Want hij weende en scheen te zuchten. 'k Vlood zeer schielijk van die plaats: Alles riep mij daar - helaas! Zoo zong kloë; - maar de Min Hoorde het vermetel zingen Van die jonge herderin. - ‘'k Zal die stoute schoone dwingen!’ Sprak hij. - Kloë maak vrij staat, Dat hij 't bij geen zeggen laat. Eensklaps vloog hij naar beneên. Kloë dacht: ‘Zou hij mij dwingen! - 'k Blijf gerust met hem alleen. Lagchend ging zij voort met zingen: ‘'t Is of elk zijn' tijd besteedt, In 't gevoelen van zijn leed.’ [pagina 158] [p. 158] Hij nam 't meisje bij de hand, Wees haar lagchend twee gelieven. ‘Houd u wat aan dezen kant Kloë! (sprak hij) 't mogt hen grieven. Veilig moogt gij hen bespiên, Zoo gij maar niet wordt gezien.’ Och! hoe gretig hoorde zij Toen het zuchtend, teeder hijgen, Dat, in dees lief kozerij, Kloë toeriep, onder 't zwijgen: ‘Zie hoe men den tijd besteed, In de liefde zonder leed.’ Toen cupido haar verliet, Gloeide hare lieve wangen: En de gulle vreugd verliet Kloë's hart voor 't zoet verlangen. Sedert heeft zij het gezucht Van haar' lykas nooit ontvlugt. Vorige Volgende