Koenders, maar verder, ho maar. Naarstig toog men, zoals dat heet, aan het werk en waarachtig, het nummer kwam onder redactie van Voorhoeve en Bruma voor elkaar. Jan verkneukelt zich nog van plezier als hij me in een Chinees eethuisje het verhaal vertelt: “Er was niets.” En dan te bedenken dat die eerste, oorspronkelijke bijdrage in het Fries uitkwam!’ De Surinaamse geschreven literatuur in het Sranan maakte dus haar debuut in een vertaling die geen Surinamer verstond en in een tijdschrift waarvan vermoedelijk nog nooit een nummer Suriname had bereikt en dat inmiddels onvindbaar is geworden. Bovendien waren het vooral Surinaamse émigrés die zich in De Tsjerne verenigd hadden, mensen uit de kringen van de creools-nationalistische vereniging Wie Eegie Sanie, die voor hun studie of om andere redenen in Holland verbleven: Eddie Bruma, Hein Eersel, Wilfred Rens, Jules Sedney, Abongra (?, Enc.v.Sur.: kleverig aanvoelend kruid) en Trefossa. De Tsjerne neemt voorts werk op van Papa Koenders en eert daarmee het pionierswerk van deze onderwijzer die we nog in hoofdstuk 7 zullen tegenkomen. Twee Nederlandse taalkundigen, Wytze Hellinga en Jan Voorhoeve, schrijven beschouwingen en Nola Hatterman, ‘moeder’ van zoveel Surinaamse kunstenaars, zorgt voor de illustraties.
In 1958 wordt De Tsjerne nog eens dunnetjes overgedaan, nu in Suriname en in de oorspronkelijke schrijftalen, die dan zijn: het Nederlands en het Sranan. In dat jaar verschijnt namelijk het eerste nummer van Tongoni als speciaal nummer van het cultureel-wetenschappelijk tijdschrift Vox Guyanae. Het jaar daarop zal Tongoni 2 uitkomen.
Die eerste jaren waarin de literatuur zich langzaam gaat manifesteren als beweging, zijn vooral gevoed vanuit creoolse hoek. Met J.H. Adhin in de redactie van het literaire tijdschrift Soela (1962-1964) zullen de hindostanen naar voren komen. ShrinivÄsi zal hun voornaamste representant zijn. Hij is wel in Tongoni en Soela met poëzie en proza aanwezig, maar keert pas in 1968 van Curaçao in Suriname terug. Geschreven literatuur van de overige bevolkingsgroepen zal eigenlijk pas goed in de jaren tachtig opkomen. Als in