Kunst, macht en mecenaat
(1999)–Bram Kempers– Auteursrechtelijk beschermdHet beroep van schilder in sociale verhoudingen 1250-1600
2 Het stadhuis, centrum van macht en mecenaatStaatsvorming, professionalisering en betekenissen van wetgevingWie de sociale achtergrond van de schilderkunst in Siena wil begrijpen, moet allereerst de stadswetten ter hand nemen.Ga naar eind96 Deze wetten waren een belangrijk instrument van machtsuitoefening van vermogende burgers. Ze geven een goed inzicht in de dynamiek van staatsvorming en professionalisering. Bovendien bieden de stedelijke wetten inzicht in het algemene organisatorische, financiële en ideologische kader voor de opdrachtverlening aan schilders. Deze ging uit van een homogene groep welgestelde, zelfbewuste en door handel en bestuur levenswijs geworden burgers, die tegelijk de belang- | |
[pagina 140]
| |
rijkste publieksgroep voor de schilderingen vormde. De goed bewaard gebleven wettelijke regelingen vormen de belangrijkste historische bron om deze schilderingen in hun sociale samenhang te plaatsen. Met behulp van notariële akten, betalingen, een stadskroniek en een op rijm gezette moralistische beschouwing over het samenleven kan het sociale kader van de schilderkunst verder getekend worden. De volgende analyse van staatsvorming in Siena is, zoals steeds wordt beoogd in dit boek, historisch, functioneel en vergelijkend. De ontwikkeling wordt chronologisch getraceerd, wordt beschouwd als een geheel van samenhangende delen en wordt vergeleken met soortgelijke processen op andere plaatsen, vooral waar deze van invloed geweest zijn op wat in Siena als mogelijkheid op gang kwam en als noodzaak voortschreed: de vorming van een constitutionele territoriale staat. De staatsvorming kwam in Siena na 1150 op gang en kende tussen 1250 en 1350 de meest dynamische periode. Sinds 1555 werd de stadsrepubliek afhankelijk van het hertogdom Toscane, totdat Siena na 1871 een regelmatig door toeristen bezochte provinciestad binnen de Italiaanse natie werd, die ging gelden als de best bewaarde middeleeuwse comune. De periode van maximale territoriale expansie tussen 1250 en 1350 was ook de periode van optimale machtsontplooiing van sparende en investerende burgers, van de grootste uitbreiding van de wetgeving en van de bloei in mecenaat en schilderkunst. In 1262 werd voor het eerst een balans van de stadstaat opgemaakt. Alle wettelijke regelingen werden gesystematiseerd en bewerkt tot één stadswet, een soort grondwet, opgebouwd uit vijf wetboeken, waarin de samenstellende delen van de stadstaat uitvoerig waren beschreven.Ga naar eind97 De dominantie van de staat over de kerkelijke instellingen werd in deze wet voor het eerst krachtig tot uitdrukking gebracht met verregaande regelingen over de kathedraal, de bedelordekerken, het door kanunniken beheerde hospitaal en daarmee over onderwijs, armenzorg, ziekenzorg en ruimtelijke ordening. De bestuursmacht van de burgers werd in 1287 bekrachtigd met een aantal nieuwe rubrieken. De leden van het stadsbestuur, in de wet steeds omschreven als ‘De Heren Negen, bestuurders en verdedigers van stad, volk en ommelanden van de republiek Siena’, mochten alleen gerekruteerd worden uit de welgestelde laag van kooplieden en bankiers.Ga naar eind98 De Heren Negen ‘zijn en moeten zijn kooplieden van Siena, of van de middenklasse’. Winkeliers, eenvoudige vaklieden en edelen werden bij wet van bestuursfuncties uitgesloten.Ga naar eind99 Het burgerlijke stadsbestuur van Siena is enigszins te vergelijken met het college van burgemeester en wethouders, maar de leden werden voor kortere termijnen benoemd. Uit de sociale laag van kooplieden en bankiers werd telkens een nieuw bestuurscollege gekozen. De wetgevende macht was formeel in handen van de Algemene Raad, een breder samenge- | |
[pagina 141]
| |
stelde volksvertegenwoordiging, die in 1262 uit driehonderd leden bestond en in 1309 uit driehonderdzestig. De collectivering van de belastingheffing door het bestuurscollege van de Heren Negen en de aard ervan komen naar voren in een later opnieuw gebruikte rubriek uit 1287 en een rubriek uit het reglement van de belastingdienst. De Heren Negen monopoliseerden sinds 1287 het recht geld uit te geven zonder controle van anderen ‘om de vrede in stand te houden en te bewaren en voor de eer en de rechten van de comune en het volk, en voor het in stand houden en uitbreiden van de comune en van het volk van Siena en de ommelanden en jurisdictie van Siena, en voor het vernietigen en decimeren van vijanden, rebellen en verraders [...] en van anderen die de vrede [...] met geweld zouden verstoren’.Ga naar eind100 Het verband tussen pacificatie en belastingheffing binnen een begrensd grondgebied werd onder andere in de eerste statuten van de Gabella-met de Biccherna een van de twee belastingdiensten-rond 1300 verwoord: ‘Ten eerste [...] is het aan allen duidelijk, zowel in de ommelanden als in de stad van Siena dank zij ervaring en dank zij redenering, dat de Gabella van de comune van Siena het licht en de steun is van de vredige en rustige stand van zaken in de Sienese stad en ommelanden; daarom moeten zij die de vredige verhoudingen en het welvaren van de stadstaat nastreven de Gabella verdedigen, zoals zij zichzelf zouden verdedigen.’Ga naar eind101 De uitbreiding van het wettelijk geregelde en door afzonderlijke diensten geëffectueerde bestuursapparaat ging gestaag voort totdat in 1309 de behoefte ontstond aan een nieuwe systematisering. Het functioneren van afzonderlijke stedelijke instellingen werd beter op elkaar afgestemd. De centrale controle over deze instellingen in Siena en over de stadjes, abdijen en kerken in het sterk gegroeide territorium werd verscherpt.Ga naar eind102 Naast alle praktische regelingen probeerden de bestuurders de stedelijke ideologie van effectief openbaar bestuur onder woorden te brengen. De wetgever stelde zich expliciet ten doel duidelijke en samenhangende gedragsvoorschriften uit te vaardigen, die controleerbaar waren en zonder aanzien des persoons bindend opgelegd konden worden aan alle staatsburgers. Met de openbaarheid werd ernst gemaakt door de wetten niet in het Latijn, maar in de volkstaal te laten schrijven en een afschrift ten stadhuize ter inzage te leggen. Dat exemplaar moest uitgevoerd worden in ‘een grote goed gevormde letter en in een deugdelijke band van schaapsleer’.Ga naar eind103 Het streven naar een goede evenwichtige presentatie ging de burgerbestuurders steeds meer ter harte. Ze zochten duidelijkheid, overzicht en samenhang. De aanhoudende uitbreiding van het staatsapparaat en de daarmee gepaard gaande rompslomp van notulen, rekeningen, brieven, akten, contracten, regelingen en statuten verstoorde de gecodificeerde staatsorde voortdurend, en wat opmerkelijk is: de bestuurders beseften dit en probeerden er wat aan te doen. | |
[pagina 142]
| |
Daarom werd in 1331 een commissie van wijze burgers met veel bestuurlijke en wetgevende ervaring benoemd om alle documenten over de relaties tussen Siena en de ommelanden te bundelen. De eerste poging voldeed niet aan de eis van een goed historisch overzicht van de staatsvorming sinds de negende eeuw. De tweede bundel akten en pacten was thematisch en chronologisch beter geordend en werd, net als de wetten van 1309, kostbaar uitgevoerd.Ga naar eind104 De tweeëntwintig min of meer chronologisch gerangschikte delen gaven een helder beeld van de recente uitbreiding van het territorium in een lange-termijnperspectief. Vooral in de tiende en veertiende materia werd het verloop beschreven van de staatsvorming in zuidelijke richting die op dat moment haar voltooiing naderde met de inname van verschillende kastelen rond de Monte Amiata en Monte Alto, de aankoop van andere burchten tot aan de zee, de overeenkomsten met de laatste rebellerende graven in de Maremma en de door Siena gedomineerde allianties met Massa Marittima en Grosseto. Aldus werd de op legitiem gezag gefundeerde stadstaat en de geschiedenis daarvan in 1331 fraai gearchiveerd. De periode van grote wetgevende activiteit werd bekroond door een derde codificatie tussen 1337 en 1339. Evenals de wet van 1309 bevatte het nieuwe wetboek uitgebreide bestuurlijke richtlijnen voor de Heren Negen.Ga naar eind105 In 1339 werd hieraan onder meer een kernachtige ambtseed toegevoegd. De wetgeving van 1339 deed in nauwelijks gewijzigde vorm dienst tot de inlijving van de sedertdien niet meer groeiende stadstaat Siena in het hertogdom Toscane, waarvoor in 1565 een algemeen wetboek werd opgesteld.
