Kijk vreesloos in de spiegel. Albert Helman 1903-1996
(1998)–Michiel van Kempen– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
III
| |
[pagina 42]
| |
Het kan echter niet anders dan dat een aantal exemplaren van de Max Havelaar aan het begin van deze eeuw in Suriname was beland. Alleen al de totale oplage van de goedkope Wereldbibliotheek-uitgave bedroeg in de jaren tussen Helmans geboorte en zijn vertrek uit Suriname (1921) zestigduizendGa naar eind27. - ik kom hier nog op terug. Aardig in dit verband is wat oud-diplomaat Mr. John Leefmans me vertelde. Zijn grootmoeder, afkomstig uit het rijstdistrict Nickerie - toch ook niet het centrum van de geletterde wereld - zong een anti-Hollands liedje, zonder enig benul te hebben van waar het vandaan kwam. Het bleek te gaan om het versje dat Multatuli in zijn annotaties bij de Havelaar heeft opgenomen en dat in de Wereldbibliotheek-uitgaven mee werd afgedrukt.Ga naar eind28. Waarschijnlijk vormen de laatste bladzijden van de Max Havelaar de beroemdste epiloog van de Nederlandse romankunde. In scherpte doet Helmans toespraak tot de Hollanders zeker niet onder voor die van Multatuli tot Willem iii: Inderdaad, gij zijt een achtenswaardig volk, met vele schoone leuzen. En de werkelijkheid? Een ver land dat ik verschrompelen zie tot een dorre woestijn. En ik durf het u zeggen, zondagsbrave kooplieden: dit is uw schuld. Want naamt ge bezit van dit land - ik wil niet spreken over recht of onrecht, God weet dit alleen - waarom heeft het uw liefde niet meer, nu gij niet langer spreken kunt over het Dividend? Het is moeilijk deze regels te lezen, zonder aan de slotzin van de Havelaar herinnerd te worden: ‘En dat daarginds Uw meer dan dertig millioenen onderdanen worden mishandeld en uitgezogen in uwen naam?’ Als geheel haalt de romantisch-melancholische vertelling Zuid-Zuid-West, hoe verdienstelijk | |
[pagina 43]
| |
ook als boek van een drieëntwintigjarige, het in de verste verte niet bij de Max Havelaar, maar het proza van de epiloog is niet minder krachtig dan dat van Multatuli. Met zijn beruchte epiloog uit Zuid-Zuid-West was Helman overigens bepaald niet de eerste in Suriname die zich beklaagde over de mentaliteit van de Nederlandse kolonisten. In de roman Jetta (1869) schrijft Kwamina, de Surinamer A. Lionarons: ‘In één woord, merkte men niet weder in de immigratiekwestie dat gemis aan Esprit de corps, dat altijd te Suriname heeft ontbroken?’Ga naar eind29. Kwamina richtte zich tot het publiek in Nederland, dominee Kals had dat al een eeuw eerder gedaan, Kwamina's tijdgenoot Van Schaïck deed het opnieuw en in 1926 is er weer een schrijver die zich rechtstreeks tot het Nederlandse volk richt. In hun aanklacht staan deze auteurs in één rechte lijn die eeuwen overspant. De epiloog uit Zuid-Zuid-West zou Helman door de autoriteiten niet in dank worden afgenomen. Het boek bezorgde hem de naam anti-Nederlands en anti-Oranje te zijn. Een Leidse leerstoel in de Creoolse talen, gefinancierd door het ministerie van Koloniën, werd hem door de neus geboord, omdat het ministerie niet iemand zag zitten die zulke scherpe dingen had geschreven.Ga naar eind30. Een lezing in het militaire kamp te Gilze-Rijen werd van hogerhand verboden, zoals Helman vertelde tegen Hans Ramsoedh. Deze heeft in Oso een heldere uiteenzetting gegeven over Helmans politieke carrière die tumultueus eindigde met de legering in Paramaribo van een tankafdeling van de Nederlandse troepenmacht, politie die oefende met traangasbommen, en met een Mauser die Lichtveld onder het hoofdkussen van zijn vrouw stopte. We moeten niet vergeten, dat in het naschrift bij Zuid-Zuid-West behalve zijn antikoloniale gezindheid nog twee factoren | |
