Tiini Amoida
Totomboti/De specht
Ja, God maakte de rivier. En de rots... zoals de rivier hier nu loopt, zo zag de rots er vroeger uit. Je kon het water horen daar onder de rots. Niemand kon van het water drinken. Iedereen probeerde de rots te splijten om bij het water te kunnen komen. Alle mensen en dieren probeerden het, tot er niemand meer over was. Alle verschillende vogels werden bij elkaar geroepen. Zij probeerden het allemaal. Tot iedereen een beurt gehad had: de woko-vogels, de valken en de haviken; niemand werd overgeslagen, zelfs de tinde-vogels niet. Alleen de specht was nog over.
Toen zei de specht dat hij het ook wilde proberen.
‘Granman, ik ga het proberen!’ De anderen zeiden: ‘Met welke snavel ga je het doen, jij met je lelijke voorgevel? Hoe zou jij de rots kunnen splijten? We hebben het allemaal al geprobeerd... moet je zien hoe groot ik, Woko, ben.’ De havik zei: ‘En kijk eens naar mij, hoe groot ik ben. Welke specht haalt het nu in zijn hoofd om dit te proberen?’
Toen liep de specht naar de rots. Hij ratelde met zijn snavel op de steen: ret-tet-tet-tet-tet. Daarna liep hij naar een andere plaats en deed hetzelfde. Hij tikte:
Hij brak er een stuk vanaf. Het spatte weg. Zie je wel!
Zo pikt hij door. Een ander stuk rots zeilt voorbij. Te gek! Zelfs de Granman staarde hem in opperste verbazing aan. De specht ging door met hameren. Hij hipte weer naar een andere plaats. De Granman zei dat hij nu even moest uitrusten. Dat deed hij. De andere vogels zeiden: ‘Kind, dat is geweldig!’
Toen verscheen de Anansi-spin op het toneel. Hij zei: ‘Kom, ik ga het ook proberen.’ Zij zeiden: ‘Ach, laat ons niet lachen, we hebben het allemaal al geprobeerd. Alleen de specht is overgebleven. Laat hem doorgaan tot hij klaar is.’