De wetten geven niet alleen een goed beeld van de chronologie in de staatsvorming, maar ook in de dynamiek ervan: de functionele samenhang tussen economische, politieke en culturele processen, differentiatie enerzijds en integratie anderzijds. Staatsvorming werd economisch mogelijk door de enorme toename van belastbaar inkomen van een sterk groeiend geheel van wederzijds afhankelijke beroepsgroepen. De economische ontwikkelingen, vaak aangeduid als de ‘opkomst van het kapitalisme’, zijn ondenkbaar zonder een gelijktijdig tot wasdom komend staatsapparaat, dat de verhoudingen tussen beroepsgroepen beschermde tegen diefstal, verraad, fraude, plundering en klein bedrog.Ga naar eind106 De staatsvorming was hecht verweven met verdergaande professionalisering in onderwijs en sociale zorg, en van handel, nijverheid en bestuur. Het netwerk van winstgevende professies, waardoor een integrerend bestuursapparaat bekostigd kon worden, en de bescherming van staatswege van marktverhoudingen zijn de economische en politieke schakels van één sociaal proces. De scheiding tussen ‘vrije’ markt en dwingende dan wel heilzame staat is vooral een vrucht van opponerende, negentiende-eeuwse politieke ideolo- | |
[pagina 143]
| |
gieën, in het bijzonder liberalisme en socialisme. Historisch en sociologisch gaat het om niet te scheiden facetten van één, tamelijk complexe ontwikkeling. De uitwisseling van goederen en diensten, vaak aangeduid als vraag en aanbod op de markt, kon alleen op duurzame wijze plaatsvinden wanneer deze activiteit gevrijwaard bleef van geweldpleging.Ga naar eind107 Het beheer van belastinggelden, de distributie van tijdelijke overschotten en de beveiliging van opslag, handelsroutes en kredietwezen werden collectieve staatsfuncties. Anders gesteld, commercialisering en pacificatie, belastingheffing en geweldbeheersing grepen als tandwielen in elkaar en waar dat niet het geval was stagneerde het maatschappelijk leven; staatsvorming en professionalisering vertraagden of er trad een terugval op, waarbij de vonken er veelal afvlogen.Ga naar eind108 In Siena waren het de nijvere, sparende, investerende, ondernemende en besturende kooplieden die de machine tussen 1250 en 1350 perfectioneerden, draaiende hielden, en daaraan hun macht ontleenden. Het economische leven werd bij wet geregeld. Handel, nijverheid en winkelnering werden op elkaar afgestemd. Slagers moesten vers vlees verkopen ter wille van de hygiëne en ter voorkoming van fraude. Leerbewerkers moesten overlast vermijden.Ga naar eind109 Voor de textielsector, de graantoevoer en de activiteiten van timmerlieden en metselaars golden weer andere regels.Ga naar eind110 Al deze beroepsgroepen werden afhankelijk van centrale regels en van de voorzieningen die de staat met belastinggelden kon financieren. De economie was in Siena een in hoge mate door de staat geleid proces, dat berustte op de dynamiek in de afhankelijkheidsrelaties tussen verschillende beroepsgroepen, van slagers en bakkers tot notarissen, rechtsgeleerden, docenten, bankiers en schilders. Het prestige van deze beroepsbeoefenaren liep uiteen evenals de mate waarin ze hun aanspraken op autonomie onder woorden brachten. Allen waren ze afhankelijk van elkaar en van de erkenning door de staat. De al sinds de twaalfde eeuw in gang zijnde commercialisering stelde kooplieden en bankiers in staat land en krijgsdiensten te kopen, waardoor zij steeds grotere gebieden met toenemend succes konden pacificeren. De voorheen onafhankelijke edelen werden verslagen, aangetrokken als strijders voor de stad, of hun heerlijkheden werden opgekocht.Ga naar eind111 Zo werden zij afhankelijker van het kapitaal en de wettelijke regelingen dan de burgers, die met hun geld de stad beter konden beveiligen en daardoor minder afhankelijk werden van edelen. De burgers konden bovendien een politiemacht, gevangenissen, een systeem van rechtspraak en een leger bekostigen.Ga naar eind112 Mede hierdoor waren zij in staat de interne veiligheid en sociale harmonie te bevorderen, zodat de stad haar macht verder kon vergroten ten koste van de onderling verdeelde edelen in de ommelanden. Gedurende de periode van 1250 tot 1340 konden de burgers over het geheel genomen hun positie ten opzichte van de edelen en de daarmee verbonden kathedraalgeestelijken | |
[pagina 144]
| |
Siena met dom, bisschoppelijk paleis, koepel, toren, Duomo Nuovo in aanbouw, Piazza del Campo en Palazzo Pubblico, op de achtergrond de franciscaner en servieter kloosterkerken, omstreeks 1350.
Tekening B. Kempers | |
[pagina 145]
| |
versterken, waardoor de al eerder op gang gekomen commercialisering voortgezet werd in samenhang met de daarvoor noodzakelijke pacificatie van stad en ommelanden. Ridders werden beroepsmilitairen in staatsdienst. Kapitaalkracht werd omgezet in staatsmacht; de staat gaf aan het kapitaal zijn grote kracht. Maar de staat was meer dan alleen een verbond tussen geld en georganiseerd geweld. Op het solide economisch-politieke fundament kon een eveneens grotendeels via wetten en subsidies beheerste stedelijke civilisatie tot bloei komen. De betekenis van de feesten ter ere van Maria, stadsheiligen en stedelijke zaligen, de rituelen met de belasting in de vorm van kaarsen en de paardenrennen voor het stadhuis, en de bouw en decoratie van kerken zijn al aan de orde geweest. Dit waren onderdelen van een veelomvattend beleid inzake ruimtelijke ordening. Bouwprojecten en infrastructurele werken werden gebonden aan een fijnmazig geheel van voorschriften, subsidieregelingen en strafrechtelijke bepalingen. Deze betroffen naast kathedraal en bedelordekerken, ook hospitalen, pleinen, parken, straten, bronnen, paleizen, huizen, vensters, trappen en erkers, alsmede de muren en poorten rond de stad. Tevens werden de bouwwerken in de ommelanden aan stedelijke regels gebonden.Ga naar eind113 Bouw, aanleg en onderhoud van bruggen, akkers, bossen, meren, rivierbeddingen, watermolens, kastelen en stadjes, kerken, abdijen en graanschuren werden centraal geregeld.Ga naar eind114 Het stadsbestuur fourneerde geld en bouwmaterialen voor kerken, ziekenhuizen, onderwijsinstellingen en instellingen voor armenzorg - veelal gebonden aan bedelorden.Ga naar eind115 Deze bijdragen werden met de begeleidende gedragsregels in wetten vastgelegd, met betalingen geëffectueerd en door sancties gecontroleerd. Zo werden ziekenzorg, armenzorg, onderwijs en ruimtelijke ordening staatszaken. De collectieve voorzieningen versterkten het broze staatkundige verband dat telkens door fraude en verzet van kleinere groepen en door geweld van buitenaf bedreigd werd. Meer mensen werden afhankelijk van de staat en voelden zich er sterker mee verbonden. Iedereen die een zieke in de familie had kon dankbaar zijn dat er in het hospitaal voor werd gezorgd. Rijke burgers konden de staat erkentelijk zijn zich persoonlijk ontheven te voelen van de belastende plicht tot naastenliefde. De armen waren de staat dankbaar voor de ontvangen aalmoes. De economie als geheel voer er wel bij. Armen en zieken bleven dank zij armenzorg en ziekenzorg beschikbaar voor de arbeidsmarkt: sociale voorzieningen waren lonend. Sociale controle werd via politie en rechterlijke macht ook een staatszaak. Burgers straften niet direct elkaar, maar de staat legde sancties op, waardoor eindeloze veten tussen families voorkomen konden worden. Voor deugdzame burgers was het bovendien belangrijk te weten dat rebellen, rovers, oplichters, moordenaars en andere criminelen hun straf niet zouden ontlopen en dat zij in de regel konden rekenen op de eerlijkheid van compagnons, medebestuursleden, afnemers en leveranciers. | |
[pagina 146]
| |
Onderwijsdiensten waren alleen voor grote groepen burgers te zamen kostendekkend te leveren. Goed opgeleide burgers konden hun kinderen een betere opvoeding geven, hadden meer gevoel voor collectief belang op langere termijn en konden veel beter dan minder ontwikkelde tirannen een staat besturen. Onderwijs, bestuurstaken en ervaringen in handel en nijverheid versterkten, evenals de verzorgingsarrangementen, een gezamenlijke identificatie met de staat. Deze collectieve goederen werden de pronkstukken van de staat. Ruimtelijke ordening kreeg tevens een culturele betekenis. Over wegen en bruggen werden graan, hout en vlees aangevoerd en de muren beveiligden de stad, maar niet alleen dat, de bouwwerken in de stad en ommelanden werden tevens een symbool voor onderlinge saamhorigheid en gezamenlijke trots. In ruim honderd jaar raakten zo'n honderdduizend mensen met elkaar verbonden door een complex van samenhangende functies die één staat voor hen beter kon vervullen dan ooit voor vele kleinere samenlevingsvormen mogelijk zou zijn geweest. De vervulling van collectieve functies, die voor individuen en groepen voordelen opleverden, berustte op de drieslag van geweldbeheersing, belastingheffing en erkenning van beroepsgroepen. Hierin lag de functionele dynamiek van het staatsvormingsproces besloten. De uitzonderlijke spankracht van de staatsvorming in Siena was gefundeerd op een solide economie. Op die basis verrees een politiek bouwwerk van wetten en een culturele bovenbouw met als kern een gemeenschappelijk staatsideaal in woorden, beelden en rituelen. De burgers van Siena beschouwden zichzelf noch hun familie of bedrijf als autonoom, maar hun staat. De soevereiniteit van de stadstaat Siena werd in de aanhef van de wet gerelateerd aan twee oudere rechtssystemen, die van keizer en paus.Ga naar eind116 De betekenis van de christelijke leer en de kerk van Rome werd onderstreept. Na de eerste vijf rubrieken werd de idee van een eigen comune en civitas verder uitgewerkt.Ga naar eind117 De meest genoemde bestuurlijke doelstellingen zijn het handhaven van vrede en recht, het vergroten van het territorium en het bevorderen van deugdzaam gedrag van burgers onderling. Dit spitsten de wetgevers toe op economische maatregelen inzake winkels, werkplaatsen en marktgedrag, en op een stelsel procedurele regels betreffende bestuur en rechtspraak. Zo ontstond een tweedeling tussen het nastreven van vrede, veiligheid, welvaart, vreugde, eerlijkheid, rechtvaardigheid, eendracht, grootmoedigheid, geloof, wijsheid, barmhartigheid en waar nodig krachtdadig wapengeweld door de staat, gesteld tegenover oorlog, privé-geweld, rebellie, fraude, onmatigheid, roof, moord, verkrachting en alles wat het strafrecht nog meer verbood.Ga naar eind118 De bestuurders van Siena waren echter geen abstracte theoretici; ze brachten geen belangrijke theologische, politieke of poëtische teksten voort en hadden daarvoor ook niet veel belangstelling. Theorievorming was voor de uitoefening van hun functies als ondernemer en bestuurder ook niet van | |
