Sirito. 50 Surinaamse vertellingen
(1993)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Inleiding
| |
[pagina 10]
| |
momenten, en vooral ook: de menselijke emotie. Zonder dit zelf te beseffen, heeft Tëmeta Wetaru met zijn woorden ook een samenvatting gegeven van de themata die in de verschillende verhalen van dit boek aan de orde worden gesteld. Zij houden zich evengoed bezig met de schrammen die het verleden in de zielen van de Surinamers heeft gekerfd, als met het niet minder diep snijdende kartelmes van het heden. De alledaagse realiteit inspireert schrijvers tot vlijmscherpe observaties, datgene wat zich nog achter de horizon verbergt geeft hun werk perspectief en voedt de levenskracht ervan. Uit een ongepubliceerde familiegeschiedenis die de befaamde historicus, dichter en prozaist wijlen Rudolf van Lier schreef over zijn eigen bloedverwanten, is een passage gekozen die aan de verhalen voorafgaat en die het historisch kader schetst waartegen veel van de verhalen gelezen kunnen worden. Sirito geeft enkele van de beste verhalen uit de verschillende collecties met oraal vertellersmateriaal die de laatste jaren zijn verschenen. Het besef hoeveel er binnen korte tijd dreigde te verdwijnen heeft er vrij recentelijk toe geleid dat er door wetenschappers materiaal is vastgelegd op de band, dat weer is getranscribeerd en inmiddels in een aantal belangwekkende verhaalcollecties is gepubliceerd. Vertellingen van arowakken en trio, van befaamde vertellers als Aleks de Drie en Harry Jong Loy, van saramakaners, hindostanen en javanen zijn op deze manier in boekvorm verschenen. In deze collectie verschijnt ook nieuw, niet eerder gepubliceerd werk uit de traditie van de orale overlevering. Verder bevat dit boek enkele van de beste verhalen uit de verschillende bloemlezingen die ik zelf heb samengesteld, en daarnaast biedt Sirito meer dan twintig nooit eerder verschenen verhalen. Die verhalen zijn natuurlijk even uiteenlopend als de Surinaamse samenleving veelzijdig is; zowat alle Surinaamse groepen zijn erin vertegenwoordigd. De enige zinvolle ordening was het aanbrengen van een duidelijk onderscheid tussen orale vertellingen en geschreven verhalen, omdat ze zo fundamenteel van elkaar verschillen in de manier waarop ze worden voortgebracht en overgebracht op het publiek. Het letterlijke vertellen is bijna een theatergebeurtenis: met inzet van zijn mimiek, gestiek en stembuigingen brengt de verteller gemeenschappelijk met zijn direct reagerende toehoorders een voorstelling. Niet op de planken van een toneel, maar op de Surinaamse bodem. Het schrijven van een verhaal daarentegen gebeurt bijna altijd in de eenzaamheid van de werkkamer, in dat hokje onder de neutenwoning, in dat schuurtje op het erf. En de tekst bereikt het publiek niet via mond en oor, maar uitsluitend via het schrift, het drukwerk en het oog. Een schrijver ontvangt maar heel sporadisch reacties op zijn verhaal. Zelfs bijzonder succesvolle auteurs horen in de regel nog maar weinig op wat zij geschreven hebben. Het literaire werk dat zij voortbrengen heeft zeker iets te maken met sociale interactie, maar het schrijven op zich is een solitaire aangelegenheid en van de bijzondere sfeer van het echte vertellen is er bij de schrijver geen sprake. Ook de lezer neemt het verhaal weer in de eenzaamheid van het lezen tot zich (en dat ook dat een solitaire bezigheid is, blijkt wel het duidelijkst uit de reacties van andere mensen wanneer iemand die een boek leest plotseling in lachen uitbarst). | |
[pagina 11]
| |
De geschreven Surinaamse vertelkunst heeft de afgelopen jaren niet weinig opgeleverd. Als ik alleen al kijk naar de boekuitgaven en specials van literaire tijdschriften waarvan ik de afgelopen vijf jaar de redactie heb gedaan, dan tel ik een totaal van maar liefst 85 auteurs met 146 verschillende verhalen! Van die 85 schrijvers maakten er 37 hun verhaaldebuut. Aardig is ook om vast te stellen dat van dat totaal er 45 in Suriname wonen, 40 schrijvers wonen buiten Suriname (voor het merendeel in Nederland). In die 40 van buiten de Surinaamse landsgrenzen zijn er sinds de verschijning van de verhalencollectie Nieuwe Surinaamse Verhalen uit 1986 en de verschijning van dit boek, 13 bijgekomen, 13 nestvlieders in transito, om met Rudi Kross te spreken. Twee auteurs (Jit Narain en Bea Vianen) vlogen in die tijd in omgekeerde richting, van Nederland naar Suriname. Bijna een derde van alle auteurs, te weten: 26 personen, waren van het vrouwelijk geslacht, 59 mannelijk. Dat ook nu weer het merendeel van de verhalen spiksplinternieuw is (maar liefst 31 van de 50 bijdragen), geeft hoop voor de toekomst van het vertellen door Surinaamse schrijvers. De verhalen zijn natuurlijk even uiteenlopend, als de Surinaamse samenleving veelzijdig is. Wie van elk verhaal even hoge verwachtingen koestert, overschat zijn eigen veelzijdigheid, want het verhaal ontstaat pas tijdens de daad van het lezen en de mate van enthousiasme die het verhaal oproept, hangt altijd ook af van subjectieve factoren.Ga naar voetnoot* Een goed verhaal belicht een facet van de werkelijkheid op zo'n manier dat je als lezer een andere kijk op die werkelijkheid krijgt. Soms heeft de schrijver alleen maar de scherven van de werkelijkheid bij elkaar te harken, om al volstrekt te kunnen overtuigen; soms heeft hij het nodig ons een geconcentreerder beeld van de wereld voor te spiegelen, zelfs een niet bestaande wereld te verzinnen; zoals het wel eens is uitgedrukt: de werkelijkheid te liegen. Maar de belichting is nooit de belichting van een felle koplamp, ze kan nooit eenduidig zijn. Want de lezer heeft altijd zijn eigen inbreng in de interpretatie van het verhaal en in datgene wat hij of zij erin leest over de werkelijkheid. De schrijver kan daarop geen controle uitoefenen: de landbouwer kan wel de hop afleveren aan de poort van de bierbrouwerij, wat het resultaat zal zijn van het gistings- en brouwproces kan hij niet uitmaken. Aan de poort van het brouwhuis van de lezer verandert de literaire hop van eigenaar. Het verhaal wordt eigendom van de lezer, ja, zonder de lezer bestaat het verhaal niet eens. Wie wel eens aandachtig naar een ster gekeken heeft, ziet dat die niet bestaat uit een massa, maar uit een voortdurend bewegende bundeling van lichtstralen, sommige sterk en helder, sommige zwak en minder verreikend. Elk verhaal zendt zijn eigen flonkering uit en de totale verhaalschat vormt zo een ster van krachtige en minder krachtige flonkeringen, altijd in beweging, telkens anders te interpreteren, altijd fascinerend. Als een bundeling van flonkeringen een ‘ster’ | |
[pagina 12]
| |
heet, dan denk ik dat de hier gebundelde vertelschat uit en voor Suriname met recht het Karaïbse woord voor ‘ster’ mag dragen: Sirito.
Michiel van Kempen voorjaar 1993 |
|