Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
Een ongeluksvogel (1868)

Informatie terzijde

Titelpagina van Een ongeluksvogel
Afbeelding van Een ongeluksvogelToon afbeelding van titelpagina van Een ongeluksvogel

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (1.45 MB)

ebook (3.01 MB)

XML (0.67 MB)

tekstbestand






Genre

proza

Subgenre

roman


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

Een ongeluksvogel

(1868)–George Lodewijk Kepper–rechtenstatus Auteursrechtvrij

Vorige Volgende
[pagina 261]
[p. 261]

Hoofdstuk XXVI. Cajefax van Beem komt geheel compleet terug.

Met verlangen werd de terugkeer van cajefax verbeid, zoowel door zijne liefhebbende ouders als door de familie van duin; drie dagen was hij weg en, zoo als ligt te vermoeden was, hij zou vooreerst niet terug komen. Louise had gedurende dien tijd niet enkel zitten zuchten; zij had opgemerkt dat van beem, toen bij uit Amsterdam terug keerde, zeer verlegen was en, in de meening met veel tact de waarheid te verbergen, integendeel haar alle reden had gegeven om eene treurige boodschap te vermoeden. Daarom had zij, zonder haren vader hierin te kennen, aan van de wall een brief geschreven, waarin zij eenige opheldering verzocht over het lot van zijn pupil en zoo mogelijk ook van haren broeder; zij verontschuldigde dezen stap door te wijzen op den naauwen vriendschapsband der jongelieden, die deed vermoeden, dat het lot van den een naauw aan dat van den ander zou verbonden zijn.

Zonder de verstandhouding van de jonge dame met zijn pupil te kennen en niet schrander genoeg om die te vermoeden, had van de wall zonder eenige omwegen de waarheid geschreven, zoodat, toen louise den brief ontving, waarin haar kort en zakelijk werd medegedeeld dat eduard dood was, zij, op zulk eene hevige ontknooping niet voorbereid, verpletterd den brief uit de hand liet vallen.

Zij had den brief gelezen en herlezen, maar steeds meldde hij even koel en duidelijk, dat de heer charles van de wall berigt gekregen had van den dood zijns pupils.

Zij riep al hare geestkracht te hulp, verzette zich tegen de smart die haar beklemde en besloot voorloopig haren vader onkundig van de harde waarheid te laten, ten einde niet door een of ander kwetsend betoog, waarmede de treurmare kon ontvangen worden, nog inniger gegriefd te worden; en als ware er niets gebeurd wilde zij de kamer, waarin de oude heer zat, binnen komen; toch ontging aan van duin, die met argusoogen den brief was gevolgd, de doodelijke bleekheid, niet, welke zij onmogelijk kon verbergen.

‘Wat scheelt je, mijn kind?’

[pagina 262]
[p. 262]

‘O, niets!’ - Dit woord werd zoo uitgesproken, dat hij beter vond niet langer uit te vorschen van wien de brief kwam; haar uiterlijk verdreef zijn oorspronkelijk denkbeeld, dat deze letteren van den ‘jongen indringer’ mogten zijn.

Louise was zóó zeer meester van hare smart, dat zij die wist te begraven, maar dat de tijding haar aan het hart knaagde, was voor elk ander dan den verblinden van duin op te merken.

Wij zullen haar niet in hare droefheid volgen, ten einde niet weder eene schets te leveren van tooneelen vol tranen en leed, die reeds te veel in de geschiedenis van den eens zoo vrolijken knaap voorkomen Maar dat zij tranen stortte, dat zij hem beweende, zal ieder gevoelen. Voorzeker was hunne kennismaking van korten duur geweest, maar twee menschen die als voor elkander geschapen zijn, hebben niet lang noodig om dit beide te gevoelen. Hoezeer de kennismaking op vrolijke wijze aangeknoopt en zelfs op eene niet geheel dramatische wijze afgebroken was, die had een grooteren indruk nagelaten dan men oorspronkelijk had kunnen vermoeden.

Maar altijd was van duin van plan zijne dochter te doen bukken en haar, zoo mogelijk, een mensch uit het hart te praten, die naar zij meende niet eens meer bestond.