[pagina 147]
| |
groot belang. Hun intellectuele cultuur was gericht op praktische kennis, recht voor zijn raap en niet te moeilijk: goed zaken doen en effectief besturen, dat was al lastig genoeg.Ga naar eind119 De integratie van sociale functies in staatsverband maakte alle groeperingen en instellingen afhankelijker van de centrale overheid. Niet alleen de macht van familie, clan en factie werd gebroken, maar ook die van kerkelijke instituties, die al eerder de invloed van verwantschapsverhoudingen hadden ondergraven. Ook bedrijven, banken, gilden en broederschappen, alsmede heren en boeren werden opgenomen in grotere staatkundige verbanden. De belangrijkste machtskansen lagen daardoor niet meer in militair-agrarische verhoudingen, gebaseerd op familiebindingen, maar kwamen binnen de staat te liggen. De centrale overheid werd aldus in Siena economisch, politiek en cultureel dominant. De dynamiek in de verschuiving van afhankelijkheidsrelaties en machtskansen was in Siena tussen 1250 en 1350 zo sterk, dat geen enkele groepering of instelling voldoende tegenkrachten kon ontplooien om de tendens van staatsvorming te verstoren. Ontregelingen van de staatsvormings-, beschavings- en professionaliseringsprocessen deden zich wel voor in de meeste andere centra. Voor steden als Siena, Florence, Genua en Venetië bood hun relatieve voorsprong in maatschappelijke differentiatie en integratie een concurrentievoordeel ten opzichte van andere centra. Elders was de staatsvorming vaak eerder op gang gekomen, maar stagneerde zij in een vroeger stadium, onder meer vanwege een smallere economische basis. In Pisa, Lucca, Arezzo, Perugia en de Noorditaliaanse steden werd de politieke macht overgenomen door één familie die zich veel meer dan het burgerlijke bestuur van Siena en Florence op parasitaire wijze gedroeg ten aanzien van handel en nijverheid. Eenvoudig gezegd: ze slachtte de kip met de gouden eieren. Ook de staatsvorming vanuit de hoven stagneerde in vergelijking met de stadsrepublieken. De gebieden waarop de koningen van Napels, Frankrijk en Engeland, de Duitse keizer en de pausen aanspraken maakten waren weliswaar veel groter dan die van de twee Toscaanse stadsrepublieken, maar de economie en het bestuur waren minder goed georganiseerd. De oppervlakte was groter, maar het sociale weefsel was grover, onregelmatiger en het vertoonde telkens grote gaten en scheuren. De stabilisering van de hofstaten kwam na verschillende vroegere aanzetten pas goed op gang in de loop van de vijftiende eeuw. De stagnerende staatsvorming vanuit de hoven was een van de condities die de vorming van de rijke Toscaanse stadsrepublieken mogelijk maakte. Geen vorst of veldheer was machtig genoeg om deze stadstaten te onderwerpen of duurzaam schatplichtig te maken, terwijl ze zelf rijk genoeg waren om hun onafhankelijkheid te bevechten en verstandig genoeg om zich niet in onrendabele veroveringsoorlogen te verliezen. De staatsvorming in Siena is derhalve onverbrekelijk verbonden met ont- | |
[pagina 148]
| |
Commissie in vergadering bijeen onder voorzitterschap van cisterciënzer monnik, miniatuur wetboek Siena 1298.
Biccherna 1, fol. 11. Archivio di Stato Siena Rinaldo, monnik als belastingambtenaar met munten en geldzak in zijn kantoor, jaarverslag Biccherna, 1280.
Archivio di Stato Siena, foto Grassi | |
[pagina 149]
| |
wikkelingen in omringende steden en, zij het minder direct, met het ruimere Europese patroon van conflicten en coalities. Tot 1350 viel dit uit in het voordeel van de middelgrote, goed georganiseerde stedelijk-agrarische Toscaanse economieën. Na 1450 hernam de staatsvorming vanuit enkele hoven haar dynamiek en werden de burgerbestuurders afhankelijker van de groeiende hofstaten. Deze vertoonden in hun functionele samenhang een soortgelijke ontwikkeling als Siena; telkens werden veiligheid, handel en nijverheid, rechtspraak, diplomatie, uiterlijk vertoon, ruimtelijke ordening, ziekenzorg, armenzorg, onderwijs, wetenschap en kunst staatszaken. Op deze terreinen vond een professionalisering plaats in de vervulling van bestuurlijke en uitvoerende taken die aan de overheid toevielen en door de staat gemonopoliseerd werden. Waar in Siena de burgers de drijvende kracht waren achter de onderling samenhangende processen van professionalisering, staatsvorming en civilisatie, waren dit in Rome de paus met zijn kardinalen, terwijl in Noord-Italië, Zuid-Italië, Engeland en Frankrijk vorsten en edelen een leidende rol vervulden. In de zestiende eeuw werd Siena een ondergeschikte partij in de voortgaande staatsvormingsstrijd. Toen werden de contouren duidelijk van de naties die zich zouden vormen. Veel van wat zich later op grotere schaal voordeed was echter al aanwezig binnen de stadstaat Siena zoals die tussen 1250 en 1350 tot ontwikkeling kwam. Trekken wij de vergelijking nog verder door, dan valt op dat in de moderne staat de zorg voor uiterlijk vertoon, groots ceremonieel, kunst, kortom mecenaat, zich niet op een evenwichtige manier verder heeft ontwikkeld, terwijl dit voor veel andere staatsfuncties wel geldt. De grote culturele belangstelling van ondernemers en bestuurders in het laatmiddeleeuwse Siena, hun royale mecenaat, gevoel voor grootsheid en hun besef van de betekenis van architectuur, beeldhouwkunst en vooral schilderkunst, zijn des te opmerkelijker gezien de houding in dezen van de meeste moderne ondernemers en bestuurders. | |
Civilisatie en mecenaatDe ontwikkelingen in staatsvorming, professionalisering en civilisatie, zoals die zich op basis van de stedelijke wetten laten beschrijven en interpreteren, blijken ook uit andere teksten en uit wat er werkelijk is gebouwd en geschilderd. Gegevens over inkomsten en uitgaven van de centrale belastingdiensten, de compilatie van teksten die te zamen de stadskroniek vormden en de inhoud van een uitgebreid moralistisch traktaat in versvorm bevestigen het geschetste beeld. Staatsapparaat en gedachtenvormen van de stadsrepubliek Siena vormden geen loze façade. Het beeld van recht en orde is geïdeali- | |
[pagina 150]
| |
seerd, maar de afstand tussen ideaal en werkelijkheid was tussen 1250 en 1350 niet groter dan kortstondige criminaliteit en incidenteel bestuurlijk of zakelijk falen. Het was een samenleving die meer door samenwerking en stabiliteit dan door conflict en chaos werd gekenmerkt. De economische elite was een politieke bovenlaag, die na 1290 ook cultureel toonaangevend werd. De vermogende burgers lieten de rechtsorde niet alleen in wetten verwoorden, maar beschouwden goed gedrag ook als een morele code die elke burger uit zichzelf na te leven had. De rijken voelden zich gezamenlijk verantwoordelijk voor het aanzien van hun stad en getuigden daarvan in woord en daad. Ze lieten zich voorstaan op hun cultuur en ontleenden daaraan gezag en prestige. Het ging de burgers niet om individuele pronkzucht, maar om een gezamenlijk mecenaat. Om de sociale achtergrond van dit collectieve stadsmecenaat goed te begrijpen moeten wij niet alleen naar de wetten kijken, maar ook naar de verhalende teksten die in dezelfde kringen geschreven en gelezen werden. Daaruit komt naar voren dat de wet geen dode letter was. In de moralistische teksten van burgers als Bindo Bonichi, gestorven in 1338, vinden wij het ideaal van de stadstaat op treffende wijze verwoord als een verinnerlijkte kijk op het leven.Ga naar eind120 In zijn dichtwerk schetst Bonichi de afhankelijkheidsrelaties tussen de verschillende groepen in de stadssamenleving. De schrijver geeft duidelijk aan wat de gevaren zijn van de deelbelangen van elk van de maatschappelijke groepen voor de staat als geheel. Hij benadrukt telkens het collectieve belang en beveelt een mentaliteit aan die wordt gekenmerkt door rustig, verstandig, gematigd, weloverwogen en vreedzaam gedrag.Ga naar eind121 Dit ideaal, dat bij uitstek het belang diende van de regerende bovenlaag waartoe Bonichi behoorde, is voor de schrijver zelf een vanzelfsprekende gedragsnorm, die hij aan anderen wil opleggen. Zo dichtte Bindo Bonichi: Hoewel de ridders zweren aan de broeders / anderen niet aan te raken en zuiver te leven / doem aan hem die gelooft in antieke strijders' als waarschuwing aan het adres van de edelen. De burgers en kooplieden werden op een andere manier gewaarschuwd. Bindo signaleerde arbeidsdeling en beroepsmobiliteit, maar hekelde de ontevredenheid en het machtsmisbruik die daaruit konden voortvloeien: ‘De koopman maakt zijn zoon tot notaris / Zo maakt de notaris zijn zoon tot kleermaker / Elk denkt zijn brood te verdienen met een lepel / Terwijl de ander het lijkt te doen met een mand / De mens heeft niet altijd wat hij wil / [...] / De mens bereikt veel door tegenslag in vrede te dragen / terwijl hij verkeert in deze brandende smeltkroes.’ De kritiek richt zich vooral op het mogelijke machtsmisbruik van rijke kooplieden en geestelijken: ‘De schoften van deze wereld zijn de kooplieden [...] / De blaffende honden beheersen het hof / De geestelijken zijn kwade varkens / En de wolven zijn onze valse herders / De schijnheiligen zijn onze raadsheren [...] / Ieder scherpt zijn mes voor gewin / Hij is | |
