‘Hoogmoed,’ zegde doktor Hermanus, ‘zet men in het Latijn over met superbia, geloof ik?’
‘Dixisti, gij hebt het gezegd,’ antwoordde doktor Petrolius.
‘En indien ik mij niet bedrieg,’ vervolgde doktor Hermanus, ‘dan is het woord superbia samengesteld van: super, boven en van: ire, gaan. Dus: bovengaan, zich boven de anderen verheffen, zich grooter dan de anderen gelooven.’
‘Wat super betreft,’ zegde Petrolius, ‘dit sta ik u toe; maar of het werk woord ire hier te pas komt, weet ik niet.’
‘En wat beteekent dan die uitgang ia, als het u belieft?’ vroeg doktor Hermanus.
‘Ia, ia!’ herhaalde doktor Petrolius, met eene neuzenstem, ‘ia! waarlijk ik geloof dat dit niets meer dan de uitgang ia is.’
‘Confrater, het staat eenen geleerde nooit goed,’ zegde op eenen ernstigen toon doktor Hermanus, ‘geene reden van iets te kunnen geven.’
‘Maar, wanneer men er geene weet?’
‘Dan zoekt men er eene. Het ware veel beter te zeggen, dat die ia van den schreeuw van den ezel voortkomt, dan te bekennen dat men het niet weet, wanneer men een diploma van doktor bezit.’
De oogen van Petrolius gingen bij deze woorden op eene vervaarlijke wijze open. Hij was gereed om te antwoorden; doch doktor Hermanus nam weder het woord op:
‘Laten wij,’ zegde hij, ‘liever ons aan de Vlaamsche woorden houden; daar zult gij mogelijk beter mede terecht komen. Suberbia zeg ik in het Nederduitsch hoogmoed, of zoo gij wilt, hooveerdigheid. - Hoogmoed,... iemand die eenen hoogen moed, eene hooge gedachte van zichzelven bezit. - Hooveerdig, hetgeen wil zeggen: hoogveerdig, iemand die hoog vliegt of waant hoog te vliegen. Ik zeg vliegen, omdat ik het woord veerdig zie, dat van veeren, vleugelen voortkomt. Ik zeg die hoog vliegt of waant hoog te vliegen; want dit is hetzelfde: wat men denkt te kunnen, kan men; wat mogelijk is, bestaat.’
‘Ik heb er niets tegen,’ zegde Petrolius, ‘doch dit alles is niet genoeg of, om beter te zeggen, doet niets ter zake. De vraag is of er al of niet hoogmoed of hooveerdigheid bestaat in hetgeen gij mij verhaald hebt?’
‘Er bestaat hoogmoed,’ antwoordde doktor Hermanus, op eenen toon, die wilde zeggen: ik verwacht u, ga voort.