Vele dagen gingen aldus voorbij. Ofschoon louise haren broeder lief had en deelneming gevoelde met van beem, die haar zooveel gehechtheid betoonde, was haar verlangen naar zijne terugkomst onwillekeurig getemperd. Zoolang zij liefde voor eduard had kunnen gevoelen, waren de aanzoeken van cajefax haar geheel onverschillig geweest; zij was te zeker van haar opregt gevoel, om voor den vaderlijken wil en toorn te zwichten, of voor de galanteriën en het liefdebetoon van den goeden cajefax te bezwijken.

Doch als de jonge man, die zooveel liefde voor haar toonde te bezitten, nu terug kwam en haar steeds bewijzen van zijne goede bedoelingen bleef geven, zou zij dan nog langer de wreedheid hebben om zoovele oplettendheden met onverschilligheid te beantwoorden? Het was haar pligt geweest, zoolang eduard haar kon toebehooren, alle verdere aanzoeken af te slaan, doch hoewel zij niet ligt een ander kon beminnen, zou het medelijden niet vroeg of laat eens zegevieren? Zij was verzekerd, nooit meer een gevoel te willen koesteren, zooals dit voor eduard tot rijpheid was gekomen, en zij zou krachtig tegen de geheele wereld voor dat gevoel gekampt hebben; - misschien zou zij nu zwak zijn en niet langer

[pagina 263]
[p. 263]

iemand, die steeds hoopvol zijn tijd afwachtte, zijn hoogste geluk benemen.

Drie weken wachtte men op de terugkomst van den avonturier. Groot was het ongeduld van van duin, die vele malen in de laatste dagen naar het hek van zijne plaats was gegaan, om met een langen kijker den nog langeren weg af te turen.

Eindelijk zag hij het rijtuig van de familie van beem verschijnen; de brave zoon was even zijne verheugde ouders in de armen gevallen en toen, nog altijd levend, in het rijtuig gaan zitten, dat hem snel naar ‘Ons genoegen’ voerde.

Zijne avonturen, waarvan wij reeds een staaltje hebben medegedeeld, waren belangrijk geweest, doch niet belangrijk genoeg om medegedeeld te worden.

Zonder iets van gewigt vernomen te hebben, was hij met leêg valies en leêge maag bij zijne ouders terug gekomen, aan wie hij een verhaal had opgedischt van de ijzingwekkende gevaren, welke hij alleen door zijn heldenmoed en zijne onversaagdheid was te boven gekomen.

Ter eere van cajefax zal het zaak zijn te verzwijgen, welke schildering hij van zijn romantischen togt aan van duin en diens dochter gaf, een verhaal, dat van duin met bewondering voor den onversaagden held overstelpte. Intusschen kon louise niet nalaten, den bereidwilligen cajefax voor zijne opofferende moeite te bedanken; had hij de ware tijding uit Amsterdam medegedeeld, dan had hij zich den togt misschien bespaard, want louise zou uit het lot van den vriend ligt dat van den broeder afgeleid hebben.

Met hartelijkheid werd cajefax door van duin uitgenoodigd, den avond verder bij hem door te brengen en te zijner eere werd eene fijne flesch opengetrokken.

‘Wie weet, wat er van mijn armen joseph is geworden!’ zuchtte van duin; ‘als de andere hem niet zulke invallen in het hoofd had gehaald, zou hij niet zijn weggegaan; maar die eduard heeft de ellende in mijn huis gebragt en mijne dochter willen verleiden.’

Louise maakte een gebaar. ‘En,’ vervolgde van duin, ‘misschien loopt hij nu op den zak van mijn kind en stort dit in het verderf.

‘Laat dien ongelukkige,’ gebood louise, die hare verontwaardiging niet meer meester was, ‘belaster de dooden niet.’

‘De dooden,’ riep van duin. Deze woorden troffen hem toch.

[pagina 264]
[p. 264]

‘En mijn kind, mijn joseph! Waar hebt gij die tijding van daan, weet gij niets van joseph?’

‘Ik heb berigt ontvangen dat eduard tan bergen gesneuveld is; spreken wij verder niet meer van hem; ik wil niet nadat zijne gedachtenis hier vernederd zal worden.’