[pagina 151]
| |
het meest geleerd die het meest kwaad aanricht.’ Daarna volgt een waarschuwing voor de macht van de middenklasse en een aanroep tot de Heer om toch alles in goede banen te leiden. Hoofdzaak in het betoog van Bindo is echter niet het zinspelen op de wraak van de Heer, maar het bepleiten van een algemene, voor alle groepen geldende mentaliteit. Hij beveelt aan in een passage ‘Hoe de mens die bestuurt met zichzelf moet omgaan en met zijn onderdanen’, om vooral eerlijk te zijn, om als geletterde de onwetenden op te voeden en om je als machtig bestuurder altijd aan de wet te houden: ‘Wees hard noch zacht [...] de wijze en goede mens is hard of zacht al naar de omstandigheden [...] Laat hem voorzichtig, gematigd en rechtvaardig leven.’ Uit deze verzen wordt duidelijk hoeveel waarde de stadsbestuurders hechtten aan de sociale verantwoordelijkheid van een boven de partijen staande bestuurlijke bovenlaag, die een voorbeeldige rol dient te vervullen in de verbreiding van gedragsidealen. Vanuit dit perspectief werden de grote opdrachten verleend. De normen van openbaarheid van bestuur en toegankelijkheid van informatie, en de voorbeeldfunctie van de bestuurders bevorderden een groots mecenaat, omdat monumentale afbeeldingen gezien werden als een belangrijke aanvulling op informatieoverdracht in woorden en omdat een goed geordende stad met mooie gebouwen en schilderingen gold als een bewijs van harmonie en eendracht. Zo beschouwden ook de schilders hun maatschappelijke taak, getuige de aanhef van hun statuten, waarin hun functie werd beschreven als vaklieden, die de christelijke idealen in beeld brachten en deze zo over grotere groepen in de samenleving moesten verbreiden. Aan schilders werd zowel door opdrachtgevers, als door hen zelf een rol toegedacht in de legitimering en sanctionering van openbaar gezag. Daarom waren de bestuurders afhankelijk van schilders, die een belangrijke schakel vormden in de uitoefening van het staatsgezag en de verbreiding van beschavingsidealen.Ga naar eind122 Het openbare bestuur vergde een actief mecenaat. De enorme vermogensaccumulatie van vóór 1300 maakte dit economisch mogelijk. Alleen de staat beschikte over voldoende geld, verworven door belastingheffing en over de culturele identificatie met een collectief ideaal, om grote bouwprojecten tot een goed einde te brengen. Voor de ontwikkeling van plannen en de uitvoering van het werk was in Siena een doelmatige arbeidsorganisatie beschikbaar. Deze strekte zich uit tot het bestuur zelf. Het stadsmecenaat paste immers in een algemene uitbreiding van overheidsinvloed op alle sociale terreinen, van vrede en veiligheid tot prijsbeheersing en ziekenzorg. Het stadsbestuur ging het als een normale taak beschouwen om rooilijnen, raamindelingen, bestrating, kerkbouw en mecenaat te beheersen. De eenmaal ontwikkelde bureaucratische besluitvorming over bijvoorbeeld het belegeren van kastelen, het beheer van gevangenissen of de prijsvorming van vlees en vis kon zonder ingrijpende aanpassingen uitgebreid worden tot de | |
[pagina 152]
| |
problematiek van wat wij nu welzijn, ruimtelijke ordening, monumentenzorg en kunstbeleid noemen. Het specifieke van het stadsmecenaat in Siena ten opzichte van opdrachtverlening in hoofse centra zoals Napels, Milaan of Avignon, was de nadruk op het collectieve karakter van het mecenaat. In de cultuur van de bestuurders pasten groots uiterlijk vertoon van individuen noch een uitgesproken persoonlijke pracht en praal. Individueel gold zelfs een zekere ingetogenheid als norm, maar als groep kon men zich laten gelden, zij het ook dan met mate en met gevoel voor de kosten en de baten. Binnen de economische en politieke verhoudingen ontstond een besef van schoonheid als uiting van collectief vermogen, als iets dat mensen samen tot stand gebracht hadden en waarop zij als stadssamenleving trots mochten zijn. Zo versterkte kunst de interne cohesie en werd het aanzien ten opzichte van concurrerende steden vergroot. Deze trots op de geschiedenis van de eigen stad en op de kunstwerken die daar geschapen waren dank zij de opdrachten van het stadsbestuur spreekt overduidelijk uit de kroniek van Agnolo di Tura.Ga naar eind123 Hij besteedde uitvoerig aandacht aan de heroïsche slag bij Montaperti. Met nog meer chauvinisme beschreef Tura de plaatsing van de Maestà op het hoofdaltaar in de dom. De kroniekschrijver vermeldde vol trots dat het altaarstuk groter en mooier was dan de oudere decoraties en dat Duccio de beste schilder van zijn tijd genoemd mocht worden. Ook diens leerlingen roemde hij als vaklieden op wie Siena zich kon laten voorstaan. Tura memoreert onder meer de opdrachten voor het schilderen van door Siena ingenomen stadjes, verleend aan Simone Martini en hij brengt enkele werken van Ambrogio Lorenzetti onder de aandacht. De burgers van Siena waren trots op hun kunstenaars. De financiering en de besluitvorming inzake kunst verliepen langs de gebaande bureaucratische paden. Mensen benaderden namens een instelling het stadsbestuur voor een subsidie om een reeds besteld kunstwerk te kunnen laten voltooien en verwezen daarbij naar het algemene belang ervan. Dergelijke verzoeken kwamen van de bisschop, de kathedraalfabriek, een bedelordeconvent, een kerk in de regio, de bewindhebbers van een gilde, of van het bestuur van een stedelijke dienst, zoals de Gabella, de Biccherna of de Mercanzia. In belangrijke gevallen liet eerst de Algemene Raad haar licht schijnen over deze verzoeken en bracht na rijp beraad advies uit aan de Heren Negen. Deze namen een besluit en gaven vervolgens een betalingsopdracht aan één van de twee belastingdiensten. Tenzij de Heren Negen zelf het initiatief namen tot opdrachtverlening verliep het stadsmecenaat dus over vijf schijven: subsidieverzoek van een instelling, overleg en advies van de Algemene Raad, besluit van de Heren Negen, uitvoering door de opdrachtgevende instelling en betaling door de Gabella of de Biccherna. Hoewel enkele schilders in staat waren om hun maatschappelijke positie | |
[pagina 153]
| |
enigszins te verbeteren - zoals blijkt uit de daglonen, prijzen voor aangenomen werk, bezittingen van onroerend goed en nalatenschappen, alsmede de wijze van begraven - bleef hun zeggenschap over de te schilderen voorstellingen gering.Ga naar eind124 Iconografie was en bleef een zaak van opdrachtgevers. Hoezeer enkele schilders zich postuum de roem van geleerde vaklieden mochten verwerven, tijdens hun leven waren zij gehouden aan wat opdrachtgevers voorschreven. De algemene doelstellingen van het mecenaat en van de kunst, zoals beschreven in stadswetten en gildestatuten, werden in contracten en mondelinge overeenkomsten gespecificeerd. Er zijn vier contracten overgeleverd uit de periode waarom het ons hier gaat en drie daarvan betreffen schilders uit Siena. De arbeidsovereenkomsten, gesloten met Duccio in 1285, met Cimabue in 1301, met Duccio in 1308 en met Pietro Lorenzetti in 1320, tonen aan dat niet de voorstellingen zelf tot in de details beschreven werden, maar dat wel de zeggenschap over de inhoud nauwkeurig stond aangegeven.Ga naar eind125 De macht over de iconografie berustte respectievelijk bij de rector van een lekebroederschap in Florence, bij de kerkmeester van een hospitaal in Pisa, bij het stadsbestuur van Siena en bij de bisschop van Arezzo. Uit deze contracten blijkt niet alleen de gangbare procedure bij grote opdrachten, maar ook het specifieke van Siena, namelijk de toonaangevende rol van het stadsbestuur en de lange periode van culturele bloei. Het Athene van Pericles kende een veel kortere en minder mensen omvattende periode van politieke stabiliteit en artistieke bloei dan het Siena van de Heren Negen. In een nog breder perspectief bezien, leren de gegevens over het stadsmecenaat van Siena dat de processen die door Weber en Elias zijn omschreven met de begrippen bureaucratisering, kapitalisme, rationalisering, civilisatie en staatsvorming zich al in een vroeger stadium op duurzame wijze voltrokken dan algemeen wordt aangenomen, en dat de Italiaanse stadstaten daarin een pioniersrol vervuld hebben.Ga naar eind126 In de debatten naar aanleiding van het werk van Weber en Elias over ‘de overgang van feodalisme naar kapitalisme’, de vorming van de ‘vroeg-moderne staat’ en ‘het beschavingsproces’ verdienen stadstaten, in het bijzonder Siena, een grotere rol dan deze tot dusverre hebben gekregen.Ga naar eind127 | |
Een Maestà in de kapel van de bestuurders, de Heren NegenDe rijke burgers zochten verschillende soorten eigen ruimten om samen te komen, hun functies als bestuurders uit te oefenen, hun devotie te beoefenen en om hun prestige te tonen. Vóór 1280 was het stadsbestuur gewoon in de | |
