Een ongeluksvogel
(1868)–George Lodewijk Kepper– AuteursrechtvrijGeorge, Een ongeluksvogel. Kemink & Zoon, Utrecht 1868 (tweede druk)
-
gebruikt exemplaar
exemplaar universiteitsbibliotheek Leiden, signatuur: 1160 C 36
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van Een ongeluksvogel van George in de tweede druk uit 1868. De eerste druk is uit 1866. George is een pseudoniem van George Lodewijk Kepper.
redactionele ingrepen
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (p. II, IV en VI) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[pagina I]
EEN ONGELUKSVOGEL.
[pagina III]
EEN ONGELUKSVOGEL.
door GEORGE.
Tweede Druk.
utrecht, KEMINK EN ZOON. 1868.
[pagina VII]
INHOUD.
Bladz. | |||
Hoofdstuk | I. | Waarin men in connectie komt met iemand, die niet de hoofdpersoon is. | 1. |
Hoofdstuk | II. | Waarin wij in het midden zullen laten of mijnheer van de Wall al of niet onder de plak zat en kennis maken met iemand, die wel de hoofdpersoon is; toen nog: hoofdpersoontje | 8. |
Hoofdstuk | III. | Waarin wij ontwaren, dat Eduard niet op eene bijzondere wijze het licht zag, en zijn levensloop, tot dat hij de kinderschoenen uittrapte | 17. |
Hoofdstuk | IV. | Eene soirée bij mijnheer Raalte, waarop zeer mooi muziek werd gemaakt en een gewigtig onderhoud tusschen de heeren Raalte en van de Wall | 30. |
Hoofdstuk | V. | Waarin de heer van de Wall twee heeren, die hij niet kende, zijne kamer zag ingaan en zelf moest uitgaan; benevens de schildering van een tragisch melodrama, waarbij hij alleen de orkestpartijen verving | 40. |
Hoofdstuk | VI. | Eduard komt op den lumineusen inval, zijn oudschool-kamaraad te gaan bezoeken en gaat 's avonds ten tien ure op weg, om die verhevene bestemming te volgen. | 56. |
Hoofdstuk | VII. | Waarin de onschuld zegeviert, hetgeen volgens de rigting der meeste romans, het einde moest zijn | 66. |
Hoofdstuk | VIII. | Waarin onder anderen gegeten, gedronken en gesproken wordt en tevens een uitmuntende remedie wordt aangetoond, om mevrouw van de Wall tot zachtaardigheid te stemmen, ten minste gedurende anderhalf etmaal | 74. |
Hoofdstuk | IX. | Eduard is verliefd. Joseph wordt het plotseling ook. | 84. |
[pagina VIII]
Hoofdstuk | X. | Van Duin begint zijn gast Eduard gevaarlijk voor de zamenleving te gaan vinden. | 93. |
Hoofdstuk | XI. | Twee lieve jongens. | 103. |
Hoofdstuk | XII. | Welke troost van de Wall van zijne lieve vrouw en van zijn besten vriend ontving in zijne geschokte omstandigheden | 111. |
Hoofdstuk | XIII. | De brijmaaltijd van Joseph en Eduard en de extraordinaire gevolgen daarvan | 119. |
Hoofdstuk | XIV. | Hoe Eduard, zonder dat hij in het minst vermoedt welk dreigend onweder zich zamenpakt, door een hoogst gevaarlijk medeminnaar bij zijn lust en leven ondermijnd wordt | 137. |
Hoofdstuk | XV. | De zware ziekte van Alfred de Beval en datgene, wat de arme kranke tot versterking nuttigde | 143. |
Hoofdstuk | XVI. | Eduard komt tot de overtuiging, dat zijn vriend Teun een harden schedel heeft, doch niet harder dan hout. | 155. |
Hoofdstuk | XVII. | Wie de boer was, die Jacques de Beval goeden avond wenschte. | 171. |
Hoofdstuk | XVIII. | Alles behalve koddige avonturen van Eduard. | 182. |
Hoofdstuk | XIX. | De dauw van geluk, die over de familie van Beem drupte. | 197. |
Hoofdstuk | XX. | Waarom George de Pleyes in zijne jeugd bijna het klompenmaken had moeten leeren. | 206. |
Hoofdstuk | XXI. | Moeder en zoon. | 217. |
Hoofdstuk | XXII. | Waarin wordt aangetoond, hoe gevaarlijk het kan zijn, niet achter stoelen met hooge ruggen te kijken | 221. |
Hoofdstuk | XXIII. | Waarom de heer Cajefax van Beem zijne ouders krijtend achterliet | 233. |
Hoofdstuk | XXIV. | Waarin honger wordt geleden. | 244. |
Hoofdstuk | XXV. | Hoe Dirk en Teun 's avonds eene visite maken en Dirk, hoewel hij plan had weg te gaan, den nacht overblijft | 252. |
Hoofdstuk | XXVI. | Cajefax van Beem komt geheel compleet terug | 261. |
Hoofdstuk | XXVII. | Wat Eduard deed, terwijl de conferentie te Londen steeds bezig was protocollen op te stellen. | 266. |
Hoofdstuk | XXVIII. | Waarom van Duin vreugdetranen ging vergieten | 274. |
Besluit | 281. |