[pagina 44]
| |
meespelen. Op de eerste plaats is het een schop tegen het land dat hij zijns ondanks voor de tweede keer in zijn jeugd aandoet, en dat hem zo de illusie ontnam van een idyllisch vaderland. Hij was teruggekeerd in Suriname in 1917 na een korte periode op het klein seminarie te Roermond. Vol wrok verliet hij het land weer in 1921, om het merkwaardig genoeg kort daarna met zoveel melancholie in Zuid-Zuid-West te beschrijven. Het naschrift is dus ook een zelfbepaling ten opzichte van een land dat hem steeds meer was gaan tegenstaan. Op de tweede plaats zie ik zijn schoppen tegen het zere been van de Hollandse rekenmeesters ook als een zich afzetten tegen het heiligste dat zijn vader, Koloniaal Ontvanger en Betaalmeester, hem altijd voorhield: ‘de onvoorstelbare Rekenkamer in Croesusland.’ De koloniale zaak heeft Helman wel een hele tijd beziggehouden, maar - anders dan Multatuli met zijn kwestie-Lebak - niet zijn leven lang getroubleerd. Zijn woede over de koloniale situatie waarvoor de Nederlanders verantwoordelijk waren, was hij op latere leeftijd kwijt. Anno 1995: ‘Het zijn ook maar stommelingen geweest, ze wisten niet beter. Ik denk dat ik de woede van me heb afgeschreven in Zuid-Zuid-West.’ Helman zal wel een zwerver worden, maar niet om persoonlijke genoegdoening te vinden. Zijn ‘politieke ontmaagding’ zou pas met de Spaanse burgeroorlog komen.Ga naar eind31. En pas na de Tweede Wereldoorlog zou hij scherper zicht krijgen op de anti-koloniale gevoelens in Indonesië, zoals blijkt uit zijn essay Suriname aan de tweesprong (1945). Nog niet alles is gezegd over de epiloog van Zuid-Zuid-West. Het enige mij bekende citaat in de Surinaamse letteren over Multatuli, brengt de man van Lebak en de man van Paramaribo bijeen. Het stond in het derde nummer van de eerste jaargang van het in Leiden verschijnende tijdschrift Mamjo, | |
[pagina 45]
| |
januari 1962. Het colofon van dit nummer vermeldt: hoofdredacteur Mr. J. Leefmans, reizend redacteur W.L. Man A Hing en aftredend redacteur: R.R. Venetiaan (de laatste zoals u weet, de afgetreden redacteur van de Republiek Suriname). Mamjo is met zijn acht nummers een van de schaarse Surinaamse tijdschriften geweest die het venster op de wereld opengooiden. De hoofdredacteur, John Leefmans, is naar mijn idee, een van de betere dichters die Suriname heeft voortgebracht en van dezen dan ongetwijfeld de minst bekende. Hij publiceerde onder de toch weinig Caraïbisch klinkende naam Jo Löffel twee dichtbundeltjes die buiten een kring van intimi amper verspreiding vonden. Van zijn hand is het stukje in Mamjo van 1962, waarin hij betoogt dat het Surinaamse culturele aanbod zo weinig continuïteit heeft gekend. Het tijdschrift is moeilijk te vinden, dus ik citeer het tekstje hier: Mijn vader was (nu ongeveer 15 jaren geleden) nogal weg van Multatuli. Laten wij aannemen dat dit een normale lag was. Helmans Zuid-Zuid-West bracht mij in vervoering. (Op school werden noch Multatuli noch Helman erg gewaardeerd: Multatuli stond waarschijnlijk op de index en Helman zou ooit geschreven hebben: ‘U God wil ik vernietigen!’Ga naar eind32., en het verschil tussen dichterlijke werkelijkheid en de ontologische was blijkbaar nog niet tot onze leermeesters doorgedrongen. In een ongetwijfeld onbewaakt ogenblik liet een frater zich zelfs ontvallen dat hij meer voor Suriname had gedaan dan Helman. Ik hoop dat hij dit gebiecht heeft, of beter nog: zijn mening heeft herzien.) | |
[pagina 46]
| |