[pagina 154]
| |
San Cristoforo bijeen te komen, werden sacristieën van bedelordekerken als bewaarplaats voor archiefstukken gebruikt en maakte het stadsbestuur gebruik van de klokketorens van kerken. Met de differentiatie van bestuurlijke taken en de vermogensaanwas van de burgerij, werden deze kerkelijke plaatsen te klein, te verspreid en te nederig bevonden. Er vond een verzelfstandiging plaats van stedelijke instellingen die in de architectuur tot uiting kwam. Op de plaats waar rond 1280 slechts een opslagplaats stond werd na 1287 een monumentaal stadhuis gebouwd.Ga naar eind128 Nabij de centrale markt verreesvoornamelijk tussen 1290 en 1310 toen de kathedraalbouw vrijwel stil kwam te liggen - een groot gebouw met veel kamers voor de diverse overheidsdiensten, voor opslag van wapens en voedsel, voor de gevangenis en voor het houden van vergaderingen van de Algemene Raad en van de Raad van de Heren Negen, in de wet omschreven als: ‘De bestuurders en verdedigers van de comune en het volk van stad en ommelanden van Siena, het bevoegd en wettig gezag en de heren van de comune, civitas en populus Senensis’.Ga naar eind129 Het stadhuis werd het centrum van Siena. Rond 1287 werd een kapel ingericht voor de stadsbestuurders.Ga naar eind130 Op 28 juli werden de banken en het raam betaald, tegelijk met de beglazing van het raam in het koor van de dom. Op 12 augustus 1289 werd ‘Meester Mino’ voor een Maestà betaald in de raadzaal, een voorloper van de Sala del Mappamondo. In 1302 maakte Duccio voor de kapel ‘...een paneel met de Maestà[...] en een predella, dat men op het altaar zet in het huis van de Negen’. De iconografische vernieuwingen gingen dus uit van de opdrachten in het stadhuis. In 1315 volgde de Maestà in de nieuwe raadzaal; in 1319 werd Duccio's Maestà gerestaureerd. Net als bij de dom is overigens ook hier het bij elkaar zoeken van documenten, altaren, muren en beeldfragmenten een hachelijke onderneming, met een voortdurende kans op vergissingen als gevolg van alle verbouwingen en de rijke, maar toch fragmentarische gegevens. De betekenis en functie van de Maestà als symbool van de stadstaat Siena is alleen te begrijpen vanuit de context van een overkoepelende burgerlijke overheid die de instellingen van seculiere en reguliere geestelijken ging domineren. De iconografie werd bepaald door een unieke combinatie van stedelijk-juridische opvattingen, ontleend aan oudere, vooral vorstelijke en pauselijke gewoonten, en een iconografische traditie rond de Majestas Domini. In het begrip en het beeld majestas werd een idee van soevereiniteit tot uitdrukking gebracht, hetzij toegepast op de heerschappij van een vorst of paus, hetzij op Christus. Deze opvattingen over heerschappij werden zichtbaar gemaakt door een frontale pose, een troon, een podium, een baldakijn en een reeks heerserssymbolen, veelal aangeduid als insignia of regalia. De specifieke inbreng van de burgers van Siena was dat zij de politiek-theologische traditie, die ver verwijderd was van de cultuur van een stadsrepubliek, zo omvormden dat deze wel te gebruiken was voor het visualiseren van de | |
[pagina 155]
| |
soevereiniteit van een stadsrepubliek. Onder het regime van de Nove werd een specifiek Sienese Maria-iconografie ontwikkeld: een tronende Maria in majesteit, ‘heerseres, beschermvrouwe en pleitbezorgster’ van de comune, omgeven door een viertal, als kwartet alleen in Siena vereerde heiligen. Op die manier werd Maria zowel in de kathedraal als in het stadhuis afgebeeld en werd zij het symbool voor de integratie van kerk en staat. In de stadhuiskapel van de Nove verscheen, voorzover valt na te gaan, in Siena het eerste altaarstuk met predella, een jaar nadat Cimabue het vermoedelijk oudste polyptiek met predella voor de clarissen in Pisa maakte. Duccio's altaarstuk bevatte een Maestà, die met de kapel zelf verloren is gegaan. Deze kapel - niet te verwarren met de in de vijftiende eeuw ingerichte capella dei Signori - vervulde een belangrijke functie voor de Negen tijdens hun ambtstermijn. Zij waren bij wet verplicht zich in het stadhuis af te zonderen om ongewenste politieke pressie te beteugelen en konden hun devotie dus alleen in de stadhuiskapel beoefenen, met als enige uitzondering het Maria-Hemelvaartfeest waar ze uiteraard wel acte de présence gaven. De hoogste bestuurders werden dus met twee voorstellingen geconfronteerd die beide het gezag van de zelfstandige stadstaat aanschouwelijk maakten: de Maestà in de stadhuiskapel en de Maestà in de dom, beide geschilderd door Duccio. | |
Het territorium in de vergaderzaal van de Algemene RaadDe staatsvorming in Siena berustte op een centrale belastingheffing en geweldbeheersing binnen een groeiend grondgebied waar een wettig gezag en een gemeenschappelijke beschaving gevestigd werden. Aan de westzijde van de raadzaal, boven de voorzitter van de Consiglio Generale of Consiglio della Campana, werd in 1315 het gezamenlijke symbool, de Maestà, omgeven door de vier stadsheiligen, geschilderd. Op de wand daar tegenover werd in 1314 besloten het onderworpen stadje Giuncarico af te beelden.Ga naar eind131 Inzicht in de precieze ontwikkeling van de staatssymboliek in Siena wordt bemoeilijkt door onduidelijkheden over het verloop van de opdrachtverlening. De oostwand toont thans het beroemde, aan Simone Martini toegeschreven ruiterportret met de condottiere Guidoriccio.Ga naar eind132 Links en rechts daaronder bevinden zich de heiligen Ansanus en Victorinus, in 1529 door Sodoma geschilderd. Tussen deze fresco's hing tot 1982 een groot Mariapaneel uit de San Domenico van Guido da Siena. Na de restauraties is er een stadje te voorschijn gekomen met daarnaast twee edelen. Vermoedelijk gaat het om het in 1331 geschilderde Arcidosso. Verder zijn er resten te zien van een ronde kaart. De vraag is nu: hoe is de opdrachtverlening in de zaal verlopen | |
[pagina 156]
| |
Simone Martini en restaurateur, Guidoriccio te paard met links Montemassi, rechts het legerkamp van Siena en eronder Arcidosso en twee zich aan Siena onderwerpende edelen, voorts restanten van de wereldkaart van Ambrogio Lorenzetti, en Ansanus en Victorinus van Sodoma, 1529, westwand vergaderzaal van de Algemene Raad.
Palazzo Pubblico Siena, foto Grassi | |
[pagina 157]
| |
en wat is de historische en thematische samenhang tussen de verschillende schilderingen? Nadat veel stadjes waren veroverd, volgde in 1314 ook de inlijving van Giuncarico. De vertegenwoordigers van het eertijds soevereine Giuncarico moesten op de bijbel hun trouw zweren aan de wetten van Siena.Ga naar eind133 In de notarieel vastgelegde overeenkomst stond verder dat de burgers en edelen van Giuncarico Siena moesten steunen in oorlog en vrede, dat zij zich bij de bondgenoten van Siena aan moesten sluiten en zich tegen haar vijanden dienden te keren. Ook waren ze verplicht deel te nemen aan het Maria-Hemelvaartfeest, het jaarlijkse stadsritueel in de dom. Zij dienden, net als andere onderworpen stedelingen kaarsen te offeren aan de staat Siena. In de akte volgden dan de belastingplichten en de bijdragen aan bruggen, wegen, bronnen en bestuurlijke instellingen. De burgemeester van Giuncarico moest het wapen van Siena voeren en alle eerder verworven privileges werden geannuleerd.Ga naar eind134 Een dag na het opstellen van de akte vergaderde de Algemene Raad over het pact tussen Siena en Giuncarico. Op 30 maart 1314 werd besloten om ter openbare bekrachtiging van de geschreven overeenkomst een afbeelding te laten maken op de westelijke wand van de nieuwe raadzaal. Zo verkreeg de beeldende kunst zelf kracht van wet. De notariële akte, die in het archief kwam te liggen, werd voor een groter publiek vastgelegd als onderdeel van een toen reeds bestaande reeks afbeeldingen met andere kastelen op de wand van de raadzaal. Doel van de opdracht was, zo werd expliciet beschreven, het verduidelijken van de onvervreemdbare, onschendbare en rechtmatige eigendommen van de stadstaat Siena. Aldus leidde de algemene doelstelling om de jurisdictie van Siena te vergroten meteen tot een daarmee iconografisch direct verbonden opdracht aan een schilder. Dit herhaalde zich nog diverse malen, vooral tussen 1328 en 1331 toen de belangrijke burchten ten zuiden van Siena - Montemassi, Sassoforte, Arcidosso en Castel del Piano - ingelijfd werden en ook in de raadzaal werden afgebeeld. Tegenover deze reeks stadjes en kastelen, die in de staat Siena waren opgenomen, was het algemene politiek-juridische symbool van de stadstaat Siena uitgebeeld. Zo ontstond een geïntegreerd beeldprogramma in de zaal van de Algemene Raad met als thema het soevereine, legitieme en gesanctioneerde gezag van de comune. Dit programma bestond uit een gemeenschappelijk symbool, de Maestà, en uit de afzonderlijke onderdelen van de staat: de onderworpen steden, edelen en hun kastelen. De staatssymboliek bestond dus enerzijds uit de geweldmonopolisering door een centrale overheid binnen een groeiend gebied en anderzijds uit een collectief symbool voor legitiem gezag uitgebeeld in de vorm van een tronende stadsheilige onder een baldakijn, omgeven door vier andere stadsheiligen. Het stadhuisfresco van de Maestà was een getrouwe kopie van Duccio's | |
[pagina 158]
| |
Simone Martini, De Maestà onder een baldakijn met engelen en heiligen onder wie de stadsheiligen van Siena, 1315-1321, oostwand raadzaal.
