Jit Narain
De contractant
Langzaam droogt hij uit, terwijl hij de dood naar zich toetrekt.
Zijn lijk wordt geladen en naar het mortuarium gebracht. Er is een crematie.
Verworden tot rook zal een stuk noodlot nu ergens een leegte opvullen. Wie zal het tegenhouden.
Terwijl hij er met de anderen was, hield hij zich verscholen. Duisternis was hij voor ieder, terwijl hij zichtbaar was.
Met een stok wordt het vuur opengerakeld. Om te branden is hij, tot as. Was deze as niet om in de Ganges gekoeld te worden? En vandaag, vandaag zal het verzilten in de zee.
Deze Surinamer was vanuit Brits-Indië naar Sri Ram Tapu, het eiland van Rama, vertrokken. Hij kwam wel aan, in Suriname. In plaats dat hij Rama aanschouwde, werd hij bedrogen. Dit bedrog liet hij achter zich, maar wat te beginnen tegen het bedrog dat hij zelf pleegde. Dat had hij tot vandaag toegedekt gehouden. Hoe zullen zijn moeder, zijn vader, zijn hele familie daarginds hem vergeven? De contractant had zijn verdriet in het werk vergeten. Maar ooit zou zijn kracht afzien van werken! Nooit heeft hij gezegd dat hij nu zou gaan, gaan waar hij vandaan was gekomen, waar zijn navelstreng was begraven. Waar de Ganges stroomt.
In Suriname heeft hij gewerkt. Alles wat hij aankon, heeft hij gedaan. Met welk respect praat men erover? Weet men het dat er ooit contractanten waren? Weten ze ook dat hun bloed in deze aarde heeft gevloeid? Is het bekend dat op ze is geschoten?
Een wrang leven leidde hij en het gepieker zat hem in de aderen. Een in de grond geplante stok was hij op het dorre.
Alleen en eenzaam is hij vergaan en hij heeft de smet die op hem lag ook meegenomen. Wat sta ik te lachen, mij heeft hij ook besmet.
[Vertaald uit het Sarnami door Jit Narain]