Om commentaar gevraagd schrijft Leefmans in een brief, dd. 4 januari 1995: Ik heb als jongen in Suriname behalve mijn vader niemand ontmoet die zich interesseerde voor Multatuli. Mijn vader was [...] een groot bewonderaar, niet alleen van de Max Havelaar, maar ook van Vorstenschool en van Ideeën. (Woutertje Pieterse had hij niet, en daarom heb ik daar pas op de middelbare school van gehoord.) Bij ons aan tafel werd gewoonlijk niet gebeden, (maar als frater of pater of dominee aanzat, mocht die voorgaan), - wel las of droeg mijn vader een enkele keer eens een kort stukje of gedicht voor, waardoor ik indertijd stukken Max Havelaar en Vorstenschool en ook Pol de Mont (De kurassiers van Canrobert) uit het hoofd kende. Zélf mocht ik in het Nederlands alleen tamelijk lullige versjes leren zoals van Clinge Doorenbos, Guido Gezelle en De Genestet. (Voor Engels leerden wij tenminste Shakespeare en voor Duits Goethe, Schiller, Rilke.) | |
[pagina 47]
| |
op muziekles geweest, samen in het orkest van Carel Bonte gezeten, kon stukken uit Zuid-Zuid-West citeren, maar scheen het allemaal een beetje overdreven te vinden, meer dichterschap dan gerelateerd aan de werkelijkheid. Hij geloofde ook niet zo erg in de Indiaanse roots van Lichtveld en leek zich voor de mystificaties die zijn vriend creëerde te schamen [overigens ten onrechte: Lichtvelds grootmoeder van vaderszijde was half-Indiaanse, die van moederszijde vermoedelijk volbloed - MvK]. Hij ging dan ook niet in op mijn parallel, zei er alleen van dat Lou natuurlijk Multatuli had nagedaan. Heeft Helman het boek van Multatuli gekend? Zijn herinneringen aan zijn vroegste lectuur heeft Helman op verschillende plaatsen vastgelegd. Van Harry van Ommeren, redacteur-eigenaar van de krant Suriname, en van onderwijzer Getrouw leende Helman boeken. Gevraagd naar Multatuli op 24 april 1995, antwoordde Helman: Wat ik te lezen kreeg, daar was Multatuli niet bij. In het katholieke milieu waaruit ik kom, was Multatuli taboe. Minnebrieven: alleen die titel maakte al duidelijk dat het om pornografie moest gaan. En dan de Ideeën waarin hij schreef: Mijn God, er is geen God. Mijn vader was wat dit betreft een nogal bigotte man en zou dat soort lectuur nooit in huis hebben toegelaten. Mogelijk is wel dat ik in een bloemlezing een fragment van Multatuli heb gelezen, dat moet dan Saïdjah en Adinda geweest zijn. Buiten beschouwing blijft dan natuurlijk nog de kwestie of | |
[pagina 48]
| |
Helmans vader, zélf behorend tot de lichtgekleurde creoolse elite, wel zo blij was met de emanciperende ideeën zoals Multatuli die uitdroeg met betrekking tot de Javanen: in 1913/14 maakten de Javanen en Hindostanen al meer dan de helft van de bevolking uit.Ga naar eind34. Zeer waarschijnlijk zag de vader van Leefmans, tot diezelfde elite behorend, om diezelfde reden ook scherper de verschillen dan de overeenkomsten met Oost-Indië. Volgens Helman dankt de epiloog van Zuid-Zuid-West niets aan Multatuli: ‘Ik heb pas jaren later de Max Havelaar gelezen in een Wereldbibliotheek-uitgave, en Woutertje Pieterse eerst na de Tweede Wereldoorlog. Mijn aanraking met Multatuli kwam dus laat, en gebeurde nogal verspreid.’ Dit is een op zijn zachtst gezegd merkwaardige uitspraak. Suriname mag dan een geïsoleerde vlek op de wereldkaart zijn geweest aan het begin van de twintigste eeuw, Multatuli was er geen onbekende. Want zie maar: vanaf 23 mei 1916 adverteert het Paramaribose handelshuis C. Kersten & Co in het dagblad De West met regelmaat met Multatuli's Max Havelaar en Vorstenschool. Niet lang daarna zou de jonge Lichtveld na een eerste, kort verblijf in Nederland terugkeren naar zijn geboortestad; hij werd vaste klant bij de boekhandel van Kersten.Ga naar eind35. Toen hij in 1921 als achttienjarige opnieuw naar Nederland verhuisde, begon hij Nederlandse taal- en letterkunde te studeren. Hij zakte voor zijn examen letterkunde, maakte ruzie met zijn hoogleraar en riep dat de Nederlandse letterkunde niets voorstelde vergeleken bij wat er in de Europese buurlanden gebeurde. Hoe kon hij zo pertinent zijn over de Nederlandse letterkunde en dan - nota bene als jongen uit een Nederlandse kolonie - de veel geadverteerde Max Havelaar niet gelezen hebben? Sterker nog: wie heeft er ooit gehoord van een student-Nederlands die het beroemdste boek uit de | |