Palazzo Pubblico Siena, foto Grassi | |
[pagina 159]
| |
Maestà in de dom. De overeenkomst werd aangescherpt doordat de boven het hoofdaltaar aangebrachte baldakijn in de raadzaal werd geschilderd boven Maria's troon die naar vorm veel gemeen heeft met de opbouw van een gotisch polyptiek. Net als in de dom werden voor de Maestà bewegende engelen met in hun armen kaarsen aangebracht: het mechanische speelgoed dat vaak een beter inzicht geeft in de toenmalige smaak dan de verbleekte en gerestaureerde fresco's of de van hun vergulde timmerwerk ontdane altaarstukken. Het toegevoegde baldakijn verduidelijkte met de op de rand rond het fresco aangebrachte wapens en opschriften de politiek-juridische betekenis ervan. Op het baldakijn prijkten de wapens van stad en volk van Siena, de balzana en de leeuw op een rood vlak, en die van de koning van Napels, de fleurs-de-lys. Robert van Anjou, toen de machtigste vorst, was leider van de Welfische bond waartoe Siena was toegetreden. Petrus, Paulus en Johannes dragen het baldakijn, een subtiele getuigenis van de onderschikking van de stadsheiligen van Rome en Florence aan Maria, de avvocata en protettrice van Siena, dat als enige stad zo ver ging Maria daadwerkelijk als stadsheilige te vereren en te gebruiken. De rand rond het fresco toont verder portretmedaillons temidden van bladmotieven. Boven in het midden is Christus als rechter afgebeeld, onderaan een tweehoofdige vrouw met het Oude en het Nieuwe Testament. De achthoekige nimbus verwijst via een opschrift naar de deugden. Naast het Oude en het Nieuwe Testament zijn de voor- en achterkant van de munt van Siena afgebeeld met de tekst sena vetus civitas virginis en alfa et omega principuum et finis. Ook het zegel van de capitano del popolo is in de rand opgenomen. Verder zien we profeten, evangelisten en kerkvaders die de staatssymboliek van Siena in een ruimer historisch-religieus kader plaatsten. De Christus op moeders schoot draagt een tekstrol: diligite iustitiam qui iudicatis terram, ‘Verkiest rechtvaardigheid, gij die de aarde bestuurt.’ Dit is de boodschap van de voorstelling aan de leden van de stadsraad die het wettig gezag en de wetgevende macht vertegenwoordigden binnen het territorium van Siena. De raadsleden werd voorgehouden rechtvaardig te besturen op grond van de Sienese wet, die gepresenteerd werd als voortzetting van de bijbelse wetten. Aansporingen tot burgerlijke gehoorzaamheid, onderschikking van privé-belangen aan het algemeen belang en deugdzaam gedrag werden door andere opschriften verduidelijkt. Op de trappen die naar de troon voeren zijn twee verzen te lezen met aansporingen om recht, rechtvaardigheid, vrede, vrijheid en welvaart te laten zegevieren over onrecht, tirannie, oorlog, verraad, diefstal en moord - de centrale thema's uit de stadswetten. De dialoog tussen Maria op haar troon en de heiligen begint met: ‘De bloemen der engelen, de rozen en de | |
[pagina 160]
| |
lelies die de hemelse weiden sieren, verheugen mij niet meer dan goede raad.’ Gezamenlijke advisering van burgers aan hun stadsbestuur was de functie van de raadzaal. De betekenis van de thans dominerende ruiter, Guidoriccio di Niccolò de' Fogliano uit Reggio, de legerleider van Siena, vormt een probleem. Het fresco gold als een onbetwist meesterwerk van Simone Martini die hiermee het eerste profane portret en het eerste monumentale landschap geschilderd zou hebben, totdat Moran deze visie in twijfel trok.Ga naar eind135 Een zo prominent ruiterportret was ongebruikelijk in stadstaten. Dergelijke heersersportretten te paard kwamen wel voor in hofstaten, of als postuum grafmonument in een kathedraal.Ga naar eind136 Zeker is dat op de wand verschillende onderworpen steden, kastelen en edelen waren afgebeeld. Het ruiterfresco kan hiervan een onderdeel zijn geweest, dat door de latere opdrachten en door restauraties een ander aanzien en een minder republikeinse betekenis gekregen heeft. Restauraties waren in de zestiende eeuw nodig omdat de rond 1345 aangebreachte wereldkaart in slechte staat verkeerde. Dat het huidige fresco het resultaat is van latere ingrepen blijkt alleen al uit de overlappingen van de verflaag. Mogelijk is de gehele wand ingrijpend gerenoveerd gedurende de late zeventiende eeuw toen er meerdere renovaties plaatsvonden. Paus Alexander vii liet voor de dom een nieuwe zijgevel ontwerpen; Bernini maakte een gevel in Trecento-stijl. Tevens werd de Capella del Voto met gevoel voor historie opnieuw gebouwd en ingericht.Ga naar eind137 Verschillende stadhuisopdrachten, historische teksten en het later gebouwde aartsbisschoppelijk paleis wijzen op een herlevend historisch besef in Siena. Als onderdeel van het cultiveren van het eigen verleden is ook een ingrijpende restauratie van de westwand in de raadzaal aannemelijk. De nadruk op de glorierijke schilderstraditie en toeschrijvingen aan enkele grote meesters passen ook in dit cultuurpatroon.Ga naar eind138 De slotsom moet dus luiden dat de westwand het resultaat is van een ingewikkelde opeenvolging van opdrachten en restauraties. Tussen 1300 en 1332 werd de staatsvormingsstrijd uitgebeeld door verwijzingen naar onderworpen kastelen, steden en edelen, met waarschijnlijk in het centrum de legerleider die in dienst van de staat deze overwinningen behaalde. Op de andere wanden werd dit beeldprogramma voortgezet met verschillende veldslagen. Op de oostwand verscheen het symbool voor de staat als geheel: de Maestà. Rond 1345 werd het beeldprogramma op de westwand voor een deel aan het oog onttrokken door de wereldkaart die Ambrogio Lorenzetti schilderde. Al in 1393 betaalde de Biccherna een aanzienlijke som voor de restauratie van deze kaart. De mappamondo werd geprezen door Ghiberti en Vasari en restanten ervan werden nog door Pecci genoemd.Ga naar eind139 Dit maakt het begrijpelijk dat Ghiberti en Vasari Guidoriccio niet noemden. In de zeven- | |
[pagina 161]
| |
tiende of achttiende eeuw werd de westwand gerenoveerd door het aanbrengen van een fresco waarin elementen van het oude programma uit de jaren dertig van de veertiende eeuw waren opgenomen. De nog steeds zichtbare ingekraste cirkels en het ijzeren draaipunt in het midden zijn de rudimenten van de mechanisch draaiende wereldkaart waaraan de raadzaal haar naam dankt. Het programma van de jaren dertig was dus een samenhangend en geschiedkundig beeld van de stadstaat Siena, bedoeld als een monument dat het jaarlijkse staatsritueel in herinnering bracht: aan de ene kant het symbool van de stadstaat, de Maestà, en aan de andere kant de steden, edelen en kastelen die daarvan deel uitmaken. De opdracht voor de wereldkaart hing vermoedelijk samen met de nadere uitwerking van de staatssymboliek in de aangrenzende vergaderzaal van het stadsbestuur en het besef dat de stadstaat Siena niet minder was dan het centrum van de beschaafde wereld. | |
Beroepsbestuurders, geweldbeheersing en belastingheffing in jaarverslagen en wetboekenDe voorstellingen in de vergaderzaal van de Negen zijn verbonden met de afbeeldingen in de wetboeken en jaarverslagen - de belangrijkste instrumenten van bestuurlijke machtsuitoefening. Iconografische vernieuwingen kwamen vaak voort uit afbeeldingen in boeken, zoals reeds is aangetoond aan de hand van de Bolognese miniaturen in pauselijke wetboeken die van belang waren voor afbeeldingen op groter formaat zoals altaarstukken en fresco's. De eerste wetboeken bevatten niet-figuratieve versieringen, maar al gauw werden de randen en beginletters versierd met eenvoudige afbeeldingen van stadsbestuurders.Ga naar eind140 Op statische voorstellingen volgden kleine verhalende scènes van bijvoorbeeld een bestuurder die een suppliek in ontvangst neemt van een van zijn medeburgers. Wetboeken en jaarrekeningen werden na 1290 een belangrijke bron van nieuwe beeldtradities. De hoogste ambtenaren met de rang van camerlingo, consul, podestà en provveditore kwamen in beeld. Zo werden de bestuurders in verschillende rollen, bij diverse handelingen en in uiteenlopende samenstelling afgebeeld, telkens aan het begin van een wetboek. Zowel de algemene wetboeken van de stad werden op die manier verlucht als de statuten van de afzonderlijke instellingen. In 1298 werden de portretten opgenomen in één kader: de eerste afbeelding van vergaderende ambtenaren. De zes heren zijn afgebeeld als leden van een commissie, bestaande uit redenerende, luisterende en schrijvende functionarissen: vijf burgers en een monnik uit San Galgano. De banden - houten panelen met een leren band - waarin de jaarrekenin- | |
[pagina 162]
| |
Niccolò di Ser Sozzo Tagliacci, Maria Hemelvaart met engelen en de vier stadsheiligen van Siena.
Capitoli 2, fol. 1r, Archivio di Stato Siena | |
[pagina 163]
| |
gen van de Biccherna en Gabella werden bewaard, geven een duidelijke ontwikkeling te zien in de richting van een uitgebreidere, meer ingewikkelde staatssymboliek. De panelen aan de voorzijde illustreren de belangrijkste aspecten van de sociale geschiedenis van de stadstaat Siena van het midden van de dertiende eeuw tot de zestiende eeuw toen Siena opgenomen werd in het hertogdom Toscane.Ga naar eind141 Eerst is uitgebeeld hoe de cisterciënzer monniken van San Galgano een belangrijke rol vervulden in de stedelijke administratie. Maar later werden ze overvleugeld door de burgers, wier namen en familiewapens in toenemende mate op de omslagen verschenen. De nadruk kwam in de afbeeldingen te liggen op de bestuurlijke activiteiten die betrekking hadden op geweldbeheersing en belastingheffing. De belangrijkste thema's waren het innen van belastinggelden door leden van de Biccherna en Gabella, het uitbetalen van loon aan ridders, de oorlogvoering en het afwenden van oorlogsdreiging. De stedelijke schatbewaarders en administrateurs bepalen het beeld, te zamen met symbolen die op het stedelijk leven betrekking hadden en episodes uit de veelbewogen stadsgeschiedenis. In 1344 werd een figuur afgebeeld die het goede bestuur in de stadstaat Siena vertegenwoordigde, een oude man op een troon, met aan zijn voeten de legendarische stichters van Siena: Senus en Aschius, de kleine kinderen die door een wolvin werden gezoogd. Het waren de kindertjes van Remus die door Romulus uit Rome was verdreven: zo maten de burgers van Siena zich een antiek verleden aan en wierpen ze zich op als de ware erfgenaam van de Romeinse republiek. Niet alleen de ambtelijke activiteiten van wetgeving, vergadering, administratie, het innen van belastingen en het uitbetalen van salarissen werden in beeld gebracht, maar ook de sacrale aspecten van de stadstaat kwamen in beeld. De grote verzamelband, waarin via een reeks akten de staatsvorming in detail was beschreven, werd voorzien van een kostbaar miniatuur. Aan het begin van de tweede Capitoli zien we Maria, omgeven door engelen, terwijl op de vier hoeken van de hemel het kwartet stadsheiligen figureert.Ga naar eind142 Het is een iconografische samenvoeging van miniaturen met Maria en afzonderlijkse stadsheiligen die in vele religieuze manuscripten voorkwamen.
