Aanteekeningen.
Van het graaflijk slot van Strijen?
(Bladz. 123.)
Ziehier wat wij in Butkens (trophées de Brabant, 1e boekd., blz. 14) aantreffen:
‘Strijen was eertijds eene aanzienlijke plaats en de hoofdstad van het geheele graafschap van Strijen. Het was gelegen op eene rivier van denzelfden naam, welke de waters der Schelde met die der Maas, te Strijnemonde, ging vereenigen. Het rechtgebied dezer heerlijkheid was redelijk uitgestrekt: het begreep al wat nog heden land van Strijen genoemd wordt, verder de Baronnye van Breda, het markgraafschap van Bergen-op-Zoom, Geertruidenberge, Sevenberge en al wat zich tusschen het Graafschap van Antwerpen en den loop der oude Maze bevindt. Strijen hoorde eertijds met een groot gedeelte van het graafschap van Teysterbant toe aan Hilsonde, vrouw van Ansfried, graaf van Leuven, hetzij als erfgoed of wel als weduwgift van haren genoemden man. Wat er ook van zij, het is zeker dat de graven van Leuven en de prinsen van Brabant er achtervolgens het beheer over gehad hebben; alsook over al het land, welk zich hierlangs de Maze bevond. Want schoon de heeren van Strijen, Sevenberge en eenige anderen onmiddellijk van de graven van Holland afhingen, hadden deze laatsten nogtans al wat zich aan deze zijde der Maze bevond in leen van de prinsen van Brabant. De overstroomingen en wel bijzonder die, welke in 1421 voorvielen, hebben dusdanig den staat dier landstreek veranderd, dat er nu niets meer van de rivier Strijene, alsook van sommige andere plaatsen des Graafschaps meer overblijft.’
Zooals men ziet, was het graafschap Strijen van oudtijds zeer uitgestrekt; later nogtans werd het merkelijk verminderd, en de heerlijkheid bestond slechts uit het Slot van Strijen (in Oosterhout), waar ons verhaal plaats grijpt, met de omliggende onderhoorige, kleine leenen, zooals die van Dorste, Ulvenhoute, Dongene, Weerenhoute, Steelo, Oosterhout, Sundert, enz.