[pagina 49]
| |
19de eeuw niet las (althans vóór de sosjologen in de jaren '70 begonnen te vinden dat je alleen maar het taalgebruik van Osse koeienslachters mocht bestuderen om hen in de marxistische vaart der volkeren op te heffen). En er is nog een gegeven dat merkwaardig blijft. John Leefmans spreekt over de discussies die hij met zijn vader en ‘de oude heer C.F. Getrouw’ voerde. Het gaat hier om Constantijn Frederik George Getrouw, onderwijzer, samen met W. van Dijk auteur van een aantal leerboeken op het gebied van de geschiedenis en staatsinrichting van Suriname, lid van de Surinaamse Raad van Advies en vader van de kunstenaar Rudi Getrouw. Deze erudiete, belezen Constant Getrouw was de man die de jonge Lou Lichtveld opleidde voor de derderangs onderwijzersakte (er was in die tijd nog geen Kweekschool in Suriname). Bij een eerste schets die ik van Helmans jeugdjaren maakte voor Mutyama, heeft Helman zélf aangetekend: ‘In een leestrommel door Getrouw beheerd, o.a. Nieuwe Gids, boeken van de Wereldbibliotheek e.a. Hielp zo de smaak bepalen.’ De oude heer Getrouw had dus in huis het tijdschrift van de Nieuwe Gids-ers, de beweging die zonder Multatuli's voorbeeld niet denkbaar was. Hij bezat bovendien boeken van de Wereldbibliotheek, de reeks waardoor, zoals eerder gestipuleerd, de Max Havelaar massaal verspreiding vond. Getrouw kende de roman van Multatuli en hij merkt in huize Leefmans op dat Helman waarschijnlijk door de Max Havelaar is geïnspireerd. Hoe kon Getrouw dat beweren? Er bestaat uiteraard de mogelijkheid dat hij het boek vanwege de Godvrezende vader Lichtveld niet aan diens vroegrijpe zoon heeft uitgeleend (die overigens wel de ‘gevaarlijke’ Zola en Voltaire stiekem las!). En zelfs zou het kunnen dat Getrouw Multatuli's boek zélf eerst later heeft gelezen. En er is nog een derde | |
[pagina 50]
| |
mogelijkheid: in het altijd konkelende Suriname moest de krab Helman die over de rand van de ton dreigde te ontsnappen worden omlaaggetrokken - een mogelijkheid die ik maar meteen verwerp om de naam van Helmans oude leermeester niet te bezoedelen. Zou de beantwoording van de vraag of Helman de Max Havelaar wel of niet gelezen had, iets uitmaken voor de waardering van de lezer: Van Hoëvell heeft met zijn ‘Japanse steenhouwer’ toch ook de literatuurgeschiedenissen niet gehaald? Nu kan ik niet zeggen dat Helman het type is dat men kan betrappen op het rondstrooien van verzinsels en leugens. Zeker niet. Maar er is één argument dat er sterk tegen pleit dat Helman de Havelaar niet gekend zou hebben: Helmans eigen geaardheid. Is het denkbaar dat iemand met de onstilbare nieuwsgierigheid en leeshonger zoals Helman die had, iemand die naar Nederland ging om de literatuur van dat land te leren kennen en dan nota bene zijn land verliet uit wrok tegen de verfoeide kolonialistische geest, het grootste en beroemdste antikolonialistische boek uit de Nederlandse bellettrie ongelezen laat? Natuurlijk, denkbaar is het. Het is evengoed denkbaar als een Albert Helman die drie ‘stomkoppen’ in een treincoupé over Suriname hoort zitten praten en die niet éénmaal tegenspreekt. |
|