De opdrachtverlening voor afbeeldingen in boeken werd weliswaar voortgezet, maar de nadruk verschoof na 1300 in de richting van monumentale afbeeldingen, die voor grotere groepen burgers zichtbaar waren als gemeenschappelijke oriëntaties. De bestuurders van Siena onderscheidden zich hierin van hoofse opdrachtgevers die hun aanspraken op soeverein gezag lieten uitbeelden in kostbare, steeds luxueuzer uitgevoerde handschriften. De bestuurders van Siena zochten hun heil in relatief goedkope schilderkunst op groot formaat. Als politieke propaganda hadden omslagen van jaarverslagen, miniaturen in wetboeken of verluchtingen van gildestatuten | |
[pagina 164]
| |
een te beperkt bereik. Daarom legden de bestuurders van Siena de nadruk op publieke kunst, niet alleen bestemd voor de politieke elite, maar ook voor de door hen bestuurde burgerij. Zo lieten zij het ideaal van legitieme staatsmacht met sacraal vernis door schilders tot uitdrukking brengen. Dit onderscheid tussen stadsmecenaat en hofmecenaat vloeide ten dele voort uit de verschillen in afhankelijkheidsverhoudingen tussen elite en massa. In hofsamenlevingen was de bestuurlijke bovenlaag kleiner en in veel mindere mate verantwoording schuldig aan onderdanen. Daarom verschoof juist in een stad als Siena de nadruk in de richting van paneelschilderingen en fresco's, die in de informatieoverdracht een veel groter bereik hadden. In die beeldvormen en niet in boekverluchtingen werd de thematiek van de soevereine stadstaat, vertegenwoordigd door een bestuurlijke bovenlaag, verder uitgewerkt. De rijke kooplieden en bankiers gingen zich meer in het oog lopend onderscheiden als een beschaafde, professionele elite die het wettig gezag vertegenwoordigde. In de miniaturen waren de scheidslijnen tussen bestuurders en volk nog betrekkelijk vaag, maar deze werden in de monumentale kunst duidelijker. De bestuurders verhieven zich als machthebbers niet alleen boven de kathedraalgeestelijken en de edelen in de contado, maar ook boven hun minder vermogende medeburgers. De scheidslijnen tussen staatsgezinde burgers en buitenstaanders werd aangescherpt als de dominante as waarlangs de samenleving was geordend. Schandportretten van tegenstanders van het wettige bewind verduidelijkten deze ordening in het openbaar, en vaak in relatie tot gerechtelijke uitspraken en strafvoltrekkingen.Ga naar eind143 Rebellen, verraders en criminelen werden hangend aan hun voeten afgebeeld. Pitture infamanti werden regelmatig besteld voor de gevels en de binnenruimten van het stadhuis. Deze afbeeldingen vormden het afschrikwekkend tegenbeeld van de deftige, zelfbewuste en keurig besturende burgers: de kringen van de Heren Negen. Een van deze schandportretten (van de rebel Marco Regoli) werd in 1330 besteld bij Simone Martini. Geen van deze afbeeldingen is bewaard gebleven, omdat ze, wanneer ze niet meer politiek ter zake deden, werden verwijderd om plaats te maken voor dan actuele afbeeldingen. Kunst werd niet voor de eeuwigheid gemaakt. Enkele bestuurders lieten zichzelf met hun namen en hun familiewapens afbeelden. Binnen het collectieve bestuursideaal was de ruimte voor individuele zelfverheffing echter gering en bleef het bij enkele wapens, een votiefportret en een paar opschriften. Zo bestelden een schatbewaarder, een belastinginner en een secretaris in 1343 een Maria-Boodschap bij Ambrogio Lorenzetti.Ga naar eind144 Op het paneel werden onder de religieuze voorstelling, de namen en functies van de opdrachtgevers geschreven. Dezelfde bestuurders lieten een jaar later hun namen vermelden op het omslag van het stedelijk jaarverslag. Boven hun namen en wapens verscheen het symbool van de | |
[pagina 165]
| |
soevereine stadstaat, geschilderd door Ambrogio Lorenzetti. Deze uitbeelding was afgeleid van de zes jaar eerder geschilderde fresco's in de vergaderzaal van het stadsbestuur. | |
Wetgevend gezag en territoriale macht in de vergaderzaal van de Heren NegenDe reeks schilderingen in het stadhuis die de stadstaat Siena, bestuurd en verdedigd door de Heren Negen, in beeld bracht, werd bekroond met de fresco's van Ambrogio Lorenzetti in de vergaderzaal van de Negen. Dit vertrek dankt aan deze fresco's zijn huidige naam, Sala della Pace. De zaal kijkt uit op de ommelanden ten zuiden van Siena. Tegenover het raam is op een geschilderd podium een allegorie van de stadstaat uitgebeeld met daarvoor de bestuurders zelf. Op de twee lange wanden lieten zij hun bestuursfuncties afbeelden: het vermijden van oorlog, plundering, verkrachting, roof, moord en brandstichting en het nastreven van vrede, veiligheid, handel, nijverheid, welvaart en ceremonieel. De fresco's vormen de eerste monumentale staatssymboliek sinds de oudheid met daarbij natuurgetrouwe afbeeldingen van stad, landschap en grote groepen geïndividualiseerde mensen, verbonden door samenwerking en strijd. Door opschrift en betalingen is bekend dat Ambrogio Lorenzetti de fresco's in 1338 heeft geschilderd.Ga naar eind145 Over geleerde adviseurs is in de literatuur veel gespeculeerd. Geen van de geopperde geleerden en geen van de geciteerde teksten heeft echter een direct verband met de iconografie en met de denkwereld van opdrachtgevers en publiek.Ga naar eind146 Er is te ver gezocht, te diep gegraven en het voor de hand liggende is nagelaten. De sleutel tot de fresco's ligt niet in het algemeen beschouwende werk van Thomas van Aquino, Hugo van Saint Victor, Brunetto Latini of Remigio Girolami, maar in de concrete stadswetten, die precies in dezelfde tijd en binnen dezelfde sociale kring ontwikkeld werden als de schilderingen.Ga naar eind147 Gezien de aanwezigheid van deze wetten is het ook overbodig een verloren opdrachtdocument met iconografische voorschriften te veronderstellen. De bestuurders konden de schilder zo wel vertellen wat ze wilden, omdat de boodschap eenvoudig was en hun zeggenschap niet in het geding kon komen. Dit ideaal van eenvoud, toegankelijkheid en helderheid legden de burgerbestuurders zichzelf op bij hun wetgeving.Ga naar eind148 Tura, de kroniekschrijver, vermeldt expliciet dat het doel van de wetten van 1337-1339 vooral was om deze in eenvoudige bewoordingen, zonder dubbelzinnigheden en tegenstrijdigheden op schrift te stellen.Ga naar eind149 Daarbij konden de wetgevers in Siena | |
[pagina 166]
| |
Ambrogio Lorenzetti, Twee colleges van de Nove met het koord van Eendracht voor een podium met de Maestà, Pax, de Commune met aan zijn voeten Aschius en Senus, deugden, loyale edelen en gevangen rebellen met militairen; op de andere wand vrede en welvaart in stad en ommelanden van Siena, 1338, vergaderzaal van de Heren Negen.
Palazzo Pubblico Siena, foto Grassi | |
[pagina 167]
| |
dankbaar gebruik maken van de in 1338 uit Bologna gevluchte rechtsgeleerden van wie velen zich in Siena vestigden, zoals Tura vermeldt. Waar opdrachtgever en schilder deskundig advies nodig hadden, konden zij dat ongetwijfeld van deze juridische experts verkrijgen. Ambrogio Lorenzetti heeft waarschijnlijk zelf een grote rol gespeeld in het visualiseren van de stadstaat, die hij na de voltooiing van zijn werk ook als lid van de Consiglio Generale diende.Ga naar eind150 Hij werd goed betaald en getuige opmerkingen van Tura, Ghiberti en Vasari hogelijk gewaardeerd.Ga naar eind151 Zij prezen zijn stadhuisfresco's en noemden hem een pictor doctus. Deze geleerdheid bestond naar we mogen aannemen uit kennis van de in de volkstaal geschreven wetten van 1309 en uit het vermogen mondelinge aanwijzingen van Sienese bestuurders en Bolognese juristen in beelden te verwerken. Net als de wetten hebben de schilderingen een praktische inslag en een opsommend karakter: het is een samenraapsel van elementen die op inventieve wijze tot een samenhangende staatssymboliek zijn gecomponeerd. Ghiberti noemt Ambrogio Lorenzetti een goed componitore, een criterium dat ook voor Alberti en Vasari zwaar woog. De schilderingen als geheel waren duidelijker en systematischer dan de geschreven wetten zelf. De schilder overtrof in zijn vermogen tot het uitdragen van ideeën de juristen en wethouders. De pictor kon beschikken over verschillende voorbeelden. Bolognese miniaturisten hadden kort voor 1338 een constitutionele iconografie ontwikkeld ten behoeve van pauselijke en keizerlijke wetboeken.Ga naar eind152 Aan het begin daarvan werden één of twee, veelal bladvullende miniaturen opgenomen met de overdracht van symbolen van macht en gezag. Een tronende figuur - God, Christus, Petrus of de Drieëenheid - verleende boek, zwaard, scepter of kroon aan aardse gezagsdragers: paus, keizer of koning, al of niet met hun gevolg. De troon stond meestal op een podium; de hoogste bron van potestas droeg gewoonlijk een kroon. Naast deze wetsvoorstellingen was er sinds 1338 in relatie daarmee een uitgebreide deugdeniconografie ontwikkeld als verluchting bij de in dat jaar voltooide Novella van de belangrijkste rechtsgeleerde, Giovanni d'Andrea.Ga naar eind153 Van geen van deze miniaturen is bekend dat ze in Siena waren, maar de Bolognese juristen die er in 1338 arriveerden konden de benodigde informatie makkelijk verstrekken. Wel waren er in Siena twee verluchte boeken met het Decretum Gratiani.Ga naar eind154 Een ervan bevat een miniatuur met een tronende Christus die boek en zwaard verleent aan keizer en paus. De miniaturen bij de afzonderlijke strafrechtelijke kwesties tonen verschillende vormen van wetsovertreding, rechtspraak en strafvoltrekking. Met de miniaturen in de stadswetten, die bestuurders in functie toonden, had Ambrogio Lorenzetti hieraan een goed houvast. Voegen wij hierbij de vaardigheid van de schilder in het maken van fresco's, dan wordt het begrijpelijk hoe hij van al deze ervaringen, tradities en conventies kon leren en in 1338 tot iets nieuws kon komen. | |
[pagina 168]
| |
Ambrogio Lorenzetti, De tyrannie aan het bewind, omgeven door ondeugden, met links de stad in verval en voor het podium moord, roof, verkrachting en een geketende Justitia, 1338.
