Nicole Kuster
Ook zonder hem
Hij is dood. Ze zeggen dat hij dood is. Ik geloof het niet.
Morgen gaan we samen vuurwerk kopen. Chinees vuurwerk om af te steken. Pagara's. Net als vorig jaar zal onze oprit bezaaid zijn met de resten. Ik zal in het donkerrode veld zoeken naar rotjes, bombels die niet zijn afgegaan.
Ze zeggen dat hij dood is. Iedereen huilt. Het was een fout van de dokter. Ze hebben het verkeerde medicijn gegeven. Adrenaline aan een patiënt die met een hartaanval is opgenomen. Een fout van de dokter. Ik geloof er niets van. Dokters zijn er toch om je beter te maken. Ik geloof er niets van.
Kinderen mogen niet naar de begrafenis. Niet bestemd voor kinderogen. Jaren later zie ik op een foto het beeld dat niet voor mijn ogen was bestemd. Mijn vader in zijn kist. Zijn ogen voorgoed gesloten. Er speelde nog steeds een glimlach op zijn lippen. Een tragische vroege dood. Hij zou zijn jongste dochter niet zien opgroeien.
Hij leeft. Hij is mijn beste vriend. We zijn altijd samen op pad. Hij weet dat ik geen chocola mag. Ik krijg het toch omdat ik het zo lekker vind. Als ik 's avonds in bed lig, denk ik: Als pappie dood gaat wil ik ook dood.
Hij leeft en ik leef. Mijn plezier is zijn plezier, mijn zorgen zijn zijn zorgen. Hij is er. Hij geeft me wat ik wil.
Hij neemt me overal mee naar toe. 's Zondags maken we een ronde door de fabriek. We maken een praatje met zijn vrienden. Ze zeggen: ‘A lobi a pikin moro leki en ai fu en ede.’ [Hij houdt meer van het kind dan van zijn eigen ogen.] Ik begrijp niet wat ze bedoelen. Ze lachen erbij, het moest toch iets goeds zijn. Pas later wist ik dat ze iets zeiden over onze onafscheidelijkheid.
Ik zit op het balkon met Michelle te spelen. Met Barbiepoppen. Het is ondraaglijk warm. Het heeft weken niet geregend. Dikke wolken pakken zich samen in de lucht. ‘Het gaat regenen, het gaat regenen’, roept mammie. Ze rent door het huis om al de shutters te sluiten. We helpen haar. De hendels duwen we naar beneden. De lucht wordt steeds bedrukkender. Totdat de wolken tegen elkaar aan botsen en de regen naar beneden stort. We trekken onze shirts en korte broeken uit en gaan de regen in. We pakken elkaars handen vast en maken een rondedans voor het huis. De regen stroomt van onze lijven, de druppels maken een hels lawaai, onze liedjes komen nauwelijks boven het geluid uit. We lachen, we lachen, we lachen... we leven. De Barbiepoppen liggen verlaten op hun rug naar boven te staren.
Hij is niet dood. Hij kan niet zomaar weg zijn. Hij heeft me beloofd dat hij een bigi poku, een bigi dansi [groot muziek- en dansfeest] voor me zou organiseren op mijn tiende verjaardag. Zouden ze in Holland ook bigi poku hebben?
Ik zit bij hem op schoot. We luisteren samen naar Wim Sonneveld. Ik lach mee om de grappen die ik niet begrijp. De tranen springen in pappies ogen van