Kunst, macht en mecenaat
(1999)–Bram Kempers– Auteursrechtelijk beschermdHet beroep van schilder in sociale verhoudingen 1250-1600
[pagina 188]
| |
Francesco Botticini, Matteo Palmieri knielend voor een vergezicht op Florence, detail uit Maria Hemelvaart, omstreeks 1472.
National Gallery Londen | |
[pagina 189]
| |
3 Florentijnse familiesInleiding: kerk, stad en familiesWie nu op Florence neerkijkt vanaf het Piazzale Michelangelo of het Forte Belvedere heeft de indruk de renaissancesamenleving weerspiegeld te zien in de architectuur. Het beeld van het centrum wordt bepaald door een kring van bedelordekerken met kapellen. De kerken zijn gegroepeerd rond een kern die vergelijkbaar is met die van Siena: een centraal plein, een stadhuis met een hoge toren en een monumentale kathedraal. Wie door de stad loopt en de kerken binnentreedt ziet een op het eerste gezicht moeilijk te ontwarren combinatie van decoraties zoals die voornamelijk tussen 1320 en 1490 zijn ontstaan en latere ingrepen. De kapellen, zo leren inscripties, wapens en portretten, zijn gebouwd en ingericht in opdracht van families. De kapellen in de Santa Croce werden beschilderd door Giotto en zijn jongere vakgenoten. Deze kapellen waren kleiner en bescheidener dan de grafkapellen van de kardinalen in Assisi. In tegenstelling tot Assisi stagneerde de opdrachtverlening in Florence niet, maar breidde deze zich sterk uit na 1320. Bij nadere beschouwing blijken de Santa Croce en de Santa Maria Novella, de deftigste ordekerken, na 1565 ingrijpend te zijn gerenoveerd. Wanden werden gewit, familiegraven verwijderd en altaarstukken werden verzaagd. In de Santa Maria Novella is het fresco van Masaccio, die te boek staat als de exponent van de Florentijnse renaissance, bewaard gebleven. De wandelaar die langer bij de monumenten stil staat, beseft dat hij met een verwarrende vermenging van historische getuigenissen geconfronteerd wordt, en dat het familiemecenaat evenzeer gereconstrueerd moet worden als de opdrachten van de bedelorden en die van de stadstaat. Voor Florence blijkt vooral de inbreng van koopmansfamilies een nadere beschouwing te verdienen. In gedachten moeten we ons voorstellen hoe de altaarstukken of fragmenten daarvan, die nu als een historische reeks meesterwerken de musea sieren, in een andere orde en met andere functies en betekenissen in kapellen stonden opgesteld waar missen werden gelezen ter herdenking van overledenen. | |
[pagina 190]
| |
Botticelli's Aanbidding der Drie Koningen stond vrijwel tegenover Masaccio's Triniteitsfresco. De vierkante altaarstukken van Fra Angelico en Fra Filippo Lippi stonden in de Santa Croce, de San Marco en de San Lorenzo. Vrijwel in oorspronkelijke staat is de familiekapel uit de late vijftiende eeuw, de Sassettikapel in de Sante Trinità, gedecoreerd door Ghirlandaio, die het voor Florence zo karakteristieke beeld oproept van een religieuze voorstelling in combinatie met Florentijnse stadsgezichten en portretten van elegant geklede Florentijnen: de opdrachtgever, zijn familie, clan en patroon. De sociale geschiedenis van Florence werd de geschiedenis van de opkomst van de Medici's; het beeld dat wij ons daarvan vormen is sterk bepaald door schilderkunst en architectuur. Rond 1300 was er in Florence geen schilderstraditie van betekenis, waren er geen familiekapellen en vormden de rijke families een stadsbestuur dat veel gemeen had met het regime van de Negen zoals we dat in Siena hebben leren kennen. Maar in Florence wisten deze families hun invloed sterker uit te breiden dan in Siena het geval was.Ga naar eind1 Verhoudingsgewijs werden voor hen familiekapellen belangrijker dan stedelijke projecten als dom en stadhuis, die in Florence in de veertiende eeuw overigens met minder allure beschilderd waren dan in Siena. Vergeleken met Siena vond de periode van economische bloei, politieke stabiliteit en culturele opleving later plaats en duurde deze aanmerkelijk langer. De vermogende families speelden in deze bloei een grote rol en zij waren het die er vooral van profiteerden. Het Florentijnse bankwezen was het meest geavanceerd binnen de Europese verhoudingen. Florence verwierf een opening naar zee door de onderwerping van de havenstad Pisa. De kooplieden en bankiers bouwden goede contacten op met verschillende hoven, waarvan de curie en het Bourgondische hof in de Nederlanden de belangrijkste waren. De vorming van een territoriale staat stagneerde in Florence niet zoals in Siena. De staatsvorming ging verder in de veertiende en vijftiende eeuw met de inlijving van San Gimignano, Volterra, Lucca, Arezzo, Pisa en ten slotte in 1555 van Siena. De Florentijnen beschikten over meer en betere grondstoffen dan de burgers van Siena, hun watervoorziening was minder problematisch en ze waren beter in staat de weg naar zee te beveiligen. Mede hierdoor kon de produktie van hoog gekwalificeerd vakwerk voortgezet worden en waren Florentijnse kooplieden in staat goederen over grote afstanden te verhandelen en over heel Europa bankiersdiensten te verlenen tegen woekerprijzen. Ze waren over het geheel genomen zelfs in staat de schuldencrises van de vorsten het hoofd te bieden - een probleem dat in het moderne bankierswezen nog steeds bestaat, maar nu op mondiaal niveau en voornamelijk met generaals en dictators in de Derde Wereld. De spanningen tussen rijken en armen werden enigszins verzacht door de bedelmonniken die armoede predikten en de vermogenden aanzetten tot liefdadigheid. Als bemiddelaars tussen verschillende bevolkingsgroepen | |
[pagina 191]
| |
versterkten zij het maatschappelijk evenwicht in de heterogene stadswijken. De geestelijken ontlokten giften bij de rijken, schonken een deel aan de armen en hielden zelf de rest. Zo gunden ze de rijken rust en de armen een aalmoes waardoor de angel uit de klassenstrijd werd gehaald. Klassenstrijd werd in de kiem gesmoord door de bedelmonniken die een brug sloegen tussen elitereligie en volksgeloof. Hun bemiddelende rol en het etaleren van armoede maakten de monniken tot blijvende bondgenoten van de rijken die aan hun goede gaven eer, aanzien, zielerust, ontheffing van zondebesef, en vrijwaring van schaamtegevoel konden ontlenen. |
|