Palazzo Pubblico Siena, foto Grassi | |
[pagina 169]
| |
Kern van de voorstelling is de korte wand tegenover het raam met op het podium een uitbeelding van de soevereine constitutionele staat, opgebouwd uit verschillende figuren die door opschriften, attributen en insignia en door hun onderlinge verband één programmatisch geheel vormen.Ga naar eind155 De groep op het podium symboliseert de staat Siena en is als zodanig een juridische, geseculariseerde uitwerking van de eerder in belendende vertrekken en in de dom ontwikkelde Maestà-iconografie. De bestuurssymboliek heeft een samengesteld karakter en het is niet mogelijk een van de samenstellende elementen als staatssymbool te isoleren van de rest, of dit nu een deugd, een andere personificatie, een troon, een attribuut of een kledingstuk is. De belangrijkste figuur op het podium is een tronende heer. Achter zijn hoofd verwijzen de letters cscv naar comune senarum civitas virginis.Ga naar eind156 In zijn linkerhand draagt hij het gouden stadszegel van Siena met daarop een afbeelding van een tronende Maria. Vanuit de scepter loopt een touw naar de op een na grootste figuur, een tronende vrouw links. Achter haar staat hetzelfde opschrift als bij de Maestà in de raadzaal: ‘Verkiest rechtvaardigheid, gij die de aarde bestuurt’. De tronende heer en dame representeren te zamen de staat Siena. Als rechtsbronnen en oorsprong van bestuursmacht herinneren zij aan het keizerlijk en het pauselijk recht waarnaar in de wetten van Siena werd verwezen.Ga naar eind157 De heer en dame zijn direct herkenbaar als symbolen van Siena door de kleding die zij dragen. De kleuren van de stadswapens, respectievelijk zwart en wit en rood, zijn in hun kleren verwerkt. De tronende dame kijkt omhoog naar sapientia, die in de ene hand een boek houdt en in de andere een balans. Op de schaal links onthoofdt een engel een burger, vermoedelijk een rebel die de naast hem afgebeelde vorst meende te moeten steunen, aan wie de engel zijn kroon ontneemt. De engel links vertegenwoordigt, zo leert het opschrift, het distributieve recht, de engel op de schaal rechts, het commutatieve recht.Ga naar eind158 De rechtsgang wordt in beeld gerelateerd aan wijsheid, rechtvaardigheid en legitimiteit. Rond de heer zetelen personificaties van deugden, verduidelijkt door opschriften en attributen: vrede, voorzichtigheid, kracht, grootmoedigheid, matigheid en rechtvaardigheid. Boven de heer zweven geloof, hoop en liefde. Deze deugden verbeelden het bestuurlijke programma van de Heren Negen, met het handhaven van vrede en rechtvaardigheid als centrale doelstelling en de overige deugden als doeleinden die daarmee onverbrekelijk verbonden waren. De figuren zijn pictogrammen, die zich laten lezen als een index op de bestuurlijke doelstellingen zoals deze in de wetten en de ambtseed van de Heren Negen waren beschreven.Ga naar eind159 Voor het podium staan de bestuurders opgesteld in twee rijen van twaalf. Waarschijnlijk zijn het de twee bestuurscolleges die de opdrachten voor de fresco's en de wet verleend hebben.Ga naar eind160 Ze ontvangen het koord van concor- | |
[pagina 170]
| |
dia, met op haar schoot een schaaf: symbool van beschaving. Ze draagt de van het gerechtelijk gezag en de wetgevende macht komende touwen over aan de bestuurders, die met het gevlochten koord in processie voor het podium staan opgesteld. Deze optocht roept het kathedraalritueel in herinnering. Tegenover de bestuurders knielen twee edelen. De een biedt een kasteel aan, de ander wijst naar de geboeide en vastgebonden boeven, rebellen en andere misdadigers achter hem.Ga naar eind161 Het podium wordt bewaakt door krijgers te voet en te paard: het leger en de politiemacht van Siena die vrede en recht zo nodig met geweld konden handhaven.Ga naar eind162 Op het podium figureert direct daarboven de deugd iustitia, met als attribuut het zwaard. Op de westwand werd voor wie het beeld nog niet duidelijk genoeg was, het tegendeel van buon governo afgebeeld. In het midden troont de tirannie, omgeven door zonden. Een zwarte bok neemt de rol over van de wolvin op de wand ernaast, die de legendarische stichters van de Sienese staat, Aschius en Senus, kinderen van de uit Rome verdreven Remus, zoogt.Ga naar eind163 Als tegenbeeld van eendracht met schaaf verschijnt tweespalt met een zaag. iustitia ligt geboeid op de grond, erboven zweeft een figuur met een losgeslagen juk als symbool van onbeteugeld gedrag. Voor het podium zien wij moord, doodslag en verkrachting. Wat er te gebeuren staat wanneer het strafrecht niet wordt gehandhaafd is links ervan uitgebeeld. De stad is in verval. Balkons vallen van ellende uit elkaar, de muren scheuren, de ramen zijn stuk en de straat ligt vol puin. Veel winkels zijn leeg. De straat wordt onveilig gemaakt door gewapend tuig dat kinderen bedreigt, vrouwen verkracht en mannen berooft. Gewerkt wordt er nergens. timor heerst over stad en ommelanden. Gajes en gespuis heersen over stad en land. Stadjes staan in brand, boerderijen en bruggen zijn vervallen en alles wat eetbaar is wordt gestolen.Ga naar eind164 Het fresco is een suggestieve afbeelding van de bandeloosheid die ontstaat wanneer de wet niet wordt gehandhaafd. Het is een uitbeelding van wat in het strafrecht verboden wordt en wat te gebeuren staat wanneer criminelen en rebellen aan de macht zouden komen. Voor alles duidelijkheid, zo stond het in de wet; dat was niet aan dovemansoren gezegd. De derde wand toont de stad en ommelanden volgens het wettelijke programma van de Heren Negen, die trots en weldoorvoed hun eigen goede werken aanschouwen met achter hun rug alles waartegen ze zich te weer stellen. Stad en ommelanden zien eruit als mensenwerk, hun werk, waarop ze met recht trots mochten zijn. Het is een herkenbare afbeelding van een bestuurlijk ideaal dat op een verrassend precieze wijze vele afzonderlijke rubrieken uit de wet aanschouwelijk maakt.Ga naar eind165 De belangrijkste voorschriften inzake de ruimtelijke ordening zijn uitgebeeld. Links is de koepel van de dom afgebeeld, en rechts een hospitaalkerk voor de stadsmuur met de | |
[pagina 171]
| |
Porta Romana, herkenbaar aan de wolvin. De huizen zijn gebouwd volgens de voorschriften over vensters, erkers, balkons en trappen; het verbod op familiewapens is nageleefd. De belangrijkste neringen zijn present: een schoenlapper in zijn werkplaats, een slager in zijn winkel, bankiers aan hun bureau en wevers aan het getouw. Brandhout, graan en slachtvee worden de stad binnengevoerd, terwijl een docent zich belast met het onderwijs. De betekenis hiervan wordt verduidelijkt door de ‘vrije’ kunsten langs de rand. Armen, invaliden en ongeletterden zijn nergens te bekennen. Er wordt gewerkt en geleerd, op de achtergrond wordt druk gebouwd. Op de voorgrond maakt een elegant gekleed gezelschap zich op voor een feest. De dansende vrouwen zijn op weg naar de dom waar het grote stadsfeest jaarlijks wordt gevierd, een gelegenheid waarbij het verbod op uiterlijk vertoon niet van kracht is zoals op normale werkdagen. Niet alleen de stad, ook het land wordt tot in de kleinste details conform de wet afgebeeld. Stad en land vormen een economische eenheid, verbonden door verschillende wegen die vanuit de stadspoort uitwaaieren over het land. securitas waakt over het land waar de herder zijn kudde hoedt, de boeren dorsen en de schutters op wild jagen.Ga naar eind166 Bij de stadsmuur wordt een park aangelegd.Ga naar eind167 De bossen, akkers en wijngaarden zijn goed onderhouden. De wegen, bruggen en watermolens verkeren net als de stadsmuur en de poort in uitstekende staat. Het geheel geeft een ideaalbeeld van een stedelijk-agrarische economie, die functioneert dank zij de collectieve voorzieningen die van staatswege werden getroffen. De drie wanden te zamen bieden een totaalbeeld waarin het ideaal van professies, staat en civilisatie geheel volgens de wet tot uitdrukking werd gebracht. Het is een bijzondere prestatie van de schilder om de op zich saaie wetten zo evocatief te visualiseren. Niet alleen details zijn met zorg geobserveerd en weergegeven, maar ook de compositie is goed doordacht. Lorenzetti werd door Ghiberti niet voor niets geëerd als bon componitore en pictor doctus. Het beeld van stad en land is een eenheid die uit allerlei delen is opgebouwd. Het beeld is ontworpen als iets wat je door een grote fish-eyeens zou kunnen zien wanneer je op de stadhuistoren staat, maar alle onderdelen zijn van dichtbij waargenomen. Het land is een natuurgetrouwe afbeelding van de vallei van de Arbia, de ruggegraat van de economie van Siena, met de wegen die naar Rome, Asciano en Montaperti voeren.Ga naar eind168 De scheiding tussen het bos, wijngaarden en akkerland is nog steeds te zien, evenals kleine gebouwen, de loop van de rivieren en het stadje, dat Montaperti moet zijn. Het meertje bij de watermolen is inmiddels drooggelegd: thans is het een vlak stuk onbebouwd land met een houtfabriekje, vlakbij het punt waar de spoorlijnen naar Grosseto en Buonconvento elkaar kruisen. |
|