Het berigt, aan louise door hare verontwaardiging ontlokt, verspreidde eenige verslagenheid onder de aanwezigen. Van duin was niet zóó tegen eduard geweest, om niet getroffen te zijn en zelfs cajefax was aangedaan.

De laatste gebeurtenissen hadden hem zijne welbespraaktheid ten eenenmale benomen, en had hij geweten, hoe onuitstaanbaar hem deze maakte in de oogen van louise, die liever de grootste eenvoudigheid zag, dan zou hij reeds dadelijk wat meer bezadigd gesproken hebben.

Geruimen tijd duurde de beklemdheid van den ouden heer niet, want na wat voor zich gekeken te hebben, zeide hij vriendelijk: ‘Nu mijn kind, dan zult gij u niet langer tegen mijne begeerte verzetten; ik beoog uw geluk.’

‘Ik bid u, laat ons hierover nog eenige dagen zwijgen en dan vooral niet zulk een gesprek in het bijzijn van....,’ - en zij wees op cajefax, die haar ten volle gelijk gaf. Deze was zoo schrander, van zijne zijde niet onbescheiden te zijn en hoewel hij louise thans zoo gaarne om de verwezenlijking zijner stille hoop had gebeden, hij wachtte, hoewel met folterende lijdzaamheid, eene volgende gelegenheid af, hetgeen louise zeer voor hem innam. Hij vertrok regt dankbaar, daar louise zelve hem toestond nu en dan zijne bezoeken te herhalen.

Dit deed hij ook. Later trok hij de stoute schoenen aan en vroeg louise ernstig om hare hand. Tegen zijne verwachtingen nam zij zijn verzoek niet euvel op en oogenschijnlijk luisterde zij met belangstelling naar zijne woorden. Zij had tijd gehad om na te denken en een besluit te nemen; het leven zou haar weinig bekoorlijks meer aanbieden. Zij kon nu twee menschen gelukkig maken, want ofschoon zij vroeger haren vader het hoofd had geboden, wilde zij niet zonder reden den man verdrieten, hoe eenzijdig ook zijne inzigten over haar mogten zijn. Daarom oordeelde zij het menschelijk van beem niet allen moed te ontnemen.

Cajefax had evenzeer gelegenheid gehad om te beseffen, dat hij niet den goeden weg had ingeslagen.

[pagina 265]
[p. 265]

Louise verklaarde hem, toen hij zijne rede geëindigd had, dat zij door zijne veelvuldige oplettendheden getroffen was, dat zijne groote opoffering, door de reis betoond, haar van veel waarde was geweest en dat zij niet ongenegen was zijn verzoek in ovenveging te nemen. Zij bedong echter een jaar uitstel; zij was dit verpligt, zoo zeide zij aan van beem. Zij deed hem gevoelen, hoe weinig streelend voor hem zelven het moest zijn, wanneer zij zoo de eene affectie met de andere kon verwisselen, en dat, als er eenige tijd over heen liep, er meer kans voor hem zou wezen, dat zij liefde voor hem kon gevoelen. Wanneer de afgestorvene haar wat uit de gedachten mogt zijn, wanneer zij hèm wat beter had leeren kennen, zou zij zich misschien genegen betoonen, hem het geluk te schenken, dat hij haar afmeette.

Hoogst gelukkig deelde cajefax dit besluit aan van duin mede; om niet alles te verliezen, bedwong deze zich en onthield zich van alle opmerkingen, zeer tevreden al zoo ver te zijn gekomen.

Kon louise zoo spoedig haar gevoel verloochenen? was dit gedwongen uitstel alleen eene hulde aan de nagedachtenis van den ontslapene? Zij aarzelde het berigt te gelooven: zij had nog de stille hoop hem weder te zien. Dat zij van beem niet alle hoop benam, dat zij veinsde gehoor te geven aan zijne betuigingen, was hoofdzakelijk om hierdoor hare huiselijke rust te verzekeren, en ongestoord met hare gedachten alleen te zijn.

Haar vader was tevreden, van beem zag zijn geluk niet geheel vernietigd en zij was verzekerd een jaar van alle lastige aanzoeken en huiselijke verwikkelingen verschoond te zijn. Zij kon denken, zij kon wachten, zij had rust!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken